EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006D0638

2006/638/EG: Beschikking van de Commissie van 6 september 2005 inzake de steunregeling die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten voordele van bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten die zijn gespecialiseerd in aandelen in op gereglementeerde markten genoteerde vennootschappen met een kleine of middelgrote beurswaarde (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 3302) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 268 van 27.9.2006, p. 1–11 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/638/oj

27.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/1


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 6 september 2005

inzake de steunregeling die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten voordele van bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten die zijn gespecialiseerd in aandelen in op gereglementeerde markten genoteerde vennootschappen met een kleine of middelgrote beurswaarde

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 3302)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/638/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig genoemde bepalingen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen kenbaar te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Op 2 oktober 2003 is in Italië, met de bekendmaking ervan in de Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana nr. 229 van 2 oktober 2003, Decreto-Legge nr. 269 van 30 september 2003 betreffende „Misure in materia di sviluppo dell'economia e di correzione dei conti pubblici” (hierna „wetsdecreet 269/2003” genoemd) van kracht geworden, dat vervolgens is omgezet in wet nr. 326 van 24 november (L 326/2003), die in de Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana nr. 274 van 25 november 2003 werd bekendgemaakt. In artikel 12 van wetsdecreet 269/2003 wordt bepaald dat de netto bedrijfswinst van bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten die zijn gespecialiseerd in aandelen in op een gereglementeerde markt van de Europese Unie genoteerde vennootschappen met een kleine of middelgrote beurswaarde (hierna „small- en mid-caps” genoemd), onderworpen is aan een vervangende belasting van 5 % in plaats van aan de gewone vennootschapsbelasting van 12,5 % die op niet-gespecialiseerde beleggingsinstellingen wordt geheven.

(2)

Bij brief van 22 oktober 2003 (D/56756) heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten verzocht inlichtingen te verstrekken over de betrokken stimuleringsmaatregelen en over het tijdstip van de inwerkingtreding daarvan, teneinde na te kunnen gaan of van steun in de zin van artikel 87 van het Verdrag sprake was. In diezelfde brief heeft de Commissie Italië herinnerd aan de verplichting elke maatregel die staatssteun vormt, vóór de tenuitvoerlegging ervan bij de Commissie aan te melden overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

(3)

Bij brieven van 11 november (A/37737) en 26 november 2003 (A/38138) hebben de Italiaanse autoriteiten de gevraagde inlichtingen verstrekt. Op 19 december 2003 (D/58192) heeft de Commissie Italië opnieuw herinnerd aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. Tevens heeft zij de Italiaanse autoriteiten verzocht de eventuele begunstigden van de betrokken stimuleringsmaatregelen te informeren over de gevolgen als bedoeld in het Verdrag en in artikel 14 van Raad (EG) nr. 659/1999 (2) mochten deze maatregelen staatssteun blijken te zijn die ten uitvoer is gelegd zonder dat de Commissie daar vooraf toestemming voor heeft gegeven.

(4)

Bij brief van 11 mei 2004 (SG 2004 D/202046) deelde de Commissie Italië mee dat zij op 7 mei 2004 besloten had de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de door Italië met de maatregel in kwestie verstrekte fiscale voordelen.

(5)

Bij brief van 14 juli 2004 (A/35463) deden de Italiaanse autoriteiten hun opmerkingen aan de Commissie toekomen.

(6)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure werd op 9 september 2004 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en belanghebbenden werd verzocht hun opmerkingen binnen een maand vanaf de publicatie kenbaar te maken (3).

(7)

Op 16 en 27 september 2004 vonden twee bijeenkomsten plaats tussen vertegenwoordigers van de Commissie en van de Italiaanse belastingdienst om een aantal aspecten van de maatregel te bespreken.

(8)

Bij brief van 7 oktober 2004 (A/37679) ontving de Commissie opmerkingen van de Associazione delle società di gestione del risparmio italiane (hierna „Assogestioni” genoemd). Bij schrijven van 28 oktober 2004 (D/57696) heeft de Commissie deze opmerkingen aan de Italiaanse autoriteiten doen toekomen. Bij brief van 6 december 2004 (A/39479) deden de Italiaanse autoriteiten hun commentaar op de toegezonden opmerkingen aan de Commissie toekomen.

(9)

Bij brief van 18 februari 2005 (A/31490) zond Assogestioni nog enkele opmerkingen die een aanvulling vormden op de opmerkingen die de vereniging al op 7 oktober 2004 had gezonden. Bij schrijven van 24 februari 2005 (D/51366) heeft de Commissie deze opmerkingen aan de Italiaanse autoriteiten doen toekomen. Bij brief van 4 april 2005 (A/32813) deden de Italiaanse autoriteiten hun commentaar op de toegezonden opmerkingen aan de Commissie toekomen.

(10)

Bij brief van 28 februari 2005 (A/31724) ontving de Commissie opmerkingen van de Europese federatie van beleggingsfondsen en –maatschappijen (European Federation of Investment Funds and Companies — FEFSI). Aangezien deze opmerkingen zijn ingediend na de voor het maken van opmerkingen vastgestelde termijn (zie overweging 6) en vrijwel overeenkomen met de door Assogestioni gemaakte opmerkingen, zijn zij niet aan de Italiaanse autoriteiten doorgezonden en zijn zij voor deze beschikking niet in aanmerking genomen.

II.   BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

(11)

Artikel 12 van wetsdecreet 269/2003 voorziet in fiscale stimuleringsmaatregelen ten voordele van bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten naar Italiaans recht (hierna „beleggingsinstellingen” genoemd). In dit artikel wordt met name bepaald dat vanaf het belastingjaar waarin aan bepaalde specifieke voorwaarden wordt voldaan, de netto bedrijfswinst van deze instellingen voor collectieve belegging in effecten die zijn gespecialiseerd in aandelen in op een gereglementeerde markt van de Europese Unie genoteerde small- en mid-caps (hierna „gespecialiseerde beleggingsinstellingen” genoemd), onderworpen is aan een vervangende belasting van 5 % in plaats van aan de gewone vennootschapsbelasting van 12,5 %. Over het algemeen wordt in het Italiaanse stelsel van belastingen op collectieve beleggingen de belasting in kwestie jaarlijks door de instellingen voor collectieve belegging bij de bron ingehouden op een belastbare grondslag welke overeenkomt met de jaarlijkse stijging van de dagwaarde van hun vermogen (hierna „netto bedrijfswinst” genoemd) teneinde de potentiële vermogenswinst te belasten die is verwezenlijkt door beleggers die in dit soort beleggingsinstellingen beleggen. Op deze wijze hoeven beleggers geen belasting meer te betalen op het ogenblik waarop de opbrengsten van deze beleggingen worden uitgekeerd.

