Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0704

    2009/704/EG: Beschikking van de Commissie van 16 juli 2008 betreffende steunmaatregel C 29/04 (ex N 328/03) die Italië voornemens is te verstrekken aan de suikerfabriek te Villasor, die eigendom is van Sadam ISZ (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3531)

    PB L 244 van 16.9.2009, p. 10–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/704/oj

    16.9.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 244/10


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 16 juli 2008

    betreffende steunmaatregel C 29/04 (ex N 328/03) die Italië voornemens is te verstrekken aan de suikerfabriek te Villasor, die eigendom is van Sadam ISZ

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3531)

    (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

    (2009/704/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

    Na de belanghebbenden overeenkomstig genoemd artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gelet op de toegezonden opmerkingen,

    Overwegende hetgeen volgt:

    I.   PROCEDURE

    (1)

    Bij schrijven van 22 juli 2003 heeft Italië de Commissie in kennis gesteld van de steunmaatregel voor de suikerfabriek te Villasor, die eigendom is van Sadam ISZ. Bij schrijven van 19 september 2003 en 30 maart 2004 heeft Italië nadere informatie aan de Commissie verstrekt.

    (2)

    Bij schrijven van 8 september 2004 heeft de Commissie Italië in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure als bedoeld in artikel 88, lid 2, van het Verdrag tegen de desbetreffende steunmaatregel.

    (3)

    Bij schrijven van 13 oktober 2004 en van 7 april 2005 heeft Italië de Commissie de opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten toegezonden met betrekking tot het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure.

    (4)

    Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (1). De Commissie heeft de belanghebbenden aangemaand hun opmerkingen over de desbetreffende steunmaatregel te maken.

    (5)

    De Commissie heeft hieromtrent opmerkingen van de belanghebbenden ontvangen. Zij heeft deze aan Italië doorgezonden en het land in de gelegenheid gesteld daarop te reageren, en zij heeft van Italië bij schrijven van 18 mei 2005 opmerkingen ontvangen.

    (6)

    Bij schrijven van 31 januari 2008 en van 14 april 2008 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie de informatie gezonden waarom zij bij schrijven van 29 maart 2007 had verzocht.

    II.   BESCHRIJVING

    (7)

    De begunstigde onderneming, de suikerfabriek te Villasor, is eigendom van de vennootschap Sadam ISZ en verwerkt suikerbieten. Het is de enige suikerfabriek op het eiland Sardinië (een van de grootste eilanden in de Middellandse Zee).

    (8)

    De Italiaanse autoriteiten stellen deze fabriek 3,5 miljoen EUR ter beschikking om haar gedeeltelijk schadeloos te stellen voor de verliezen die zij heeft geleden als gevolg van de daling van de suikerproductie door een lagere aanvoer van bieten vanwege de droogte in de jaren 2001-2002.

    (9)

    Met betrekking tot de productie van bieten hebben de bevoegde autoriteiten gegevens verstrekt waaruit een daling van de regionale productie en dus van de aanvoer naar de suikerfabriek blijkt. In vergelijking met de referentieperiode 1998-2000 bedraagt de daling 39 % in 2001 en 68 % in 2002 (2).

    (10)

    De bevoegde autoriteiten hebben de door de fabriek te Villasor geleden schade berekend op basis van de balansgegevens van de onderneming voor de boekjaren 1998 tot en met 2002 en hebben deze geraamd op 6 858 448 EUR (3). De schade is als volgt berekend: de autoriteiten hebben de vaste kosten berekend voor een ton suiker in een referentieperiode (1998-2000) en de uitkomst daarvan vergeleken met de vaste kosten voor een ton suiker in de jaren 2001 en 2002. Als vaste kosten hebben zij aangemerkt: het vaste personeel, het laden en lossen (diensten verricht door derden en afvoer uit opslag), de algemene kosten, de afschrijvingen en de financieringslasten (4). In de referentieperiode bedroegen de vaste kosten per ton suiker 166,61 EUR (5). Voor de jaren 2001-2002 levert dezelfde berekeningsmethodiek de volgende uitkomst op: in 2001 bedroegen de vaste kosten per ton suiker 287,95 EUR (6) en in 2002 569,18 EUR (7). De hoogte van de vaste kosten in vergelijking met de referentieperiode blijkt wanneer de vaste kosten per ton suiker in de referentieperiode worden afgetrokken van de vaste kosten per ton suiker in de jaren 2001 en 2002. In 2001 komt dat uit op 121,34 EUR per ton en in 2002 op 402,58 EUR per ton (8). Om de totaal geleden schade te berekenen, werd de totale suikerproductie in 2001 en 2002 vermenigvuldigd met bovenstaand cijfer. Voor 2001 werd de schade zo gekwantificeerd op 2 427 278 EUR en voor 2002 op 4 431 170 EUR (9), dus in totaal 6 858 448 EUR.

    (11)

    Het door de Italiaanse autoriteiten toegekende bedrag van 3,5 miljoen EUR zou dus neerkomen op 51 % van de geleden schade. De Italiaanse autoriteiten hebben aangegeven dat het steunbedrag om budgettaire redenen op dit niveau is uitgekomen.

    (12)

    Deze steun mag niet worden gecumuleerd met andere steun.

    (13)

    De Italiaanse autoriteiten hebben een dossier verstrekt met de meteorologische gegevens van de afgelopen tien jaar, opgesteld door de regionale landbouwmeteorologische dienst (Service Agrométéorologique Régional — SAR) voor Sardinië (10) om aan te tonen dat het eiland in 2001-2002 werd getroffen door een uitzonderlijke droogte. Uit deze gegevens blijken onder meer de duur van de droogte en de omvang van de waterreserves. Ook is er informatie in opgenomen over de landbouwklimatologische situatie op Sardinië in de jaren 2001-2002.

    (14)

    Verder hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat voor de teelt van bieten meermaals steun is verstrekt. In de periode 1990-2002 was dat in de jaren 1995, 2000, 2001 en 2002 het geval.

    (15)

    De Italiaanse autoriteiten waren van mening dat de steun met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is op grond van punt 11.3.1 van de richtsnoeren van de Gemeenschap voor staatssteun in de landbouwsector voor de periode 2000-2006 (hierna „de richtsnoeren” genoemd) (11) omdat hij volgens hen is bedoeld ter compensatie van de schade die door de suikerfabriek is geleden als gevolg van een lagere productie van bieten door weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld.

    (16)

    De Italiaanse autoriteiten waren van mening dat deze interpretatie aansloot bij de handelwijze van de Commissie ter zake (12) voor gevallen waarin een sterke onderlinge afhankelijkheid bestaat tussen de basislandbouwproductie en de verwerkingsprocessen in de agro-industrie, met name wanneer de betrokken agro-industriële onderneming niet beschikt over alternatieve bronnen van aanvoer.

