Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0515

    2007/515/EG: Beschikking van de Commissie van 21 maart 2007 betreffende de maatregel van Duitsland ten gunste van Bavaria Film GmbH — C 51/03 (ex NN 57/2003) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1170) (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 190 van 21.7.2007, p. 18–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/515/oj

    21.7.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 190/18


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 21 maart 2007

    betreffende de maatregel van Duitsland ten gunste van Bavaria Film GmbH — C 51/03 (ex NN 57/2003)

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1170)

    (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2007/515/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

    Na de belanghebbenden te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    (1)

    Na klachten over vermeende staatssteun ten gunste van Bavaria Film GmbH (hierna „BAV” genoemd) heeft de Commissie op 23 juli 2003 de formele onderzoeksprocedure ingeleid. Duitsland maakte op 20 oktober 2003 zijn standpunt bekend. Concurrenten en andere belanghebbenden hebben geen opmerkingen bekendgemaakt. Op 3 mei 2005 heeft de Commissie om aanvullende inlichtingen verzocht, die Duitsland bij schrijven van 1 juli 2005 heeft verstrekt. In aansluiting op een zitting van 12 oktober 2005 heeft Duitsland op 9 november 2006 en 21 november 2006 verdere inlichtingen verstrekt.

    2.   BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

    2.1.   Inleiding

    (2)

    In 1999 werd op het terrein van BAV met de bouw van een volgens de modernste inzichten ingerichte filmstudio (hierna „studio” genoemd) begonnen. Op dit terrein ligt de hoofdvestiging van BAV, de filmstad Geiselgasteig in de deelstaat Beieren. BAV is een privaatrechtelijk filmproductiebedrijf (2).

    2.2.   De investeerder — de voor een bijzonder doel opgerichte onderneming Bayerische Filmhallen GmbH

    (3)

    De bovengenoemde investering verliep via de voor een bijzonder doel opgerichte onderneming Bayerische Filmhallen GmbH (hierna „BFH” genoemd).

    (4)

    Het maatschappelijk kapitaal van BFH bedraagt 50 000 EUR, waarin LfA Förderbank Bayern (hierna „LfA” genoemd) een aandeel van 49 %, de particulier Lothar Wedel (3) een fiduciair aandeel van 21 % en BAV een aandeel van 30 % heeft. De nominale waarde van het aandeel van BAV bedraagt dus 15 000 EUR. De aandelen van LfA en BAV zijn vastgesteld op basis van hun respectieve bijdragen aan de oprichting van BFH.

    2.3.   Financiële voorwaarden

    (5)

    Behalve haar inbreng verleende LfA nog een subsidie van 3,8 miljoen EUR en een (later in een subsidie om te zetten) tussentijdse financiering van 3,1 miljoen EUR (4). 6,9 miljoen EUR was bestemd voor de financiering van de volledige bouwkosten van de nieuwe studio.

    (6)

    Behalve haar inbreng van 15 000 EUR leaset BAV het terrein waarop de studio staat voor een periode van 25 jaar kosteloos aan BFH. Na afloop van die periode van 25 jaar moet het nieuwe BFH-gebouw, inclusief uitrusting, kosteloos in handen komen van BAV.

    (7)

    BAV beheert de productievestiging voor BFH. Overeenkomstig het Geschäftsbesorgungsvertrag werden de ontvangsten uit de verhuur van de studio in de eerste drie jaar van oktober 1999 tot oktober 2002 als volgt verrekend:

    a)

    BAV garandeerde BFH een huuropbrengst van 300 000 DEM (153 000 EUR) per jaar.

    b)

    De huuropbrengst van 300 000 DEM (153 000 EUR) tot 500 000 DEM (256 000 EUR) werd door BAV ingehouden als vergoeding voor reparatie-, onderhouds-, verzekerings- en marketingkosten.

    c)

    Eventuele opbrengsten die een bedrag van 500 000 DEM overschreden moesten tussen BAV en BFH worden verdeeld (5).

