EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0565

Besluit 2010/565/GBVB van de Raad van 21 september 2010 betreffende de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (EUSEC RD Congo)

PB L 248 van 22.9.2010, p. 59–63 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2016: This act has been changed. Current consolidated version: 01/07/2015

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/565/oj

22.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/59


BESLUIT 2010/565/GBVB VAN DE RAAD

van 21 september 2010

betreffende de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (EUSEC RD Congo)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28 en artikel 43,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op basis van Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB (1) voert de Europese Unie (EU) sedert 2 mei 2005 een adviserende en bijstandverlenende missie uit op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC) (EUSEC RD Congo). De huidige opdracht van deze missie is vastgelegd in Gemeenschappelijk Optreden 2009/709/GBVB (2) en loopt af op 30 september 2010.

(2)

De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft de president van de DRC op 27 juli 2009 een brief gezonden waarin hij melding maakt van het hernieuwde engagement van de Europese Unie. Naar aanleiding van die brief is het mandaat van de missie per 1 oktober 2009 aangepast. De brief was voor de Congolese autoriteiten aanleiding tot het opzetten van een actieprogramma en is op 21 januari 2010 ondertekend door de minister van Defensie en Oud-strijders en het missiehoofd van EUSEC RD Congo.

(3)

Nadat in 2005 de grondwet van de Derde Congolese Republiek was bekrachtigd, zijn er in 2006 in de DRC verkiezingen gehouden die het einde van het overgangsproces markeerden en die het mogelijk hebben gemaakt in 2007 een regering te vormen welke een programma heeft aangenomen dat met name voorziet in een algemene hervorming van de veiligheidssector, in de uitwerking van een nationaal concept, alsmede in prioritaire hervormingsmaatregelen voor de politie, de strijdkrachten en justitie. Door een plan uit te werken voor de hervorming van de strijdkrachten van de Democratische Republiek Congo (FARDC) in drie fasen gedurende de periode 2009-2025, dat eind mei 2009 door de president van de Republiek is goedgekeurd en op 26 januari 2010 aan de vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap is voorgelegd, alsook door zich op te werpen tot coördinator van de acties van de verschillende actoren ter ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector (SSR), geven de Congolese autoriteiten te kennen dat zij op operationeel niveau uitvoering willen geven aan het SSR-proces in de DRC.

(4)

De Verenigde Naties hebben in verschillende resoluties van de Veiligheidsraad hun steun voor het overgangsproces en de SSR uitgesproken en voeren in de DRC de missie van de Verenigde Naties voor de stabilisatie van de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) uit, die is toegespitst op het handhaven van de vrede in het oosten van het land en op het consolideren van de vrede in geheel Congo. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 28 mei 2010 Resolutie 1925 (2010) aangenomen waarbij het mandaat van de MONUC tot en met 30 juni 2010 werd verlengd en deze missie vervolgens per 1 juli 2010 werd omgevormd tot de Missie van de Verenigde Naties voor de stabilisatie van de DRC (MONUSCO), ter ondersteuning, in nauwe samenwerking met de andere internationale partners, van het optreden van de Congolese autoriteiten voor de versterking en hervorming van de veiligheidsinstellingen.

(5)

De EU heeft de hervorming van de veiligheidssector in de DRC steeds gesteund, als één van de elementen van een algemenere inzet van de EU, gericht op ondersteuning van de ontwikkeling en de democratie in het gebied van de Grote Afrikaanse Meren, waarbij een beleid moet worden bevorderd dat strookt met de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, de democratische normen en de beginselen van behoorlijk bestuur, transparantie en eerbiediging van de rechtsstaat.

(6)

De Raad heeft op 14 juni 2010 Besluit 2010/329/GBVB vastgesteld tot wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB inzake de politiemissie van de Europese Unie op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector en haar interface met justitie in de Democratische Republiek Congo (EUPOL RD Congo) (3) met nog eens drie maanden.

(7)

Om de coördinatie, samenhang en complementariteit van de activiteiten van de EU in de DRC te versterken en daarbij optimaal profijt te trekken van de nieuwe Europese institutionele architectuur, moet de betrokkenheid van de EU beter worden gecoördineerd tussen beide missies, tussen de Europese actoren in de DRC alsook tussen Brussel en Kinshasa.

