EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0803

Verordening (EG) nr. 803/2009 van de Raad van 27 augustus 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand, of verzonden vanuit Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan, en tot intrekking van de aan Chup Hsin Enterprise Co. Ltd en Nian Hong Pipe Fittings Co. Ltd verleende vrijstelling

PB L 233 van 4.9.2009, p. 1–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/803/oj

4.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/1


VERORDENING (EG) Nr. 803/2009 VAN DE RAAD

van 27 augustus 2009

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand, of verzonden vanuit Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan, en tot intrekking van de aan Chup Hsin Enterprise Co. Ltd en Nian Hong Pipe Fittings Co. Ltd verleende vrijstelling

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, leden 2 en 3, en artikel 13, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen en voorafgaand onderzoek

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 584/96 van de Raad (2) werd een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal („het betrokken product”), van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China („VRC”) en Thailand („het oorspronkelijke onderzoek”). Ingevolge artikel 13, lid 3, van de basisverordening zijn deze maatregelen bij Verordening (EG) nr. 763/2000 van de Raad (3) op grond van de bevindingen van het ontwijkingsonderzoek uitgebreid tot de invoer van het betrokken product via Taiwan.

(2)

De huidige maatregelen werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 964/2003 van de Raad (4) tot instelling van definitieve antidumpingrechten op hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en uit Thailand (de „betrokken landen”), of verzonden vanuit Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan; de uitbreiding tot vanuit Taiwan verzonden hulpstukken was het resultaat van een onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening („het eerste onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”). Het antidumpingrecht bedraagt momenteel 58,6 % voor de VRC en 58,9 % voor Thailand, behalve voor Thai Benkan Co. Ltd (0 %) en Awaji Materia Co. Ltd (5) (7,4 %). Aan drie Taiwanese ondernemingen, Chup Hsin Enterprise Co. Ltd, Rigid Industries Co. Ltd en Nian Hong Pipe Fittings Co. Ltd, werd bij de uitbreiding van de maatregelen tot Taiwan een vrijstelling verleend.

(3)

Bij Besluit 96/252/EG van de Commissie (6) werd van een aantal Thaise producenten een prijsverbintenis aanvaard. Deze verbintenissen werden in 2004 ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1496/2004 van de Raad (7) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 964/2003.

(4)

Op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening werden de maatregelen voor het betrokken product van oorsprong uit de VRC bij Verordening (EG) nr. 2052/2004 van de Raad (8), Verordening (EG) nr. 2053/2004 van de Raad (9) en Verordening (EG) nr. 655/2006 van de Raad (10) uitgebreid tot de invoer van hetzelfde product verzonden vanuit respectievelijk Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit respectievelijk Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen.

(5)

Momenteel zijn ook op de invoer van het betrokken product uit de Republiek Korea en Maleisië antidumpingmaatregelen van toepassing, die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad (11).

2.   Verzoek om nieuwe onderzoeken

(6)

Na de publicatie van een bericht dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de betrokken hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC en Thailand op korte termijn zouden vervallen (12), heeft de Commissie een verzoek om nieuwe onderzoeken op grond van artikel 11, leden 2 en 3, van de basisverordening ontvangen.

(7)

Het verzoek werd op 5 maart 2008 ingediend door het Defence Committee of the Steel Butt-Welding Fittings Industry van de Europese Unie („de indiener van het verzoek”) namens producenten die samen een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale productie van de betrokken hulpstukken voor buisleidingen in de Gemeenschap voor hun rekening nemen.

(8)

Het verzoek op grond van artikel 11, lid 2, werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zal leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(9)

Het verzoek op grond van artikel 11, lid 3, was gebaseerd op door de indiener van het verzoek verstrekte informatie waaruit blijkt dat de maatregel met betrekking tot de invoer van het betrokken product uit de VRC niet meer toereikend is om de schade veroorzakende dumping te neutraliseren, met name wat de uitbreiding van de maatregel tot vanuit Taiwan verzonden producten betreft. De indiener van het verzoek verstrekte voorlopig bewijsmateriaal om aan te tonen dat de vrijstelling voor door Chup Hsin Enterprise Co. Ltd en Niang Hong Pipe Fittings Co. Ltd vervaardigde producten niet meer gerechtvaardigd is, aangezien deze ondernemingen klaarblijkelijk betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken zoals de overlading van de betrokken hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de Volksrepubliek China in Taiwan.

(10)

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is voor de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek met betrekking tot de vrijstelling die bij de uitbreiding van de antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van oorsprong uit de VRC tot vanuit Taiwan verzonden producten is verleend voor door Chup Hsin Enterprise Co. Ltd, Kaohsiung (Taiwan), en Niang Hong Pipe Fittings Co. Ltd, Kaohsiung (Taiwan), vervaardigde hulpstukken voor buisleidingen, heeft de Commissie nieuwe procedures (13) op grond van artikel 11, leden 2 en 3, van de basisverordening ingeleid („de onderhavige onderzoeken”).

3.   Onderzoek

3.1.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(11)

De Commissie heeft de communautaire producenten die het verzoek hebben ingediend, de overige betrokken communautaire producenten, de producenten-exporteurs in de betrokken landen met inbegrip van Taiwan, de importeurs/handelaren, de gebruikers en hun verenigingen, voor zover deze haar bekend waren, alsmede de vertegenwoordigers van de regeringen van de landen van uitvoer officieel in kennis gesteld van de opening van de nieuwe onderzoeken.

(12)

De Commissie heeft al deze partijen alsmede de partijen die binnen de in het bericht van opening vermelde termijn contact met haar hadden opgenomen een vragenlijst toegezonden. Zij heeft de belanghebbenden ook in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en binnen de in het bericht van opening vermelde termijn een verzoek in te dienen om te worden gehoord.

(13)

Er werd een beantwoorde vragenlijst ontvangen van beide producenten-exporteurs in Taiwan, van de drie in de steekproef opgenomen communautaire producenten en van de drie in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs in de Gemeenschap (zie de overwegingen 14 tot en met 17).

3.2.   Steekproeven

(14)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC, niet-verbonden importeurs van het betrokken product in de Gemeenschap en communautaire producenten die het verzoek steunden, werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven. Om te kunnen besluiten of steekproeven nodig waren en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie de partijen verzocht de in punt 5.1, onder a) i) tot en met iii), van het bericht van opening genoemde gegevens te verstrekken en heeft zij alle betrokken communautaire producenten, producenten-exporteurs en importeurs een steekproefformulier toegezonden waarin zij hun om specifieke gegevens over de omvang van hun verkoop en prijzen verzocht.

(15)

Er werd geen antwoord ontvangen van Chinese of Thaise producenten-exporteurs, zodat geen steekproef werd samengesteld.

(16)

Negen communautaire producenten hebben het steekproefformulier ingevuld en teruggestuurd. Er werd een steekproef van vier communautaire producenten geselecteerd op basis van de omvang van hun verkoop op de communautaire markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Deze producenten werd gevraagd de volledige vragenlijst in te vullen. Een van de geselecteerde ondernemingen heeft dat niet gedaan en werd daarom van de steekproef uitgesloten. De uiteindelijke steekproef van drie ondernemingen vertegenwoordigde meer dan 59 % van de totale productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en 62 % van zijn verkoopvolume op de communautaire markt.

(17)

Negen importeurs van het betrokken product hebben het steekproefformulier ingevuld teruggestuurd. Vier importeurs werden voor de steekproef geselecteerd op basis van de hoeveelheden van het betrokken product die zij gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek uit de betrokken landen in de Gemeenschap invoerden. Een van de ondernemingen heeft echter de volledige vragenlijst vervolgens niet ingevuld en werd daarom van de steekproef uitgesloten.