    Tabel 1 toont de feitelijke opbrengsten uit de verhuur van de nieuwe studio in de eerste drie jaar en de opsplitsing daarvan:

    Tabel 1

    Opbrengsten en betalingen 1999-2002

    (in EUR)

     

    vanaf oktober 1999

    2000

    2001

    tot september 2002

    Huuropbrengsten

    61 000

    333 000

    250 000

    174 000

    Gegarandeerde huur voor BFH

    38 000

    153 000

    153 000

    115 000

    resterend bedrag, waarvan:

    23 000

    180 000

    97 000

    59 000

    forfaitaire betaling ten gunste van BAV

    23 000

    103 000

    97 000

    59 000

    tussen BAV en BFH verdeeld overschot

     

    77 000 waarvan:

    39 000 BFH

    38 000 BAV

     

     

    Totaal BFH

    38 000

    192 000

    153 000

    115 000

    Totaal BAV

    23 000

    141 000

    97 000

    59 000

    waarvan rechtstreekse kosten voor reparatie en onderhoud, water, stroom en verwarming, e.d. (6)

    7 000

    53 000

    66 000

    52 000

    (8)

    Het Geschäftsbesorgungsvertrag bepaalt dat, na de aanloopfase van drie jaar van BFH, dat wil zeggen aan het begin van het vierde jaar, in oktober 2002, de opbrengsten uit de verhuur van de nieuwe studio, na aftrek van de kosten voor reparatie, onderhoud, verzekering en marketing, op basis van hun respectieve deelneming in BFH over de aandeelhouders worden verdeeld (7).

    Tabel 2 toont de feitelijke opbrengsten uit de verhuur van de nieuwe studio van 2002 tot 2005 en de opsplitsing daarvan:

    Tabel 2

    Opbrengsten en betalingen 2002-2005

    (in EUR)

     

    vanaf oktober 2002

    2003

    2004

    2005

    Opbrengsten

    31 000

    252 000

    258 000

    181 000

    Reparatie- en onderhoudskosten (effectieve kosten van BAV)

    10 000

    18 000

    42 000

    31 000

    Forfaitair bedrag beveiliging (BAV)

    3 000

    13 000

    13 000

    13 000

    Forfaitair bedrag marketing (BAV)

    12 000

    48 000

    48 000

    48 000

    Na aftrek van de kosten worden de resterende opbrengst als volgt verdeeld:

    70 % van de resterende opbrengst (BFH)

    4 000

    121 000

    109 000

    62 000

    30 % van de resterende opbrengst (BAV)

    2 000

    52 000

    46 000

    27 000

    Totaal BAV

    17 000

    113 000

    107 000

    85 000

    3.   INLEIDING VAN DE PROCEDURE

    (9)

    De Commissie was bij het inleiden van de procedure van mening dat, gezien de omstandigheden waarin de verschillende partijen in BFH investeerden, de investering van LfA beschouwd moest worden als steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, en zij uitte derhalve twijfel over de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt. Met name twijfelde de Commissie eraan of de deelneming van LfA in BFH verenigbaar was met het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie, aangezien BAV en LfA niet op dezelfde voorwaarden in BFH investeerden. LfA kreeg in ruil voor een investering van 6,9 miljoen EUR en de verwerving van BFH-aandelen een aandeel van 70 % in het maatschappelijk kapitaal van BFH, terwijl BAV voor 15 000 EUR en het recht om het terrein gedurende 25 jaar te benutten, waarvan de waarde op circa 3 miljoen EUR werd geschat, een aandeel van 30 % verwierf.

    (10)

    In haar besluit tot inleiding van de procedure voerde de Commissie aan dat LfA een staatsbank is en dat de met staatsmiddelen bekostigde investering mogelijk een met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steunmaatregel was met BAV als eindbegunstigde.

    4.   STANDPUNT VAN DUITSLAND

    (11)

    Duitsland was in essentie van oordeel dat er geen sprake was van een steunmaatregel, aangezien het om een investering in infrastructuur gaat die geen voordeel oplevert voor een bepaalde onderneming. Indien toch sprake is van steun, valt deze volgens Duitsland onder de zogeheten culturele uitzonderingsbepaling van artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag.

    (12)

    De studio wordt verhuurd voor filmproducties. Volgens de gegevens van Duitsland gelden bij de verhuur van de studio voor alle huurders, dus ook voor BAV en haar dochterondernemingen, dezelfde voorwaarden. Dit is ook in het Geschäftsbesorgungsvertrag vastgelegd, dat het beheer van het complex en de exploitatie van de studio door BAV regelt. BAV geniet volgens Duitsland bijgevolg geen voorkeursbehandeling.

