Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005D0373

    2005/373/EG: Beschikking van de Commissie van 16 maart 2004 betreffende de door de Portugese Republiek ten uitvoer gelegde steunmaatregel ten gunste van Infineon Technologies, Portugal, SA (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 326) (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 120 van 12.5.2005, p. 5–20 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2005/373/oj

    12.5.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 120/5


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 16 maart 2004

    betreffende de door de Portugese Republiek ten uitvoer gelegde steunmaatregel ten gunste van Infineon Technologies, Portugal, SA

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 326)

    (Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2005/373/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

    Na aan de belanghebbenden het verzoek te hebben gericht hun opmerkingen kenbaar te maken, overeenkomstig bovengenoemde bepalingen (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    I.   PROCEDURE

    (1)

    Bij brief van 23 december 2002, die werd geregistreerd op 3 januari 2003, deed Portugal, overeenkomstig de bepalingen van de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (2) (hierna „multisectorale kaderregeling” genoemd), aanmelding van zijn voornemen om investeringssteun te verlenen ten gunste van Infineon Technologies Fabrico de Semicondutores, Portugal, SA (hierna „Infineon Portugal” genoemd). De beoogde steun werd geregistreerd onder nummer N 1/03.

    (2)

    De Commissie gaf bij brief van 15 januari 2003 bevestiging van ontvangst. Bij brief van 17 januari 2003 stelde de Commissie Portugal op de hoogte dat de verrichte aanmelding volgens haar niet volledig was en enkele vragen opwierp. Na ontvangst van een brief waarin de Commissie aandrong op volledigere gegevens, verstrekte Portugal, bij brief van 6 mei 2003, die de volgende dag werd geregistreerd, aanvullende informatie. Bij brief C(2003) 2004 def. van 9 juli 2003 stelde de Commissie Portugal ervan in kennis dat zij met betrekking tot de steun had besloten de procedure in te leiden die wordt bedoeld in artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag. Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3). De Commissie verzocht belanghebbenden hun opmerkingen in verband met de steunmaatregel kenbaar te maken.

    (3)

    Bij brief nr. 2531 van 6 augustus 2003 (geregistreerd op 13 augustus 2003), alsmede bij brief nr. 2540 van 7 augustus 2003 (geregistreerd op 19 augustus 2003), reageerde Portugal op het inleiden van de procedure.

    (4)

    De Commissie ontving opmerkingen van vier belanghebbenden. Die werden doorgegeven aan Portugal, dat zich daarover heeft kunnen uitspreken. De opmerkingen van Portugal werden ontvangen bij brief nr. 825 van 15 december 2003 (geregistreerd op 23 december 2003).

    II.   BESCHRIJVING

    1.   De begunstigde

    (5)

    Infineon Portugal is een filiaal van Infineon Technologies NV, dat op zijn beurt gecontroleerd wordt door Infineon Technologies AG (hierna „Infineon” genoemd). Infineon is de moedermaatschappij van een grote internationale groep met vier grote divisies: communicatie via draadverbindingen, beveiligde mobiele oplossingen, geheugens en industriële/automobielsector. In maart 2000 begon Infineon met de emissie van aandelen. Het bedrijf is een „spin-off” van Siemens AG en is onder meer actief op het gebied van halfgeleiders.

    (6)

    Infineon Portugal ontplooit activiteiten in het segment van de geheugenproducten: het ontwerpt, ontwikkelt en vervaardigt halfgeleiderproducten voor geheugens. Infineon Portugal is een „back-end”-productie-eenheid die actief is op het gebied van montage, testen en verpakken van DRAM’s (Dynamic Random Access Memories) van 64 MB, 128 MB en 265 MB. Volgens de Portugese autoriteiten zijn de installaties van Infineon in Portugal de enige „back-end”-productie-eenheid voor DRAM’s in Europa.

    (7)

    Portugal heeft met betrekking tot Infineon de volgende gegevens verstrekt over omzet en werkgelegenheid, onderverdeeld naar wereldmarkt, EER en Portugal.