    (17)

    Met het oog hierop hebben de Italiaanse autoriteiten aangevoerd dat in de suikerbietensector landbouw en industrie onderling sterk verweven en van elkaar afhankelijk zijn. Het bestaan van een fabriek voor de verwerking van suikerbieten is afhankelijk van de aanwezigheid van een goed aanvoergebied en in de fabriek in Villasor worden uitsluitend de in het aanvoergebied op het eiland geproduceerde bieten tot suiker verwerkt. De Italiaanse autoriteiten stellen dat de suikerbieten die in het Middellandse Zeebekken worden geteeld vanwege hun fysiologische kenmerken, moeten worden geoogst binnen het zeer korte tijdsbestek waarin het suikergehalte het hoogst is en vervolgens snel (binnen 36 uur na het oogsten) naar de verwerkende fabriek moeten worden vervoerd omdat zij anders hun suikergehalte verliezen en worden aangetast door schimmels die ze onbruikbaar maken. Daarom zijn de aanvoergebieden doorgaans gelegen in een straal van 80 tot 100 kilometer rondom de verwerkende fabrieken en duren de oogst- en verwerkingscampagnes zeer kort. De dichtstbijzijnde alternatieve aanvoerbron voor de suikerfabriek in Villasor bevindt zich op het vasteland van Italië, op meer dan 250 km afstand (waarvan 180 km over zee).

    (18)

    De Italiaanse autoriteiten hebben erop gewezen dat voor de productie van suiker in de Gemeenschap de gemeenschappelijke marktordening in de suikersector geldt (verordening inzake de GMO voor suiker) (13), waarin met name wordt bepaald dat fabrieken met de producenten van bieten in hun aanvoergebied overeenkomsten moeten afsluiten voor de „A+B”-suikerproductiequota die hun door de staat worden toegekend, willen zij in aanmerking komen voor de door de GMO gegarandeerde prijzen en opbrengsten. Interne steunmaatregelen mogen niet ten goede komen aan boven de „A+B”-quota geproduceerde suiker. Deze suiker mag ook niet vrij worden verhandeld op de gemeenschappelijke markt. Dat betekent dat de fabriek en de vaste toeleverende landbouwbedrijven in hun teeltovereenkomsten vastleggen welke arealen kunnen worden bebouwd binnen de grenzen van de „A+B”-productiequota die de staat aan de fabriek toekent. Daarom kan een fabriek ook moeilijk bieten uit een ander productiegebied betrekken omdat buiten de teeltovereenkomsten slechts in beperkte mate bieten beschikbaar zijn, er in dit verband overeenstemming moet bestaan tussen suikerverwerkers en ten slotte, voor wat betreft het Middellandse Zeebekken, de alternatieve bietengebieden zodanig dicht bij de fabriek moeten zijn gelegen dat de aanvoer van een bruikbaar product kan worden gewaarborgd.

    (19)

    De Italiaanse autoriteiten hebben wel willen onderzoeken of de fabriek in Villasor zijn grondstoffen mogelijk elders had kunnen vinden, maar de afstand tot de productiegebieden op het vasteland van Italië is dermate groot dat het vervoer van de bieten niet rendabel zou zijn, nog los van het feit dat zij in onbruikbare staat op hun plaats van bestemming zouden aankomen.

    (20)

    De Italiaanse autoriteiten hebben de Commissie een berekening verstrekt voor de tijd en de kosten die zouden zijn gemoeid met het vervoer van bieten uit een alternatief gebied op het vasteland van Italië. Voor het vervoer van bieten naar Sardinië zou vanaf het moment van laden circa tweeëneenhalve dag benodigd zijn. Aangezien bieten altijd binnen 36 uur na het oogsten moeten worden verwerkt (anderhalve dag), zouden zij in een onbruikbare staat op hun plaats van bestemming aankomen. De kosten hiervan zouden volgens de berekening van de bevoegde autoriteiten voor de twee periodes uitkomen op ongeveer 10 188 000 EUR.

    (21)

    Ten aanzien van het specifieke aspect van de droogte en het (daarmee verband houdende) beleid met betrekking tot het waterbeheer op Sardinië hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat in 1995 de noodtoestand voor de waterhuishouding is uitgeroepen en dat een speciale commissaris (de Commissario Governativo per l'Emergenza Idrica) was aangesteld. Deze beschikte over bijzondere bevoegdheden voor het kwantitatieve waterbeheer en voor het uitvoeren van de meest noodzakelijke infrastructuurwerken.

    (22)

    Ook hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat het regionaal ontwikkelingsplan van Sardinië voor de periode 2000-2006 voorzag in specifieke maatregelen voor de bietenteelt. Onderdeel van die maatregelen waren de watervoorziening voor de landbouwgronden, de aanschaf van irrigatiematerieel en -installaties op landbouwbedrijven, de invoering van modernere machines en de invoering van machines voor bemesting en bescherming van het gewas.

    III.   UITEENZETTING VAN DE GRONDEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE PROCEDURE

    (23)

    De Commissie heeft de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ingeleid omdat zij twijfelde aan de verenigbaarheid van de maatregel met artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag, waarin steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden aangemerkt. Ten aanzien van uitzonderingen op het algemene beginsel van de onverenigbaarheid van staatssteun met de gemeenschappelijke markt zoals vastgelegd in artikel 87, lid 1, van het Verdrag hanteert de Commissie een strikte interpretatie van het begrip „natuurramp” uit artikel 87, lid 2, onder b). Tot dusverre heeft de Commissie erkend dat aardbevingen, lawines, aardverschuivingen en overstromingen als natuurramp kunnen worden aangemerkt.

    (24)

    De Commissie heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat ongunstige weersomstandigheden zoals vorst, hagel, ijs, regen of droogte op zichzelf niet als natuurramp in de zin van artikel 87, lid 2, onder b), kunnen worden beschouwd. Wegens de schade die dergelijke gebeurtenissen aan de landbouwproductie of aan productiemiddelen voor de landbouw kunnen toebrengen, heeft de Commissie echter erkend dat dergelijke gebeurtenissen met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld zodra de omvang van de schade een bepaalde drempel bereikt, die voor de probleemgebieden is vastgesteld op 20 % van de normale productie, en voor de overige gebieden op 30 %. In de richtsnoeren (14) wordt in punt 11.3 bepaald dat steun ter compensatie van de verliezen ten gevolge van slechte weersomstandigheden uitsluitend kan worden uitgekeerd aan de landbouwers of aan producentenorganisaties waarbij de landbouwers zijn aangesloten. De Commissie beschouwt steunmaatregelen als bedoeld in punt 11.3 onder bepaalde voorwaarden als met de gemeenschappelijke markt verenigbaar op grond van artikel 87, lid 3, onder c).

    (25)

    De Commissie heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de bepalingen van punt 11.3 van de richtsnoeren niet van toepassing zijn op verwerkingsinstallaties in de agro-industrie, omdat die naar haar mening voldoende flexibel zijn om hun aanvoer te regelen. Dit kan uiteraard extra kosten voor grondstoffen en/of een lagere rentabiliteit met zich meebrengen, maar geen grond zijn voor een rechtstreekse toepassing van voorschriften die gelden voor de landbouwproductie.

    (26)

    Aangezien de Italiaanse autoriteiten geen andere rechtsgrondslagen hebben voorgesteld voor het onderzoek naar en de eventuele toestemming voor de steun, kon de Commissie in dit stadium van de procedure niet uitsluiten dat de voorgenomen steunmaatregel neerkomt op exploitatiesteun, dus steun waarmee wordt beoogd de onderneming te vrijwaren van de kosten die zij zelf onder normale omstandigheden had moeten dragen in het kader van haar dagelijkse bedrijfsvoering of normale activiteiten.