(12)

De regeling wijzigt het belastingstelsel dat in Italië van toepassing is op de vermogenswinsten van diverse soorten beleggingsinstellingen, zoals beleggingsfondsen van het open-end-type die onder Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (4) vallen, „historische Luxemburgse fondsen”, beleggingsmaatschappijen van het open-end-type (SICAV's) en beleggingsfondsen van het closed-end-type, die elk aan specifieke regelgeving onderworpen zijn. De Italiaanse wetsbepalingen in kwestie zijn meer in het bijzonder:

a)

de artikelen 9 en 10 ter van wet nr. 77 van 23 maart 1983 betreffende de fiscale behandeling van de netto bedrijfswinst van beleggingsfondsen van het open-end-type;

b)

artikel 11 bis van wetsdecreet nr. 512 van 30 september 1983 betreffende de fiscale behandeling van de netto bedrijfswinst van bepaalde beleggingsfondsen, waaronder de zogenoemde „historische Luxemburgse fondsen”;

c)

artikel 11 van wet nr. 344 van 14 augustus 1993 betreffende de fiscale behandeling van de netto bedrijfswinst van beleggingsfondsen van het closed-end-type;

d)

artikel 14 van wetsdecreet nr. 84 van 25 januari 1992 betreffende de fiscale behandeling van de netto bedrijfswinst van SICAV's;

e)

de artikelen 7 en 9 van wetsdecreet nr. 461 van 21 november 1997 betreffende de belastingheffing op vermogenswinsten en andere inkomsten van beleggers die in Italië verblijven;

f)

artikel 14 van wetsdecreet nr. 124 van 21 april 1993 betreffende de fiscale behandeling van vermogenswinsten van pensioenfondsen.

(13)

De beleggingsinstellingen in kwestie verrichten collectieve beleggingen in effecten (zoals onder meer obligaties, aandelen en andere effecten van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde vennootschappen) in het collectieve belang van derden-beleggers (hierna „deelnemers” genoemd). Beleggingsinstellingen kunnen de vorm aannemen van hetzij een bij overeenkomst opgericht beleggingsfonds zonder rechtspersoonlijkheid (b.v. een unit trust) dat wordt beheerd door een beheermaatschappij met een gescheiden vermogen, hetzij een beleggingsfonds in de vorm van een vennootschap (b.v. een SICAV) (5), hetzij een pensioenfonds (6). Beleggingsinstellingen die de vorm van een unit trust aannemen, kunnen fondsen van het open-end-type dan wel fondsen van het closed-end-type zijn (7).

(14)

In artikel 12 van wetsdecreet 269/2003 wordt bepaald dat vanaf het belastingjaar in de loop waarvan de maatregel in werking treedt, de door de wetgeving in kwestie beoogde gespecialiseerde beleggingsinstellingen een vervangende belasting van 5 % in plaats van het standaardtarief van 12,5 % moeten toepassen op hun netto bedrijfswinst, die bestaat uit de jaarlijkse stijging van de dagwaarde van hun vermogen.

(15)

Overeenkomstig artikel 12 van wetsdecreet 269/2003 worden als gespecialiseerde beleggingsinstellingen beschouwd:

a)

beleggingsinstellingen waarvan de statuten uitdrukkelijk voorschrijven dat ten minste tweederde van de waarde van hun activa moet worden belegd in aandelen in small- en mid-caps die tot de notering op een gereglementeerde markt van de Europese Unie zijn toegelaten; en

b)

beleggingsinstellingen die een jaar na de aanvang van hun activiteiten of de aanpassing van hun statuten aan genoemde wetgeving beleggingen in aandelen in tot de notering op een gereglementeerde markt van de Europese Unie toegelaten small- en mid-caps in portefeuille hebben waarvan de waarde in de loop van het kalenderjaar gedurende ten minste een zesde van het totale aantal dagen waarop de beleggingsinstellingen operationeel zijn (8), ten minste gelijk is aan tweederde van de waarde van hun activa, zoals vermeld in de periodieke financiële verslagen van dergelijke beleggingsinstellingen.

(16)

In artikel 12 van wetsdecreet nr. 269/2003 worden small- en mid-caps gedefinieerd als vennootschappen waarvan de op basis van de marktprijs van de aandelen van de vennootschap op de laatste handelsdag van elk kwartaal van het kalenderjaar berekende beurswaarde niet groter is dan 800 miljoen EUR (9).

(17)

De regeling is van toepassing vanaf het belastingjaar waarin de statuten van de betrokken beleggingsinstelling worden aangepast of vanaf de aanvang van de activiteiten ervan wanneer het een nieuw opgerichte instelling betreft. In de wetgeving is uitdrukkelijk bepaald dat de betrokken beleggingsinstelling ten minste tweederde van haar activa moet beleggen in aandelen in tot de notering op een gereglementeerde markt van de Europese Unie toegelaten small- en mid-caps.

(18)

De regeling wijzigt de belastingregels voor de diverse soorten Italiaanse belegginginstellingen, zowel die welke in Italië of volgens Italiaans recht worden beheerd en waarvoor in Italië op hun netto bedrijfswinst het stelsel van vervangende belasting van toepassing is (hierna „in Italië aan een vervangende belasting onderworpen beleggingsinstellingen” genoemd), als buitenlandse beleggingsinstellingen waarvan de winsten die aan Italiaanse deelnemers worden uitgekeerd, in Italië aan belasting zijn onderworpen. De regeling wijzigt op dezelfde wijze de belastingregels welke gelden voor beleggingsinstellingen naar buitenlands recht die door bovenvermelde Richtlijn 85/611/EEG van de Raad worden gereglementeerd (geharmoniseerde buitenlandse icbe's) (10) en waarvan de netto bedrijfswinst aan Italiaanse beleggers wordt uitgekeerd of waarvan de deelnemingsrechten in handen zijn van Italiaanse beleggingsinstellingen (11).

(19)

Om een duidelijk beeld te krijgen van de gevolgen van de regeling en na te gaan op welke wijze deze de belastingverlaging indirect naar niet-gespecialiseerde beleggingsinstellingen en andere deelnemers uitbreidt, moeten de verschillende belastingregels die van toepassing zijn op de vermogenswinst van beleggingsinstellingen en hun deelnemers, zoals gewijzigd bij artikel 12 van wetsdecreet 269/2003, worden onderzocht. Hiertoe moet een onderscheid worden gemaakt tussen „in Italië aan een vervangende belasting onderworpen beleggingsinstellingen die als financieel intermediair optreden” en „in Italië aan een vervangende belasting onderworpen beleggingsinstellingen die als deelnemers in andere beleggingsinstellingen optreden”, aangezien eenzelfde beleggingsinstelling hetzij als financieel intermediair (die in effecten belegt), hetzij als deelnemer (die in andere beleggingsinstellingen belegt) kan optreden. De inkomsten van andere beleggers die zijn vrijgesteld van het stelsel van vervangende belasting dat op andere beleggingsinstellingen van toepassing is, worden afzonderlijk behandeld.

(20)

Uit hoofde van het algemene stelsel zijn beleggingsinstellingen niet aan inkomstenbelasting onderworpen. Alle bedrijfswinsten van beleggingsinstellingen zijn echter onderworpen aan de vervangende belasting van 12,5 % die over hun netto bedrijfswinst wordt berekend. Normaal gesproken betreft het een definitieve belasting die iedere andere belasting vervangt welke van toepassing is op de winsten die door deze instellingen worden uitgekeerd.

