Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0440

    2007/440/EG: Besluit van de Commissie van 25 juni 2007 tot intrekking van Besluit 2005/704/EG tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van magnesiabriketten uit de Volksrepubliek China

    PB L 164 van 26.6.2007, p. 32–35 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/10/2010

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/440/oj

    26.6.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 164/32


    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 25 juni 2007

    tot intrekking van Besluit 2005/704/EG tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van magnesiabriketten uit de Volksrepubliek China

    (2007/440/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op de artikelen 8 en 9,

    Na raadpleging van het raadgevend comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   BESTAANDE MAATREGELEN

    (1)

    In oktober 2005 stelde de Raad bij Verordening (EG) nr. 1659/2005 (2) een definitief antidumpingrecht in op magnesiabriketten van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”).

    (2)

    Bij Besluit 2005/704/EG (3) heeft de Commissie een door Yingkou Qinghua Refractories Co. Ltd („de onderneming”) aangeboden prijsverbintenis aanvaard.

    B.   NIET-NAKOMING VAN DE VERBINTENIS

    1.   De verbintenis

    a)   Verplichtingen van de onderneming met betrekking tot de verbintenis

    (3)

    De onderneming is er in het kader van de verbintenis onder meer mee akkoord gegaan het betrokken product niet onder de in de verbintenis vastgelegde minimumprijzen („MIP”) aan afnemers in de Europese Gemeenschap te verkopen.

    (4)

    De verbintenis verplicht de onderneming ook de Commissie regelmatig nauwkeurige informatie te verstrekken in de vorm van een driemaandelijks verslag over haar uitvoer van het betrokken product naar de Europese Gemeenschap.

    (5)

    Om naleving van de verbintenis te verzekeren, is de onderneming ook verplicht controles ter plaatse toe te laten waarbij de nauwkeurigheid en waarheidsgetrouwheid van de gegevens in de driemaandelijkse verslagen worden geverifieerd, alsmede alle door de Commissie noodzakelijk geachte informatie te verstrekken.

    b)   Andere bepalingen in de verbintenis

    (6)

    Daarnaast heeft de Commissie, zoals in de verbintenis is vastgelegd, deze op basis van vertrouwen aanvaard; acties die afbreuk doen aan deze vertrouwensrelatie met de Commissie zijn reden de verbintenis onmiddellijk op te zeggen.

    (7)

    Voorts en zoals in de verbintenis is vastgelegd, kunnen veranderingen in de omstandigheden ten opzichte van de omstandigheden die op het tijdstip van aanvaarding van de verbintenis bestonden en die van belang waren bij de beslissing de verbintenis te aanvaarden, ertoe leiden dat de Commissie de verbintenis opzegt.

    2.   Controlebezoek bij de onderneming

    (8)

    Er is in dit verband een controle ter plaatse uitgevoerd bij de onderneming in de Volksrepubliek China.

    (9)

    Twee dagen voor het controlebezoek heeft de onderneming een herziene versie van de verslagen over de verbintenis voor het tweede en derde kwartaal van 2006 ingediend. De herzieningen betroffen onder meer een verlenging van de betalingstermijnen voor vijf transacties. Door deze aanpassing van de betalingstermijnen kwamen de prijzen onder de MIP te liggen.

    (10)

    Bovendien werd bij het controlebezoek vastgesteld dat het patroon van de uitvoer naar de Europese Gemeenschap na de instelling van antidumpingmaatregelen was veranderd. Tijdens het onderzoektijdvak voor het onderzoek dat tot instelling van de bestaande maatregelen leidde, voerde de onderneming uitsluitend het betrokken product naar de Gemeenschap uit. Na het instellen van de maatregelen ging de onderneming ook andere producten aan haar afnemers in de Gemeenschap verkopen.

    (11)

    Een dergelijke verandering in het handelspatroon is van invloed op de verbintenis aangezien zij een ernstig risico van kruiscompensatie vormt, dat wil zeggen het risico dat een product dat niet onder de verbintenis valt tegen een kunstmatig lage prijs wordt verkocht ter compensatie voor de MIP die van toepassing is op het product dat wel onder de verbintenis valt.

    (12)

    Om na te gaan of er werkelijk sprake was van kruiscompensatie, verzocht de Commissie de onderneming haar kopieën te verstrekken van facturen aan andere afnemers binnen en buiten de Europese Gemeenschap voor het niet onder de verbintenis vallende product.

    (13)

    De onderneming betoogde dat het voor de vaststelling van kruiscompensatie geen zin heeft de prijzen van andere producten te analyseren, daar de kwaliteit en bijbehorende prijs van deze producten van afnemer tot afnemer kunnen verschillen. Om dat probleem te ondervangen, verzocht de Commissie de onderneming om een lijst met de prijzen die aan de verschillende afnemers voor de verschillende kwaliteiten werden berekend, maar de onderneming weigerde aan dat verzoek gehoor te geven en beweerde dat dit vertrouwelijke informatie was over producten die niet onder de maatregelen vielen.