    (27)

    Bovendien leken de door de Italiaanse autoriteiten overgelegde gegevens en de gegevens waarover de Commissie beschikte erop te wijzen dat de onderneming Sadam ISZ en de ondernemingen waartoe Sadam ISZ rechtstreeks of onrechtstreeks behoorde (met name SAM (15) en Finbieticola Spa (16) in staat zouden zijn geweest om een daling van de rentabiliteit van het betrokken bedrijf op te vangen.

    (28)

    Zelfs indien de toepassing op Sadam ISZ van het compensatiebeginsel als bedoeld in punt 11.3 van de richtsnoeren aanvaardbaar zou kunnen worden geacht (hetgeen in dit stadium van de procedure niet het geval is), zou subsidiair ten slotte de door de Italiaanse autoriteiten voor de berekening van het steunbedrag gebruikte referentieperiode onjuist zijn geweest.

    IV.   OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN

    (29)

    Op het moment waarop de procedure werd ingeleid heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van Sadam ISZ (17), van de president van de regio Sardinië (18) en van Brumar Srl (19).

    (30)

    In zijn opmerkingen herhaalt Sadam ISZ de redenen die worden genoemd in de punten 12 tot en met 36 van de inleidingsbrief voor de formele onderzoeksprocedure en op grond waarvan de Italiaanse autoriteiten hebben overwogen de steun toe te kennen: het uitzonderlijke karakter van de droogte, de onmogelijkheid om bieten uit andere gebieden te betrekken vanwege de bijzondere organisatiestructuur van de suikermarkt, de onmogelijkheid van vervoer vanwege de ligging van de suikerfabriek op een eiland en het belang van de agro-industriële suikersector voor de economie van het eiland. Verder verstrekt het informatie over de ontwikkelingen in het eigendom van de onderneming, die thans volledig in handen is van het Eridania Sadam-concern. Na de terugtrekking van Sviluppo Italia SpA in december 2003 is ook het aandeel van Finbieticola in oktober 2004 namelijk volledig overgenomen door het Eridania Sadam-concern. Sadam ISZ heeft een afschrift verstrekt van de overeenkomst tussen de verschillende publieke en private autoriteiten waarmee het waarborgen van de continuïteit van de suikerbietenproductie op Sardinië werd beoogd. In dit verband heeft de regio Sardinië toegezegd alle noodzakelijke initiatieven te zullen nemen om investeringen in de bietensector te stimuleren, met name op het gebied van waterbeheer, en om op zo kort mogelijke termijn toestemming van de Commissie te verkrijgen voor onderhavige aangemelde steun ten belope van 3,5 miljoen EUR ter compensatie van de verliezen die werden geleden als gevolg van de droogte.

    (31)

    Sadam ISZ is van mening dat zijn productie geen enkele invloed heeft op de ontwikkeling van de Europese markt, niet alleen omdat de onderneming daarvan slechts 0,2 % uitmaakt, maar ook omdat deze productie voor 98 % bestemd is voor de Sardijnse markt, waarop zij bijna 50 % van de vraag dekt, terwijl het Eridania Sadam-concern 35 % van de Italiaanse suiker produceert, oftewel 1,7 % van de suikerproductie in Europa, en 23 % van de binnenlandse markt in handen heeft, overeenkomend met 2,15 % van de Europese markt.

    (32)

    De president van de regio Sardinië benadrukt de buitengewoon uitzonderlijke aard van de situatie die de jaren 2001-2002 kenmerkte en in geen geval „een precedent kon vormen voor andere situaties in de toekomst”. Hij legt de nadruk op de negatieve gevolgen die sluiting van de enige fabriek op Sardinië zou hebben gehad voor de economie van het eiland, vanwege het belang van de bietensector op Sardinië, het aantal betrokken landbouwbedrijven (1 300, met circa 5 000 werknemers), het aantal vaste werknemers (83) en seizoensarbeiders (bijna 200) van de fabriek, nog los van de indirecte werkgelegenheid door deze activiteiten (derden die bieten telen en oogsten, vervoerders, laad- en losbedrijven) en vanwege het rationele beheer van de landbouwproductie als geheel, aangezien bieten een belangrijk rotatiegewas zijn. De president van de regio wijst op het belang dat door de regionale overheid aan de bietensector wordt gehecht en op zijn toezegging voor het behoud daarvan.

    (33)

    Brumar Srl stelt dat de fabriek van Sadam geen schade heeft geleden omdat zij suiker kon kopen in Frankrijk, Duitsland, Slovenië en Kroatië, en dat alle Italiaanse fabrieken de prijs van witte suiker met ingang van 1 oktober 2003 met 50 EUR per ton hebben verhoogd, met een netto winst van 80 miljoen EUR voor de vijf suikerfabrieken in Italië. Volgens Brumar Srl zou deze winst met name aan Sadam ten goede zijn gekomen omdat deze onderneming het grootste deel van de Italiaanse productie in handen heeft. Concluderend is Brumar Srl van mening dat aan de bietenproducenten steun zou moeten worden toegekend vanwege de schade die zij hebben geleden door het wegvallen van de oogst als gevolg van de droogte, en aan de werknemers die niet in dienst zijn genomen door de verwerkingsfabrieken.

    V.   OPMERKINGEN VAN ITALIË

    (34)

    De Italiaanse autoriteiten hebben hun opmerkingen toegezonden bij de inleiding van de procedure, in hun brieven van 13 oktober 2004 en 7 april 2005 en hebben bij schrijven van 17 mei 2005 gereageerd op de brief van Brumar Srl.

    (35)

    De Italiaanse autoriteiten zijn het volledig oneens met de opmerkingen van Brumar Srl en menen dat zij in dit geval niet relevant zijn omdat de fabriek van Villasor nooit suiker heeft ingevoerd uit de door Brumar Srl genoemde landen en de verhoging van de prijs van witte suiker voor de gehele Italiaanse productie geldt en van toepassing is op het verkoopseizoen 2003, dus na de verkoopseizoenen waarvoor de steun zou moeten worden toegekend. Ten slotte betwisten zij de berekeningen van de winsten die in 2003 zouden zijn gemaakt door de Italiaanse suikerondernemingen in het algemeen en door Eridania Sadam in het bijzonder: het Eridania Sadam-concern, waarvan Sadam ISZ deel uitmaakt, heeft in 2003 34 % van de Italiaanse suiker geproduceerd.

    (36)

    In hun brief van 13 oktober 2004 erkennen de Italiaanse autoriteiten dat de Commissie alle onderdelen van het dossier uitgebreid heeft beschreven, evenals alle gegevens die werden verstrekt gedurende de fase voorafgaand aan de inleiding van de formele onderzoeksprocedure, waaronder met name de rechtsgrondslag, de compenserende aard van de voorgestelde maatregel, de wijze van berekening van de steun, de belangrijke rechtsgrondslag voor de goedkeuring van de maatregel, de onderlinge afhankelijkheid van landbouw en industrie in de bietensector, de onmogelijkheid van toelevering uit andere productiegebieden aan de verwerkende industrie op Sardinië en het belang van die sector voor de economie van het eiland.