(21)

De netto bedrijfswinst wordt bepaald door van de waarde van de netto-activa van het fonds aan het einde van het boekjaar, vermeerderd met de verschuldigde vervangende belasting en alle bedragen die in de loop van het jaar zijn uitgekeerd, de volgende bedragen af te trekken: de netto-activa van het fonds aan het begin van het boekjaar, de inkomsten uit hoofde van deelnemingen in aan een vervangende belasting onderworpen instellingen voor collectieve belegging, de vrijgestelde inkomsten en de aan bronbelasting onderworpen inkomsten (12).

(22)

Het algemene belastingstelsel wordt door artikel 12 van wetsdecreet 269/2003 in die zin gewijzigd dat een vervangende belasting van 5 % over de bedrijfswinst van gespecialiseerde beleggingsinstellingen wordt toegepast.

(23)

Op grond van het algemene stelsel zijn alle winsten die door een in Italië aan een vervangende belasting onderworpen beleggingsinstelling aan deelnemers (met inbegrip van andere beleggingsinstellingen) worden uitgekeerd, van verdere belasting vrijgesteld. In het kader van de onderhavige steunregeling wordt deze vrijstellingsregeling ten aanzien van inkomsten uit hoofde van deelnemingen in gespecialiseerde beleggingsinstellingen (die aan de vervangende belasting van 5 % zijn onderworpen) gehandhaafd. De regeling vermindert daarenboven de effectieve belastingheffing over de winsten van niet-gespecialiseerde beleggingsinstellingen die voortvloeien uit hun deelneming in buitenlandse gespecialiseerde beleggingsinstellingen die niet aan de vervangende belasting in Italië zijn onderworpen, en brengt deze op een niveau dat gelijkstaat met de toepassing van een vervangende belasting van 5 % (13).

(24)

Winsten die door Italiaanse en buitenlandse beleggingsinstellingen aan Italiaanse beleggers worden uitgekeerd, worden in Italië niet verder belast omdat op het niveau van de beleggingsinstelling al belasting is geheven (bronbelasting). Dit neemt niet weg dat wanneer de deelnemer een onderneming is die als zodanig optreedt, de inkomsten worden opgenomen in haar belastbaar inkomen waarop het belastingtarief van 33 % van toepassing is. Dergelijke ondernemingen komen in aanmerking voor een belastingkrediet van 15 % dat de dubbele belastingheffing op de ontvangen vermogenswinst volledig compenseert. De steunregeling bevestigt in essentie dit belastingkrediet, ook al worden de winsten door gespecialiseerde beleggingsinstellingen uitgekeerd (14).

(25)

Overeenkomstig artikel 18 van het Italiaanse Wetboek Inkomstenbelastingen wordt over de door buitenlandse beleggingsinstellingen aan Italiaanse beleggers uitgekeerde winsten 12,5 % bronbelasting geheven. Deze belasting wordt verlaagd tot 5 % wanneer de winsten door gespecialiseerde beleggingsinstellingen worden uitgekeerd. Hierdoor wordt gewaarborgd dat beleggers in buitenlandse en in Italiaanse beleggingsinstellingen gelijk worden behandeld.

(26)

De inkomsten die door beleggingsinstellingen worden gegenereerd, worden opgenomen in de netto bedrijfswinst van de pensioenfondsen die rechten van deelneming in dergelijke instellingen bezitten. Deze inkomsten zijn onderworpen aan een vervangende belasting van 11 %. Om dubbele belastingheffing over de inkomsten van pensioenfondsen te voorkomen, wordt een belastingkrediet ten belope van 15 % van die inkomsten met de door pensioenfondsen verschuldigde vervangende belasting verrekend. De regeling past het voor gespecialiseerde beleggingsinstellingen geldende nieuwe stelsel van gereduceerde belastingheffing aan aan het specifieke belastingstelsel voor pensioenfondsen.

(27)

Parallel met de verlaging van de voor gespecialiseerde beleggingsinstellingen geldende vervangende belasting wordt het belastingkrediet voor inkomsten uit hoofde van deelnemingen in Italiaanse gespecialiseerde beleggingsinstellingen tot 6 % verlaagd. Bovendien wordt in artikel 12 van wetsdecreet 269/2003 bepaald dat het deel van de inkomsten van pensioenfondsen dat van buitenlandse gespecialiseerde beleggingsinstellingen afkomstig is, aan een vervangende belasting van 5 % in plaats van aan de normale belasting van 11 % wordt onderworpen (15).

III.   REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE PROCEDURE

(28)

Bij de inleiding van de formele procedure was de Commissie van mening dat de maatregel ten behoeve van gespecialiseerde beleggingsinstellingen en van small- en mid-caps waarvan de aandelen in handen zijn van dergelijke instellingen, aan alle criteria beantwoordt om te worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, terwijl zij ten aanzien van de rechtstreekse belastingverlaging die aan beleggers in gespecialiseerde beleggingsinstellingen wordt verleend, geen twijfels uitte omdat het hierbij een algemene maatregel betreft die voor alle beleggers geldt.

(29)

Bij het uiten van haar twijfels over het mogelijke bestaan van steun voor gespecialiseerde beleggingsinstellingen ging de Commissie ervan uit dat deze instellingen ondernemingen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn, aangezien de betrokken instellingen hetzij de vorm van een vennootschap hebben en een bedrijfseenheid op zich vormen, hetzij een gescheiden vermogen hebben dat wordt beheerd door ondernemingen die op de beleggingsmarkten met elkaar concurreren. Ten tweede merkte de Commissie op dat gespecialiseerde beleggingsinstellingen ofwel rechtstreeks door een verlaagd belastingtarief worden begunstigd, ofwel indirect profiteren van aanvullende kapitaalinvesteringen via de belastingvermindering die door de regeling aan beleggers wordt verleend wanneer deze instellingen overwegend in aandelen in op een gereglementeerde markt van de Europese Unie genoteerde small- en mid-caps beleggen. De Commissie wees er voorts op dat de voordelen in kwestie niet evenredig zijn met het aantal aandelen in small- en mid-caps dat in handen is van dit soort beleggingsinstellingen, maar uitsluitend afhankelijk zijn van hun status van gespecialiseerde instelling.

(30)

Ten aanzien van small- en mid-caps wees de Commissie er nadrukkelijk op dat de maatregel een indirect voordeel verschaft aan de vennootschappen waarvan de aandelen in handen zijn van gespecialiseerde beleggingsinstellingen, omdat zij gemakkelijker toegang tot kapitaal hebben en daardoor hun liquiditeit kunnen verhogen. Het voordeel hangt af van hun status als op een Europese gereglementeerde markt genoteerde small- of mid-cap en niet van hun resultaten. Het is evenmin afhankelijk van andere voorwaarden of door hen gedane investeringen.

IV.   OPMERKINGEN VAN ITALIË EN VAN BELANGHEBBENDEN

(31)

In hun opmerkingen betoogden zowel Italië als Assogestioni dat de beleggingsinstellingen in kwestie niet mogen worden gezien als ondernemingen, maar dat zij niet meer zijn dan pools van activa die door aparte ondernemingen worden beheerd. Laatstgenoemde zijn onderworpen aan gewone belastingheffing over hun winst en genieten niet de in artikel 12 van wetsdecreet nr. 269/2003 vastgelegde belastingverlaging.