(8)

De Raad heeft op 11 augustus 2010 Besluit 2010/440/GBVB (4) vastgesteld, waarbij het mandaat van de heer Roeland VAN DE GEER als speciale vertegenwoordiger van de EU (SVEU) voor het gebied van de Grote Meren in Afrika is verlengd.

(9)

De Raad heeft op 29 juli 2010 zijn goedkeuring gehecht aan een crisisbeheersingsconcept wat betreft de betrokkenheid van missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid bij de ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector in de DRC.

(10)

Derde landen dient de mogelijkheid te worden geboden aan het project deel te nemen overeenkomstig de algemene richtsnoeren die de Europese Raad heeft opgesteld.

(11)

De huidige veiligheidssituatie in de DRC kan verslechteren, hetgeen ernstige gevolgen kan hebben voor het proces van versterking van de democratie, de rechtsstaat en de veiligheid op internationaal en regionaal vlak. Een permanente toezegging van politieke steun en middelen van de EU zal ertoe bijdragen de stabiliteit in de regio te versterken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   De Europese Unie (EU) voert een adviserende en bijstandverlenende missie uit op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector (SSR) in de Democratische Republiek Congo (DRC), hierna „EUSEC RD Congo” of „missie” genoemd, met als doel de Congolese autoriteiten bij te staan bij het opzetten van een defensieapparaat dat de veiligheid van de Congolezen kan garanderen met inachtneming van de democratische normen, de mensenrechten en de rechtsstaat, de beginselen van behoorlijk bestuur en van transparantie.

2.   De missie treedt op in overeenstemming met de bepalingen vervat in de taakomschrijving in artikel 2.

Artikel 2

Taakomschrijving

1.   In nauwe samenwerking en coördinatie met de overige actoren van de internationale gemeenschap, met name de Verenigde Naties en de MONUSCO, en ter verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen, streeft de missie ernaar concrete steun te verlenen op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector door de voorwaarden te scheppen voor de uitvoering, op korte en middellange termijn, van activiteiten en projecten op basis van de richtsnoeren die de Congolese autoriteiten hebben vastgesteld in het hervormingsplan voor de FARDC en die zijn overgenomen in het actieprogramma van de missie, met name door:

a)

de steun op strategisch niveau te handhaven,

b)

de consolidatie van het overheidsapparaat en de totstandbrenging van een systeem voor het beheer van personele middelen te ondersteunen op basis van de lopende werkzaamheden,

c)

de modernisering van de logistiek te ondersteunen,

d)

de heractivering van het opleidingssysteem, meer bepaald voor kaderleden, te ondersteunen, met name door te voorzien in steun voor het project inzake een Bestuursschool en een Militaire Academie te Kananga en voor de plannen inzake een School voor Logistiek te Kinshasa,

e)

de activiteiten in verband met de strijd tegen de straffeloosheid in het kader van de eerbiediging van de mensenrechten, ook wat seksueel geweld betreft, naar vermogen voort te zetten.

2.   De missie adviseert de lidstaten en coördineert en bevordert, onder hun verantwoordelijkheid, de uitvoering van hun projecten op de gebieden die voor de missie van belang zijn en haar doelstellingen ondersteunen.

Artikel 3

Structuur van de missie en inzetgebied

1.   De missie beschikt over een hoofdkwartier in Kinshasa, dat bestaat uit:

a)

de leiding van de missie,

b)

een afdeling voor administratieve en logistieke ondersteuning,

c)

een afdeling defensie-deskundigen die de Congolezen moeten helpen en begeleiden bij het boeken van concrete resultaten op het gebied van bestuur, human resources, logistiek en opleiding,

d)

een adviserende en bijstandverlenende afdeling, met inbegrip van de in het oosten van de DRC gestationeerde adviseurs, belast met de ondersteuning van de werkzaamheden die in verband met de hervorming van de veiligheidssector door de Congolese overheid worden uitgevoerd,

e)

een projecteneenheid.