3.3.   Onderzoek en controles ter plaatse

(18)

De Commissie heeft alle gegevens verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte om de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade en het belang van de Gemeenschap vast te stellen en om na te gaan of de vrijstelling die bij de uitbreiding van de antidumpingmaatregelen tegen de VRC is verleend voor de door de in overweging 9 genoemde ondernemingen vervaardigde betrokken hulpstukken voor buisleidingen nog steeds gerechtvaardigd is in verband met het neutraliseren van de schade veroorzakende dumping. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd.

a)

In de steekproef opgenomen communautaire producenten

Erne Fittings GmbH, Schlins, Oostenrijk, met inbegrip van de met haar verbonden onderneming Siekmann Fittings, GmbH, Lohne, Duitsland;

Interfit SA, Maubeuge, Frankrijk;

Virgilio Cena & Figli S.p.A., Brescia, Italië.

b)

In de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs:

BSS Group plc, Leicester, Verenigd Koninkrijk;

Eurobridas Fittings SA, Zaragoza, Spanje;

Manfred Geldbach GmbH & Co., Gelsenkirchen, Duitsland.

c)

Producenten-exporteurs in Taiwan:

Chup Hsin Enterprise Co. Ltd, Kaohsiung;

Nian Hong Pipe Fittings Co. Ltd, Kaohsiung.

d)

Producent in de Verenigde Staten, het referentieland:

Weldbend Corporation, Argo, Illinois, Verenigde Staten.

3.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(19)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade, had betrekking op de periode van 1 januari 2004 tot het einde van het TNO („de beoordelingsperiode”).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(20)

Het betrokken product is hetzelfde als dat bij het oorspronkelijke onderzoek en bij het eerste onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen: bepaalde hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen en voor andere doeleinden, van oorsprong uit de VRC en Thailand.

(21)

De betrokken hulpstukken voor buisleidingen worden hoofdzakelijk door het snijden en vormen van buizen en pijpen vervaardigd. Zij worden gebruikt voor het verbinden van buisleidingen en worden in diverse vormen zoals ellebogen, verloopstukken, T-stukken en doppen, en in verschillende maten en kwaliteiten aangeboden. Ze worden hoofdzakelijk gebruikt in de petrochemische industrie en de bouwnijverheid, in energiebedrijven, in de scheepsbouw en in industriële installaties. Wanneer de hulpstukken voor de petrochemische industrie bestemd zijn, is de algemeen gebruikte norm de ANSI-norm. Voor andere doeleinden is de DIN-norm in de Gemeenschap de meest gebruikte norm.

2.   Soortgelijk product

(22)

Net als bij het oorspronkelijke onderzoek en het eerste onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd ook nu vastgesteld dat de betrokken hulpstukken voor buisleidingen die vervaardigd worden in de betrokken landen en aldaar op de binnenlandse markt worden verkocht en/of naar de Gemeenschap worden uitgevoerd, dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt als de producten die in de Gemeenschap worden verkocht door de communautaire producenten die het verzoek hebben ingediend; deze producten worden derhalve beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(23)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd onderzocht of het waarschijnlijk was dat het vervallen van de maatregelen tot een voortzetting of herhaling van dumping zou leiden.

1.   Opmerkingen vooraf

(24)

Zoals al is opgemerkt, heeft geen van de producenten-exporteurs in de VRC en Thailand aan het onderzoek meegewerkt, zodat de Commissie moest uitgaan van informatie uit andere bronnen, zoals het verzoek om een nieuw onderzoek, Eurostat, de Chinese douanestatistiek en de in het referentieland verzamelde gegevens.

2.   Thailand

a)   Normale waarde

(25)

Omdat de Thaise producenten-exporteurs geen medewerking verleenden, werd de normale waarde in overeenstemming met artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de in het verzoek verstrekte gegevens, d.w.z. de geschatte kosten van vervaardiging in Thailand, vermeerderd met 15 % voor VAA-kosten en 11 % voor winst. Uit niets bleek dat deze winstmarge hoger is dan de winst die andere exporteurs of producenten gewoonlijk maken bij de verkoop van producten van dezelfde algemene categorie op de binnenlandse markt van het land van oorsprong (artikel 2, lid 6, onder c)).

b)   Uitvoerprijs

(26)

Omdat de Thaise producenten-exporteurs geen medewerking verleenden, werd de uitvoerprijs in overeenstemming met artikel 18 van de basisverordening aan de hand van Eurostatgegevens berekend. Deze cijfers werden op basis van de in het verzoek verstrekte gegevens per productsoort gecorrigeerd naar evenredigheid van de hoeveelheid van elke productsoort in tonnen.

c)   Vergelijking

(27)

Om een billijke vergelijking te kunnen maken, werd de uitvoerprijs in overeenstemming met artikel 2, lid 10, van de basisverordening gecorrigeerd voor kosten van vervoer over land en over zee, verzekering, commissies en verpakking.

d)   Dumpingmarge

(28)

Om de dumpingmarge te berekenen, heeft de Commissie in overeenstemming met artikel 2, lid 11, van de basisverordening de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gemiddelde prijs, af fabriek en in hetzelfde handelsstadium, van de uitvoer naar de Gemeenschap. Uit deze vergelijking bleek dat de dumpingmarge voor Thailand 17,8 % bedroeg, wat overeenkomt met het bedrag waarmee de vastgestelde normale waarde de uitvoerprijs overschrijdt.

3.   Volksrepubliek China

a)   Normale waarde: referentieland

(29)

De bestaande maatregelen voorzien in een voor het gehele land geldend recht voor alle invoer in de Gemeenschap van het soortgelijke product van oorsprong uit de VRC. Dienovereenkomstig werd de normale waarde vastgesteld op basis van gegevens uit een derde land met markteconomie („het referentieland”). Bij het oorspronkelijke onderzoek was Thailand het referentieland. In het bericht van opening werden de Verenigde Staten van Amerika echter als referentieland voorgesteld omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn verzoek om een nieuw onderzoek had aangegeven dat dit land nu een geschiktere keuze was dan Thailand. Alles is in het werk gesteld om een alternatief referentieland te vinden, maar afgezien van één onderneming in de Verenigde Staten waren er geen ondernemingen tot medewerking aan het onderzoek bereid.

(30)

De Verenigde Staten werden op grond van hun marktomvang, invoervolume en de daaruit voortvloeiende sterke concurrentie een geschikt referentieland in de zin van artikel 2, lid 7, van de basisverordening geacht. Daarbij komt dat geen Thaise exporteurs aan het onderzoek meewerkten, zodat het beter leek de normale waarde voor de VRC te baseren op de gecontroleerde gegevens van de medewerkende onderneming in de Verenigde Staten. Bovendien werden na de publicatie van het bericht van opening geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen over het voorstel om de Verenigde Staten als referentieland te kiezen. De normale waarde werd daarom gebaseerd op de gegevens van de producent in de Verenigde Staten.

b)   Uitvoerprijs

(31)

Wat de uitvoer naar de Gemeenschap betreft, moesten de bevindingen overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening worden gebaseerd op de beschikbare gegevens. Evenals bij het oorspronkelijke onderzoek werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de Chinese douanestatistiek. Deze gegevens werden gecontroleerd door ze met de gegevens van Eurostat te vergelijken. Daarbij werden aanzienlijke verschillen vastgesteld, zowel wat de hoeveelheid als wat de prijs betreft. Omdat eerder gedocumenteerd bewijsmateriaal inzake ontwijking door de VRC erop duidt dat de Eurostatgegevens niet nauwkeurig genoeg zijn, werd besloten bij dit onderzoek geen gebruik van deze gegevens te maken.

c)   Vergelijking

(32)

Met het oog op een billijke vergelijking werd in overeenstemming met artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen in de kosten van vervoer over zee, verzekering, krediet en commissies, die werden geacht van invloed te zijn op de prijzen en de prijsvergelijkbaarheid.

d)   Dumpingmarge

(33)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd, in hetzelfde handelsstadium, de gewogen gemiddelde normale waarde op basis van de prijzen af fabriek in de Verenigde Staten vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs op basis van de prijzen af fabriek in China. Uit deze vergelijking kwam voor de VRC een dumpingmarge van 100 % naar voren.

e)   Conclusie

(34)

Uit het onderzoek bleek dat ook verder met sterke dumping uit beide landen wordt ingevoerd. Het onderzoek leverde geen enkele aanwijzing op dat de dumpingmarge bij intrekking van de maatregelen zou dalen of verdwijnen. Derhalve werd geconcludeerd dat de dumping waarschijnlijk zou worden voortgezet. Bovendien is de omvang van de invoer uit deze landen enorm toegenomen, ondanks de hoge antidumpingrechten die erop van toepassing waren. Niettemin werd het passend geacht te onderzoeken of zich bij intrekking van de huidige maatregelen herhaling van dumping bij toegenomen uitvoerhoeveelheden zou voordoen.

4.   Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

(35)

Voor het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping werden de volgende factoren beoordeeld: de ontwikkeling van de uitvoer en/of de productiecapaciteit van de betrokken landen, de eerder vastgestelde ontwijking door de VRC en het exportgedrag op de markten van derde landen.

