Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R1117

    Verordening (EG) nr. 1117/2008 van de Commissie van 11 november 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

    PB L 301 van 12.11.2008, p. 5–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2009

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1117/oj

    12.11.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 301/5


    VERORDENING (EG) Nr. 1117/2008 VAN DE COMMISSIE

    van 11 november 2008

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 110 ter, lid 2, en artikel 145, onder r), tweede streepje,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 637/2008 (2) zijn de voorschriften voor de gekoppelde steun voor katoen vastgesteld overeenkomstig het arrest van het Hof C-310/04.

    (2)

    Met name voorziet hoofdstuk 10 bis van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 in de mogelijkheid rechtstreekse steun te verlenen voor de productie van katoen. Daarom dienen de overeenkomstige uitvoeringsbepalingen in Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie (3) te worden aangepast.

    (3)

    In artikel 110 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald dat een landbouwer slechts hectaresteun voor katoen kan ontvangen indien hij het katoenareaal heeft ingezaaid met toegelaten rassen en hij de katoen teelt op grond waarvoor de lidstaat een vergunning heeft verleend. Derhalve moeten de criteria voor de verlening van een vergunning voor de landbouwgrond die geschikt is voor de productie van katoen, en voor de toelating van de rassen worden vastgesteld.

    (4)

    Om de steun per hectare voor katoen te ontvangen, moeten de landbouwers vergunde grond inzaaien. Een criterium om aan te geven wat onder inzaai wordt verstaan, dient te worden vastgesteld. Een minimale gewasdichtheid die door de lidstaat is vastgesteld met inachtneming van de bodem- en klimaatgesteldheid en van de specifieke regionale kenmerken, is een objectief criterium om uit te maken of de inzaai correct is uitgevoerd.

    (5)

    De lidstaten moeten de brancheorganisaties voor de productie van katoen erkennen op basis van objectieve criteria met betrekking tot de omvang en de interne werking van die organisaties. Bij de vaststelling van de minimale omvang van een brancheorganisatie moet er rekening mee worden gehouden dat het bij die brancheorganisatie aangesloten egreneringsbedrijf toereikende hoeveelheden niet-geëgreneerde katoen in ontvangst moet kunnen nemen.

    (6)

    Om het beheer van de steunregeling niet te ingewikkeld te maken, mag een producent slechts bij één brancheorganisatie zijn aangesloten. Om dezelfde reden mag een tot een brancheorganisatie behorende producent die zich ertoe verbindt de door hem geproduceerde katoen te leveren, deze katoen alleen leveren aan een bij diezelfde organisatie aangesloten egreneringsbedrijf.

    (7)

    In het kader van de steunregeling voor katoen moeten de lidstaten hun producenten bepaalde gegevens over de katoenteelt verstrekken, zoals de toegelaten rassen, de objectieve criteria voor de verlening van een vergunning voor grond en de minimale gewasdichtheid. Met het oog op de tijdige voorlichting van de landbouwers moet de lidstaat deze gegevens vóór een bepaalde datum aan hen meedelen.

    (8)

    Verordening (EG) nr. 1973/2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (9)

    Aangezien de in hoofdstuk 10 bis van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde bepalingen met ingang van 1 januari 2009 van toepassing worden, moet de toepassingstermijn van de bij de onderhavige verordening vastgestelde bepalingen op dezelfde datum ingaan.

    (10)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt hoofdstuk 17 bis vervangen door:

    „HOOFDSTUK 17 bis

    GEWASSPECIFIEKE BETALING VOOR KATOEN

    Artikel 171 bis

    Verlening van een vergunning voor landbouwgrond met het oog op de productie van katoen

    De lidstaten stellen de objectieve criteria vast op basis waarvan voor grond een vergunning wordt verleend ten behoeve van de toekenning van de gewasspecifieke betaling voor katoen zoals bedoeld in artikel 110 bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

    Deze criteria zijn gebaseerd op een of meer van de volgende elementen:

    a)

    de landbouweconomie van de regio’s waarvoor de productie van katoen belangrijk is;

    b)

    de bodem- en klimaatgesteldheid op de betrokken oppervlakten;

    c)

    het beheer van het irrigatiewater;

    d)

    milieuvriendelijke vruchtwisselingen en teelttechnieken.