(32)

Zowel Italië als Assogestioni merkte verder op dat de regeling moet worden gezien als een algemene fiscale beleidsmaatregel die rechtstreeks aan de beleggers ten goede komt en voor small- en mid-caps en beleggingsinstellingen slechts indirecte gevolgen heeft. Volgens de belanghebbenden wordt met de steunregeling beoogd de beurswaarde van small- en mid-caps te bevorderen ten opzichte van die van andere Europese beursgenoteerde vennootschappen en dit zou als zodanig niet binnen het toepassingsgebied van de controle op staatssteun vallen. Zowel Italië als de belanghebbenden betoogden dat de regeling geen steun vormt voor gespecialiseerde beleggingsinstellingen en evenmin voor specifieke beheermaatschappijen. In dit verband hebben de Italiaanse autoriteiten erop gewezen dat de regeling openstaat voor alle ondernemingen die gescheiden fondsen in het leven roepen om hoofdzakelijk in op een Europese gereglementeerde markt genoteerde small- en mid-caps te beleggen, en derhalve als een algemene maatregel moet worden aangemerkt.

(33)

Bovendien zou volgens deze opmerkingen de regeling de mededinging niet ongunstig beïnvloeden omdat gelijk welke Europese small- of mid-cap gemakkelijker toegang tot kapitaal zou hebben. Daarnaast zou de maatregel geen steun aan dit soort vennootschappen behelzen omdat de beleggingsinstellingen of de beheermaatschappijen daarvan hun beleggingsbeslissingen zouden nemen met het oog op het maximaliseren van de winst.

(34)

Assogestioni heeft gedetailleerde informatie verschaft over de werking van de regeling tijdens de eerste periode waarin deze operationeel was (2004). Tegen eind 2004 waren drie gespecialiseerde beleggingsinstellingen operationeel: twee die al eerder bestonden en hun statuten zodanig hadden aangepast dat zij hoofdzakelijk belegden in aandelen in op Europese gereglementeerde markten genoteerde small- en mid-caps, en één nieuw opgericht fonds. Volgens Assogestioni zijn de fiscale kosten van de regeling in 2004 beperkt gebleven. Op basis van de door Assogestioni verstrekte gegevens heeft de Commissie berekend dat de gederfde belastingontvangsten in 2004 circa 1,1 miljoen EUR beliepen, rekening houdend met de nodige aanpassingen om de overdracht van de latente belastingkredieten met betrekking tot de belastingen van voorgaande jaren te compenseren. Volgens zowel Italië als de belanghebbenden tonen deze cijfers aan dat de regeling in kwestie slechts weinig effect heeft gehad op de mededinging en het handelsverkeer in de Gemeenschap, omdat tevens moet worden bedacht dat ook buiten Italië gevestigde small- en mid-caps en beleggingsinstellingen van de indirecte gevolgen van de belastingvermindering in kwestie kunnen profiteren.

V.   BEOORDELING VAN DE MAATREGEL

(35)

Na onderzoek van de door de Italiaanse autoriteiten en belanghebbenden gemaakte opmerkingen handhaaft de Commissie het door haar geformuleerde standpunt dat de aan beleggers toegekende belastingverlaging staatssteun vormt, niet alleen ten gunste van instellingen die zijn gespecialiseerd in beleggingen in aandelen in op een Europese gereglementeerde markt genoteerde small- en mid-caps, maar ook ten gunste van small- en mid-caps waarvan de aandelen in handen zijn van dit soort instellingen, omdat de regeling in kwestie voldoet aan alle desbetreffende criteria van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(36)

De Commissie bevestigt allereerst het standpunt dat zij in haar schrijven tot inleiding van de formele onderzoekprocedure had geformuleerd, namelijk dat beleggingsinstellingen in sommige gevallen ondernemingen in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag zijn en dat derhalve de in artikel 12 van wetsdecreet 269/2003 voorziene belastingverlaging ook voor hen kan gelden. Zij is meer bepaald van oordeel dat ook al hebben beleggingsinstellingen niet rechtstreeks profijt van de belastingverlaging die aan hun deelnemers wordt verleend, zij niettemin een indirect economisch voordeel genieten in die zin dat de belastingverlaging ten aanzien van beleggingen in gespecialiseerde beleggingsinstellingen beleggers ertoe aanzet rechten van deelneming in deze instellingen te verwerven, en aldus voor extra liquide middelen en extra inkomsten in de vorm van instap- en beheersvergoedingen zorgt.

(37)

Overeenkomstig de mededeling van de Commissie over staatssteun en risicokapitaal (16) moet, wanneer steunmaatregelen in sommige gevallen voorzien in de instelling van fondsen of andere investeringsconstructies, worden onderzocht of het fonds of de constructie moet worden aangemerkt als een onderneming die staatssteun geniet. In het onderhavige geval neemt de Commissie nota van het standpunt van de Italiaanse autoriteiten dat gespecialiseerde beleggingsinstellingen waarvoor overeenkomstig artikel 12 van wetsdecreet 269/2003 het verlaagde belastingtarief geldt, niet meer zijn dan pools van activa en derhalve niet als ondernemingen in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag mogen worden beschouwd. Zij merkt evenwel op dat deze beleggingsinstellingen in sommige gevallen de vorm van een vennootschap aannemen en als zodanig individueel van voordelen kunnen profiteren, ook al staat de belastingheffing op hen los van de belastingheffing op het vermogen dat zij beheren. Voorts wijst zij erop dat andere beleggingsinstellingen zonder rechtspersoonlijkheid worden beheerd door ondernemingen die concurreren met andere actoren die spaargelden beheren en dat deze ondernemingen derhalve voordelen kunnen genieten.

(38)

De Commissie is van oordeel dat gespecialiseerde beleggingsinstellingen een economische activiteit verrichten en ondernemingen zijn in de zin van artikel 87, lid 1. Dit wordt bevestigd door de jurisprudentie van het Hof van Justitie op BTW-gebied. Meer in het bijzonder stelde het Hof onlangs (17) dat handelingen van BEVEK's welke bestaan in de collectieve belegging in effecten, een economische activiteit door belastingplichtigen vormen in de zin van artikel 4, lid 2, van de Zesde BTW-richtlijn (18). Volgens de jurisprudentie (19) blijkt uit de considerans van de Eerste richtlijn (20) dat de harmonisatie van de BTW-wetgeving ten doel heeft de factoren die de mededingingsvoorwaarden zouden kunnen vervalsen, uit te schakelen om aldus te komen tot neutraliteit ten aanzien van de mededinging. Aangezien de regelgeving inzake staatssteun en de richtlijnen betreffende de harmonisatie van de BTW hetzelfde doel hebben, acht de Commissie het gepast naar de jurisprudentie inzake bovenvermelde richtlijnen te verwijzen, waarin wordt bevestigd dat de beleggingsinstellingen in kwestie — ongeacht of zij de vorm van een vennootschap aannemen — een economische activiteit verrichten en derhalve ondernemingen zijn in de zin van artikel 87, lid 1.