    (13)

    Duitsland heeft een overzicht ingediend van films die in de studio zijn geproduceerd; daaruit blijkt dat ruim tweederde van deze films door ondernemingen worden geproduceerd die geen banden onderhouden met BAV (8).

    (14)

    Om te bewijzen dat BAV noch een andere gebruiker van de productievestiging een voorkeursbehandeling genoot, heeft Duitsland in 2005 een prijslijst overgelegd met de huurprijzen van 25 filmstudio's (variërend in grootte van 748 m2 tot 4 225 m2) in onder meer Duitsland, Tsjechië, Slowakije, Bulgarije, het Verenigd Koninkrijk en Italië. De huurprijzen varieerden van 0,27 EUR/m2 (Italië) tot 4,34 EUR/m2 (Verenigd Koninkrijk). In 2005 lag de huurprijs voor de nieuwe BFH-studio van 3 060 m2 op 1,02 EUR/m2. Deze prijs moesten alle gebruikers van de studio, dus ook BAV, betalen.

    5.   ONTWIKKELINGEN IN DE LOOP VAN DE PROCEDURE

    (15)

    Om alle twijfel over eventuele steun uit de weg te ruimen en om het proces transparanter te maken heeft Duitsland na het inleiden van de procedure de volgende verandering (hierna „nieuwe aanpak” genoemd) voorgesteld:

    a)

    LfA wordt de enige eigenaar van BFH. LfA neemt de participatie van 30 % van BAV over met een nominale waarde van in totaal 15 000 EUR. In dit verband moet erop worden gewezen dat in de oprichtingsakte van BFH was bepaald dat de aandelen tegen de nominale waarde (oorspronkelijke waarde) aan de andere aandeelhouder(s) worden verkocht. LfA verwerft ook de overige 21 % van de aandelen (9).

    b)

    BAV ziet af van het met haar oorspronkelijke deelneming (30 %) overeenstemmende aandeel in de winst en is alleen nog verantwoordelijk voor het beheer van de nieuwe studio. BAV brengt BFH de kosten voor het beheer van de onderneming jaarlijks in rekening op basis van de effectieve kosten. Voor 2006 werden deze geschat op 106 405 EUR. Dit cijfer is door een onafhankelijke deskundige gecontroleerd.

    Tabel 3

    Kosten van het beheer van de onderneming 2006

    (in EUR)

    Categorie

    Toelichting

    Kosten 2006

    Diensten i.v.m. terrein en gebouwen: reiniging, strooien van wegen in de winter, groenvoorzieningen; beheer en reparatie, afvalverwijdering, e.d.

    Grondslag voor de berekening is het aandeel voor terreinen en gebouwen van 6 %, vergelijkbare gegevens waren in dezelfde orde van grootte.

    21 539,29

    Commerciële dienstverlening, bijvoorbeeld facturatie, opstelling van contracten

    2 uur per week tegen 40 EUR

    4 160

    Vastgoedbeheer

    1 uur per week tegen 40 EUR

    2 080

    Brandweer, beveiliging, alarmsysteem, controle van de brandtechnische voorzieningen

    BAV is wettelijk verplicht een eigen brandweerdienst te hebben. De kosten daarvoor belopen in totaal 1 miljoen EUR per jaar.

    50 906,13

    Marketing, verkoop, diensten; inclusief secretariaats-werkzaamheden, klantenacquisitie, marketing, budgetberekening, follow-up van projecten, productiebegeleiding, enz.

    Totale kosten van de afdeling: 175 000 EUR

    Secretariaat: 200 EUR per maand;

    Verkoopcoördinatie: 100 EUR per maand;

    Marketingcoördinatie: 100 EUR per maand;

    Marketingactiviteiten: 400 EUR per maand;

    Begeleiding vaste klanten: 200 EUR per maand;

    Klantenacquisitie Duitsland: 200 EUR per maand;

    Klantenacquisitie internationaal: 100 EUR per maand;

    Budgetberekening: 100 EUR per maand;

    Productiebegeleiding: 200 EUR per maand;

    Follow-up van projecten: 150 EUR per maand;

    Klachtenbehandeling: 200 EUR per maand;

    Concurrentenanalyses: 100 EUR per maand.

