EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32005R2112
Council Regulation (EC) No 2112/2005 of 21 November 2005 on access to Community external assistance
Verordening (EG) nr. 2112/2005 van de Raad van 21 november 2005 inzake de toegang tot buitenlandse hulp van de Gemeenschap
Verordening (EG) nr. 2112/2005 van de Raad van 21 november 2005 inzake de toegang tot buitenlandse hulp van de Gemeenschap
PB L 344 van 27.12.2005, p. 23–33
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006; opgeheven door 32006R1085
27.12.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 344/23 |
VERORDENING (EG) Nr. 2112/2005 VAN DE RAAD
van 21 november 2005
inzake de toegang tot buitenlandse hulp van de Gemeenschap
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 181 A,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De koppeling van steun, direct of indirect, aan de aankoop van goederen en diensten die met die hulp in het donorland worden verkregen vermindert de doeltreffendheid van die steun en is in strijd met het armoedebestrijdingsbeleid. Ontkoppeling van de hulp is geen doel op zich, maar moet gebruikt worden als kruisbestuiving voor andere onderdelen van de armoedebestrijding, zoals participatie, regionale integratie en capaciteitsopbouw, waarbij de nadruk wordt gelegd op empowerment van plaatselijke en regionale leveranciers van goederen en diensten in ontwikkelingslanden. |
(2) |
In maart 2001 heeft de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) haar goedkeuring gehecht aan een „Aanbeveling inzake de ontkoppeling van de officiële ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen” (2). De lidstaten namen deze aanbeveling over en de Europese Commissie erkende de strekking van de aanbeveling als leidraad voor de communautaire steun. |
(3) |
Op 14 maart 2002 deed de Raad Algemene Zaken, die tegelijkertijd met de Europese Raad van Barcelona plaatsvond, in zijn conclusies ter voorbereiding op de internationale conferentie inzake ontwikkelingsfinanciering, die van 18 tot 22 maart 2002 in Monterrey plaatsvond, in punt 7, onder c), de toezegging dat de Europese Unie bereid is „de DAC-aanbeveling inzake de ontbinding van hulp voor de minst ontwikkelde landen toe te passen en de besprekingen met het oog op de verdere ontbinding van de bilaterale hulp voort te zetten en dat de EU tevens maatregelen voor de verdere ontbinding van de communautaire hulp zal bestuderen, met behoud van het bestaande systeem van preferentiële prijzen in het kader van de EU-ACS”. |
(4) |
Op 18 november 2002 keurde de Commissie een mededeling goed aan het Europees Parlement en de Raad inzake „Ontkoppeling van steun: voor doeltreffendere steun”. Hierin zette de Commissie haar ideeën over dit thema uiteen en beschreef verschillende opties met betrekking tot de verwezenlijking van de toezegging die in Barcelona werd gedaan binnen het systeem voor buitenlandse hulp. |
(5) |
In een conclusie over de ontkoppeling van de hulp van 20 mei 2003 benadrukte de Raad de noodzaak om de communautaire steun verder te ontkoppelen. Hierin werd ingestemd met de in de bovengenoemde mededeling beschreven methoden en een keuze gemaakt tussen de voorgestelde opties. |
(6) |
Volgens een resolutie van het Europees Parlement van 4 september 2003 is het noodzakelijk de communautaire steun verder te ontkoppelen. Hierin werd ingestemd met de in de eerdergenoemde mededeling van de Commissie (3) beschreven methoden en de voorgestelde opties. Benadrukt werd dat verder debat over de ontkoppeling van de hulp nodig is, op basis van aanvullende studies en gedocumenteerde voorstellen en werd met name aangedrongen op „een duidelijke voorkeur voor plaatselijke en regionale samenwerking waarbij — in volgorde van belangrijkheid — prioriteit wordt verleend aan leveranciers uit het ontvangende land, naburige ontwikkelingslanden of andere ontwikkelingslanden”, ter intensivering van de inspanningen van de ontvangende landen om hun eigen voedselproductie op nationaal, regionaal, lokaal en gezinsniveau te verbeteren en van maatregelen die gericht zijn op verbetering van de beschikbaarheid en toegankelijkheid voor het publiek van voedingsmiddelen en basisdiensten, die in overeenstemming zijn met de plaatselijke gebruiken, productiemethoden en handelspraktijken. |
(7) |
Verschillende punten moeten bekeken worden in verband met de toegankelijkheid van de communautaire buitenlandse hulp. In artikel 3 worden de criteria beschreven op basis waarvan personen in aanmerking kunnen komen voor steun. In artikel 4, respectievelijk artikel 5 worden de oorsprongsregels beschreven die gehanteerd worden bij de aankoop van goederen en materialen en de aanwerving van deskundigen door geselecteerde kandidaten. De definitie en uitvoeringsmodaliteiten van deze wederkerigheid worden vastgesteld in artikel 6. Uitzonderingen en de uitvoering daarvan worden beschreven in artikel 7. Artikel 8 omvat specifieke bepalingen inzake activiteiten die gefinancierd worden door een internationale of regionale organisatie of die gecofinancierd worden door een derde land. In artikel 9 worden specifieke bepalingen vastgesteld inzake humanitaire hulp. |