    Tabel 1

    Cijfers over de omzet

    (in miljoen EUR)

     

    Wereldmarkt

    EER

    Portugal

    Omzet

    Aantal arbeidsplaatsen

    Omzet

    Aantal arbeidsplaatsen

    Omzet

    Aantal arbeidsplaatsen

    1998

    3 178

    21 861

    1 861

    14 401

    […] (4)

    1999

    4 237

    24 541

    2 444

    15 695

    2000

    7 283

    29 166

    3 259

    17 656

    2001

    5 671

    33 813

    3 005

    21 821

    2002

    5 207

    30 423

    2 395

    20 306

    2.   Het project

    (8)

    Het investeringsproject is gesitueerd in Vila do Conde (Grande Porto), een streek die onder artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag valt en waarvoor geldt dat de maximale steunintensiteit van steun voor nieuwe investeringen in het geval van grote ondernemingen 32 % netto bedraagt.

    (9)

    De uitvoering van het project is in juni 2000 van start gegaan en in september 2003 afgerond. De investering beoogde de concurrentiepositie van de onderneming te verbeteren door de productie te verleggen van DRAM’s van 16 MB en 64 MB naar DRAM’s van 256 MB en 512 MB. Daarnaast introduceerde het bedrijf de zogeheten „board on chip”-technologie (nieuwe vorm van inkapseling voor geheugenchips), die de waarde van het eindproduct verhoogt. Infineon Portugal lanceerde een nieuw product, het „chip sized package”, een geheugentype met veel kleinere afmetingen.

    (10)

    Vóór het investeringsproject produceerde Infineon Portugal ongeveer 2 miljoen chips per week. Na het project steeg de productiecapaciteit tot 5 miljoen chips per week. De toename van de capaciteit als gevolg van de uitvoering van het project bedroeg bijgevolg 150 %.

    (11)

    Volgens de Portugese autoriteiten neemt Infineon 3,5 % voor zijn rekening van de markt voor halfgeleiders en 12,8 % van de markt voor DRAM’s (gegevens over 2002).

    (12)

    De subsidiabele investeringskosten bedragen in totaal 141 036 103 EUR (in prijzen van 2000). De kosten van het project worden in onderstaande tabel toegelicht.

    Tabel 2

    (in EUR)

     

    Totale kosten

    Subsidiabele kosten

     

    2000

    2001

    2002

    2000

    2001

    2002

    […] (5)

    Totaal

    141 472 781

    141 036 103

    (13)

    Volgens de Portugese autoriteiten zijn dankzij dit project 252 directe arbeidsplaatsen gecreëerd, en 30 indirecte arbeidsplaatsen in de betrokken regio. Verder zijn volgens Portugal dankzij dit project 596 arbeidsplaatsen behouden gebleven, dat wil zeggen alle arbeidsplaatsen bij Infineon Portugal.

    3.   Steunmaatregelen

    (14)

    Volgens de Portugese autoriteiten diende de begunstigde in april 1999 een verzoek in om staatssteun. Die steun omvat een lening uit hoofde van de regeling N 667/1999 (6) en een fiscale stimuleringsmaatregel uit hoofde van de regeling N 97/1999 (7).

    (15)

    Het totaalbedrag van de lening bedraagt 56 414 441 EUR en is rentevrij. In 2005 wordt een bedrag van 42 310 831 EUR omgezet in een niet-terugbetaalbare subsidie. Het resterende bedrag van de lening, 14 103 610 EUR, zal worden terugbetaald in acht halfjaarlijkse tranches van gelijke grootte (in de periode 2005-2008). De lening is op 21 november 2001 door de Portugese autoriteiten goedgekeurd. Tot dusver zijn nog geen bedragen uitbetaald.

    (16)

    Verder gaat Infineon Portugal profiteren van een fiscale stimuleringsmaatregel van maximaal 20 450 235 EUR. Die maatregel krijgt de vorm van een vrijstelling van inkomstenbelasting voor winst voortvloeiend uit de aangemelde investering. De fiscale stimuleringsmaatregel zal door Infineon als volgt worden gebruikt: 795 000 EUR in 2004, 1 327 000 EUR in 2005, 15 331 235 EUR in 2006, 1 462 000 EUR in 2007 en 1 535 000 EUR in 2008. De Portugese autoriteiten hebben erop gewezen dat het totaalbedrag van bovenbedoelde fiscale stimuleringsmaatregel in geen geval zal worden overschreden. De stimuleringsmaatregel is op 12 juni 2000 door de Portugese autoriteiten goedgekeurd.