    25 800

    Pers: persberichten, knipseldienst; intra- en internet, enz.

    2 uur per week tegen 40 EUR

    960

    Boekhouding

    2 uur per week tegen 40 EUR

    960

     

     

    106 405,42

    c)

    BFH verbindt zich ertoe een marktconforme vergoeding te betalen voor het gebruik van het terrein. Deze gebruiksvergoeding bedraagt volgens de op de markt gebruikelijke praktijk 5 % van de waarde van het terrein, dat door een onafhankelijke deskundige in januari 2006 op 3 670 000 EUR werd geschat. De gebruiksvergoeding is bijgevolg vastgelegd op 183 500 EUR per jaar, exclusief btw. De prijs wordt aan de consumentenprijsindex gekoppeld. BFH zal de gebruiksvergoeding evenwel niet maandelijks voldoen; de betaling van de vergoeding wordt uitgesteld. Er zal een basisrente worden toegepast, die wordt vermeerderd met 4 %.

    d)

    In 2024 zal de marktwaarde van de nieuwe studio door een onafhankelijke deskundige worden getaxeerd. BAV zal voor de overname van de nieuwe studio een marktconforme prijs betalen aan BFH. Daarbij kan het totaalbedrag van de uitgestelde gebruiksvergoeding en de rente eventueel bij de marktprijs worden opgeteld. Als de waarde van de studio hoger is dan de pachtvorderingen, zal BAV het verschil betalen aan BFH (LfA).

    6.   BEOORDELING

    (16)

    De oorspronkelijke maatregel die moest worden onderzocht, was de investering van LfA van 6,9 miljoen EUR in de nieuwe studio en haar deelneming in BFH.

    (17)

    Zoals in het besluit tot inleiding van de procedure is uiteengezet, zou in deze zaak om de volgende redenen sprake kunnen zijn van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag ten gunste van BAV:

    a)

    LfA is een staatsbank, waarvan de handelingen en besluiten onder de verantwoordelijkheid van de deelstaat (Freistaat Bayern) vallen. Bijgevolg is er gebruik gemaakt van staatsmiddelen.

    b)

    De investering van LfA kan BAV economisch voordeel hebben opgeleverd, meer bepaald vanwege eventuele overcompensatie van beheerskosten, voordelen bij de verwerving van BFH-aandelen tegen ongerechtvaardigde preferentiële voorwaarden ten opzichte van die van LfA, onvoorwaardelijke overname van de eigendom van de studio na een periode van 25 jaar en, tenslotte, geprivilegieerde toegang tot de studio en beschikbaarheid daarvan tegen goedkope tarieven, die onder normale marktomstandigheden misschien niet hadden gegolden voor BAV.

    c)

    Aangezien het voordeel alleen voor BAV gold en niet voor concurrenten van BAV, kan de investering van LfA de mededinging hebben verstoord.

    d)

    Omdat BAV op de internationale markt met andere ondernemingen concurreert, kan ook de exploitatie van de nieuwe studio een effect hebben gehad op het handelsverkeer tussen de lidstaten.

    6.1.   Aanwezigheid van steun — Effect van de nieuwe aanpak

    6.1.1.   In de toekomst

    (18)

    Duitsland heeft alle veranderingen voor de toepassing van de nieuwe aanpak voorbereid, alle mogelijke eerdere en toekomstige steunelementen uit de weg geruimd en zich ertoe verbonden de aanpak toe te passen, zodra de Commissie een besluit heeft genomen.

    (19)

    LfA koopt voor 15 000 EUR van BAV haar aandeel van 30 % in BFH. Deze prijs was vastgelegd in de oprichtingsakte van BFH en komt overeen met de prijs die Bavaria oorspronkelijk voor haar aandelen had betaald. Voor de verkoop van haar BFH-aandelen geniet BAV geen voordeel dat kan worden aangemerkt als steun. LfA wordt eigenaar van 100 % van de aandelen en ontvangt bijgevolg ook 100 % van de opbrengsten van BFH.