    Artikel 171 bis bis

    Toelating van rassen voor inzaai

    De lidstaten laten de in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen opgenomen rassen toe die zijn aangepast aan de marktbehoeften.

    Artikel 171 bis ter

    Voorwaarden voor subsidiabiliteit

    De in artikel 110 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde inzaai van oppervlakten wordt gerealiseerd door te zorgen voor een minimale gewasdichtheid die door de lidstaat wordt vastgesteld met inachtneming van de bodem- en klimaatgesteldheid en eventueel van de specifieke regionale kenmerken.

    Artikel 171 bis quater

    Landbouwwerkzaamheden

    De lidstaten mogen specifieke voorschriften vaststellen met betrekking tot de landbouwwerkzaamheden die nodig zijn om het gewas in normale groeiomstandigheden in stand te houden en te oogsten.

    Artikel 171 bis quinquies

    Erkenning van brancheorganisaties

    1.   Elk jaar erkennen de lidstaten vóór 31 december met het oog op de inzaai in het volgende jaar elke brancheorganisatie voor de productie van katoen die daarom verzoekt en die:

    a)

    een door de lidstaat vastgesteld totaal areaal van ten minste 4 000 ha bestrijkt dat voldoet aan de in artikel 171 bis bedoelde criteria voor de verlening van een vergunning en ten minste één egreneringsbedrijf omvat;

    b)

    overeenkomstig de nationale en de communautaire regelgeving voorschriften voor de interne werking heeft vastgesteld, met name inzake lidmaatschapsvoorwaarden en ledenbijdragen.

    Wat 2009 betreft erkennen de lidstaten de brancheorganisaties voor de productie van katoen evenwel uiterlijk op 28 februari 2009.

    2.   Wanneer wordt geconstateerd dat een erkende brancheorganisatie de in lid 1 bepaalde erkenningscriteria niet in acht neemt, trekt de lidstaat de erkenning in tenzij de niet-inachtneming van de betrokken criteria binnen een redelijke termijn wordt verholpen. Lidstaten die voornemens zijn de erkenning in te trekken, delen dat aan de brancheorganisatie mee onder vermelding van de redenen voor de intrekking. De lidstaat stelt de brancheorganisatie in de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn haar opmerkingen in te dienen. De lidstaten voorzien in de toepassing van passende sancties in het geval dat de erkenning wordt ingetrokken.

    Landbouwers die zijn aangesloten bij een erkende brancheorganisatie waarvan de erkenning overeenkomstig de eerste alinea van dit lid wordt ingetrokken, verliezen hun recht op de in artikel 110 sexies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepaalde verhoging van de steun.

    Artikel 171 bis sexies

    Verplichtingen van de producenten

    1.   Een producent mag slechts bij één brancheorganisatie zijn aangesloten.

    2.   Een producent die bij een brancheorganisatie is aangesloten, moet zijn katoenproductie leveren aan een egreneringsbedrijf dat tot diezelfde organisatie behoort.

    3.   De aansluiting van producenten bij een erkende brancheorganisatie moet voortvloeien uit een vrijwillige toetreding.

    Artikel 171 bis septies

    Mededelingen aan de producenten

    1.   De lidstaten delen de katoenproducerende landbouwers en de Commissie vóór 31 januari van het betrokken jaar het volgende mee:

    a)

    de toegelaten rassen; de rassen die na die datum overeenkomstig artikel 171 bis bis worden goedgekeurd, moeten evenwel vóór 15 maart van hetzelfde jaar aan de landbouwers worden meegedeeld;

    b)

    de criteria om voor grond een vergunning te verlenen;

    c)

    de in artikel 171 bis ter bedoelde minimale gewasdichtheid;

    d)

    de vereiste landbouwwerkzaamheden.

    2.   Indien de toelating van een ras wordt ingetrokken, stellen de lidstaten de landbouwers daar uiterlijk op 31 januari van in kennis met het oog op de inzaai in het volgende jaar.”.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 11 november 2008.

    Voor de Commissie

    Mariann FISCHER BOEL

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

    (2)  PB L 178 van 5.7.2008, blz. 1.

    (3)  PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1.


    Top