5.   Thailand

(36)

Omdat de Thaise producenten-exporteurs geen medewerking verleenden, moest de Commissie bij dit onderzoek uitgaan van beschikbare gegevens uit andere bronnen, d.w.z. uit het verzoek. Daar werd de Thaise productiecapaciteit op 63 000 t per jaar geschat en het binnenlands verbruik op slechts 4 200 t, zodat de Thaise bedrijfstak sterk afhankelijk van de uitvoer is. De jaarlijkse productie werd geschat op 38 000 t. Volgens die cijfers bedraagt de reservecapaciteit dus 25 000 t.

(37)

Uit het onderzoek is gebleken dat nergens ter wereld een andere markt is die deze beschikbare capaciteit kan opnemen omdat op de Thaise uitvoer al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn. De Verenigde Staten hanteren een recht variërend van 10,68 % tot 52,6 % voor een product dat grotendeels overeenkomt met het betrokken product in dit onderzoek, maar met een inwendige diameter van 14 inches. Voorts doen eerdere ervaringen en de gegevens in het verzoek om dit nieuwe onderzoek vermoeden dat er wereldwijd, en vooral in Zuidoost-Azië, een enorme overcapaciteit bestaat.

(38)

Gezien de bestaande beperkingen en de hoge rechten op andere belangrijke markten is het derhalve waarschijnlijk dat een groot deel van de Thaise overcapaciteit bij het vervallen van de maatregelen zal worden gebruikt om producten voor de EU-markt te vervaardigen.

6.   Volksrepubliek China

a)   Productie en bezettingsgraad

(39)

Omdat de Chinese producenten-exporteurs geen medewerking verleenden, moesten de diensten van de Commissie van de beschikbare gegevens gebruikmaken. Aangezien maar weinig bekend is over de Chinese bedrijfstak, zijn onderstaande bevindingen gebaseerd op de informatie in het verzoek en op de Chinese douanestatistiek. De bevindingen worden ook gestaafd door informatie die in het kader van een soortgelijke procedure in de Verenigde Staten werd gepubliceerd.

(40)

Volgens deze bronnen lag de Chinese productiecapaciteit voor het betrokken product op circa 365 000 t per jaar. Volgens de schatting in het verzoek produceert de VRC momenteel rond 291 000 t per jaar. Voor deze schatting werd uitgegaan van de cijfers van de Chinese douanestatistiek voor de totale Chinese uitvoer naar alle landen (circa 70 000 t per jaar) en van een geschat binnenlands verbruik van ongeveer 221 000 t per jaar.

(41)

Op basis van deze cijfers bedraagt de Chinese reservecapaciteit 74 000 t, wat op zich bijna voldoende is voor het totale EU-verbruik (79 813 t).

(42)

Aangezien op de invoer uit de VRC, net als op die uit Thailand, in de Verenigde Staten antidumpingmaatregelen van toepassing zijn met rechten van 35,06 % tot 182,9 %, is het waarschijnlijk dat een groot deel van de Chinese reservecapaciteit zal worden gebruikt om producten voor de EU-markt te vervaardigen.

(43)

Het feit dat de Chinese producenten-exporteurs er ondanks de hoge antidumpingrechten (58,6 %) in geslaagd zijn hun uitvoer naar de Europese Unie aanzienlijk te vergroten, namelijk van 2 550 t in 2004 tot 10 268 t in het TNO, wijst erop dat de Chinese exporteurs nog altijd sterk in de EU-markt geïnteresseerd zijn.

7.   Eerder vastgestelde ontwijking

(44)

Voorts hebben de Chinese exporteurs er herhaaldelijk blijk van gegeven dat zij vastberaden zijn op wat voor manier dan ook naar de Europese Unie te exporteren; dit blijkt uit hun talrijke pogingen om de bij Verordening (EG) nr. 964/2003 ingestelde maatregelen te ontwijken door hun uitvoer eerst via Taiwan en vervolgens via Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen te verzenden.

(45)

Nog duidelijker blijkt uit de Chinese douanestatistiek dat de Europese Unie een zeer aantrekkelijke markt blijft voor de Chinese producenten-exporteurs omdat zij voor hun uitvoer naar de Europese Unie, ondanks de dumping, in enkele gevallen hun hoogste uitvoerprijs behaalden.

8.   Conclusie

(46)

Uit het onderzoek is gebleken dat zowel de producenten-exporteurs in de VRC als die in Thailand hun dumpingpraktijken in het TNO hebben voortgezet.

(47)

De reservecapaciteit van beide landen samen bedroeg 99 000 t, wat aanzienlijk meer is dan de totale communautaire productie in het TNO (86 723 t) en zelfs meer dan het totale verbruik in de Gemeenschap in dezelfde periode (79 813 t).

(48)

Aangezien de VRC een zeer grote reservecapaciteit heeft en de maatregelen al eerder heeft ontweken, zullen de Chinese producenten-exporteurs hun uitvoer met dumping van het betrokken product naar de Gemeenschap hoogstwaarschijnlijk aanzienlijk opvoeren, mochten de huidige maatregelen worden ingetrokken.

(49)

Wat Thailand betreft, zij erop gewezen dat de Thaise ondernemingen exportgericht zijn en dat de Gemeenschap een zeer aantrekkelijke markt is, zodat het zeer waarschijnlijk is dat deze ondernemingen bij intrekking van de maatregelen het betrokken product opnieuw in grote hoeveelheden en tegen dumpingprijzen naar de Gemeenschap gaan uitvoeren.

(50)

Tot slot wordt gewezen op de dumpingpraktijken van Chinese en Thaise producenten-exporteurs op de Verenigde Staten-markt en op de door de Verenigde Staten ingestelde antidumpingmaatregelen, die in oktober 2005 zijn verlengd.

(51)

Kort samengevat is het zeer waarschijnlijk dat, als de maatregelen worden ingetrokken, de betrokken landen ook verder in aanzienlijke hoeveelheden en tegen dumpingprijzen naar de Gemeenschap zullen uitvoeren.

D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(52)

In overeenstemming met artikel 4, lid 1, van de basisverordening bestond de bedrijfstak van de Gemeenschap uit de drie communautaire producenten namens wie het verzoek was ingediend en die in de steekproef waren opgenomen, en uit zes communautaire producenten die het verzoek steunden. De bedrijfstak van de Gemeenschap vertegenwoordigde een groot deel, meer dan 76 %, van de totale communautaire productie.

E.   SITUATIE OP DE COMMUNAUTAIRE MARKT

1.   Verbruik in de Gemeenschap

(53)

De totale communautaire productie werd vastgesteld op basis van de gegevens die waren verstrekt door de negen communautaire producenten die de klacht steunden en van de geschatte omvang van de productie van de niet-medewerkende communautaire producenten zoals die in het verzoek werd vermeld.

(54)

Uit het onderzoek kwam naar voren dat de communautaire producenten een groot deel van hun productie verkochten aan handelaren, die het betrokken product op hun beurt uitvoerden naar landen buiten de Gemeenschap, zodat deze verkoop niet voor verbruik in de Gemeenschap was bestemd. Bij het onderzoek kon de omvang van de uitvoer door deze handelaren naar derde landen niet worden vastgesteld. Het zichtbare verbruik in de Gemeenschap werd derhalve vastgesteld aan de hand van de totale communautaire productie, zoals beschreven in overweging 53, en van de totale communautaire invoer en uitvoer van het betrokken product op basis van gegevens van Eurostat.

(55)

Zo berekend, steeg het verbruik in de Gemeenschap tijdens de beoordelingsperiode met 28 % van 62 317 t in 2004 tot 79 813 t in het TNO.

Tabel 1 —   Verbruik in de Gemeenschap

Verbruik in de Gemeenschap

2004

2005

2006

2007

TNO

Aantal ton

62 317

57 492

64 919

77 095

79 813

Index (2004 = 100)

100

92

104

124

128

Ontwikkeling op jaarbasis

 

–8

12

20

4

Bron: Eurostat, verzoek en gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

2.   Huidige invoer uit de betrokken landen

a)   Omvang en marktaandeel

(56)

Voor de vaststelling van de totale omvang van de invoer van het betrokken product uit de VRC werd het juist geacht ook de invoer uit de landen waartoe de huidige antidumpingmaatregelen op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening waren uitgebreid, namelijk Sri Lanka, Indonesië, de Filipijnen en Taiwan (zie overwegingen 2 en 4), mee te tellen. De uit deze landen ingevoerde producten werden dan ook beschouwd als producten van oorsprong uit de VRC. Zo berekend, steeg de totale omvang van de invoer van de betrokken hulpstukken uit de VRC en Thailand van 6 861 in 2004 tot 17 605 t in het TNO, d.w.z. met 157 %. Het marktaandeel van deze invoer, uitgedrukt als percentage van het verbruik in de Gemeenschap, steeg van 11 % in 2004 tot 22 % in het TNO.