    (20)

    In de toekomst zal BAV de kosten voor het beheer van de onderneming jaarlijks in rekening brengen bij BFH, waarbij wordt uitgegaan van de effectieve kosten. Volgens de gegevens die Duitsland in november 2006 heeft voorgelegd, bedroegen in 2006 de jaarlijkse kosten 106 405 EUR. De effectieve kosten worden jaarlijks berekend en gefactureerd en door een onafhankelijke deskundige gecontroleerd. Er wordt op toegezien dat BAV alleen voor effectieve prestaties wordt betaald, zodat overcompensatie uitgesloten is. BAV heeft zodoende geen voordeel in de vorm van overdreven compensatiebedragen voor het beheer die gelijk zouden kunnen worden gesteld met steun.

    (21)

    Tot 2024 betaalt BFH aan BAV een op de markt gebruikelijke pacht voor het terrein. Deze komt overeen met 5 % van de door een onafhankelijke deskundige geschatte waarde van het terrein (10). Dit kan in zoverre worden beschouwd als een op de markt gebruikelijke pacht dat dit BAV de garantie biedt van een redelijke opbrengst voor haar grondbezit. BFH zal de pacht evenwel niet maandelijks voldoen; de betaling van de gebruiksvergoeding vermeerderd met rente wordt uitgesteld (11). Er wordt op toegezien dat BAV alleen voor het gebruik van het terrein wordt betaald, zodat overcompensatie uitgesloten is.

    (22)

    In 2024, na afloop van de periode van 25 jaar, zal de marktwaarde van de nieuwe studio door een onafhankelijke deskundige worden getaxeerd. BAV kan de nieuwe studio voor die prijs kopen van BFH en deze prijs indien gewenst met de geaccumuleerde pachtvordering en rente verrekenen. Indien de marktwaarde van het terrein in 2024 hoger is dan de ten aanzien van BAV opgelopen vordering, zal BAV het verschil aanzuiveren. Bijgevolg mag worden uitgesloten dat BAV enig voordeel geniet bij de verwerving van de studio (12). Bijgevolg kan worden vastgesteld dat de nieuwe aanpak de garantie biedt dat BAV in de toekomst geen voordeel in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag geniet als gevolg van de exploitatie van de nieuwe studio en eventuele toekomstige staatssteun ten gunste van BAV derhalve uitgesloten is. BAV doet afstand van haar aandeel van 30 % en brengt BFH de effectieve kosten voor het beheer van de nieuwe studio en de huur van het gebouw in rekening. Na een periode van 25 jaar zal BAV bovendien een met de marktomstandigheden overeenstemmende prijs moeten betalen voor de verwerving van de productievestiging. Oorspronkelijk was gepland dat de eigendom van het BFH-gebouw, inclusief uitrusting, na afloop van de periode van 25 jaar kosteloos in handen zou komen van BAV.

    6.1.2.   In het verleden — Effecten van de maatregel die zich hebben voorgedaan vóór de toepassing van de nieuwe aanpak

    (23)

    De tabellen 1 en 2 bevatten gegevens over de betalingen die BAV van 1999 tot 2005 heeft ontvangen. Die kunnen worden opgesplitst in twee categorieën: betalingen voor het beheer van de onderneming en betalingen op grond van het overeengekomen aandeel van BAV in de winst. Deze kunnen als volgt worden weergegeven:

    Tabel 4

    Betalingen aan BAV — Vereffening en winst

    (in EUR)

     

    vanaf oktober 1999

    2000

    2001

    2002

    2003

    2004

    2005

    A.

    Totale ontvangsten

    61 000

    333 000

    250 000

    205 000

    252 000

    258 000

    181 000

    B.

    Gegarandeerde betalingen aan BFH

    38 000

    153 000

    153 000

    115 000

     

     

     

    C.

    (Aan BAV betaalde) exploitatiekosten

    23 000

    103 000

    97 000

    84 000

    79 000

    103 000

    92 000

    D.

    Beheer, water, stroom, verwarming, enz.

    7 000

    53 000

    66 000

    62 000

    18 000

    42 000

    31 000

    E.

    Beveiliging, marketing, overhead en beheer

    16 000

    50 000

    31 000

    22 000

    61 000

    61 000

    61 000

    F = A–B–C. Winst

    0

    77 000

    0

    6 000

    173 000

    155 000

    89 000

    G.