(8) |
In de basisverordeningen inzake buitenlandse hulp en Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 over het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4) („het financieel reglement”) is de toegang tot communautaire buitenlandse hulp gedefinieerd. De voorgestelde wijzigingen hierin maken wijzigingen van al deze instrumenten noodzakelijk. Alle wijzigingen op relevante basisverordeningen zijn vermeld in bijlage I bij deze verordening. |
(9) |
Bij het gunnen van opdrachten uit hoofde van een communautair instrument wordt speciale aandacht besteed aan de inachtneming van internationaal overeengekomen fundamentele arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), verdragen inzake vrijheid van vereniging en collectieve arbeidsovereenkomsten, de uitbanning van gedwongen en verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in verband met arbeid en beroep alsmede de afschaffing van kinderarbeid. |
(10) |
Bij het gunnen van opdrachten uit hoofde van een communautair instrument wordt speciale aandacht besteed aan de inachtneming van de volgende internationaal overeengekomen milieuverdragen: het Verdrag inzake biologische diversiteit van 1992, het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid van 2000, en het Protocol van Kyoto bij het kaderverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering van 1997, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassingsgebied
In deze verordening worden de regels vastgesteld voor de toegang van belanghebbende partijen tot alle communautaire instrumenten voor buitenlandse hulp die gefinancierd worden uit hoofde van de algemene begroting van de Europese Unie (bijlage I).
Artikel 2
Definitie
Voor de interpretatie van de in deze verordening gebruikte termen wordt verwezen naar het Financieel Reglement en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5).
Artikel 3
Criteria
1. De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van een communautair instrument staan open voor alle rechtspersonen die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Gemeenschap, een door de Europese Gemeenschap erkende kandidaat-lidstaat of een lidstaat van de Europese Economische Ruimte.
2. De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van een communautair instrument met een specifiek thema, zoals beschreven in bijlage I, deel A, staan open voor alle rechtspersonen die gevestigd zijn in een ontwikkelingsland, op grond van de lijst van de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) (bijlage II), naast de rechtspersonen die in aanmerking komen overeenkomstig het respectieve instrument.
3. De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van een communautair instrument voor een specifiek gebied, zoals beschreven in bijlage I, deel B, staan open voor alle rechtspersonen die gevestigd zijn in een ontwikkelingsland, op grond van de OESO/DAC-lijst (bijlage II) en waarvoor expliciet vermeld is dat ze in aanmerking komen, alsook de in het respectieve instrument reeds vermelde rechtspersonen die in aanmerking komen.
4. De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van een communautair instrument staan open voor alle rechtspersonen die gevestigd zijn in andere landen als bedoeld onder lid 1 tot en met 3 van dit artikel, mits overeenkomstig artikel 6 wederkerige toegang tot hun buitenlandse hulp is vastgelegd.
5. De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van een communautair instrument staan open voor internationale organisaties.
6. Het bovenstaande geldt onverminderd de categorieën van organisaties die in aanmerking komen voor alle contracten en de in artikel 114, lid 1, van het financieel reglement bedoelde uitzonderingen.
Artikel 4
Deskundigen
Voor deskundigen die in dienst werken van de deelnemers aan een gunningsprocedure als omschreven in de artikelen 3 en 8 gelden geen nationaliteitsvereisten. Dit artikel laat de kwalitatieve en financiële vereisten die zijn opgenomen in de communautaire regels voor overheidsopdrachten onverlet.
Artikel 5
Oorsprongsregels
Alle goederen en materialen die aangekocht worden in het kader van een contract dat gefinancierd wordt uit hoofde van een communautair instrument moeten afkomstig zijn uit de Gemeenschap of een op grond van de artikelen 3 en 7 in aanmerking komend land. Voor de toepassing van deze verordening wordt de oorsprong vastgesteld op grond van de relevante communautaire wetgeving inzake oorsprongsregels op douanegebied.