(39)

De Commissie is dan ook van mening dat een belastingvoordeel dat is verleend aan beleggers die in gespecialiseerde beleggingsinstellingen beleggen, de instellingen zelf begunstigt als onderneming wanneer zij de vorm van een vennootschap hebben, dan wel de ondernemingen begunstigt die deze instellingen beheren wanneer zij bij overeenkomst zijn opgericht. De toegenomen vraag naar rechten van deelneming in gespecialiseerde beleggingsinstellingen leidt met name tot een stijging van de beheers- en instapvergoedingen die door de instellingen of de beheermaatschappijen daarvan worden aangerekend.

(40)

Het argument dat de regeling niet selectief is omdat zij geen specifieke beleggingsinstellingen en beheermaatschappijen daarvan bevoordeelt op basis van hun omvang, nationaliteit, plaats van registratie of samenstelling, is irrelevant omdat wat belangrijk is, het feit is dat de regeling voorziet in een belastingverlaging die buitengewoon is en beperkt blijft tot de in aandelen in beursgenoteerde small- en mid-caps gespecialiseerde beleggingsinstellingen en de beheermaatschappijen daarvan. Volgens vaste rechtspraak (21) verandert het feit dat steun niet op een of meer van tevoren bepaalde, specifieke begunstigden is gericht maar aan een aantal objectieve criteria is onderworpen, niets aan de selectieve aard van een staatsmaatregel. De Commissie is daarnaast van mening dat het feit dat het voordeel dat door de regeling wordt verschaft aan beleggingsondernemingen die gespecialiseerde beleggingsinstellingen beheren alleen een indirect voordeel is, het bestaan van staatssteun niet kan uitsluiten aangezien volgens de vaste rechtspraak van het Hof (22) rechtstreekse belastingvoordelen die worden verleend aan beleggers die geen ondernemingen zijn, indirecte steun vormt aan de ondernemingen waarin zij beleggen.

(41)

De Commissie komt derhalve tot de slotsom dat de maatregel aan gespecialiseerde beleggingsinstellingen en de beheermaatschappijen daarvan het bovenbedoelde specifieke indirecte voordeel verschaft ten nadele van andere ondernemingen die alternatieve vormen van belegging aanbieden.

(42)

De Commissie bevestigt voorts het standpunt dat zij in haar besluit tot inleiding van de formele onderzoekprocedure naar voren bracht, namelijk dat de regeling in kwestie small- en mid-caps begunstigt waarvan de aandelen in handen zijn van gespecialiseerde beleggingsinstellingen die profiteren van de in artikel 12 van wetsdecreet nr. 269/2003 vastgelegde belastingvermindering. Zij is met name van mening dat de regeling een indirect selectief voordeel biedt aan small- en mid-caps waarvan de aandelen in handen zijn van gespecialiseerde beleggingsinstellingen. Dit voordeel neemt de vorm aan van een grotere vraag naar hun aandelen en een grotere liquiditeit. Het argument dat er van een voordeel voor small- en mid-caps geen sprake zou zijn omdat fondsen en beleggers ernaar streven hun winst te maximaliseren, kan niet worden aanvaard aangezien een gunstiger fiscale behandeling een dergelijke belegging automatisch aantrekkelijker maakt en resulteert in een grotere liquiditeit van deze small- en mid-caps, ook zonder dat zij actief optreden om een dergelijk voordeel te verkrijgen.

(43)

Evenmin kan het argument worden aanvaard dat de regeling een algemene fiscale beleidsmaatregel vormt waarmee wordt beoogd de beurswaarde van small- en mid-caps in Europa te verhogen, en bijgevolg buiten de werkingssfeer van de regels inzake staatssteun valt. Volgens de Commissie compenseert het verleende belastingvoordeel geen aanzienlijke ongelijkheden in de fiscale behandeling van collectieve beleggingen in beursgenoteerde small- en mid-caps, enerzijds, en collectieve beleggingen in andere vennootschappen en afzonderlijke beleggingen in niet-beursgenoteerde vennootschappen, anderzijds. De regeling valt evenmin te rechtvaardigen op grond van haar eigen specifieke doelstelling omdat zij beperkt blijft tot een verlaging van de belastingen voor gespecialiseerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen in beursgenoteerde small- en mid-caps, en als zodanig noch gericht is op, noch evenredig is met het doel de beurswaarde van deze vennootschappen te bevorderen, maar het beroep erop in de eerste plaats afhankelijk is gesteld van de voorwaarde dat de beleggingen via gespecialiseerde beleggingsinstellingen worden verricht.

(44)

De Commissie is van mening dat de voordelen in kwestie door de staat of met staatsmiddelen zijn toegekend. Aangezien Italië in dit verband geen bezwaren heeft gemaakt, bevestigt de Commissie haar evaluatie die zij bij de inleiding van de formele onderzoekprocedure heeft gemaakt: het voordeel is van de staat afkomstig omdat de staat belastingontvangsten derft die normaliter door de Italiaanse schatkist worden geïnd.

(45)

Wat de gevolgen van de maatregel betreft, bevestigt de Commissie de vaststelling die zij in haar besluit tot inleiding van de formele procedure deed, namelijk dat de maatregel de mededinging tussen ondernemingen kan vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden omdat de begunstigde ondernemingen op internationale markten kunnen opereren en commerciële en andere economische activiteiten kunnen ontplooien op markten waar een sterke concurrentie heerst. Volgens de vaste rechtspraak van het Hof (23) is er reeds sprake van vervalsing van de mededinging door een maatregel wanneer de begunstigde van de steun met andere ondernemingen concurreert op markten die voor de concurrentie open staan. De instellingen die zich bezighouden met collectieve belegging in effecten en die gespecialiseerd zijn in aandelen van small- en mid-caps, concurreren met andere financiële ondernemingen en opereren op een open markt die door een omvangrijk intracommunautair handelsverkeer wordt gekenmerkt. Bovendien zijn ten minste enkele small- en mid-caps waarvan de aandelen in handen van de in artikel 12 van wetsdecreet nr. 269/2003 bedoelde gespecialiseerde beleggingsinstellingen zijn, actief in sectoren waar handel tussen de lidstaten plaatsvindt.

(46)

De Commissie is van mening dat noch de beperkte belastinguitgaven ten belope van 1,1 miljoen EUR die de maatregel in 2004 tot gevolg heeft gehad, noch het geringe aantal in datzelfde jaar actieve gespecialiseerde beleggingsinstellingen (drie) in verhouding tot het grote aantal beursgenoteerde small- en mid-caps waarvan de aandelen in omloop waren, de conclusie kan veranderen dat de maatregel steun vormt. Ten eerste omdat volgens de vaste rechtspraak van het Hof (24) zelfs steun van geringe omvang gevolgen heeft voor de concurrentie en ten tweede omdat Italië niet uitsluit dat de regeling in de toekomst een aanzienlijker economisch effect kan hebben. Daarnaast moet worden opgemerkt dat het beperkte effect van de regeling mogelijkerwijs ook toe te schrijven is aan het feit dat de Commissie meteen een onderzoek is begonnen en de formele procedure van onderzoek naar de maatregel heeft ingeleid, hetgeen het gedrag van de actoren kan hebben beïnvloed. Tenslotte zij erop gewezen dat ook al is het aantal op een Europese gereglementeerde markt genoteerde small- en mid-caps vrij groot in verhouding tot de omvang van de belastingverlaging in 2004, uit de door Italië verschafte gegevens niet kan worden geconcludeerd dat de voordelen voor de individuele begunstigden onder de drempel voor de minimis-steun vallen.