    Winst van BFH

     

    39 000

     

    4 200

    121 100

    108 500

    62 300

    H.

    Winst van BAV

     

    38 000

     

    1 800

    51 900

    46 500

    26 700

    Totaal betalingen aan BAV: I = C + H

    23 000

    141 000

    97 000

    85 800

    130 900

    149 500

    118 700

    (24)

    De betalingen die BAV voor het beheer van de productievestiging heeft ontvangen (zie regel C resp. de gedetailleerdere gegevens in de regels D en E van tabel 4), komen deels overeen met de effectieve uitgaven en deels met de in het Geschäftsbesorgungsvertrag vooraf vastgelegde, forfaitaire betalingen. Deze betalingen waren zelfs in de „topjaren” 2000 en 2004, toen de betalingen aan BAV 103 000 EUR beliepen, steeds lager dan de gedetailleerde ramingen, waarin voor 2006 een bedrag van ruim 106 405 EUR was opgenomen (zie tabel 3). Zij hebben BAV geen onbetamelijk voordeel verschaft.

    (25)

    Het aandeel van BAV in de winst was bedoeld als compensatie voor het kosteloze gebruik van het terrein. Deze betalingen lagen onder de marktprijs voor de verpachting van het terrein, die momenteel 183 500 EUR per jaar bedraagt (zie punt 15).

    (26)

    Uit tabel 4 volgt dat zelfs wanneer alle ontvangsten van BAV worden opgeteld (beheer en winsten, zie regel I), de som van alle betalingen die BAV in de periode van 1999 tot 2005 heeft ontvangen, onder de geschatte marktwaarde voor het gebruik van het terrein ligt (momenteel 183 500 EUR per jaar). De reden hiervoor is dat oorspronkelijk was gepland dat de eigendom van het nieuwe BFH-gebouw, inclusief uitrusting, na afloop van de periode van 25 jaar kosteloos in handen zou komen van BAV, wat een „bijkomend” voordeel voor BAV zou zijn geweest. De nieuwe aanpak bepaalt echter dat BAV de studio tegen een op de markt gebruikelijke prijs verwerft. Hieruit volgt dat BAV in de periode van 1999 tot 2005 geen voordeel in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, heeft genoten vanwege deze maatregel.

    (27)

    Bijgevolg kan worden vastgesteld dat BAV in verband met de exploitatie van de nieuwe studio geen staatssteun heeft ontvangen.

    6.2.   Eventuele steunmaatregelen in verband met het gebruik van de studio

    (28)

    Behalve dat BAV mogelijk een te groot bedrag is betaald voor het beheer van de studio (zie tabel 4 hierboven), zou het bij het gebruik van de studio een preferentiële behandeling kunnen hebben genoten.

    (29)

    Volgens de gegevens van Duitsland werden de meeste films geproduceerd door ondernemingen die geen banden hebben met BAV (13). Duitsland heeft bevestigd dat BAV geen privileges geniet wat betreft de toegang tot de studio. Verder konden alle filmproducenten de studio op dezelfde voorwaarden en voor dezelfde prijs gebruiken als BAV en dit is nog steeds het geval. De Commissie heeft de verzekering gekregen dat BAV op exact dezelfde wijze wordt behandeld als de concurrenten en het geen voorkeursbehandeling genoot resp. geniet, en dat BAV wat betreft het gebruik van de studio derhalve geen voordeel in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, heeft genoten en dat dit ook zo zal blijven.

    6.3.   Verenigbaarheid van de nieuwe aanpak met het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie

    (30)

    Met betrekking tot het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie, waarnaar in het besluit tot inleiding van de procedure wordt verwezen, moet worden opgemerkt dat daarbij centraal stond dat LfA en BAV niet op gelijke voorwaarden in BFH investeerden en dit als steun ten gunste van BAV werd aangemerkt. De nieuwe aanpak lost dit probleem op door van LfA de enige eigenaar van BFH te maken. Deze aanpak houdt in dat de ontvangsten van BFH, dat alle gebruikers van de studio marktprijzen in rekening brengt, voor 100 % toebehoren aan LfA en uitbetaalde winst volledig ten goede komt van LfA. Ten slotte zal LfA in 2024 voor de verkoop van de studio een marktconforme prijs ontvangen. Om die reden mag er na een eerste onderzoek van worden uitgegaan dat de investering van LfA in BFH in overeenstemming is met het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie.