2.   Het belangrijkste inzetgebied is Kinshasa. Er zouden ook adviseurs kunnen worden gestationeerd in de militaire regio’s in het oosten van de DRC. Het kan nodig zijn deskundigen te verplaatsen en tijdelijk aanwezig te laten zijn in de militaire regio’s, een en ander op aanwijzing van het hoofd van de missie.

Artikel 4

Planning

Het hoofd van de missie stelt een uitvoeringsplan van de missie (OPLAN) op en legt dit ter goedkeuring aan de Raad voor. Het wordt hierin bijgestaan door de diensten onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV).

Artikel 5

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie draagt zorg voor het dagelijks beheer van de missie en is verantwoordelijk voor personeels- en tuchtzaken.

2.   Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de zendstaat of de betrokken EU-instelling. De nationale autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over hun personeel over aan het hoofd van de missie.

3.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel wordt het tuchtrecht uitgeoefend door de betrokken nationale autoriteiten of de betrokken EU-instelling.

4.   In het kader van de in artikel 2 genoemde taakomschrijving van de missie, kan het hoofd van de missie een beroep doen op financiële bijdragen van de lidstaten voor de uitvoering van aangewezen projecten die op coherente wijze de overige acties van de missie aanvullen, en wel in twee welomschreven gevallen. Het project staat vermeld in het financieel memorandum van dit besluit, of het wordt er tijdens de duur van het mandaat in opgenomen middels een wijziging van het financieel memorandum, op verzoek van het hoofd van de missie.

Het hoofd van de missie treft een regeling met de betrokken lidstaten. In deze regeling wordt met name vastgelegd op welke wijze wordt gereageerd op elke klacht van een derde betreffende schade die is opgelopen als gevolg van handelingen of nalatigheden van het hoofd van de missie bij de besteding van de middelen die door de bijdragende lidstaten ter beschikking zijn gesteld.

In geen geval kan de EU of de HV door de bijdragende lidstaten aansprakelijk worden gesteld voor handelingen of nalatigheden van het hoofd van de missie in verband met de besteding van de middelen van deze staten.

5.   Het hoofd van de missie sluit een contract af met de Commissie om de begroting van de missie uit te voeren.

6.   Het hoof van de missie werkt op de onder zijn bevoegdheid vallende gebieden nauw samen met het hoofd van de EU-delegatie, de hoofden van de missies van de lidstaten in Kinshasa en de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU).

Artikel 6

Personeel

1.   De deskundigen van de missie worden door de EU-lidstaten en de EU-instellingen gedetacheerd. Elke lidstaat of instelling draagt de kosten in verband met de gedetacheerde deskundigen met uitzondering van het hoofd van de missie met inbegrip van de kosten voor vervoer van en naar de DRC, salarissen, ziektekosten, en de vergoedingen, met uitzondering van de dagvergoedingen.

2.   Internationaal civiel personeel en lokaal personeel worden naar gelang van de behoeften op contractbasis door de missie aangeworven.

3.   De deskundigen van de missie blijven onder het gezag staan van de bevoegde lidstaat of EU-instelling, en vervullen hun taken en handelen in het belang van de missie. Zowel gedurende de missie als na afloop ervan nemen de deskundigen van de missie de grootste discretie in acht wat betreft alle feiten en informatie in verband met de missie.

Artikel 7

Hiërarchie

1.   De missie heeft een eengemaakte hiërarchie.

2.   Het hoofd van de missie leidt de missie en zorgt voor het dagelijkse beheer ervan.

3.   Het hoofd van de missie rapporteert aan de HV.

Artikel 8

Politieke controle en strategische aansturing

1.   Onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) belast met de politieke controle en de strategische aansturing van de missie. De Raad machtigt het PVC hierbij om de passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Deze machtiging omvat de bevoegdheid om het uitvoeringsplan te wijzigen. De machtiging omvat ook de bevoegdheden voor het nemen van de besluiten inzake de benoeming van het hoofd van de missie. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de missie blijven berusten bij de Raad, bijgestaan door de HV.

2.   Het PVC rapporteert op geregelde tijdstippen aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt op geregelde tijdstippen via de HV verslagen van het hoofd van de missie. Het PVC kan het hoofd van de missie in voorkomend geval op zijn vergaderingen uitnodigen.