(47)

De Commissie is daarom tot de conclusie gekomen dat de regeling in kwestie (als gevolg van de fiscale behandeling van de beleggers welke daaruit voortvloeit) de concurrentiepositie van bepaalde ondernemingen die economische activiteiten ontplooien, verandert en, voorzover deze opereren op markten die voor de internationale concurrentie open staan, de concurrentie vervalst.

(48)

De Italiaanse autoriteiten hebben de regeling ten uitvoer gelegd zonder voorafgaande kennisgeving aan de Commissie en zijn aldus hun verplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag niet nagekomen. Aangezien de regeling staatssteun is in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en zonder voorafgaande goedkeuring door de Commissie is uitgevoerd, vormt deze onrechtmatig verleende steun.

(49)

De maatregel is staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt moet derhalve aan de in artikel 87, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag vervatte uitzonderingen worden getoetst.

(50)

De Italiaanse autoriteiten hebben de evaluatie van de Commissie die zij had uiteengezet in de brief van 11 mei 2004 betreffende de inleiding van de formele onderzoekprocedure — namelijk dat geen van de afwijkingen als bedoeld in artikel 87, lid 2 en 3, van het EG-Verdrag, op grond waarvan staatssteun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd, hier van toepassing is — niet uitdrukkelijk betwist en er zijn de Commissie geen andere elementen ter kennis gekomen die over deze conclusie twijfels doen rijzen.

(51)

De voordelen in kwestie zijn niet gebonden aan enigerlei uitgave of zijn gebonden aan uitgaven die niet voor steun in aanmerking komen op grond van communautaire richtsnoeren of groepsvrijstellingen.

(52)

De in artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag vervatte afwijkingen, die betrekking hebben op steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers, steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen en steunmaatregelen aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland, zijn hier niet van toepassing.

(53)

Evenmin van toepassing is de afwijking in artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag, volgens welke goedkeuring kan worden verleend aan steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, omdat de maatregel voor het gehele grondgebied van Italië geldt en niet alleen voor Italiaanse steungebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder a). Tenslotte lijkt de regeling niet op enigerlei wijze bij te dragen aan de ontwikkeling van genoemde regio's.

(54)

Op dezelfde wijze kan de regeling niet worden beschouwd als steun om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van Italië op te heffen, zoals in artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag wordt bepaald. De regeling beoogt evenmin de bevordering van de cultuur en van de instandhouding van het erfgoed, zoals in artikel 87, lid 3, onder d), van het EG Verdrag wordt bepaald.

(55)

Tenslotte moet de maatregel in kwestie worden onderzocht in het licht van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag. Hierin wordt bepaald dat steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken toelaatbaar zijn, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De belastingverminderingen die door de maatregel worden toegekend, houden geen verband met en zijn evenmin afgestemd op specifieke beleggingen, het scheppen van werkgelegenheid of specifieke projecten die de ontwikkeling van bepaalde economische activiteiten of bepaalde gebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag vergemakkelijken. Ook op basis van de in de mededeling van de Commissie over staatssteun en risicokapitaal (25) vastgelegde criteria kunnen zij niet als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd omdat de beleggingen waarvoor de vermindering geldt, zijn gericht op vennootschappen die op een Europese gereglementeerde markt worden genoteerd, en de Italiaanse autoriteiten niet hebben aangetoond dat deze ondernemingen niet naar behoren toegang hebben tot risicokapitaal en dat het aantrekken van kapitaal voor hen hogere kosten met zich brengt dan bij andere ondernemingen het geval is. De Commissie wijst er tenslotte op dat, zoals het Hof stelde ten aanzien van een andere steunmaatregel die specifieke beleggingen begunstigde, „evenmin kon worden uitgesloten, dat de steunregeling wordt toegepast op ondernemingen in moeilijkheden of op ondernemingen in gevoelige bedrijfssectoren, waarvoor specifieke bepalingen inzake steunverlening gelden”  (26). De Commissie concludeert dan ook dat de uit hoofde van de regeling verleende voordelen de lasten verminderen die normaliter door de begunstigden bij hun economische activiteit moeten worden gedragen en derhalve moeten worden beschouwd als exploitatiesteun die, overeenkomstig de praktijk en de jurisprudentie, onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

VI.   CONCLUSIES

(56)

De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de uit hoofde van de maatregel in kwestie verleende belastingverminderingen als een regeling inzake exploitatiesteun moeten worden aangemerkt waarop geen van uitzonderingen op het algemene verbod van dit soort steun van toepassing is, en dat de maatregel derhalve onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Zij is voorts van oordeel dat Italië de maatregel onrechtmatig ten uitvoer heeft gelegd.

(57)

Wanneer wordt geconstateerd dat staatssteun onrechtmatig is verleend en onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, moet deze normaalgesproken worden teruggevorderd om de concurrentiepositie die vóór het verlenen van de steun bestond voorzover mogelijk te herstellen.

(58)

Deze beschikking heeft betrekking op de regeling als dusdanig en moet onverwijld ten uitvoer worden gelegd, met inbegrip van de terugvordering van de in het kader van de regeling toegekende steun overeenkomstig artikel 14, lid 1, van procedureverordening nr. 659/1999 (27).

(59)

Hiertoe acht de Commissie het allereerst noodzakelijk Italië te verzoeken de steunmaatregel, die bestaat in een verschillende fiscale behandeling van de netto bedrijfswinst van beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in aandelen in op Europese gereglementeerde markten genoteerde small- en mid-caps, onverwijld op te heffen en al degenen die overeenkomstig de desbetreffende nationale bepalingen van artikel 12 van wetsdecreet nr. 269/2003 de fiscale stimuleringsmaatregelen in kwestie moesten toepassen, in kennis te stellen van de directe toepasbaarheid van deze beschikking van de Commissie.

(60)

Ten tweede moet Italië de steun terugvorderen van de beleggingsinstellingen of van de ondernemingen die bij overeenkomst opgerichte beleggingsinstellingen beheren die terzelfder tijd de eerste begunstigden van de steun zijn, alsook van de personen die uit hoofde van de belastingwetgeving vervangende belasting over hun netto bedrijfswinst aan de staat moeten betalen. Het terug te vorderen steunbedrag is gelijk aan het verschil tussen de gewone vervangende belasting en de verlaagde belasting die uit de fiscale stimuleringsmaatregelen in kwestie voortvloeit. Deze beschikking laat de mogelijkheid onverlet dat beleggingsinstellingen of de beheermaatschappijen daarvan van hun beleggers een overeenkomstig bedrag verlangen, indien deze mogelijkheid in het nationale recht bestaat. De verplichting de steun terug te vorderen, sluit echter niet de mogelijkheid uit dat steun die aan individuele begunstigden is verleend in zijn geheel of gedeeltelijk verenigbaar is op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (28).