Artikel 6
Wederkerigheid met derde landen
1. De buitenlandse hulp van de Gemeenschap staat open voor een land waarop artikel 3, lid 4, van toepassing is, mits dat land de lidstaten en het betrokken ontvangende land onder dezelfde voorwaarden toegang biedt.
2. In verband met deze wederkerige toegang tot de buitenlandse hulp van de Gemeenschap worden de EU en andere donors vergeleken volgens de OESO/DAC-categorieën op sectoraal niveau of op nationaal niveau van donorland of ontvangend land. Of deze wederkerigheid wordt toegepast, wordt besloten afhankelijk van de transparantie, samenhang en evenredigheid van de door die donor verleende steun, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin.
3. De wederkerige toegang tot de buitenlandse hulp van de Gemeenschap wordt vastgelegd in een apart besluit voor een bepaald land of regionale groep landen. Een dergelijk besluit wordt overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6) goedgekeurd volgens de, met het desbetreffende besluit samenhangende comitéprocedures. Het recht van het Europees Parlement om regelmatig geïnformeerd te worden uit hoofde van artikel 7, lid 3, van dat besluit, wordt volledig geëerbiedigd. Een dergelijk besluit geldt voor de duur van minimaal één jaar.
4. De in bijlage III vermelde derde landen hebben automatisch toegang tot de buitenlandse hulp van de Gemeenschap in de minst ontwikkelde landen, zoals omschreven in bijlage II.
5. De ontvangende landen worden betrokken bij het onder de leden 1, 2 en 3 beschreven proces.
Artikel 7
Uitzondering op de regels voor toegankelijkheid en oorsprong
1. In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kan de Commissie de toegankelijkheid uitbreiden naar rechtspersonen gevestigd in landen die niet in aanmerking komen op grond van artikel 3.
2. In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kan de Commissie de aankoop toestaan van goederen en materialen uit landen die niet in aanmerking komen op grond van artikel 3.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde uitzonderingen zijn gerechtvaardigd als bijvoorbeeld de producten en diensten niet beschikbaar zijn in de betrokken landen, in extreme noodgevallen of als de criteria de verwezenlijking van een project, programma of activiteit onmogelijk of extreem moeilijk zouden maken.
Artikel 8
Activiteiten in samenwerking met internationale organisaties of co-financiering
1. Wanneer de communautaire financiering betrekking heeft op een activiteit die uitgevoerd wordt via een internationale organisatie staat deelname aan de desbetreffende contractprocedures open voor alle rechtspersonen die op grond van artikel 3 in aanmerking komen, alsmede voor alle rechtspersonen die in aanmerking komen op grond van de regels van de desbetreffende organisatie, waarbij erop toegezien moet worden dat er sprake is van gelijke toegang voor alle donors. Dezelfde regels gelden voor goederen, materialen en deskundigen.
2. Wanneer de communautaire financiering betrekking heeft op een activiteit die gecofinancierd wordt met een derde land, op basis van de in artikel 6 beschreven wederkerigheid, of met een regionale organisatie, of met een lidstaat staat deelname aan de desbetreffende contractprocedures open voor alle rechtspersonen die op grond van artikel 3 in aanmerking komen, alsmede voor alle rechtspersonen die in aanmerking komen volgens de regels van het betrokken derde land, de regionale organisatie of lidstaat. Dezelfde regels gelden voor goederen, materialen en deskundigen.
3. Voor wat betreft voedselhulpacties wordt de toepassing van dit artikel beperkt tot noodhulp.
Artikel 9
Humanitaire hulp en NGO's
1. Artikel 3 geldt niet voor de selectie van kandidaten voor subsidies op het gebied van humanitaire hulp zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (7) en evenmin voor hulp die rechtstreeks verleend wordt via NGO's in de zin van Verordening (EG) nr. 1658/98 van de Raad van 17 juli 1998 betreffende de medefinanciering van acties op gebieden die voor de ontwikkelingslanden van belang zijn, met Europese niet-gouvernementele organisaties (NGO's) voor ontwikkeling (8).
2. In dat geval gelden de in deze verordening vastgestelde regels als de uitvoering van de humanitaire hulp en rechtstreeks via NGO's verstrekte hulp zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1658/98, de gunning van aanbestedingscontracten vereist.