    (14)

    Uiteindelijk heeft de onderneming kopieën van vijf facturen uit 2005 en 2006 voor niet onder de verbintenis vallende producten verstrekt. Eén ervan was gericht aan een afnemer in de Gemeenschap die tegelijk het wel onder de verbintenis vallende product had gekocht, en een andere aan een afnemer in de Gemeenschap die het betrokken product niet bij de onderneming had gekocht. De overige facturen waren voor afnemers buiten de Gemeenschap.

    (15)

    Rekening houdend met de verschillende kwaliteiten die door deze vijf afnemers waren gekocht, werd geconstateerd dat de prijs die was berekend aan de afnemer in de Gemeenschap die ook het wel onder de verbintenis vallende product had gekocht, aanzienlijk lager was dan de prijs die voor een product van vergelijkbare kwaliteit in rekening werd gebracht aan de andere afnemer in de Gemeenschap die het onder de verbintenis vallende product niet had gekocht. Een soortgelijk prijsverschil bestond ook bij de afnemers buiten de Gemeenschap. Dit prijsbeleid wordt daarom als een duidelijke aanwijzing beschouwd dat er werkelijk sprake was van kruiscompensatie.

    3.   Redenen om de verbintenis op te zeggen

    (16)

    Zoals in overweging 9 is beschreven, heeft de onderneming niet voldaan aan haar verplichting om bij alle verkopen van het onder de verbintenis vallende product de MIP in acht te nemen.

    (17)

    Voorts heeft een verandering in het handelspatroon sinds de instelling van maatregelen ertoe geleid dat een ernstig risico van kruiscompensatie bestaat, waardoor de Commissie niet langer effectief toezicht op de naleving van de verbintenis kan houden en deze daarom onuitvoerbaar is.

    (18)

    Deze verandering in het handelspatroon stelde de onderneming kennelijk in staat om afnemers in de Gemeenschap te compenseren voor de voor het betrokken product geldende MIP door voor het product dat niet onder de verbintenis valt kunstmatig lage prijzen te berekenen.

    (19)

    Deze verandering in het handelspatroon wordt beschouwd als een relevante verandering van de omstandigheden ten opzichte van de omstandigheden die bij het aanvaarden van de verbintenis bestonden en moet, gelet op de bevindingen in de overwegingen 10 tot en met 12, opzegging van de verbintenis tot gevolg hebben.

    (20)

    Door haar weigering een prijslijst voor niet onder de verbintenis vallende producten te overleggen, heeft de onderneming bovendien niet voldaan aan haar informatieverplichting, die is vastgelegd in artikel 8, lid 7, van de basisverordening en in de verbintenis.

    (21)

    Voorts heeft de weigering van de onderneming om deze prijslijst te verstrekken, afbreuk gedaan aan de vertrouwensrelatie waarop de aanvaarding van de verbintenis was gebaseerd.

    4.   Schriftelijke opmerkingen

    a)   Evenredigheid

    (22)

    Wat de inbreuk op de prijsverbintenis betreft, heeft de onderneming toegegeven dat die inderdaad heeft plaatsgevonden. Zij voerde evenwel aan dat de verkoopprijzen van alle andere transacties volledig in overeenstemming waren met de MIP. Bovendien zou de eindprijs niet beduidend onder de MIP liggen. Volgens de onderneming zou opzegging van de verbintenis daarom niet evenredig zijn aan de gepleegde schendingen.

    (23)

    In antwoord op deze argumenten betreffende de evenredigheid moet erop worden gewezen dat de onderneming in het kader van de verbintenis de verplichting is aangegaan ervoor te zorgen dat alle verkoop waarop de verbintenis van toepassing is, plaatsvindt tegen een nettoverkoopprijs die niet onder het niveau van de in de verbintenis vastgelegde MIP ligt.

    (24)

    Bovendien is in de basisverordening noch direct, noch indirect vastgelegd dat een schending van de verbintenis betrekking moet hebben op een minimumpercentage van de verkoop of op een minimumpercentage van de MIP.

    (25)

    Deze benadering werd ook bevestigd door de jurisprudentie van het Gerecht van Eerste Aanleg dat oordeelde dat schending van een verbintenis voor de Commissie reeds voldoende grond kan zijn om haar aanvaarding van de verbintenis in te trekken (4).

    (26)

    De door de onderneming naar voren gebrachte argumenten met betrekking tot de evenredigheid doen dus geen afbreuk aan het standpunt van de Commissie dat een schending van de verbintenis heeft plaatsgevonden en dat opzegging van de verbintenis evenredig aan die schending is.

    b)   Verandering in het handelspatroon

    (27)

    In verband met de verandering in het handelspatroon voerde de onderneming aan dat zij haar handelspatroon niet opzettelijk heeft veranderd om afnemers in de Gemeenschap voor de voor het betrokken product geldende MIP te kunnen compenseren door voor het niet onder de verbintenis vallende product kunstmatig lage prijzen te berekenen.