    (37)

    De Italiaanse autoriteiten zijn van mening dat de steunmaatregel geen gevolgen heeft voor het intracommunautaire handelsverkeer omdat de effecten zich tot het regionale niveau zouden beperken: de productie van de fabriek in Villasor wordt voor 98 % op de lokale markt afgezet en concurreert dus niet met andere ondernemingen uit de Gemeenschap, noch op de markt van het Italiaanse vasteland noch op de communautaire of internationale markt. De Italiaanse autoriteiten menen dat de Commissie, in overeenstemming met haar „Ontwerpmededeling. Nieuwe richtsnoeren voor de beoordeling van overheidssteun met beperkte effecten op het intracommunautaire handelsverkeer”, een groter belang zou moeten hechten aan de economische effecten van de onderzochte maatregel, met name vanwege het geringe effect ervan op het handelsverkeer. Volgens de Italiaanse autoriteiten zou de bewering van de Commissie (20) dat „Italië […] een belangrijke positie [inneemt] op het gebied van de productie van suiker” in ieder geval niet te rijmen zijn met de opmerking dat Italië slechts de vierde Europese suikerproducent is en dat in dit kader het Eridania Sadam-concern een marktaandeel heeft van iets meer dan 1,5 % van de Europese markt, terwijl de productie van Sadam ISZ overeenkomt met een marktaandeel van 0,06 % was (gegevens verkoopseizoen 2002).

    (38)

    Ten aanzien van de rechtsgrondslag voor het toestaan van de maatregel wijzen de Italiaanse autoriteiten op een reeks oude beschikkingen van de Commissie, waarin zij in de landbouw- en agro-industriële sector steunmaatregelen toestond op grond van artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag en van de toepassingscriteria van punt 11.3 van de richtsnoeren (met name de staatssteundossiers N 83/2000, N 185/2000, N 657/02 en N 729/02) en stellen zij dat in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van genoemde criteria.

    (39)

    De Italiaanse autoriteiten vestigen ook de aandacht van de Commissie op punt 3.4 van de richtsnoeren, waarin wordt bepaald dat het feit dat een steunmaatregel niet volledig onder de richtsnoeren zelf, valt de Commissie niet ontslaat van de verplichting om deze maatregelen per geval te beoordelen met inachtneming van de in de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag neergelegde beginselen en van het gemeenschappelijke landbouwbeleid en het beleid inzake plattelandsontwikkeling van de Gemeenschap. Mocht de Commissie van oordeel zijn dat artikel 87, lid 2, onder b), niet van toepassing is op de voorgestelde maatregel, dan zijn de Italiaanse autoriteiten van mening dat deze wél zou moeten worden toegestaan op grond van artikel 87, lid 3, onder c).

    (40)

    Volgens de Italiaanse autoriteiten zou de fabriek met de voorgestelde maatregel gedeeltelijk de grote verliezen kunnen opvangen die werden geleden door het wegvallen van de suikerproductie als gevolg van een gebrek aan te verwerken grondstoffen door de grote droogte in de periode 2001-2002. Op Sardinië zou de suikerfabriek met een normale bietenoogst een economisch evenwicht kunnen bereiken. Met de aangeboden steun, die door de Italiaanse autoriteiten nogmaals als uitzonderlijke noodhulp wordt aangemerkt, zou ook het gehele herstructureringsproject, dat in 1999 van start ging met grote investeringen in industrie (21) en landbouw (zie de door de Commissie goedgekeurde maatregel 4.9 N van de POR Sardinië) kunnen worden voltooid ten behoeve van de economische ontwikkeling van de gehele regio.

    (41)

    De Italiaanse autoriteiten menen dat de verwijzing naar de interne verslagen van Sadam Eridania niet relevant is voor een beoordeling van onderhavig geval. Vanwege de grote tekorten in 2003 hebben Sadam Eridania en Finbieticola Spa in december 2003 een kapitaalinjectie van 5 039 393 EUR in de onderneming gedaan, waarmee zij voldeden aan haar verplichtingen jegens de gecontroleerde onderneming met betrekking tot de normale bedrijfsrisico's van Sadam ISZ in 2003 (beheersjaar/normaal productiejaar). Na deze kapitaalinjectie heeft overheidsaandeelhouder Sviluppo Italia zich teruggetrokken omdat hij niet had deelgenomen aan de kapitaalinjectie. De Italiaanse autoriteiten menen niet dat de controlerende vennootschap verplicht kan zijn om door middel van interne financiële stromen binnen het concern verliezen aan te vullen die het gevolg zijn van een buitengewone gebeurtenis die in het kader van een goede planning van de ondernemingsactiviteiten van het concern niet kon worden voorzien. De Italiaanse autoriteiten stellen dat de aansprakelijkheid van de controlerende aandeelhouders beperkt moet blijven tot de eisen die voortvloeien uit de normale ondernemingsactiviteiten.

    (42)

    Ten aanzien van de referentieperiode die is gekozen voor de berekening van de schadeloosstelling menen de Italiaanse autoriteiten ten slotte dat zij de beginselen in acht hebben genomen die zijn omschreven in punt 11.3.2 van de richtsnoeren. Bovendien kan gelet op het verschil tussen de hoogte van de daadwerkelijk door de onderneming geleden schade (6 858 448 EUR) en het voorgestelde steunbedrag (3,5 miljoen EUR) worden uitgesloten dat van overcompensatie sprake is. De Italiaanse autoriteiten merken op dat de Commissie in het verleden ook heeft ingestemd met andere methoden van schadeberekening die afwijken van de methoden uit de richtsnoeren, voor zover met de gekozen methoden geen kans op overcompensatie van de geleden schade bestaat (22).

    (43)

    In hun laatste brieven van 2008 hebben de Italiaanse autoriteiten op verzoek van de Commissie nadere gegevens verstrekt. Dit betreft met name gegevens over de suikerproductie (uitgedrukt in tonnen). Zij zijn opgenomen in onderstaande tabel:

    Verkoopseizoen

    Prod. Villasor

    Prod. Sadam-concern

    A+B-quota Sadam-concern

    Overschot/tekort

    1999/2000

    34 310,13

    334 851,41

    308 119,70

    26 731,71

    2000/2001

    26 608,50

    290 403,52

    298 910,30

    –8 506,78

    2001/2002

    20 004,60

    242 879,84

    305 996,50

    –63 116,66

    2002/2003

    11 007,06

    283 729,55

    290 072,50

    –6 342,95

    2003/2004

    9 143,18

    284 895,25

    533 961,70

    – 249 066,45

    2004/2005

    9 520,30

    341 327,21

    540 996,50

    – 199 669,29

    2005/2006

    8 193,55

    623 281,50

    484 356,20

    138 925,30

    (44)

    Ook hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat de suikerfabriek van Villasor zijn activiteiten definitief had gestaakt in het kader van een omschakelingsproces van de sector vanwege de hervorming van de GMO voor suiker. Met het oog hierop heeft Eridania Sadam op 30 april 2007 bij het ministerie van Landbouw-, voedsel- en bosbouwbeleid een „omschakelingsplan voor de suikerfabriek in Villasor” ingediend.