(61)

De Commissie verzoekt Italië de verlangde gegevens te verschaffen door de als bijlage I bij deze beschikking gevoegde vragenlijst in te vullen en een lijst te verstrekken van de financiële intermediairs en de overige partijen die bij de terugvordering van de fiscale steun in kwestie betrokken zijn, waarbij duidelijk wordt aangegeven welke maatregelen zijn gepland en al zijn genomen om de onrechtmatig verleende steun onverwijld en daadwerkelijk terug te vorderen. Zij verzoekt Italië voorts binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking alle bescheiden waarmee wordt gestaafd dat de procedure voor de terugvordering van de onrechtmatig verleende steun is ingeleid (zoals circulaires, terugvorderingsbevelen enz.), aan de Commissie te doen toekomen.

(62)

Over de terug te vorderen bedragen moet rente worden berekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (29),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steunregeling in de vorm van de in artikel 12 van wetsdecreet nr. 269/2003 vastgelegde fiscale stimuleringsmaatregelen ten voordele van instellingen voor collectieve belegging in effecten naar Italiaans recht welke zijn gespecialiseerd in aandelen in op een Europese gereglementeerde markt genoteerde vennootschappen met een kleine of middelgrote beurswaarde, welke door Italië in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag ten uitvoer is gelegd, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

Italië trekt uiterlijk twee maanden na de datum van publicatie van deze beschikking de in artikel 1 bedoelde steunregeling in.

Artikel 3

1.   Italië stelt binnen twee maanden vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking alle financiële intermediairs, met inbegrip van de instellingen voor collectieve belegging in effecten die zijn gespecialiseerd in aandelen in vennootschappen met een kleine of middelgrote beurswaarde en alle andere partijen die bij de toepassing van de in artikel 1 bedoelde steunregeling betrokken zijn, in kennis van de beschikking van Commissie waarin zij de regeling onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt acht.

2.   Italië neemt alle nodige maatregelen om de in artikel 1 bedoelde, onrechtmatig ter beschikking van de begunstigden gestelde steun terug te vorderen van de beleggingsinstellingen die de vorm van een vennootschap hebben of, naar gelang van het geval, van de ondernemingen die bij overeenkomst opgerichte beleggingsinstellingen beheren, onverminderd de eventuele gebruikmaking van in de nationale wetgeving voorziene rechtsmiddelen.

Italië stelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking in kennis van de identiteit van de begunstigden, het bedrag van de individueel verleende steun en de methoden volgens welke deze steunbedragen werden berekend.

3.   De terugvordering geschiedt onverwijld en in overeenstemming met de procedures van nationaal recht, voorzover deze procedures een onmiddellijke en effectieve tenuitvoerlegging van deze beschikking mogelijk maken.

4.   Het terug te vorderen steunbedrag omvat de rente vanaf de datum waarop de steun ter beschikking van de begunstigden stond tot de datum van de effectieve terugbetaling.

De rente wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie.

Artikel 4

Italië deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen of voornemens is te nemen om hieraan te voldoen. Deze informatie wordt verstrekt aan de hand van de vragenlijst die is opgenomen in bijlage I bij deze beschikking. Binnen dezelfde termijn doet Italië aan de Commissie alle bescheiden toekomen waaruit blijkt dat de procedure is ingeleid om de onrechtmatig verleende steun van de begunstigden terug te vorderen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 06 september 2005.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 225 van 9.9.2004, blz. 8.

(2)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(3)  Zie voetnoot 1.

(4)  PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3.

(5)  Het voornaamste verschil tussen SICAV's (fondsen die de vorm van een vennootschap hebben) en bij overeenkomst opgerichte beleggingsfondsen bestaat erin dat er bij SICAV's geen verschil is tussen het aandelenkapitaal en het belegd kapitaal. De rechten van deelneming in de SICAV (aandelen) vertegenwoordigen in feite het aandelenkapitaal van de vennootschap.

(6)  Het voor de netto bedrijfswinst van pensioenfondsen geldende belastingtarief wordt niet rechtstreeks verlaagd door artikel 12 van wetsdecreet nr. 269/2003, omdat voor dergelijke fondsen speciale belastingregels gelden. Niettemin genieten pensioenfondsen die in gespecialiseerde beleggingsinstellingen beleggen, een specifiek belastingkrediet dat deze fondsen in staat stelt op het deel van de inkomsten dat van genoemde instellingen afkomstig is, het specifieke tarief van 5 % toe te passen.

(7)  Het verschil tussen fondsen van het open-end-type en fondsen van het closed-end-type bestaat erin dat bij laatstgenoemde fondsen het aantal rechten van deelneming in een dergelijk fonds in de oprichtingsakte voor een vast aantal jaren is vastgelegd, de deelnemers op geen enkel tijdstip om terugbetaling van hun deelnemingsrechten kunnen vragen en ook de nieuwe uitgiften van deelnemingsrechten beperkt zijn. Voor fondsen van het open-end-type gelden deze beperkingen niet (zie het besluit van 27 augustus 2003 van de gouverneur van de bank van Italië, houdende wijziging van de bepalingen inzake icbe's welke waren vastgelegd in het vorige besluit van de gouverneur van 20 september 1999, waarbij deze bepalingen worden aangepast aan de bij decreet nr. 47 van 31 januari 2003 aangebrachte wijzigingen in de regelgeving inzake fondsen van het closed-end-type).

(8)  Voor fondsen van het closed-end-type is deze limiet vastgesteld op 2 maanden.

(9)  Een vennootschap kan bijgevolg gedurende een of meerdere kwartalen van een kalenderjaar de status van small- of mid-cap hebben, al naargelang de fluctuaties op de effectenmarkten.

(10)  De regeling heeft geen rechtstreekse gevolgen voor de belastingheffing op buitenlandse beleggingsinstellingen die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 85/611/EEG vallen.

(11)  Preciezer gezegd: buitenlandse icbe's die hun netto bedrijfswinst aan particuliere Italiaanse beleggers uitkeren, houden de Italiaanse bronbelasting in bij de uitkering, terwijl het gedeelte van de netto bedrijfswinst dat Italiaanse beleggingsinstellingen uit hoofde van hun deelneming in buitenlandse icbe's ontvangen, voor vrijstelling van dubbele belastingheffing in aanmerking komt doordat een deel van de netto bedrijfswinst van deze buitenlandse icbe's niet wordt belast.

(12)  Overeenkomstig artikel 10 ter van wet nr. L 77/1983 behoren inkomsten uit hoofde van deelnemingen in beleggingsinstellingen naar buitenlands recht die niet onder Richtlijn 85/611/EEG van de Raad vallen, tot de netto bedrijfswinst aangezien hierop geen bronbelasting wordt ingehouden.