Artikel 10
Eerbiediging van fundamentele beginselen en versterking van lokale markten
1. Om de uitbanning van de armoede te bespoedigen door middel van het stimuleren van lokale capaciteiten, markten en aankopen wordt in de partnerlanden speciale aandacht gegeven aan de aanschaf ter plaatse en in de regio.
2. Inschrijvers aan wie opdrachten worden gegund, eerbiedigen internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen en milieunormen, zoals de fundamentele normen van de IAO, overeenkomsten inzake vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, uitschakeling van gedwongen en verplichte arbeid, uitschakeling van discriminatie bij arbeid en beroep en afschaffing van kinderarbeid.
3. De toegang tot de communautaire buitenlandse hulp voor de ontwikkelingslanden zal mogelijk worden gemaakt door alle noodzakelijk geachte technische ondersteuning.
Artikel 11
Toepassing van de verordening
Deze verordening dient tot wijziging van en is van toepassing op de relevante delen van alle bestaande communautaire instrumenten die worden vermeld in bijlage I. De Commissie dient de bijlagen II tot IV van deze verordening regelmatig overeenkomstig de wijzigingen van de OECD teksten te wijzigen.
Artikel 12
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 november 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
J. STRAW
(1) PB C 157 van 28.6.2005, blz. 99.
(2) OESO/DAC Verslag over 2001, 2002, deel 3, nr. 1, blz. 46.
(3) PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 474.
(4) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(5) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1261/2005 (PB L 201 van 2.8.2005, blz. 3).
(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(7) PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(8) PB L 213 van 30.7.1998, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.
BIJLAGE I
De hieronder genoemde communautaire instrumenten worden als volgt gewijzigd:
DEEL A — Communautaire instrumenten met een specifiek thema
1) |
Verordening (EG) nr. 1725/2001 van de Raad van 23 juli 2001 inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen in andere landen dan ontwikkelingslanden (1)
|
2) |
Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen (3)
|
DEEL B — Communautaire instrumenten voor een specifiek gebied
3) |
Verordening (EG) nr. 2500/2001 van de Raad van 17 december 2001 betreffende financiële pretoetredingssteun voor Turkije (5)
|
4) |
Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1628/96 en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 3906/89 en (EEG) nr. 1360/90, alsmede van de Besluiten 97/256/EG en 1999/311/EG (7)
|
5) |
Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 van de Raad van 29 december 1999 betreffende bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië (9)
|
6) |
Verordening (EG) nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (11)
|
7) |
Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode (13)
|
8) |
Verordening (EEG) nr. 1488/96 van de Raad van 23 juli 1996 (MEDA) inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (15)
|
9) |
Verordening (EEG) nr. 1762/92 van de Raad van 29 juni 1992 betreffende de toepassing van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de mediterrane derde landen (17)
|
10) |
Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad van 25 februari 1992 (ALA) inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns- Amerika en in Azië (19)
|
(1) PB L 234 van 1.9.2001, blz. 6.
(2) PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23.”
(3) PB L 120 van 8.5.1999, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2242/2004 (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 21).
(4) PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23.”
(5) PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 850/2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 1).
(6) PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23.”
(7) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2257/2004 (PB L 389 van 30.12.2004, blz. 1).
(8) PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23.”
(9) PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1.
(10) PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23.”
(11) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2257/2004.
(12) PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23.”
(13) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2257/2004.
(14) PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23.”
(15) PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2698/2000 (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 1).
(16) PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23.”
(17) PB L 181 van 1.7.1992, blz. 1.
(18) PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23.”
(19) PB L 52 van 27.2.1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).