    (45)

    De aangemelde steunmaatregel kan volgens de Italiaanse autoriteiten deel uitmaken van het herstructureringsproces voor de sector en de onderneming, die levensnoodzakelijk blijft voor het behoud van de werkgelegenheid en de mogelijkheden voor de agro-energiesector op Sardinië.

    VI.   BEOORDELING VAN DE STEUN

    (46)

    De onderzochte maatregel is een steunmaatregel voor een suikerfabriek. Volgens artikel 36 van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 28 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (23) en daarvoor artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het EG-Verdrag van toepassing op producten die onder deze verordening vallen. Derhalve valt de sector waarvoor de maatregel wordt genomen onder de communautaire bepalingen met betrekking tot staatssteun.

    (47)

    Volgens artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

    (48)

    De onderzochte maatregel voldoet aan de definitie van steun uit artikel 87, lid 1, van het Verdrag omdat daarmee een economisch voordeel (in de vorm van financiële steun zonder terugbetaling) wordt toegekend aan een bepaalde onderneming (Sadam ISZ in Villasor), het een financiering betreft die wordt betaald uit openbare (regionale) middelen en genoemde steun van invloed kan zijn op het handelsverkeer. Bovendien blijkt uit de gegevens die Sadam naar aanleiding van het inleiden van de procedure heeft verstrekt dat deze onderneming niet alleen op de Italiaanse maar ook op de intracommunautaire markt actief is (zie bovenstaande overweging 31). Zelfs indien de suiker die in de fabriek van Villasor wordt geproduceerd, nagenoeg uitsluitend bestemd is voor de Sardijnse markt kan de onderzochte steunmaatregel nog steeds een eventuele concurrent uit een andere lidstaat op deze markt benadelen.

    (49)

    Volgens de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie blijkt bij versterking van de concurrentiepositie van een onderneming dankzij staatssteun in het algemeen dat sprake is van vervalsing van de mededinging met concurrerende ondernemingen die deze steun niet ontvangen (24). Uit de jurisprudentie blijkt dat de verhoudingsgewijs geringe hoogte van een steunmaatregel of de relatief bescheiden omvang van de begunstigde onderneming niet op voorhand uitsluiten dat van invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten sprake is (25).

    (50)

    Een maatregel is van invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten wanneer zij de invoer uit andere lidstaten belemmert of de uitvoer naar andere lidstaten bevordert. Van doorslaggevend belang is het feit dat het intracommunautaire handelsverkeer zich anders ontwikkelt of dreigt te ontwikkelen vanwege de desbetreffende maatregel.

    (51)

    Het product waarvoor steun wordt verleend, wordt tussen lidstaten verhandeld (26) en is derhalve aan concurrentie onderhevig.

    (52)

    Het bestaan van een gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker, zoals aangegeven in overweging 46, getuigt overigens van het belang van het intracommunautaire handelsverkeer van suiker en van het streven naar eerlijke concurrentie op de gemeenschappelijke markt.

    (53)

    De ontwerpmededeling van de Commissie over „Nieuwe richtsnoeren voor de beoordeling van overheidssteun met beperkte effecten op het intracommunautaire handelsverkeer” waarnaar de Italiaanse autoriteiten verwijzen (zie overweging 37) is nog niet door de Commissie goedgekeurd en kan daarom niet van invloed zijn op bovenstaande redenering.

    (54)

    Aan de criteria voor beïnvloeding van het handelsverkeer en vervalsing van de concurrentie wordt dus volledig voldaan.

    (55)

    Deze maatregel is dus wel degelijk staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

    (56)

    Het verbod in artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is niet onvoorwaardelijk. Om als met de gemeenschappelijke markt verenigbaar te kunnen worden aangemerkt, moet de voorgestelde maatregel vallen onder een van de uitzonderingen van artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag.

    (57)

    De bepalingen van artikel 87, lid 2, onder b), van het EG-Verdrag waarop de Italiaanse autoriteiten zich beroepen en waarin steunmaatregelen ter compensatie van de schade die is geleden door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard, zijn niet van toepassing.

    (58)

    Aangezien in het Verdrag geen enkele definitie wordt gegeven van de termen „buitengewone gebeurtenis” en „natuurrampen”, dient te worden nagegaan of de droogte waardoor Sardinië is getroffen kan worden beschouwd als een natuurramp in de zin van artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag. De Commissie hanteert namelijk steeds een strikte interpretatie van de begrippen „natuurrampen” en „buitengewone gebeurtenissen” uit artikel 87, lid 2, onder b).

    (59)

    De noodzaak van die strikte interpretatie wordt steeds bevestigd door het Hof van Justitie (27).

    (60)

    Tot nu toe heeft de Commissie aardbevingen, lawines, aardverschuivingen en overstromingen als natuurramp beschouwd. Als buitengewone gebeurtenissen worden onder meer oorlogen, binnenlandse onlusten en stakingen beschouwd en, in bepaalde gevallen en afhankelijk van hun omvang, ernstige nucleaire of industriële ongevallen en branden die zware verliezen tot gevolg hebben.

    (61)

    Gelet op de inherente moeilijkheden van de bepalingen ter zake zal de Commissie steunvoornemens van geval tot geval blijven onderzoeken op grond van artikel 87, lid 2, onder b), en rekening houdend met reeds gedane beoordelingen. Een dergelijke beoordeling is met name nodig wanneer steun wordt toegekend in een kwetsbare sector als de suikersector, waar elke interventiemaatregel strijdig kan zijn met de maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke marktordening.

    (62)

    De Commissie heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat ongunstige weersomstandigheden zoals vorst, hagel, ijzel, regen of droogte op zichzelf niet als natuurramp in de zin van artikel 87, lid 2, onder b), kunnen worden beschouwd (zie punt 11.3.1 van de richtsnoeren 2000-2006).

    (63)

    Tot dusverre is ook ernstige droogte nog nooit erkend als natuurramp in de zin van artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag.

    (64)

    In algemene zin moet een buitengewone gebeurtenis ten minste de kenmerken hebben van een gebeurtenis die, vanwege zijn aard en de gevolgen voor de betrokken marktdeelnemers, zich duidelijk onderscheidt van de gebruikelijke omstandigheden en de normale omstandigheden op een markt ontstijgt.

    (65)

    Vooralsnog kan op grond van de door Italië verstrekte gegevens niet worden vastgesteld dat de droogte uitzonderlijk van aard is. Zij is veeleer chronisch: sinds najaar 1999 (met uitzondering van november 2001) is er een lange periode van droogte geweest. Het jaar 2001-2002 kenmerkt zich door minder neerslag dan gemiddeld, maar niet uitzonderlijk. In de periode 1990-2000 waren er namelijk drie jaren waarin de droogte ernstiger was (1994-1995, 1998-1999, 1999-2000). Sinds 1970 zou er sprake zijn van een algemene tendens van afnemende neerslag (28).