    (28)

    Zij voerde aan dat de prijsstijging ten gevolge van de instelling van de antidumpingmaatregelen en de daaruit voortvloeiende daling van de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap ertoe hebben geleid dat zij nieuwe producten is gaan ontwikkelen die niet onder de maatregelen vallen, zodat zij haar handel met de Gemeenschap kon behouden.

    (29)

    In antwoord op deze argumenten moet worden beklemtoond dat de verandering in het handelspatroon op zich al een ernstig risico van kruiscompensatie vormt, ongeacht de reden voor deze verandering. Het is vaste praktijk van de Commissie om geen prijsverbintenissen te aanvaarden als er een hoog risico van kruiscompensatie bestaat. Indien gedurende de toepassing van een verbintenis een dergelijke verandering in het handelspatroon plaatsheeft, is dat op zich al voldoende reden voor de Commissie de verbintenis op te zeggen, aangezien een behoorlijk toezicht op de naleving van de verbintenis hierdoor onmogelijk is, ongeacht of er werkelijk sprake was van kruiscompensatie.

    (30)

    Daarom doen de argumenten die de onderneming in dit verband naar voren heeft gebracht, geen afbreuk aan het standpunt van de Commissie dat de verandering in het handelspatroon tot een aanzienlijk risico van kruiscompensatie heeft geleid.

    c)   Compensatieregeling

    (31)

    De onderneming betoogde verder dat het aanbieden van gunstige prijzen een redelijke en gebruikelijke handelspraktijk is wanneer een bedrijf probeert een markt met een nieuw product te veroveren en dat daarom niet kan worden geconcludeerd dat er hier werkelijk sprake was van compensatie, met name niet omdat de omvang van de verkoop van het nieuwe product bij lange na niet voldoende was om de teruggang van de verkoop van het onder de verbintenis vallende product volledig te compenseren.

    (32)

    De gunstige prijs gold echter alleen voor de afnemer die zowel het onder de verbintenis vallende product als andere producten heeft gekocht. Een andere afnemer in de Europese Unie die het onder de verbintenis vallende product niet kocht, profiteerde niet van deze prijs. De zeer hoge prijs die deze afnemer in de Europese Unie voor een product van soortgelijke kwaliteit moest betalen, ondermijnt dan ook de redenering van de onderneming en zet het argument kracht bij dat er werkelijk kruiscompensatie plaatvond.

    (33)

    Wat de relevantie en evenredigheid betreft, moet voorts worden benadrukt dat de Commissie bij de beoordeling of kruiscompensatie heeft plaatsgevonden niet hoeft aan te tonen dat een teruggang in de verkoop van het betrokken product is gecompenseerd door een gelijkwaardige toename van de verkoop van nieuwe producten.

    d)   Te verstrekken inlichtingen

    (34)

    De onderneming heeft bovendien betwist dat zij geweigerd heeft een prijslijst voor niet onder de verbintenis vallende producten te verstrekken; de reden was volgens haar dat zij niet over een algemene prijslijst beschikte aangezien aan verschillende afnemers in verschillende regio’s verschillende prijzen in rekening worden gebracht.

    (35)

    In dit verband zij eraan herinnerd dat de onderneming juist ter ondervanging van dat probleem werd verzocht beschikbare prijslijsten te verstrekken, maar daartoe niet bereid was omdat deze volgens haar vertrouwelijke informatie over niet onder de maatregelen vallende producten bevatten.

    (36)

    De door de onderneming naar voren gebrachte argumenten doen derhalve geen afbreuk aan het standpunt van de Commissie dat de onderneming niet heeft voldaan aan haar verplichting ingevolge artikel 8, lid 7, van de basisverordening om de Commissie in de gelegenheid te stellen relevante gegevens te verifiëren.

    C.   INTREKKING VAN BESLUIT 2005/704/EG

    (37)

    In het licht van het voorgaande moet de verbintenis worden opgezegd en moet Besluit 2005/704/EG worden ingetrokken. Daarom geldt voor het betrokken product van de onderneming het definitieve antidumpingrecht dat is ingesteld bij artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1659/2005,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    Besluit 2005/704/EG wordt ingetrokken.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 25 juni 2007.

    Voor de Commissie

    Peter MANDELSON

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

    (2)  PB L 267 van 12.10.2005, blz. 1.

    (3)  PB L 267 van 12.10.2005, blz. 27.

    (4)  Zie in dit verband zaak T-51/96, Miwon/Raad, Jurispr. 2000, blz. II-1841, punt 52, en zaak T-340/99, Arne Mathisen AS/Raad, Jurispr. 2002, blz. II-2905, punt 80.


    Top