Artikel 9

Financiële bepalingen

1.   Het referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 moet dekken, bedraagt 12 600 000 euro.

2.   Ten aanzien van de met het in lid 1 bedoelde bedrag gefinancierde uitgaven is het volgende van toepassing:

a)

de uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures van de EU die van toepassing zijn op de begroting. Onderdanen van derde landen mogen inschrijven bij aanbestedingen;

b)

het hoofd van de missie brengt volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat, over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten.

3.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van de missie, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting.

4.   De uitgaven van de missie komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit besluit in werking treedt.

Artikel 10

Deelname van derde landen

1.   Onder volledige eerbiediging van de beslissingsautonomie van de EU en het institutionele kader van de Unie machtigt de Raad het PVC derde landen uit te nodigen om een bijdrage aan de missie voor te stellen, met dien verstande dat deze landen de kosten dragen van het uitzenden van het personeel, met inbegrip van salarissen, verzekering tegen alle risico’s, dagvergoedingen en kosten voor vervoer van en naar de DRC, en dat zij een passende bijdrage aan de werkingskosten van de missie leveren.

2.   De derde landen die aan de missie bijdragen, hebben bij de dagelijkse leiding van de missie dezelfde rechten en plichten als de lidstaten.

3.   De Raad machtigt het PVC om de nodige besluiten te nemen aangaande de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen, alsmede om een comité van contribuanten in te stellen.

4.   De gedetailleerde regelingen betreffende de deelname van derde landen worden vastgelegd in overeenkomsten die overeenkomstig artikel 37 van het VEU en volgens de procedure van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden gesloten, alsook in aanvullende technische regelingen als dat nodig blijkt. Als de EU en een derde land een overeenkomst hebben gesloten voor de deelneming van dit derde land aan EU-crisisbeheersingsoperaties, dan zijn in het kader van de missie de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

Artikel 11

Uitvoering en consistentie van de reactie van de EU

1.   De HV draagt zorg voor de uitvoering van dit besluit en ziet er tevens op toe dat het consistent is met het externe optreden van de EU als geheel, met inbegrip van de ontwikkelingsprogramma's van de EU.

2.   Het hoofd van de missie staat de HV bij in de uitvoering van dit besluit.

Artikel 12

Coördinatie

1.   Zowel te Kinshasa als in Brussel worden mechanismen ingesteld voor de coördinatie van de activiteiten van de EU in de DRC.

2.   Onverminderd de hiërarchie dragen het hoofd van de missie EUSEC RD Congo en het hoofd van de missie EUPOL RD Congo zorg voor een nauwe coördinatie tussen hun optredens en zoeken zij naar synergieën tussen beide missies, met name ten aanzien van de horizontale aspecten van de SSR in de DRC, en in het kader van de onderlinge taakverdeling tussen beide missies, met name wat betreft sectoroverschrijdende activiteiten.

3.   Het hoofd van de missie waarborgt dat EUSEC RD Congo haar optreden ter ondersteuning van de hervorming van de FARDC nauw coördineert met de regering van de DRC, de Verenigde Naties via de missie MONUSCO en de derde staten die bij de hervorming van het defensiegedeelte van de veiligheidssector in de DRC betrokken zijn.

4.   Onverminderd het mandaat van de SVEU verstrekt het hoofd van de EU-delegatie te Kinshasa, in het algemene kader waarin de planningsdocumenten voorzien, lokale politieke richtsnoeren aan de missie EUSEC RD Congo.

5.   Het hoofd van de EU-delegatie en het hoofd van de missie EUSEC RD Congo stellen passende informatie- of overlegmechanismen in, met name voor de politieke aspecten die gevolgen kunnen hebben voor de werking van de missie. Evenzo stelt het hoofd van de missie EUSEC RD Congo het hoofd van de EU-delegatie in kennis van elk contact op zijn niveau dat politieke gevolgen kan hebben.

6.   Het hoofd van de missie EUSEC RD Congo (of zijn vertegenwoordiger) treedt tevens op als defensie-adviseur van het hoofd van de delegatie, zonder afbreuk te doen aan de bestaande commandostructuren van alle betrokkenen. In dat verband wordt er gezorgd voor een permanente verbinding tussen de missie en de EU-delegatie.