    7.   CONCLUSIE

    (31)

    Op grond van de bovenstaande overwegingen stelt de Commissie vast dat de onderzochte maatregel volgens de nieuwe aanpak, BAV geen voordeel verleent en dat er derhalve geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag ten gunste van BAV,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De investering van LfA Förderbank Bayern in Bayerische Filmhallen GmbH is in de door Duitsland aangemelde en aangepaste vorm geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, ten gunste van Bavaria Film GmbH.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

    Gedaan te Brussel, 21 maart 2007.

    Voor de Commissie

    Neelie KROES

    Lid van de Commissie


    (1)  PB C 249 van 17.10.2003, blz. 2.

    (2)  Uit de traditie van een in 1919 opgericht studiobedrijf is Bavaria Film voortgekomen met thans meer dan 30 dochterondernemingen en ondernemingen waarin zij een belang heeft in Duitsland, Oostenrijk, Italië en Tsjechië. De Bavaria Gruppe opereert wereldwijd in alle sectoren van de audiovisuele industrie. Meer dan 50 % van de aandelen in het maatschappelijk kapitaal van BAV zijn in het bezit van regionale publiekrechtelijke omroepen.

    (3)  Oorspronkelijk zou LfA een aandeel hebben gekregen van 70 %. Om juridische redenen (overschrijding van het plafond voor grote risico's overeenkomstig de wet inzake het kredietwezen) heeft de jurist Lothar Wedel een aandeel van 21 % gekregen.

    (4)  In tegenstelling tot de vaststelling in het besluit tot inleiding van de procedure werden de 3,1 miljoen EUR slechts gedeeltelijk in een subsidie omgezet. Naar aanleiding van het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden werd de laatste krediettranche van 1,345 miljoen EUR niet in een subsidie omgezet, maar werd het krediet inclusief rente verlengd.

    (5)  Achtergrond van deze forfaitaire deelneming van 50 %, die niet overeenkomt met de feitelijke aandelen van 30 % resp. 70 %, is dat de infrastructuurdiensten en activiteiten van BAV (met inbegrip van het pachtvrije gebruik van het terrein) aanzienlijk meer waard zijn dan het als tegenprestatie verstrekte deel van de huuropbrengsten (d.w.z. maximaal 103 000 EUR).

    (6)  Verdere rechtstreekse beheerskosten, zoals beveiligingskosten en algemene kosten (marketing, klantenacquisitie e.d.) zijn niet inbegrepen.

    (7)  Overeenkomstig dit akkoord moet de verrekening na drie jaar worden aangepast, aangezien BFH recht had op de eerste drie jaar als aanloopfase voor stabilisatie.

    (8)  Van de 14 in de periode van 1999 tot 2005 in de studio geproduceerde films, zijn er twee door BAV en twee door Odeon Film AG resp. Odeon Pictures GmbH geproduceerd. Ten tijde van deze producties (2000) had BAV deelnemingen variërend van 32,75 % tot 38,4 % in Odeon Film AG, dat op zijn beurt een deelneming van 100 % in Odeon Pictures GmbH had.

    (9)  LfA neemt tevens de aandelen van Lothar Wedel over tegen de nominale waarde van 10 500 EUR.

    (10)  De waarde van het terrein wordt op 3 670 000 EUR geschat. De jaarlijkse pacht bedraagt 183 000 EUR, zodat een met de gebruikelijke marktomstandigheden overeenkomende nominale opbrengst van 5 % gegarandeerd is.

    (11)  BAV brengt een marktconforme rente in rekening. Deze omvat de basisrente vermeerderd met 4 %. Dit komt overeen met de rente die bij een kredietverstrekking aan een met BFH vergelijkbare onderneming mag worden verwacht.

    (12)  Aangezien de betaling van de gebruiksvergoeding is uitgesteld, mag volgens Duitsland worden uitgesloten dat BFH failliet gaat en BAV in de loop van de faillissementsprocedure voordeel geniet doordat de studio op haar terrein staat.

    (13)  Zie voetnoot 7.


    Top