    (66)

    Een andere reden om de droogte als chronisch aan te merken is het feit dat op Sardinië in 1995 de noodtoestand voor de waterhuishouding werd uitgeroepen (29). Deze noodtoestand werd op 31 december 2004 weer opgeheven (30).

    (67)

    Ook het feit dat tot vier maal toe aan bietenproducenten steun werd toegekend ter compensatie van verliezen als gevolg van de droogte in de periode 1990-2002 wijst erop dat de droogte niet uitzonderlijk was.

    (68)

    Bovendien blijkt uit de productiecijfers over de periode na de onderzochte jaren 2001-2002 (zie de tabel in overweging 43) een aanzienlijke afname van de productie van de fabriek in Villasor, terwijl in deze periode geen sprake van droogte was.

    (69)

    De door de Italiaanse autoriteiten voorgenomen steunmaatregel kan derhalve niet op deze rechtsgrondslag worden toegestaan.

    (70)

    Onderzocht moet worden of de voorgestelde maatregel als met de gemeenschappelijke markt verenigbaar kan worden beschouwd op grond van artikel 87, lid 3, van het Verdrag. In dat verband is met name punt c) relevant. Daarin wordt bepaald dat steunmaatregelen als met de gemeenschappelijke markt verenigbaar kunnen worden beschouwd wanneer zij bedoeld zijn om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad.

    (71)

    Bij de interpretatie van bovenstaande uitzondering voor de landbouwsector verifieert de Commissie in de eerste plaats de toepasselijkheid van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (31). Wanneer deze verordening niet van toepassing is gaat de Commissie uit van de richtsnoeren.

    (72)

    In dit geval is Verordening (EG) nr. 1/2004 niet van toepassing omdat de steun is bestemd voor een verwerkende onderneming, ter compensatie van verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden. In dergelijke steun is in genoemde verordening niet voorzien. Derhalve moet de Commissie de maatregel toetsen aan de richtsnoeren.

    (73)

    De richtsnoeren regelen in punt 11.2 staatssteun die is bedoeld ter compensatie van schade door natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen. Dit punt zal hier verder niet worden uitgewerkt omdat dat reeds is gedaan bij de toetsing aan artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag.

    (74)

    In de richtsnoeren wordt in punt 11.3 de staatssteun geregeld die is bedoeld om landbouwers schadeloos te stellen voor verliezen als gevolg van slechte weersomstandigheden, waaronder vorst, regen, ijzel of droogte. Dergelijke gebeurtenissen kunnen op zichzelf niet worden beschouwd als natuurramp in de zin van artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag.

    (75)

    Wanneer bij dergelijke gebeurtenissen schade aan de landbouwproductie of aan productiemiddelen voor de landbouw wordt toegebracht van meer dan 20 % van de normale productie in probleemgebieden en 30 % in de overige gebieden, stelt de Commissie deze gelijk aan natuurrampen en staat zij toe dat aan landbouwers steun ter compensatie van die verliezen wordt verleend op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag.

    (76)

    In algemene zin kan droogte daadwerkelijk gelijk worden gesteld aan een natuurramp, zoals dat in beschikking N 331/02 (32) is gedaan omdat de schade die werd geleden door landbouwers of producentenorganisaties de vastgestelde drempel overschreed. Zoals reeds aangegeven in de inleidingsbrief voor de procedure heeft de Commissie zich echter steeds op het standpunt gesteld dat de bepalingen van punt 11.3 van de richtsnoeren niet gelden voor agro-industriële verwerkingsinstallaties omdat die, naar haar oordeel, voldoende flexibel zijn om hun aanvoer te regelen. Dit kan uiteraard extra kosten voor grondstoffen en/of een lagere rentabiliteit met zich meebrengen, maar lijkt geen grond te vormen voor een rechtstreekse toepassing van de voorschriften die gelden voor de landbouwproductie. Deze benadering komt ook terug in punt 11.3.8 van de richtsnoeren en werd overigens bevestigd in een recent arrest van het Gerecht van eerste aanleg (33).

    (77)

    Hieruit blijkt dat in punt 11.3 van de richtsnoeren wordt uitgesloten dat steunmaatregelen ter compensatie van agro-industriële installaties voor verliezen als gevolg van slechte weersomstandigheden met de gemeenschappelijke markt verenigbaar zijn.

    (78)

    De Italiaanse autoriteiten baseren een deel van hun argumentatie op het feit dat de desbetreffende suikerfabriek zijn bevoorrading niet flexibel genoeg kon regelen en dat daarom ook aan de suikerfabriek steun moest worden verleend gezien de bestaande nauwe verwevenheid tussen de productie van bieten en de suikerfabriek. In dit kader noemen de Italiaanse autoriteiten meerdere beschikkingen van de Commissie als precedent: de als eerste genoemde reeks beschikkingen kan niet als vergelijkbaar worden beschouwd omdat zij betrekking hebben op gebeurtenissen die op zichzelf als natuurramp zijn aangemerkt (steunmaatregel N 729/02 (34) heeft betrekking op compensatie naar aanleiding van de overstromingen in het zuidoosten van Frankrijk) of als buitengewone gebeurtenis (steunmaatregel N 83/2000 (35) heeft betrekking op dioxinevervuiling in België, zaak N 185/2000 (36) kent compensatie toe voor schade als gevolg van de wildgroei van algen in de Adriatische Zee in Italië en zaak N 657/02 (37) betreft de Belgische bosbouwsector die schade had geleden door uitzonderlijke wildgroei van kevers en schimmels). Zoals reeds aangegeven kan de droogte op zichzelf niet als natuurramp of buitengewone gebeurtenis worden aangemerkt en kunnen genoemde beschikkingen derhalve niet worden beschouwd als precedenten die vergelijkbaar zijn met onderhavig geval.

    (79)

    Ook wijzen de Italiaanse autoriteiten op de beschikkingen N 745/2000 — C 4/01 (38) en N 331/02 (39). In beide gevallen concludeerde de Commissie dat de droogte aan een natuurramp kon worden gelijkgesteld omdat de vastgestelde drempel voor de veroorzaakte schade was overschreden. In beide gevallen werd steun toegekend aan primaire producenten en aan „consorzi di bonifica”. Ten aanzien van deze „consorzi di bonifica” concludeerde de Commissie dat de landbouwrichtsnoeren niet van toepassing waren vanwege het feit dat water geen product is dat valt onder bijlage I van het Verdrag.

    (80)

    Deze „consorzi di bonifica” kunnen echter niet worden gelijkgesteld aan normale ondernemingen, hetgeen met onderhavige suikerfabriek wel het geval is. „Consorzi di bonifica” zijn autonome overheidsondernemingen die droogleggingsgebieden beheren. In ruil daarvoor ontvangen zij betalingen van landbouwers voor het geleverde irrigatiewater. Dit verschil tussen de „consorzi di bonifica” en ondernemingen die landbouwproducten verwerken of verkopen werd overigens bevestigd door het feit dat de Commissie in bovengenoemde zaak N 745/2000 — C 4/01 heeft besloten de procedure in te leiden voor het deel van de steun dat bestemd was voor ondernemingen en coöperaties die actief zijn op het gebied van de verwerking en de afzet van landbouwproducten, omdat steun aan deze verwerkende ondernemingen niet kon worden toegestaan op grond van de landbouwrichtsnoeren. Aangezien de kennisgeving vervolgens werd ingetrokken, is voor dit geval geen definitieve beschikking gegeven.