Tabel 2 —   Invoer uit de betrokken landen

Invoer (ton)

2004

2005

2006

2007

TNO

VRC, incl. Sri Lanka, Indonesië, Filipijnen en Taiwan

6 083

6 705

10 621

15 326

16 004

Marktaandeel

10 %

12 %

16 %

20 %

20 %

Thailand

778

558

1 623

1 700

1 601

Marktaandeel

1 %

1 %

2 %

2 %

2 %

Totaal betrokken landen

6 861

7 263

12 244

17 026

17 605

Marktaandeel

11 %

13 %

19 %

22 %

22 %

Bron: Eurostat.

b)   Prijs van de invoer en prijsonderbieding

(57)

Omdat de producenten-exporteurs in de VRC en Thailand niet aan het onderzoek meewerkten, werd de uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van gegevens van Eurostat. Om de in overweging 56 genoemde redenen werd bij de vaststelling van de gemiddelde prijs van de uitvoer uit de VRC ook rekening gehouden met de gemiddelde prijzen van de uitvoer uit Sri Lanka, Indonesië en de Filipijnen, d.w.z. de landen waartoe de maatregelen wegens ontwijkingspraktijken werden uitgebreid. Op die basis is de gemiddelde uitvoerprijs van het betrokken product als volgt gestegen: uit de VRC (met inachtneming van ontwijking) met 17 %, van 997 tot 1 169 EUR per ton, uit Thailand met 69 %, van 1 223 tot 2 067 EUR per ton, en uit Taiwan met 22 %, van 1 412 tot 1 718 EUR per ton. Over het geheel genomen nam de gemiddelde prijs van het product uit de betrokken landen, inclusief Taiwan, met 30 % toe, namelijk van 1 137 EUR in 2004 tot 1 479 EUR in het TNO. In dezelfde periode zijn de productiekosten sterk toegenomen ten gevolge van de stijging van de prijs van de belangrijkste grondstof, namelijk stalen buizen.

(58)

Uit een vergelijking van de prijzen af fabriek van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten met de gecorrigeerde prijzen volgens Eurostat bleek een gemiddelde prijsonderbieding van 54,8 % voor de VRC, van 20 % voor Thailand en van 33,5 % voor Taiwan.

3.   Invoer uit andere derde landen

(59)

Er zijn antidumpingrechten van toepassing op de invoer uit de Republiek Korea en Maleisië; volgens gegevens van Eurostat is de invoer uit deze landen in de beoordelingsperiode tot een zeer laag niveau gedaald (tot minder dan 1 % van het verbruik in de Gemeenschap).

(60)

De totale omvang van de invoer van de betrokken hulpstukken voor buisleidingen uit andere dan de in de vorige overweging genoemde derde landen steeg van 4 679 t in 2004 tot 10 563 t aan het eind van het TNO, d.w.z. met 126 %. Het marktaandeel van deze invoer steeg van 8 % tot 13 % van het verbruik in de Gemeenschap. Dat komt overeen met een toename met 76 % in de beoordelingsperiode.

Tabel 3 —   Invoer en marktaandeel van de invoer uit andere derde landen

 

2004

2005

2006

2007

TNO

Invoer uit andere derde landen (ton)

4 679

6 134

6 795

9 993

10 563

Index (2004 = 100)

100

131

145

214

226

Marktaandeel

8 %

11 %

10 %

13 %

13 %

Index (2004 = 100)

100

142

139

173

176

Bron: Eurostat en door de indiener van het verzoek verstrekte marktinformatie.


Tabel 4 —   Belangrijkste invoer in de Gemeenschap

Belangrijkste invoer uit andere derde landen in tonnen, naar land

2004

2005

2006

2007

TNO

Israël

78

945

1 231

2 455

3 293

Turkije

650

506

467

1 991

2 138

Vietnam

767

695

1 225

1 748

2 134

India

1 537

1 763

1 553

1 703

1 065

Bron: Eurostat en door de indiener van het verzoek verstrekte marktinformatie.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

4.1.   Opmerking vooraf

(61)

De ontwikkeling van economische indicatoren als productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, werkgelegenheid, productiviteit, verkoop, marktaandeel en groei werd beoordeeld aan de hand van gegevens die bij alle communautaire producenten waren verzameld, terwijl voor die van indicatoren als prijzen, winstgevendheid, kasstroom, vermogen om kapitaal en investeringen aan te trekken, voorraden, rendement van investeringen en lonen werd uitgegaan van de gecontroleerde gegevens in de antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten op de volledige vragenlijst.

4.2.   Gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel

a)   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(62)

De totale productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg tijdens de beoordelingsperiode met 8 %, terwijl de productiecapaciteit met 5 % toenam. In dezelfde periode is de bezettingsgraad licht gestegen. Dit moet echter worden gezien tegen de achtergrond van een toename van het verbruik van de Gemeenschap met 28 %.

Tabel 5 —   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2004

2005

2006

2007

TNO

Productieomvang (ton)

80 044

73 049

82 950

85 536

86 723

Productiecapaciteit (ton)

154 840

155 740

160 890

162 910

163 210

Bezettingsgraad (%)

52

47

52

53

53

Bron: Eurostat, verzoek en gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

b)   Werkgelegenheid en productiviteit

(63)

Afgezien van 2005 is de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap vrij stabiel gebleven; zij geeft over de gehele beoordelingsperiode genomen een daling van 1 % te zien. De productiviteit, gemeten als de productie in tonnen per werknemer, is met 9 % toegenomen.

Tabel 6 —   Werkgelegenheid en productiviteit

 

2004

2005

2006

2007

TNO

Aantal werknemers (i.v.m. betrokken product)

1 297

1 073

1 268

1 289

1 287

Productiviteit (ton/werknemer)

62

68

65

66

67

c)   Omvang van de verkoop en marktaandeel

(64)

De omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap aan niet-verbonden afnemers op de communautaire markt steeg met 4 %, van 59 399 t in 2004 tot 61 991 t in het TNO. De bedrijfstak van de Gemeenschap verloor tijdens de hele beoordelingsperiode echter voortdurend aan marktaandeel. In totaal nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 21 % af. Zoals boven vermeld, wordt een aanzienlijk deel van de communautaire productie via handelaren uitgevoerd. Het marktaandeel werd derhalve uitgedrukt als het aandeel van de totale communautaire productie, verminderd met de totale uitvoer, in het zichtbaar verbruik in de Gemeenschap.

Tabel 7 —   Omvang van de verkoop en marktaandeel

 

2004

2005

2006

2007

TNO

Omvang van de verkoop in de Europese Unie aan niet-verbonden partijen (ton)

59 399

51 461

57 299

60 193

61 991

Marktaandeel

81 %

77 %

71 %

65 %

65 %

Index (2004 = 100)

100

94

87

80

79

d)   Groei

(65)

Terwijl het verbruik in de Gemeenschap tussen 2004 en het eind van het TNO met 28 % steeg, blijkt uit de daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 21 % en de tegelijk plaatshebbende stijging van de invoer uit de betrokken landen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet van de groei van de markt kon profiteren.

e)   Hoogte van de dumpingmarge

(66)

Gezien de omvang, het marktaandeel en de prijzen van de invoer met dumping uit de betrokken landen, kan het effect van de werkelijke dumpingmarges op de bedrijfstak van de Gemeenschap niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

f)   Herstel van de gevolgen van dumping

(67)

Zoals uit de gunstige ontwikkeling van de meeste van bovengenoemde indicatoren blijkt, heeft de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich van 2004 tot begin 2008 gedeeltelijk hersteld van de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping van oorsprong uit de betrokken landen.

4.3.   Gegevens die uitsluitend de in de steekproef opgenomen communautaire producenten betreffen

a)   Voorraden

(68)

De voorraden namen over de hele beoordelingsperiode gezien met 3 % toe. In 2007 waren zij aanzienlijk groter dan in de andere jaren omdat de ondernemingen door de prijsstijging voor stalen buizen grotere voorraden gingen aanleggen.