    (17)

    De volgende tabel bevat een overzicht van de steunintensiteit van bovengenoemde maatregelen

    Tabel 3

    (in EUR)

    Maatregel

    Nominale maatregel

    Maatregel BSE

    Maatregel NSE

    Terugbetaalbare lening

    14 103 610 (8)

    5 074 471

    3 673 917

    Niet-terugbetaalbare subsidie

    42 310 831

    32 068 350

    23 217 486

    Fiscale stimuleringsmaatregelen

    20 450 235

    14 612 896

    14 612 896

    Totaal

    76 864 676

    51 755 717

    41 504 299

    (18)

    De volgende gegevens werden gebruikt voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent (NSE) en het brutosubsidie-equivalent (BSE) van de steunmaatregel:

    a)

    Het referentiepercentage dat is gebruikt om het bedrag van de steun terug te rekenen tot de datum waarop de investering begon (juni 2000) en om de rentebesparingen op de terugbetaalbare lening te berekenen, bedroeg 5,70 %, wat overeenstemt met het percentage dat in 2000 in Portugal van toepassing was.

    b)

    Het BSE is berekend door het bedrag van de steun in mindering te brengen op de nominale geldstromen voor juni 2000.

    c)

    Het NSE van de maatregelen is berekend op basis van het omrekeningspercentage dat is vastgesteld in de Portugese regionalesteunkaart [NSE = BSE × (1-27,6 %)], overeenkomstig het daartoe strekkende verzoek van de Portugese autoriteiten.

    De netto-intensiteit van de steun (bedrag van de steun in NSE/totaal der subsidiabele kosten) bedraagt derhalve 29,4 % (41 504 299 EUR/141 036 103 EUR).

    4.   Redenen voor het inleiden van de formele onderzoekprocedure

    (19)

    Op 9 juli 2003 deelde de Commissie Portugal mee dat zij besloten had de formele onderzoekprocedure in te leiden overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag, met betrekking tot de beoogde staatssteun. De Commissie uitte twijfel over:

    a)

    de vraag of het betrokken bedrijf in aanmerking komt voor regionale investeringssteun, met name wat de financiële draagkracht van Infineon Portugal betreft;

    b)

    de vraag of het door de begunstigde bij de Portugese autoriteiten ingediende verzoek om financiële bijstand voorafging aan de uitvoering van het project en of de steun reeds was uitbetaald;

    c)

    de berekeningen die Portugal heeft ingediend met betrekking tot het NSE en de steunintensiteit;

    d)

    de toepassing van diverse reductiefactoren op de maximale steunintensiteit waarvoor op grond van de multisectorale kaderregeling toestemming mag worden verleend, met name de concurrentiefactor (T) en de factor kapitaal/arbeid (I). De Commissie beschikte met name niet over betrouwbare gegevens om exact vast te stellen welke kenmerken de markt had, en kon dus ook niet nagaan of de betrokken sector in absolute of relatieve termen een achteruitgang doormaakte. De Commissie uitte tevens twijfel over de vraag of alle bestaande arbeidsplaatsen in de Portugese fabriek behouden waren gebleven als gevolg van het investeringsproject.

    III.   OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN

    (20)

    De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van vier belanghebbenden: een onderzoeksinstituut dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van „back-end”-productieprocessen, de Duits-Portugese kamer van koophandel, een Portugees instituut voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën en een advocatenkantoor, dat optrad namens een concurrent van Infineon. De opmerkingen werden bij brief van 10 november 2003 doorgegeven aan Portugal en de Portugese autoriteiten hebben hun opmerkingen kenbaar gemaakt bij brief van 15 december 2003.