    (81)

    Ten aanzien van de moeilijkheden die de suikerfabriek zou ondervinden bij het elders betrekken van bieten hebben de Italiaanse autoriteiten aangevoerd dat het voor elke suikerfabriek inherent moeilijk is om bieten uit een ander productiegebied te betrekken vanwege een stelsel van contracten tussen bietenproducenten en fabrieken, de ligging van onderhavige fabriek op een eiland en de korte houdbaarheid van bieten. Deze onmogelijkheid om elders bieten te betrekken vloeit echter voort uit Verordening (EG) nr. 1260/2001 waarmee een stelsel van contracten tussen bietenproducenten en fabrieken wordt ingevoerd. De Italiaanse autoriteiten hebben zelf aangegeven dat het onder normale omstandigheden niet mogelijk is om uit andere productiegebieden voor andere ondernemingen bestemde bieten te betrekken zonder dat daardoor de uiteindelijke suikerproductie van die andere ondernemingen afneemt en zij dus hun quota niet kunnen halen. Zij hebben dus aangegeven dat het in het algemeen voor een fabriek niet vaak mogelijk is om zijn bieten te betrekken uit andere dan de gebruikelijke productiegebieden.

    (82)

    Het door Italië aangevoerde argument dat de ondernemingen hun bevoorrading niet flexibel genoeg kunnen regelen, geldt daarom voor elke suikerfabriek vanwege bovengenoemde Verordening (EG) nr. 1260/2001, ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming. Een dergelijk argument zou daarmee gelden voor alle verwerkende ondernemingen waarvan de relatie met de producenten wordt bepaald door de ordening van de markt waarop zij actief zijn. Instemmen met dit argument zou indruisen tegen de strikte interpretatie van de landbouwrichtsnoeren die noodzakelijk is omdat het hier gaat om een uitzondering op de algemene regel dat steunmaatregelen onverenigbaar zijn.

    (83)

    De door de Italiaanse autoriteiten voorgenomen steunmaatregel kan derhalve niet op deze rechtsgrondslag worden toegestaan.

    (84)

    Ook hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat punt 3.4 van bovengenoemde landbouwrichtsnoeren als rechtsgrondslag voor de steunmaatregel zou kunnen gelden. Op grond van dit punt beoordeelt de Commissie per geval alle steunmaatregelen die niet onder deze richtsnoeren vallen, met inachtneming van de in de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag neergelegde beginselen en van het gemeenschappelijke landbouwbeleid en het beleid inzake plattelandsontwikkeling van de Gemeenschap. Zoals aangegeven in bovenstaande overwegingen vallen de betrokken steunmaatregelen (steun aan verwerkende ondernemingen ter compensatie van schade die is geleden als gevolg van slechte weersomstandigheden) specifiek onder punt 11.3 van de richtsnoeren, op grond waarvan zij van steun worden uitgesloten. Punt 3.4 is derhalve niet van toepassing.

    (85)

    Met het oog op de volledigheid onderzoekt de Commissie of de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden in dit geval niet van toepassing zijn. De eerste voorwaarde om voor reddings- of herstructureringssteun in aanmerking te komen, is dat de desbetreffende onderneming wordt beschouwd als een onderneming in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (40). Uit de gegevens waarover de Commissie beschikt blijkt niet dat de onderneming op het moment waarop de steunmaatregel werd aangemeld, in moeilijkheden zou verkeren in de zin van bovengenoemde richtsnoeren. De enige bekende aanwijzing voor moeilijkheden is het feit dat een kapitaalinjectie nodig was vanwege een groot tekort in 2003. De private aandeelhouders hebben de onderneming in december 2003 een kapitaalinjectie gegeven, waarna overheidssteun voor herstructurering overbodig was. Bovendien heeft de onderneming reeds herstructureringssteun ontvangen, waarvoor de Commissie in 1999 goedkeuring verleende (41). Aangezien minder dan tien jaar is verstreken sinds het einde van de herstructureringsperiode kan, op grond van het eenmaligheidscriterium uit punt 3.2.3 van de richtsnoeren voor redding en herstructurering, geen nieuwe herstructureringssteun worden verstrekt. In ieder geval hecht de Commissie eraan te benadrukken dat de betrokken lidstaat zijn medewerking aan de Commissie moet verlenen en alle gegevens moet verstrekken om haar te kunnen laten verifiëren of wordt voldaan aan de voorwaarden voor de door deze lidstaat verlangde uitzondering (42). De Italiaanse autoriteiten hebben in dit geval nooit gevraagd om toepassing van de richtsnoeren voor redding en herstructurering en evenmin documenten verstrekt om de Commissie de gegevens aan deze richtsnoeren te kunnen laten toetsen, een en ander in weerwil van de aanwijzingen die de Commissie heeft gegeven in overweging 44 van het inleidingsbesluit.

    (86)

    De gegevens waarover de Commissie beschikte op het moment waarop de procedure werd ingeleid, lijken erop te wijzen dat Sadam ISZ en de ondernemingen — met name SAM en Finbieticola Spa — waarvan het rechtstreeks of indirect deel uitmaakte in staat waren om de lagere rentabiliteit van deze fabriek op te vangen.

    (87)

    Aangezien Sadam ISZ hangende de procedure volledig onder zeggenschap van Eridania Sadam is gekomen, stelt de Commissie vast dat de controlerende onderneming heeft kunnen voldoen aan zijn verplichtingen jegens de gecontroleerde onderneming door deze in staat te stellen haar activiteiten voort te zetten, mede gelet op de grote investeringen die konden worden gedaan in het kader van het herstructureringsplan waarmee in 1999-2000 een aanvang werd gemaakt, en op de kapitaalinjectie in de jaren 2003-2004. Zoals aangegeven in overweging 75 lijkt de onderneming daarom niet in moeilijkheden te verkeren, hetgeen toepassing van de richtsnoeren voor redding en herstructurering uitsluit.

    (88)

    In het besluit tot inleiding van de procedure werd subsidiair ook aangegeven dat de Italiaanse autoriteiten, zelfs indien Sadam ISZ in aanmerking zou komen voor toepassing van het compensatiebeginsel als bedoeld in punt 11.3 van de richtsnoeren (hetgeen in dit stadium van de procedure niet het geval is) voor de berekening van de steun een onjuiste referentieperiode hebben gekozen. Aangezien toepassing van punt 11.3 van de richtsnoeren op bovenstaande gronden niet mogelijk wordt geacht, is er geen grond voor nader onderzoek naar deze laatste twijfel die werd geuit in het besluit tot inleiding van de procedure.

    VII.   CONCLUSIE

    (89)

    Gelet op het bovenstaande is de Commissie van mening dat de staatssteun van 3 500 000 EUR die Italië voornemens is te verstrekken aan de suikerfabriek in Villasor, die eigendom is van Sadam ISZ, niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De staatssteun van 3 500 000 EUR die Italië voornemens is te verstrekken aan de suikerfabriek in Villasor, die eigendom is van Sadam ISZ, is niet verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

    Derhalve wordt de uitvoering van genoemde steunmaatregel niet toegestaan.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

    Gedaan te Brussel, 16 juli 2008.