Tabel 8 —   Voorraden

Eindvoorraad (omvang)

2004

2005

2006

2007

TNO

Ton

7 449

7 206

7 580

8 510

7 703

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

b)   Gemiddelde verkoopprijzen

(69)

De gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten op de communautaire markt zijn in de beoordelingsperiode geleidelijk gestegen. Tussen 2004 en het eind van het TNO stegen zij in totaal met 57 %. Deze stijging wordt deels verklaard door de hogere kosten voor de belangrijkste grondstof, stalen buizen, en deels door een verschuiving in het assortiment van twee communautaire producenten naar duurdere speciale soorten.

Tabel 9 —   Gemiddelde verkoopprijzen

Verkoopprijs

2004

2005

2006

2007

TNO

Euro/ton

1 779

2 128

2 482

2 738

2 790

Index (2004 = 100)

100

120

139

154

157

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

c)   Gemiddelde productiekosten

(70)

Tijdens de beoordelingsperiode gingen ook de gemiddelde productiekosten geleidelijk omhoog, voornamelijk ten gevolge van de hogere staalprijzen. De gemiddelde productiekosten stegen van 1 628 EUR per ton in 2004 tot 2 401 EUR per ton in het TNO, d.w.z. met 48 %.

Tabel 10 —   Gemiddelde productiekosten

Kosten per eenheid

2004

2005

2006

2007

TNO

EUR/ton

1 628

2 059

1 998

2 040

2 401

Index (2004 = 100)

100

127

123

125

148

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

d)   Winstgevendheid en kasstroom

(71)

In het verlengde van de stijging van de verkoopprijzen liet de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten een positieve trend zien. Ondanks fikse problemen in 2004 en 2005 liep de totale winstgevendheid op tot 9,1 % in het TNO. Dit was ten dele te danken aan de overschakeling op producten met een hogere toegevoegde waarde in de beoordelingsperiode.

(72)

Tussen 2004 en 2006 waren er aanzienlijk schommelingen in de kasstroom, waarna deze een geleidelijke en zeer aanzienlijke stijging tot het eind van de beoordelingsperiode te zien gaf.

Tabel 11 —   Winstgevendheid en kasstroom

 

2004

2005

2006

2007

TNO

Winstgevendheid

1,8 %

1,2 %

7,2 %

10,6 %

9,1 %

Index (2004 = 100)

100

70

403

598

514

Kasstroom (× 1 000 EUR)

3 320

1 425

7 577

10 100

12 308

Index (2004 = 100)

100

43

228

304

371

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

e)   Investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(73)

De in de steekproef opgenomen communautaire producenten voerden hun investeringen tijdens de beoordelingsperiode met 115 % op. Hierbij ging het voornamelijk om de ontwikkeling van apparatuur en de verbetering van de logistieke capaciteit om de productiviteit te verhogen.

(74)

Tijdens de beoordelingsperiode is het rendement van investeringen, uitgedrukt als winst/verlies op het betrokken product in verhouding tot de nettoboekwaarde van de investeringen, aanzienlijk toegenomen, net als de winstgevendheid.

(75)

De Commissie heeft geen bewijsmateriaal ontvangen waaruit bleek dat het vermogen om kapitaal aan te trekken tijdens de beoordelingsperiode was verminderd of versterkt.

Tabel 12 —   Investeringen en rendement van investeringen

 

2004

2005

2006

2007

TNO

Investeringen in het betrokken product (× 1 000 EUR)

2 567

4 448

3 930

4 986

5 524

Index (2004 = 100)

100

173

153

194

215

Rendement van investeringen

4 %

2 %

29 %

44 %

38 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

5.   Conclusie over de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(76)

De antidumpingmaatregelen hadden een gunstig effect op de situatie van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten, zoals blijkt uit de positieve ontwikkeling van de meeste indicatoren sinds 2004, een periode van conjuncturele voorspoed. De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft meer verkocht tegen hogere prijzen. Ook schade-indicatoren zoals productie, productiecapaciteit, winstgevendheid, investeringen, rendement van investeringen en productiviteit werden door een positieve ontwikkeling gekenmerkt. De grotere investeringen in de verbetering van de productiefaciliteiten hadden een rechtstreeks effect op de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten, ondanks het aanzienlijke verlies aan marktaandeel.

(77)

De communautaire producenten moeten echter een bepaald productie- en verkoopniveau handhaven om de vaste kosten te absorberen. De betrokken hulpstukken voor buisleidingen worden vervaardigd met op maat gemaakte speciale apparatuur, die een belangrijke kostenfactor is. De in de steekproef opgenomen ondernemingen benutten gedurende de beoordelingsperiode ongeveer 50 % van hun capaciteit en konden hun bezettingsgraad niet merkbaar vergroten. De winstgevendheid blijft derhalve kwetsbaar voor productiedalingen.

(78)

Ondanks bovengenoemde positieve ontwikkelingen heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode een flink stuk van zijn marktaandeel ingeboet; dit liep terug van 81 % in 2004 tot 65 % in het TNO. Na een daling van de verkoop wisten de communautaire producenten een herstel tot het niveau van 2004 te bewerkstelligen, maar het totale verbruik in de Gemeenschap nam in dezelfde periode met 28 % toe. Het is dus duidelijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap er niet in is geslaagd van de sterke groei van het verbruik in de Gemeenschap te profiteren. Bovendien zijn enkele van de positieve factoren het gevolg van het verdwijnen van een belangrijke communautaire producent in het Verenigd Koninkrijk, wiens activiteiten werden overgenomen door twee van de ondernemingen die het verzoek steunen.

(79)

In het licht van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de instelling van maatregelen tegen de VRC en Thailand een zeker positief effect heeft gehad op de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die weer winstgevend wist te worden. Hoewel de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn productie en verkoop enigszins kon vergroten, ging er marktaandeel verloren toen de vraag op de communautaire markt sterk toenam. Hieruit blijkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap ondanks investeringen in de modernisering van zijn productiefaciliteiten over het geheel genomen nog altijd kwetsbaar is en dat hij nog sterk afhankelijk is van een toereikend prijsniveau enerzijds en van een productievolume dat groot genoeg is om de hoge vaste kosten te absorberen anderzijds.

F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DE SCHADE

(80)

Voor een beoordeling van het waarschijnlijke effect van het vervallen van de maatregelen werden onderstaande factoren onderzocht.

(81)

Gezien de aanzienlijke prijsonderbieding die voor het TNO werd vastgesteld, blijft de prijsdruk op de communautaire markt zeer hoog. Terwijl de productiekosten van de communautaire producenten tijdens de beoordelingsperiode met 48 % stegen (voornamelijk ten gevolge van de stijging van de grondstofprijs, d.w.z. de prijs van stalen buizen), ging de gemiddelde prijs van de invoer uit de betrokken landen met slechts 30 % omhoog.

(82)

Daaruit volgt dat het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen gedurende de beoordelingsperiode aanzienlijk is toegenomen. Het grootste deel van het door de bedrijfstak van de Gemeenschap verloren marktaandeel werd dan ook overgenomen door de invoer met dumping uit de betrokken landen, waarbij de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap ondanks de toepasselijke antidumpingrechten aanzienlijk werden onderboden.

(83)

Voorts is de in de betrokken landen beschikbare reservecapaciteit flink groter dan de totale communautaire productie of het totale verbruik in de Gemeenschap tijdens het TNO, zoals al in de overwegingen 40 en 36 is gezegd. Het is daarom waarschijnlijk dat, mochten de maatregelen worden ingetrokken, de communautaire markt zal worden overspoeld met grote hoeveelheden van de in die landen vervaardigde producten. De hoge antidumpingrechten die op andere mogelijke exportmarkten van kracht zijn, maken de communautaire markt een aantrekkelijkere bestemming. Bovendien bevestigen de herhaalde pogingen tot ontwijking van de antidumpingmaatregelen dat de producenten-exporteurs in de betrokken landen zeer geïnteresseerd zijn in de communautaire markt.