7.   In het kader van zijn mandaat verstrekt de SVEU zo nodig politiek advies aan de missie EUSEC RD Congo over de regionale dimensie, met name wat betreft de processen van Nairobi, Goma en Juba.

Artikel 13

Vrijgave van gerubriceerde gegevens

1.   De HV is gemachtigd gerubriceerde gegevens en documenten van de EU die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld, tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE” overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad, vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde landen (5).

2.   Voorts is de HV gemachtigd, naar gelang van de operationele behoeften van de missie, gerubriceerde gegevens en documenten van de EU die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld, tot op het niveau „RESTREINT UE” overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de Verenigde Naties. Te dien einde zullen plaatselijke regelingen worden vastgesteld.

3.   Indien er sprake is van een concrete en onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd gerubriceerde gegevens en documenten van de EU die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld, tot op het niveau „RESTREINT UE” overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan het gastland. In alle andere gevallen worden deze gegevens en documenten vrijgegeven aan het gastland volgens de daartoe bestemde procedures op het niveau van samenwerking tussen het gastland en de EU.

4.   De HV is gemachtigd door de EU niet-gerubriceerde documenten betreffende de beraadslagingen van de Raad over de operatie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (6) vallen, vrij te geven aan derde landen die bij dit besluit zijn betrokken.

Artikel 14

Status van de missie en het personeel ervan

1.   De status van het personeel van de missie, in voorkomend geval inclusief de voorrechten, immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van de missie, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 37 VEU en volgens de procedure van artikel 218, lid 3, VWEU.

2.   De staat of EU-instelling die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schade-eisen van of betreffende dat personeelslid. De betrokken staat of EU-instelling stelt in voorkomend geval vorderingen tegen het gedetacheerd personeelslid in.

3.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het plaatselijke civiele personeel zijn vastgesteld in het contract tussen het hoofd van de missie en het betrokken personeelslid.

Artikel 15

Veiligheid

1.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van de missie EUSEC RD Congo.

2.   Het hoofd van de missie kwijt zich van deze taak overeenkomstig het beleid van de EU inzake de veiligheid van EU-personeel dat buiten de EU wordt ingezet in het kader van een operatie waartoe op grond van titel V, hoofdstuk 2, van het VEU en de desbetreffende documenten is besloten.

3.   Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een functionaris die verantwoordelijk is voor de veiligheid van de missie (MSO), die hem verslag uitbrengt en tevens functionele betrekkingen onderhoudt met de Dienst beveiliging van de Raad (CSO).

4.   Alle personeelsleden krijgen een passende opleiding op het gebied van veiligheid conform het OPLAN. De MSO zal zorgen voor een regelmatige herhaling van de veiligheidsinstructies.

Artikel 16

Herziening van de missie

Op basis van een evaluatieverslag dat halverwege het mandaat door de diensten onder het gezag van de HV wordt opgesteld en uiterlijk in juni 2011 wordt ingediend, stelt het PVC aanbevelingen aan de Raad op, bedoeld om de balans op te maken van de hervorming van de FARDC en een evaluatie te maken van de effecten van de missie op de uitvoering van concrete maatregelen ter ondersteuning van het plan voor de hervorming van de FARDC. Bij deze evaluatie wordt onder meer gebruik gemaakt van vooruitgangsindicatoren en specifieke operationele indicatoren die in het OPLAN zijn uitgewerkt.

Artikel 17

Inwerkingtreding en duur

Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2010.

Het is van toepassing tot en met 30 september 2012.

Gedaan te Brussel, 21 september 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

S. VANACKERE


(1)  Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB van de Raad van 2 mei 2005 betreffende de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (EUSEC RD Congo) (PB L 112 van 3.5.2005, blz. 20).

(2)  PB L 246 van 18.9.2009, blz. 33.

(3)  PB L 149 van 15.6.2010, blz. 11.

(4)  PB L 211 van 12.8.2010, blz. 20.

(5)  Besluit 2001/264/EG (PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1).

(6)  Besluit 2009/937/EU van de Raad (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


Top