Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R1086

Verordening (EG) nr. 1086/2008 van de Commissie van 5 november 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1438/2003 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het gemeenschappelijk vlootbeleid als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad

PB L 297 van 6.11.2008, p. 9–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/11/2010; opgeheven door 32010R1013

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1086/oj

6.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/9


VERORDENING (EG) Nr. 1086/2008 VAN DE COMMISSIE

van 5 november 2008

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1438/2003 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het gemeenschappelijk vlootbeleid als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 is bepaald dat de Commissie voor elke lidstaat referentieniveaus, uitgedrukt in GT en kW, vaststelt voor de totale vangstcapaciteit van de communautaire vissersvaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren. Die referentieniveaus zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie van 12 augustus 2003 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het gemeenschappelijk vlootbeleid als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1438/2003 is die verordening van toepassing op de vangstcapaciteit van communautaire vissersvaartuigen, met uitzondering van de vaartuigen die uitsluitend worden gebruikt in de aquacultuur of die zijn geregistreerd in de ultraperifere gebieden van Frankrijk, Portugal en Spanje.

(3)

In voetnoot 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1438/2003 is bepaald dat de referentieniveaus eventueel kunnen worden gewijzigd om rekening te houden met vaartuigen die op 31 december 2002 bestonden maar die niet voor MOP IV in aanmerking waren genomen of niet waren geregistreerd op de datum waarop de tabel van die bijlage is opgesteld.

(4)

Op 26 september 2006 heeft Nederland de Commissie meegedeeld dat een aantal vaartuigen, waarvan de capaciteit momenteel is opgenomen in het referentieniveau voor die lidstaat, uitsluitend in de aquacultuur worden gebruikt, en heeft dat land de Commissie gevraagd het referentieniveau voor de totale vangstcapaciteit van de communautaire vissersvaartuigen die de Nederlandse vlag voeren, met 15 540 GT en 39 258 kW te verlagen.

(5)

In het huidige referentieniveau voor de Ierse vloot is een deel van de kleine vissersvaartuigen, die zich voornamelijk richten op de vangst van ongequoteerde soorten, niet opgenomen. Hoewel de capaciteit voor deze vaartuigen was opgenomen in de doelstellingen van MOP IV, was de registratie van deze vaartuigen op het moment van de opstelling van de referentieniveaus nog niet afgerond. Op 4 april 2008 heeft Ierland de uiteindelijke lijst van vaartuigen bij de Commissie ingediend en de Commissie gevraagd het referentieniveau voor de Ierse vloot dienovereenkomstig te wijzigen. Bovendien moet rekening worden gehouden met de vangstcapaciteit van de mosselkorren die voorheen niet werden geregistreerd. Bijgevolg moeten de referentieniveaus voor Ierland met 1 719 GT en 14 608 kW worden verhoogd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 november 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 204 van 13.8.2003, blz. 21.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

Referentieniveaus per lidstaat (1)

Lidstaat

Referentieniveaus

1 januari 2003

R(GT) 03

R(kW) 03

België

23 372

67 857

Denemarken

132 706

459 526

Duitsland

84 262

175 927

Griekenland

119 910

653 497

Spanje (exclusief de capaciteit die in de Canarische Eilanden was geregistreerd op 31 december 2002)

728 344

1 671 739

Frankrijk (exclusief de MOP IV-doelstellingen voor de vlootsegmenten van de Franse overzeese departementen)

230 257

920 969

Ierland

88 700

244 834

Italië

229 862

1 338 971

Nederland

197 599

487 809

Portugal (exclusief de MOP IV-doelstellingen voor de vlootsegmenten van de Azoren en Madeira)

171 502

412 025

Finland

23 203

216 195

Zweden

51 993

261 028

Verenigd Koninkrijk

286 120

1 129 194

Totaal

2 367 830

8 039 571


(1)  De referentieniveaus kunnen eventueel worden gewijzigd om rekening te houden met vaartuigen die op 31 december 2002 bestonden maar die niet voor MOP IV in aanmerking waren genomen of niet waren geregistreerd op de datum waarop deze tabel is opgesteld.”


Top