(84)

Gezien het vroegere en huidige prijsgedrag van de producenten-exporteurs in de betrokken landen zal de invoer vermoedelijk laaggeprijsd zijn en zullen de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk aanzienlijk worden onderboden. Laaggeprijsde invoer zou zeker een negatief effect hebben op de bedrijfstak van de Gemeenschap, die zich pas heeft hersteld nadat de prijzen op een bepaald niveau konden worden gehandhaafd, maar die weinig weerstand zou hebben tegen een massale invoer van producten die tegen lage of dumpingprijzen worden verkocht.

(85)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het vervallen van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid tot gevolg zou hebben dat de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw schade ondervindt van de invoer met dumping. Met name wordt verwacht dat het prijsniveau in de Gemeenschap aanzienlijk zal dalen, wat een sterk negatief effect zal hebben op de winstgevendheid van de communautaire producenten; dit zou niet alleen de aanzienlijke investeringen die sinds 2004 zijn gedaan, in gevaar brengen, maar zou ook een hindernis zijn voor verdere investeringen. Dit leidt onvermijdelijk ook tot een groot verlies van werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap. In de huidige situatie van economische neergang is het nog waarschijnlijker dat de schade zich zal herhalen.

G.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1.   Inleiding

(86)

Op grond van artikel 21 van de basisverordening is nagegaan of een verlenging van de bestaande antidumpingmaatregelen zou indruisen tegen het belang van de Gemeenschap als geheel. Dit werd vastgesteld aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, dat wil zeggen de bedrijfstak van de Gemeenschap, de importeurs/handelaren en de gebruikers van het betrokken product.

(87)

Om te beoordelen welke gevolgen verlenging respectievelijk niet-verlenging van de maatregelen zou hebben, heeft de Commissie gegevens opgevraagd bij alle bovengenoemde belanghebbenden. De Commissie heeft steekproefvragenlijsten toegestuurd aan 62 importeurs van het betrokken product en negen antwoorden ontvangen. Zij heeft daarop een steekproef van vier ondernemingen geselecteerd, waarvan er drie de volledige vragenlijst hebben beantwoord. Van de gebruikers werden geen opmerkingen ontvangen.

(88)

Bij het vorige onderzoek werden antidumpingmaatregelen niet in strijd met het belang van de Gemeenschap geacht. Voorts is dit onderzoek een nieuw onderzoek, wat betekent dat een situatie wordt onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, zodat kan worden nagegaan of deze maatregelen negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben.

(89)

Op deze basis werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake voortzetting van dumping en de waarschijnlijkheid van herhaling van schade, dwingende redenen zijn die tot de conclusie leiden dat het in dit specifieke geval niet in het belang van de Gemeenschap is de maatregelen te handhaven.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(90)

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft bewezen structureel gezond te zijn. Dit bleek uit de gunstige ontwikkeling van zijn economische situatie toen de concurrentie op de markt zich, nadat de thans geldende antidumpingmaatregelen waren ingesteld, weer had genormaliseerd. De inspanningen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om zijn productie te rationaliseren en zijn concurrentievermogen te vergroten, hebben in de laatste twee jaar van de beoordelingsperiode immers tot een redelijke winst geleid. Ook de exportactiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben meer winst opgeleverd, wat aangeeft dat deze op de markten van derde landen goed kon concurreren (de uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten steeg in de beoordelingsperiode met 21 %).

(91)

Om de in overweging 77 vermelde redenen moet de bedrijfstak van de Gemeenschap een zekere hoeveelheid standaardproducten produceren om schaalvoordelen te behalen en zo concurrerend te blijven. Deze standaardproducten concurreren daarom rechtstreeks met de invoer uit de VRC en Thailand. Als producten met dumping op de markt komen, worden aanzienlijk minder schaalvoordelen behaald en is ook de winstgevendheid van de activiteiten in de Gemeenschap veel kleiner. Omgekeerd kan redelijkerwijs worden verwacht dat de bedrijfstak van de Gemeenschap voordeel zal blijven ondervinden van de huidige maatregelen. Als die niet worden gehandhaafd, zal de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk aanmerkelijke schade lijden.

3.   Belang van importeurs/handelaars

(92)

De medewerkende importeurs hebben het betrokken product alleen uit Taiwan ingevoerd, niet uit de VRC of Thailand. Het onderzoek leverde geen bewijs op dat de bestaande maatregelen de importeurs aanmerkelijke schade hadden toegebracht. Het is duidelijk dat de importeurs andere leveranciers kunnen vinden, getuige het aanzienlijke marktaandeel (13 %) van andere derde landen, waaruit blijkt dat de concurrentievoorwaarden op de communautaire markt gegarandeerd zijn.

(93)

Wat Taiwan betreft, werd wegens beweerde ontwijkingspraktijken de huidige vrijstelling voor twee producenten-exporteurs opnieuw onder de loep genomen (overwegingen 98 tot en met 105). De importeurs waren er zeker van dat zij in geval van intrekking van de vrijstelling voor deze ondernemingen andere leveranciers zouden kunnen vinden. Handhaving van de maatregelen zal de importeurs derhalve niet ernstig benadelen omdat er andere leveringskanalen zijn. Dat neemt niet weg dat er problemen kunnen ontstaan voor de nichemarkt voor Britse standaardproducten die, voor zover bekend, alleen geleverd worden door één Europese en één Taiwanese producent. Dit effect zal waarschijnlijk echter van korte duur zijn, totdat andere bronnen beschikbaar zijn.

(94)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de economische situatie van de importeurs van het betrokken product niet in belangrijke mate is aangetast door de thans geldende antidumpingmaatregelen. Dit wordt bevestigd door het feit dat de importeurs grote hoeveelheden van het betrokken product bleven verhandelen en tijdens de beoordelingsperiode zelfs meer ervan invoerden. Om dezelfde reden is het ook onwaarschijnlijk dat een verlenging van de maatregelen tot een verslechtering van hun economische situatie zal leiden.

4.   Belang van de gebruikers

(95)

De belangrijkste gebruikers van het betrokken product zijn de petrochemische industrie en de bouwnijverheid. De Commissie heeft aan negen gebruikers een vragenlijst gestuurd. Geen van hen heeft medewerking verleend aan het huidige onderzoek of zich hierbij kenbaar gemaakt. Dat lijkt te bevestigen dat de hulpstukken voor buisleidingen slechts een zeer klein deel van hun totale productiekosten uitmaken en dat zij door de bestaande maatregelen kennelijk niet aan concurrentiekracht hebben ingeboet.

5.   Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(96)

Het onderzoek heeft aangetoond dat de bestaande antidumpingmaatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat hebben gesteld winstgevend te worden, ook al heeft hij door de vóórtdurende invoer met dumping een flink stuk marktaandeel verloren. Als de maatregelen komen te vervallen, komt dit herstelproces in het gedrang en zou deze bedrijfstak in de Gemeenschap kunnen verdwijnen.

(97)

Bovendien blijken de bestaande maatregelen in het verleden geen noemenswaardige negatieve gevolgen te hebben gehad voor de economische en financiële situatie van de gebruikers en de importeurs. Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om van handhaving van de antidumpingmaatregelen af te zien.

H.   TUSSENTIJDS ONDERZOEK BETREFFENDE DE VRIJGESTELDE TAIWANESE ONDERNEMINGEN

1.   Achtergrond

(98)

In 2000 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 763/2000 de antidumpingmaatregelen die op de invoer van bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de VRC, van toepassing waren, uitgebreid tot via Taiwan ingevoerde producten, waarbij vrijstelling werd verleend voor hulpstukken voor buisleidingen vervaardigd en uitgevoerd door Chup Hsin Enterprise Co. Ltd („Chup Hsin”), Nian Hong Pipe Fittings Co. Ltd („Nian Hong”) en Rigid Industries Co. Ltd (Kaohsiung, Taiwan), aangezien was vastgesteld dat deze ondernemingen de maatregelen niet ontweken.

(99)

Het onderhavige gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek was beperkt tot een onderzoek naar de aan Chup Hsin en Nian Hong verleende vrijstelling.

(100)

Beide ondernemingen hebben aan het onderzoek meegewerkt: zij hebben op de vragenlijst van de Commissie geantwoord en toestemming gegeven voor een controlebezoek.