(13)  Over het algemeen wordt slechts over 40 % van de netto bedrijfswinst die een Italiaanse beleggingsinstelling behaalt uit hoofde van haar deelneming in een buitenlandse beleggingsinstelling belasting geheven in Italië. Dit betekent dat op uit het buitenland afkomstige inkomsten van een Italiaanse beleggingsinstelling feitelijk een belastingtarief van 5 % wordt toegepast (12,5 % van 40 % van de inkomsten staat gelijk met de toepassing van een belastingtarief van 5 %). Doordat de steunregeling er bovendien in voorziet dat van de netto bedrijfswinst van een beleggingsinstelling het volledige bedrag wordt afgetrokken van de vermogenswinst uit hoofde van de deelneming in een gespecialiseerde beleggingsinstelling waarop het verlaagde tarief van 5 % van toepassing is, wordt de doelstelling bereikt om een gelijke behandeling van beleggingen in Italiaanse en in buitenlandse gespecialiseerde beleggingsinstellingen te garanderen.

(14)  Artikel 12 van wetsdecreet 269/2003 handhaaft het huidige belastingkrediet van 15 % om te voorkomen dat in plaats van het voor gespecialiseerde beleggingsinstellingen geldende verlaagde belastingtarief van 5 % voor deelnemers met een commerciële activiteit een hoger tarief geldt. Deze zouden namelijk aan een hogere belasting worden onderworpen indien het belastingkrediet in plaats van 15 % slechts 5 % zou bedragen (wat overeenkomt met het tarief van de vervangende belasting die door de beleggingsinstelling wordt betaald). Kortom: het belastingkrediet van 15 % maakt het mogelijk een hogere belastingheffing op het niveau van de belegger te vermijden, zodat de totale heffing 5 % beloopt. Om echter te voorkomen dat beleggers ten onrechte van het totale belastingkrediet van 15 % profiteren, ook al is hun een belasting van slechts 5 % aangerekend, wordt in de steunregeling bepaald dat het belastingkrediet een beperkt belastingkrediet is ten aanzien van het gedeelte dat niet door de vervangende belasting op de netto bedrijfswinst wordt gedekt, dat wil zeggen tot 9 %, zodat er geen terugbetaling kan plaatsvinden of verrekening met de inkomstenbelasting die verschuldigd is in de boekjaren waarin het inkomen is ontvangen. Tenslotte ontvangen buitenlandse (niet-ingezeten) beleggers in beleggingsinstellingen welke in Italië aan belasting zijn onderworpen, op grond van de Italiaanse belastingwetgeving een belastingrestitutie gelijk aan 15 % van het door de beleggingsinstellingen uitgekeerde bedrag, waardoor de eerder geheven bronbelasting wordt gecompenseerd. De regeling beperkt deze restitutie tot 6 % wanneer de opbrengst wordt uitgekeerd door gespecialiseerde beleggingsinstellingen die zijn onderworpen aan de vervangende belasting waarvan het tarief overeenkomstig artikel 12 van wetsdecreet 269/2003 tot 5 % is verlaagd.

(15)  De effectieve vervangende belastingheffing van 5 % over inkomsten die pensioenfondsen uit hoofde van deelnemingen in buitenlandse gespecialiseerde beleggingsinstellingen verwerven, wordt verwezenlijkt omdat zij — overeenkomstig de specifieke fiscale bepalingen voor pensioenfondsen — van hun netto bedrijfswinst, die aan de vervangende belasting van 11 % is onderworpen, 54,55 % van de van een buitenlandse beleggingsinstelling ontvangen inkomsten mogen aftrekken, zodat de toepassing van het verlaagde tarief van 11 % op 45,45 % neerkomt op een belastingheffing van 5 % over de totale inkomsten. Inkomsten die pensioenfondsen uit hoofde van deelnemingen in Italiaanse gespecialiseerde beleggingsinstellingen verwerven, zijn onderworpen aan een vervangende belasting van 11 %, maar komen in aanmerking voor een belastingkrediet van 6 % ter compensatie van de door deze gespecialiseerde beleggingsinstellingen reeds betaalde belasting.

(16)  PB C 235 van 21.8.2001, blz. 3, punt IV.1.

(17)  Zaak C-8/03 BBL, Jurispr. 2004, blz. I-10157, punten 42 en 43.

(18)  Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).

(19)  Zaak 89/81, Hong-Kong Trade Development Council, Jurispr. 1982, blz. 1277, punt 6. Zie ook zaak C-317/94, Elida Gibbs, Jurispr. 1996, blz. I-5339, punt 20.

(20)  Eerste Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (PB L 71 van 14.4.1967, blz. 1301). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 77/388/EG (zie voetnoot 19).

(21)  Zaak T-55/99 CETM/Commissie, Jurispr. 2000, blz. II-3207, punt 40 en gevoegde zaken T-92/00 en T-103/00, Territorio Histórico de Álava en anderen/Commissie, Jurispr. 2002, blz. II-1385, punt 58.

(22)  Zaak C-156/98 Duitsland/Commissie, Jurispr. 2000, blz. I-6857, punten 24 tot en met 28, en arrest van 18 januari 2005 in zaak T-93/02, Confédération nationale du Crédit mutuel/Commissie, punt 95.

(23)  Zaak T-214/95 Het Vlaamse Gewest/Commissie, Jurispr. 1998, blz. II-717.

(24)  Zaak C-142/87 België/Commissie, Jurispr. 1990, blz. I-959.

(25)  PB C 235 van 21.8.2001, blz. 3.

(26)  Zaak C-156/98 Duitsland/Commissie, Jurispr. 2000, blz. I-6857, punt 69.

(27)  Zie voetnoot 2.

(28)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(29)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Informatie betreffende de tenuitvoerlegging van de beschikking van de Commissie betreffende steunregeling nr. C 19/2004 — Italië: Directe fiscale stimuleringsmaatregelen ten behoeve van bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten die zijn gespecialiseerd in aandelen in op gereglementeerde markten genoteerde vennootschappen met een kleine of middelgrote beurswaarde

1.   Totaal aantal begunstigden en totaalbedrag van de terug te vorderen steun

1.1

Zet nader uiteen hoe het van de individuele begunstigden terug te vorderen steunbedrag wordt berekend:

hoofdsom

rente

1.2

Totaalbedrag van de terug te vorderen onrechtmatige steun (bruto-subsidie-equivalent, prijzen van ...) die in het kader van de regeling is toegekend.

1.3

Totaal aantal begunstigden bij wie de onrechtmatige, in het kader van deze regeling toegekende fiscale steun moet worden teruggevorderd.

2.   Voorgenomen of reeds genomen maatregelen voor het terugvorderen van de steun

2.1

Beschrijf nader welke maatregelen al zijn genomen en welke maatregelen zijn gepland om de steun onverwijld en daadwerkelijk terug te vorderen. Vermeld, voorzover van toepassing, ook de rechtsgrondslag van die maatregelen.

2.2

Tegen wanneer zal de terugvordering zijn afgerond?

3.   Informatie per individuele begunstigde van de fiscale steun

Verstrek in onderstaande tabel nadere gegevens over elk van de begunstigden bij wie de onrechtmatige, in het kader van de regeling toegekende fiscale steun moet worden teruggevorderd.

Begunstigde

Bedrag van de onrechtmatig verleende steun (1)

valuta: ...

Terugbetaalde bedragen (2)

valuta: ...

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  Steunbedrag dat ter beschikking van de begunstigde is gesteld (in bruto-subsidie-equivalent, prijzen van …).

(2)  

(o)

Terugbetaalde brutobedragen (inclusief rente).


Top