    Voor de Commissie

    Mariann FISCHER BOEL

    Lid van de Commissie


    (1)  PB C 51 van 1.3.2005, blz. 9.

    (2)  De Commissie heeft de toekenning van steun aan landbouwproducenten op Sardinië toegestaan op grond van punt 11.3 van de richtsnoeren van de Gemeenschap voor staatssteun in de landbouwsector (PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2) vanwege de schade die zij door deze droogte hebben geleden. Dit betreft de steunmaatregelen N 745/2000 en N 331/02.

    (3)  De bevoegde autoriteiten hebben de Commissie bij schrijven van 27 november 2003 de balans toegezonden, alsmede hun raming van de kosten van de schade.

    (4)  De bevoegde autoriteiten hebben de afschrijvingen in de jaren 2000-2002 met 27,2 % verlaagd. Dit komt overeen met de steun die Sadam Spa als staatssteun heeft ontvangen voor investeringen in het kader van de herstructurering van de fabriek in Villasor. Staatssteun N 157/99, Beschikking (2000) D/103781 van 19 mei 2000, PB C 175 van 24.6.2000, blz. 20.

    (5)  In de gehele referentieperiode bedroeg het totaal aan vaste kosten 15 762 413,37 EUR en werd in totaal 94 609 ton suiker geproduceerd (15 762 413,37 : 94 609 = 166,61 EUR per ton).

    (6)  In 2001 bedroegen de vaste kosten 5 760 061,14 EUR en werd 20 004 ton suiker geproduceerd (5 760 061,14 : 20 004 = 287,95 EUR per ton).

    (7)  In 2002 bedroegen de vaste kosten 6 265 000,70 EUR en werd 11 007 ton suiker geproduceerd (6 265 000,70 : 11 007 = 569,18 EUR per ton).

    (8)  In 2001 (287,95 – 166,61) = 121,34 EUR per ton en in 2002 (569,18 – 166,61) = 402,58 EUR per ton.

    (9)  Voor 2001 (121,34 × 20 004) = 2 427 278 EUR en voor 2002 (402,58 EUR × 11 007 t) = 4 434 170 EUR.

    (10)  De SAR is een landbouwmeteorologische overheidsdienst voor Sardinië.

    (11)  PB C 28 van 1.2.2000, blz. 1.

    (12)  In dit verband wijzen zij op de beschikking van de Commissie van 5.12.2000 die werd gegeven in het kader van staatssteundossier N 185/2000 (PB C 19 van 20.1.2001, blz. 6). In dat geval oordeelde de Commissie dat de vergoedingen voor schaal- en schelpdierenbedrijven in verband met het herstel van schade als gevolg van slijmverontreiniging in 1997 in overeenstemming waren met artikel 87, lid 2 onder b) van het Verdrag.

    (13)  Ten tijde van de kennisgeving gold voor deze sector Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1.

    (14)  Zie noot 11.

    (15)  SAM srl is een vennootschap waarover Sadam Spa de zeggenschap heeft. Het Sadam-concern heeft 35 % van de nationale suikerproductie in handen.

    (16)  Finbieticola Spa heeft met name deelnemingen in de Italiaanse suikerindustrie ten doel. Het bezit daarin deelnemingen in het kapitaal.

    (17)  Brief van 31 maart 2005.

    (18)  Brief van 10 december 2004.

    (19)  Fax van 7 maart 2005.

    (20)  Zie punt 38 van de inleidingsbrief.

    (21)  Zie de voetnoot op pagina 4.

    (22)  Zie staatssteun N 661/01, Beschikking C(2003) 130 van 13 februari 2003, PB C 68 van 21.3.2003 blz. 17.

    (23)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.

    (24)  Arrest van het Hof van Justitie van 17 september 1980, zaak C-730/79, Jurispr. 1980, blz. 2671, punten 11 en 12.

    (25)  Arrest van het Hof van Justitie van 21 maart 1990, zaak C-142/87, Jurispr. 1990, blz. I-959, punt 43, en arrest van 14 september 1994, gevoegde zaken C-278/92 en C-280/92, Jurispr. 1994, blz. I-4103, punten 40-42.

    (26)  In de suikersector is sprake van een omvangrijk intracommunautair handelsverkeer. In 2002 heeft Italië 366 539 ton suiker ingevoerd uit de andere lidstaten (EU-15), terwijl het 37 564 ton uitvoerde.

    (27)  HvJEG, 11 november 2004, Spanje tegen de Commissie, Zaak C-73/03, punt 37; HvJEG, 23 februari 2006, zaken C-346/03 en C-529/03, Giuseppe Atzeni e.a., punt 79.

    (28)  Bron: S.A.R., Le precipitazioni sulla Sardegna da Settembre 2001 ad Agosto 2002.

    (29)  Verordening van de voorzitter van de ministerraad van 20 juni 1995„Dichiarazione dello stato di emergenza” op grond van Wet 225/92.

    (30)  http://www.regione.sardegna.it/j/v/138?s=1&v=9&va=3&c=1219

    (31)  PB L 1 van 3.1.2004, blz. 1.

    (32)  Brief C(2002) 3211 van de Commissie van 2 september 2002,

    http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/agriculture-2002/n331-02.pdf

    (33)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 14 december 2005, zaak T-200/04, paragraaf 46: „Uit zowel de benaming als de algemene opzet van deze bepalingen blijkt dat in punt 11 van de richtsnoeren een principieel onderscheid wordt gemaakt tussen landbouwers en productieactiviteiten in de landbouw enerzijds en verwerkende ondernemingen en verwerkingsactiviteiten anderzijds. Slechts steun ter compensatie van door landbouwers geleden schade bij de uitoefening van een agrarische productieactiviteit kan op grond van dit punt worden toegestaan.”.

    (34)  Brief C(2003) 910 definitief van de Commissie van 2 april 2003,

    http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/agriculture-2002/n729-02.pdf

    (35)  Brief SG(2000) D/103852 van de Commissie van 25 mei 2000,

    http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/agriculture-2000/n083-00.pdf

    (36)  Brief SG(2000) D/108955 van de Commissie van 5 december 2000,

    http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/peche-2000/n185-00.pdf

    (37)  Brief van de Commissie van 6 december 2002,

    http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/agriculture-2002/n657-02_fr.pdf

    (38)  Beschikking van de Commissie van 2 februari 2001, PB C 263 van 19.9.2001, blz. 16.

    (39)  Brief C(2002) 3211 van de Commissie van 2 september 2002,

    http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/agriculture-2002/n331-02.pdf

    (40)  PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

    (41)  Brief SG(2000) D/103781 van de Commissie van 19 mei 2000

    http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/agriculture-1999/n157-99.pdf

    (42)  Arrest van het Hof van 15 juni 2005, Regione autonoma della Sardegna/Commissie, T-171/02 [2005] Jurispr. blz. II-2123, punt 129.


    Top