(101)

In antwoord op het document met de definitieve bevindingen heeft een van de ondernemingen aangevoerd dat er niet voldoende grond was de huidige procedure in te leiden. Zij verklaarde met name dat op haar geen maatregelen van toepassing waren die opnieuw moesten worden onderzocht, aangezien haar in 2000 bij de uitbreiding van de maatregelen vrijstelling was verleend. Zij verwees in dit verband naar het rapport van het WTO-orgaan voor geschillenbeslechting over rundvlees en rijst uit Mexico. Artikel 5.8 van de antidumpingovereenkomst wordt in dit rapport uitgelegd als zijnde van toepassing op nieuwe onderzoeken wanneer wordt vastgesteld dat exporteurs een minimale dumpingmarge hanteren. Artikel 5.8 verwijst uitdrukkelijk naar een verzoek op grond van artikel 5.1. In het onderhavige geval was naar Chup Hsin en de andere twee ondernemingen echter een antiontwijkingsonderzoek ingesteld op grond van artikel 13 van de basisverordening en niet een nieuw antidumpingonderzoek. In 2000 werd immers vastgesteld dat bij de invoer uit Taiwan de maatregelen die ten aanzien van de VRC waren ingesteld, werden ontweken, maar dat dat niet gold voor drie ondernemingen die het betrokken product op dat ogenblik niet uit de VRC invoerden. De basisverordening belet niet dat dergelijke vrijstellingen aan een nieuw onderzoek worden onderworpen wanneer uit bewijsmateriaal blijkt dat er ontwijking plaatsvindt. De opening van het onderhavige tussentijdse nieuwe onderzoek was daarom gerechtvaardigd en juridisch in orde. Bijgevolg werd het argument van de onderneming afgewezen.

(102)

Aangezien de vrijstelling van rechten was gebaseerd op de bevindingen van het eerste antiontwijkingsonderzoek, werd bij het onderhavige onderzoek gekeken of die bevindingen nog altijd geldig waren. In overeenstemming met artikel 13, lid 1, van de basisverordening werd onderzocht of er inderdaad sprake was van ontwijking.

2.   Verandering van het handelspatroon

(103)

Wat Nian Hong betreft, bleek uit de bevindingen dat deze onderneming alle soorten van de betrokken hulpstukken voor buisleidingen uit de VRC invoerde (ellebogen, verloopstukken, doppen en T-stukken). De onderneming beweerde dat het hierbij om halffabricaten ging en niet om het betrokken product. Deze bewering kon bij het onderzoek niet worden bevestigd. Bovendien werd vastgesteld dat de werkzaamheden van Nian Hong ten aanzien van deze goederen beperkt bleven tot afschuining, aanbrenging van het logo van de onderneming en verpakking, wat overeenkwam met minder dan 10 % van de totale productiekosten. Bovendien werd in de aangifte ten invoer bij de Taiwanese douane de GN-code van het betrokken product, d.w.z. van het eindproduct (7307 93), vermeld.

(104)

In het antwoord van Chup Hsin op de vragenlijst wordt geen gewag gemaakt van de aankoop of dienovereenkomstige wederverkoop van hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC. Pas bij het controlebezoek werd vastgesteld dat de onderneming de betrokken hulpstukken voor buisleidingen uit de VRC invoerde. Uit het verzamelde bewijsmateriaal bleek dat die invoer via een Japanse onderneming liep. Na het controlebezoek beweerde de onderneming dat de betrokken hulpstukken voor buisleidingen die uit de VRC werden ingevoerd, allemaal in Taiwan op de binnenlandse markt werden verkocht. Voor sommige tabellen in het antwoord op de vragenlijst werden door de onderneming herziene gegevens verstrekt. Het feit dat de gegevens over de invoer uit de VRC oorspronkelijk waren weggelaten, werd echter als misleidend in de zin van artikel 18 van de basisverordening beschouwd en deed ernstige twijfel rijzen over de betrouwbaarheid van de vóór en na het controlebezoek verstrekte informatie.

(105)

Zoals hierboven is vermeld, was aan Chup Hsin en Nian Hong oorspronkelijk vrijstelling verleend omdat zij op dat ogenblik geen hulpstukken voor buisleidingen in de VRC kochten, maar nu doen zij dat wel. Gezien de gebleken ontwijkingspraktijken is er een verandering in het handelspatroon opgetreden, omdat producten van oorsprong uit de VRC nu ook door bovengenoemde twee ondernemingen via Taiwan worden verzonden.

3.   Onvoldoende reden of economische rechtvaardiging

(106)

Voor geen van beide ondernemingen was er, afgezien van de ontwijking van de maatregelen, voldoende reden of economische rechtvaardiging voor de wederuitvoer van de uit de VRC ingevoerde producten.

(107)

In het geval van Nian Hong was de wijziging die de producten ondergingen zeer gering, zodat ook de hierdoor toegevoegde waarde zeer laag was.

(108)

Het feit dat Chup Hsin in zijn antwoord op de vragenlijst zijn invoer van het product uit de VRC verzweeg, werd als misleidend beschouwd en tevens als aanwijzing dat de onderneming zich ervan bewust was dat zij de maatregelen ten aanzien van de hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC ontweek. Bovendien wees het onderzoek op basis van het door de twee ondernemingen ingediende bewijsmateriaal uit dat het mogelijk was goederen uit een derde land in Taiwan in te voeren en weer met een Taiwanees certificaat van oorsprong uit te voeren, zonder dat deze goederen belangrijke bewerkingen hadden ondergaan.

4.   Ondermijning van de corrigerende werking van het recht, gezien de prijzen en/of hoeveelheden van het soortgelijke product

(109)

Volgens Eurostat is de totale uitvoer uit Taiwan naar de Gemeenschap tussen 2003 en het eind van het TNO met 209 % gestegen, namelijk van 2 372 tot 7 335 t. De omvang van de uitvoer bleef tussen 2003 en 2005 echter min of meer stabiel, maar nam vanaf 2006 tot het eind van het TNO een hoge vlucht. De twee Taiwanese ondernemingen, die in het TNO goed waren voor bijna de gehele Taiwanese uitvoer van het betrokken product naar de Europese Unie, vergrootten hun uitvoer naar de Europese Unie tussen 2005 en het eind van het TNO met maar liefst 206 %.

(110)

De omvang van de betrokken invoer kwam overeen met 9 % van het verbruik in de Gemeenschap, wat als aanzienlijk wordt beschouwd. Het is dan ook duidelijk dat de opvallende verandering van de handelsstromen de corrigerende werking van de maatregelen heeft ondermijnd, wat de in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden betreft.

(111)

Wat de prijzen van de vanuit Taiwan verzonden producten betreft, tonen de gegevens van Eurostat aan dat de gemiddelde uitvoerprijs van de invoer uit Taiwan in het TNO 1 718 EUR per ton bedroeg, wat een stuk lager was dan de prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap (– 33,5 %). Uit een vergelijking van de prijzen af fabriek van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten en de gecontroleerde uitvoerprijzen van Chup Hsin en Nian Hong bleek een gemiddelde prijsonderbieding van respectievelijk 86,6 en 71 %, waarbij deze percentages dus het verschil weergeven tussen de uitvoerprijzen van deze ondernemingen en de geen schade veroorzakende prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daaruit volgt dat de corrigerende werking van het ingestelde antidumpingrecht wordt ondermijnd, wat de prijzen betreft.

(112)

Gelet op het voorgaande is de conclusie dat de verandering in de handelsstromen, gekoppeld aan de sterke stijging van de invoer tegen zeer lage prijzen uit Taiwan, de corrigerende werking van de antidumpingmaatregelen heeft ondermijnd, zowel gezien de hoeveelheden als gezien de prijzen van het soortgelijke product.

5.   Dumping ten aanzien van de voor de soortgelijke producten eerder vastgestelde normale waarden

(113)

Om te bepalen of er bewijzen waren dat de twee Taiwanese ondernemingen het betrokken product gedurende het onderzoekstijdvak met dumping naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd, werden de uitvoerprijzen gebaseerd op de door de twee ondernemingen verstrekte gegevens.

(114)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening, werden deze uitvoerprijzen vergeleken met de eerder vastgestelde normale waarde voor het soortgelijke product. In het kader van het vorige onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in 2003 werd Thailand geschikt bevonden als referentieland met een markteconomie om de normale waarde voor de VRC vast te stellen.

(115)

Voor een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werden correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de prijsvergelijkbaarheid. Deze correcties werden op grond van artikel 2, lid 10, van de basisverordening aan de hand van de bij de controles ter plaatse verzamelde gegevens toegepast voor de kosten van vervoer en krediet.