BIJLAGE II
Commissie voor Ontwikkelingsbijstand — Lijst van begunstigden — situatie op 1 januari 2003
Deel I: Ontwikkelingslanden en -gebieden (officiële ontwikkelingshulp) |
Deel II: Landen en gebieden in een overgangsfase (officiële hulp) |
|||||
Minst ontwikkelde landen (MOL) |
Overige landen met een laag inkomen (BNI < 745 USD in 2001) |
Landen met een laag midden-komen (BNI 746-2 975 USD in 2001) |
Landen met een hoog midden-inkomen (BNI 2 976-9 205 USD in 2001) |
Landen met een hoog inkomen (BNI > 9 206 USD in 2001) |
Landen in Midden- en Oost-Europa en nieuwe onafhankelijke staten van de voormalige Sovjet-Unie |
Gevorderde ontwikkelingslanden |
Afghanistan Angola Bangladesh Benin Bhutan Burkina Faso Burundi Cambodja Centraal-Afrikaanse Republiek Comoren Congo, Dem. Rep. Djibouti Equatoriaal-Guinea Eritrea Ethiopië Gambia Guinee Guinee-Bissau Haïti Jemen Kaapverdië Kiribati Laos Lesotho Liberia Madagaskar Malawi Malediven Mali Mauritanië Mozambique Myanmar Nepal Niger Rwanda Salomonseilanden Samoa Sao Tomé en Principe Senegal Sierra Leone Somalië Soedan Tanzania Timor-Leste Togo Tsjaad Tuvalu Vanuatu Zambia |
Armenië (1) Azerbeidzjan (1) Congo, Rep. Georgië (1) Ghana India Indonesië Ivoorkust Kameroen Kenia Kirgizië (1) Korea, Dem. Rep. Moldavië (1) Mongolië Nicaragua Nigeria Oezbekistan (1) Pakistan Papoea-Nieuw-Guinea Tadzjikistan (1) Vietnam Zimbabwe |
Albanië (1) Algerije Belize Bolivia Bosnië en Herzegovina China Colombia Cuba Dominicaanse Republiek Ecuador Egypte El Salvador Fiji Filipijnen Guatemala Guyana Honduras Irak Iran Jamaica Jordanië Kazachstan (1) Macedonië (voormalige Joegoslavische Republiek) Marokko Marshalleilanden Micronesia, Federale Staten Namibië Nue Palestijnse gebieden Paraguay Peru Saint Vincent en de Grenadines Servië en Montenegro Sri Lanka Suriname Swaziland Syrië Thailand Tokelau (2) Tonga Tunesië Turkije Turkmenistan (1) Wallis en Futuna (2) Zuid-Afrika |
Botswana Brazilië China Cookeilanden Costa Rica Dominica Gabon Grenada Kroatië Libanon Maleisië Mauritius Mayotte (2) Nauru Panama Saint-Helena (2) Saint Lucia Venezuela |
Bahrein |
Belarus (1) Bulgarije (1) Estland (1) Hongarije (1) Letland (1) Litouwen (1) Oekraïne (1) Polen (1) Roemenië (1) Rusland (1) Slowakije (1) Tsjechië (1) |
Aruba (2) Bahama’s Bermuda (2) Brunei Chinees Taipei Cyprus Falklandeilanden (2) Frans-Polynesië (2) Gibraltar (2) Hongkong, China (2) Israël Kaaimaneilanden (2) Koeweit Korea Libië Maagdeneilanden (Verenigd Koninkrijk) (2) Macao (2) Malta (2) Nederlandse Antillen (2) Nieuw-Caledonië (2) Qatar Singapore Slovenië Verenigde Arabische Emiraten |
Drempel voor leningen Wereldbank (5 185 USD in 2001) |
||||||
Anguilla (2) Antigua en Barbuda Argentinië Barbados Mexico Montserrat (2) Oman Palau Saint Kitts en Nevis Saudi-Arabië Seychellen Trinidad en Tobago Turks- en Caicoseilanden (2) Uruguay |
(1) Landen in Midden- en Oost-Europa en nieuwe onafhankelijke staten van de voormalige Sovjet-Unie (LMOE/NOS).
(2) Overzees gebiedsdeel.
BIJLAGE III
LIJST VAN LEDEN VAN DE OESO/DAC
Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, de Europese Commissie, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Japan, Luxemburg, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zweden, Zwitserland.
BIJLAGE IV
Uittreksel uit de Aanbeveling inzake de ontbinding van de officiële ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen van de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/DAC), maart 2001
II. Uitvoering
a) Toepassingsgebied
7. |
Het ontbinden van de hulp is een ingewikkeld proces. De verschillende categorieën officiële ontwikkelingshulp vereisen een eigen aanpak en de lidstaten zullen verschillen in de wijze en het moment waarop ze de aanbeveling uitvoeren. Dit gezegd zijnde, zullen de DAC-leden hun officiële ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen zoveel mogelijk ontbinden overeenkomstig de criteria en procedures die in deze aanbeveling worden beschreven:
|
8. |
Deze aanbeveling geldt niet voor maatregelen voor een bedrag lager dan 700 000 BTR (130 000 BTR in het geval van investeringsgerelateerde technische bijstand). |