(116)

In overeenstemming met artikel 2, lid 11, van de basisverordening werden de gewogen gemiddelde normale waarde, zoals vastgesteld bij het oorspronkelijke onderzoek, en het gewogen gemiddelde van de uitvoerprijzen bij dit nieuwe onderzoek, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, met elkaar vergeleken, waarbij bleek dat hulpstukken voor buisleidingen van de twee Taiwanese ondernemingen met dumping werden ingevoerd. De vastgestelde dumpingmarges bedroegen 56,09 % voor Chup Hsin en 44,77 % voor Nian Hong van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring.

6.   Conclusie betreffende het nieuwe onderzoek naar de bij de uitbreiding van de maatregelen tot de invoer uit Taiwan verleende vrijstellingen

(117)

Gezien bovenstaande bevinding dat de maatregelen worden ontweken, moeten de bestaande antidumpingmaatregelen inzake de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC in overeenstemming met artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening worden uitgebreid tot de invoer van dat product verzonden door Chup Hsin en Nian Hong.

7.   Blijvende aard van de gewijzigde omstandigheden

(118)

Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd ook onderzocht of de gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs als van blijvende aard konden worden aangemerkt.

(119)

Wat Nian Hong betreft, is uit het onderzoek gebleken dat de onderneming al enkele jaren geen zuivere producent meer is en dat alle uitvoer naar de Gemeenschap door deze onderneming bestond uit hulpstukken voor buisleidingen die uit de VRC waren ingevoerd. Aangezien de zuivere productie al verscheidene jaren stilligt, is er geen reden om aan te nemen dat deze situatie niet blijvend is.

(120)

De door Chup Hsin verstrekte gegevens werden onbetrouwbaar geacht, zoals al in overweging 104 is uiteengezet. Het verzuim van de onderneming om in haar antwoord op de vragenlijst van de Commissie de door haar uit de VRC ingevoerde producten te vermelden, wordt gezien als een aanwijzing dat zij zich ervan bewust was dat zij de maatregelen ontweek, en er zijn geen gegevens waaruit blijkt dat de onderneming van plan is deze praktijk in de toekomst niet voort te zetten.

(121)

Derhalve kunnen de omstandigheden die voor het TNO werden vastgesteld, als blijvend worden beschouwd. Op grond van artikel 11, lid 3, en gezien de ontwijkingspraktijken die bij de twee producenten-exporteurs in Taiwan, Chup Hsin en Nian Hong, werden vastgesteld, wordt dan ook geconcludeerd dat de bij de uitbreiding van de maatregelen verleende vrijstelling voor deze ondernemingen moet worden ingetrokken.

I.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(122)

Alle betrokken partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven en de bij de uitbreiding ervan verleende vrijstelling van rechten op het betrokken product vervaardigd door Chup Hsin en Nian Hong in te trekken. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn ook opmerkingen maken.

(123)

Na bovenbedoelde mededeling van de feiten en overwegingen heeft een van de producenten-exporteurs waarvan de vrijstelling werd ingetrokken, in overeenstemming met artikel 8, lid 1, van de basisverordening een prijsverbintenis aangeboden.

(124)

Dit aanbod is onderzocht en daarbij bleek dat het formele aanbod na de termijn voor het maken van opmerkingen was ingediend en dat deze late indiening onvoldoende was gerechtvaardigd. Volgens de onderneming was het aanbod gebaseerd op het gedeelte van de uitvoer in het TNO dat uitsluitend de eigen productie van de onderneming en de door een toeleverancier in Taiwan geleverde productie betrof, waarop tot een maximumhoeveelheid geen antidumpingrechten van toepassing zouden zijn.

(125)

Aangezien de onderneming bij het controlebezoek echter niet in staat was gebleken te bewijzen hoeveel van haar verkoop aan de Gemeenschap in Taiwan was vervaardigd en hoeveel uit de VRC was ingevoerd, was het argument van de onderneming dat de uitvoercijfers in relevante databanken konden worden gecontroleerd niet steekhoudend omdat de uitvoer naar de Gemeenschap ook goederen van oorsprong uit de VRC kon omvatten. Bovendien werd het feit dat de onderneming de gegevens over de invoer uit de VRC tijdens het TNO had weggelaten als misleidend in de zin van artikel 18 van de basisverordening beschouwd en deed dit ernstige twijfel rijzen over de betrouwbaarheid van de gegevens die de onderneming vóór en na het controlebezoek verstrekte.

(126)

Om deze redenen kon de door de betrokken producent-exporteur aangeboden prijsverbintenis niet worden aanvaard.

(127)

Uit het voorgaande vloeit voort dat de bij Verordening (EG) nr. 964/2003 ingestelde antidumpingrechten op hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC en Thailand, of verzonden vanuit Taiwan, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd.

(128)

Derhalve moet ook de uitbreiding van de maatregelen voor het betrokken product van oorsprong uit de VRC tot de invoer van hetzelfde product verzonden vanuit Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen, zoals vastgesteld bij respectievelijk Verordening (EG) nr. 2052/2004, Verordening (EG) nr. 2053/2004 en Verordening (EG) nr. 655/2006, worden gehandhaafd.

(129)

De bij de uitbreiding van de antidumpingmaatregelen verleende vrijstelling voor bepaalde hulpstukken voor buisleidingen vervaardigd door Chup Hsin en Nian Hong moet worden ingetrokken. Voor deze ondernemingen zal daarom in overeenstemming met artikel 13, lid 1, van de basisverordening hetzelfde antidumpingrecht gelden als voor producenten in de VRC,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11, ex 7307 93 19, ex 7307 99 30 en ex 7307 99 90 (Taric-codes 7307931191, 7307931193, 7307931194, 7307931195, 7307931199, 7307931991, 7307931993, 7307931994, 7307931995, 7307931999, 7307993092, 7307993093, 7307993094, 7307993095, 7307993098, 7307999092, 7307999093, 7307999094, 7307999095, 7307999098).

2.   Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor de in lid 1 omschreven producten die door onderstaande ondernemingen zijn geproduceerd, is als volgt:

Land

Onderneming

Antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

Volksrepubliek China

Alle ondernemingen

58,6

Thailand

Awaji Materia (Thailand) Co. Ltd Samutprakarn

7,4

8850

 

Thai Benkan Co. Ltd Prapadaeng — Samutprakarn

0

A118

 

Alle andere ondernemingen

58,9

A999

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen betreffende douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Het definitieve antidumpingrecht dat op grond van artikel 1 wordt ingesteld op bepaalde ingevoerde hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt uitgebreid tot dezelfde hulpstukken verzonden vanuit Taiwan (Taric-codes 7307931191, 7307931991, 7307993092 en 7307999092; aanvullende Taric-code A999), Indonesië (Taric-codes 7307931193, 7307931993, 7307993093 en 7307999093), Sri Lanka (Taric-codes 7307931194, 7307931994, 7307993094 en 7307999094) en de Filipijnen (Taric-codes 7307931195, 7307931995, 7307993095 en 7307999095), al dan niet aangegeven als van oorsprong uit respectievelijk Taiwan, Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen, met uitzondering van de betrokken hulpstukken voor buisleidingen vervaardigd door Rigid Industries Co. Ltd, Kaohsiung (Taiwan) (aanvullende Taric-code A099). De vrijstelling die bij de uitbreiding van het recht werd verleend voor dezelfde hulpstukken voor buisleidingen vervaardigd door Chup Hsin Enterprise Co. Ltd, Kaohsiung (Taiwan) (aanvullende Taric-code A098) en Nian Hong Pipe Fittings Co. Ltd, Kaohsiung (Taiwan) (aanvullende Taric-code A100) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 augustus 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

C. BILDT


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB L 84 van 3.4.1996, blz. 1.

(3)  PB L 94 van 14.4.2000, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 6.6.2003, blz. 1.

(5)  Voorheen Awaji Sangyo Co. Ltd, zie PB C 152 van 6.7.2007, blz. 16.

(6)  PB L 84 van 3.4.1996, blz. 46.

(7)  PB L 275 van 25.8.2004, blz. 1.

(8)  PB L 355 van 1.12.2004, blz. 4.

(9)  PB L 355 van 1.12.2004, blz. 9.

(10)  PB L 116 van 29.4.2006, blz. 1.

(11)  PB L 275 van 16.10.2008, blz. 18.

(12)  PB C 238 van 10.10.2007, blz. 20.

(13)  PB C 138 van 5.6.2008, blz. 42.


Top