    (21)

    Drie belanghebbenden waren voorstander van de steun. Zij wezen erop dat het van belang is de „back-end”-productie van DRAM’s in Europa te handhaven, met name voor de industriële sectoren stroomafwaarts die DRAM’s gebruiken. Zij wezen ook op het belang voor de Portugese economie van industriële sectoren met een hoge toegevoegde waarde. Zij verwezen naar de positieve samenwerking tussen Infineon Portugal en de Portugese universiteiten, met name op het gebied van onderzoek. Naar hun oordeel dient de Europese Unie dit soort investeringen te stimuleren, omdat dit uiterst innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen aantrekt, waardoor wordt voorkomen dat deze bedrijven hun activiteiten verplaatsen naar landen in Azië die zeer aanzienlijke staatssteun verlenen.

    (22)

    Het advocatenkantoor dat optrad namens een concurrent van Infineon was tegen de steun. Het was van mening dat de Infineon-groep in moeilijkheden verkeerde en derhalve niet in aanmerking kwam voor regionale steun. Ook was er volgens het advocatenkantoor structurele overcapaciteit op de markt voor DRAM’s en zou de steun, mocht de Commissie die goedkeuren, aanzienlijk moeten worden verlaagd om een ontoelaatbare vervalsing van de mededinging te voorkomen. Verder zou Portugal, als de Commissie zou besluiten de beoogde steun te verlagen, deze volgens het advocatenkantoor opnieuw moeten aanmelden, omdat sinds de aanmelding van de maatregel tien maanden waren verstreken en de marktvoorwaarden intussen waren gewijzigd.

    IV.   OPMERKINGEN VAN PORTUGAL

    (23)

    In zijn opmerkingen over het inleiden van de formele onderzoeksprocedure toonde Portugal aan dat het verzoek om steun vóór het begin van de uitvoering van het project was ingediend (brief van april 1999 van de begunstigde aan de Portugese regering met het verzoek om financiële steun voor de investering). Ook werd onomstotelijk bewijs verstrekt dat de steun nog niet was uitbetaald (verklaringen van de auditeurs van Infineon Portugal, het Portugese Investeringsagentschap en het ministerie van Financiën).

    (24)

    De Portugese autoriteiten legden tevens balansen en verlies-en-winstrekeningen voor met betrekking tot Infineon Portugal voor de periode 1998-2002.

    (25)

    Portugal heeft gecorrigeerde cijfers verstrekt voor de totale kosten en de subsidiabele kosten van de investering. Voor bepaalde rubrieken en subtotalen waren er minieme verschillen ten opzichte van de eerder verstrekte gegevens, maar de totaalbedragen waren onveranderd. Portugal verklaarde tevens dat de beoogde investeringsbedragen alle waren uitgedrukt in prijzen van 2000, zodat er geen verrekening hoeft te worden verricht voor het NSE en de steunintensiteit van de maatregelen.

    (26)

    Naar aanleiding van het verzoek van de Commissie heeft Portugal gedetailleerde berekeningen voorgelegd van het NSE en de intensiteit van de steun. Die berekeningen wezen op een nettosteunintensiteit van 29,4 %.

    (27)

    Wat de door de Commissie gevraagde marktgegevens betreft, die nodig zijn voor de berekening van de concurrentiefactor, verklaarde Portugal dat het te hanteren criterium het gemiddelde benuttingspercentage van de capaciteit is (overeenkomstig punt 3.3 van de multisectorale kaderregeling) en niet het zichtbare verbruik. Op deze basis hebben de Portugese autoriteiten gegevens voorgelegd die aantonen dat er geen sprake was van structurele overcapaciteit op de markt voor microchips in de periode 1998-2002.

    (28)

    Portugal voerde aan dat, als de Commissie besluit zich te baseren op de gegevens over het zichtbare verbruik, de correcte indicator het verbruik van bits is en niet de waarde van de transacties. Volgens Portugal is die indicator door de Commissie al eerder gebruikt bij besluiten in verband met de multisectorale kaderregeling. Ook wees Portugal erop dat de Commissie rekening moet houden met verstoring van de markt als gevolg van de subsidies ten gunste van Hynix, de Koreaanse producent van DRAM’s. De Commissie zelf erkende dat die subsidies in de periode 1998-2001 tot een „dramatische daling” van de prijzen van DRAM’s in de Gemeenschap hebben geleid en stelde een compenserend recht in van 34,8 % op Koreaanse DRAM’s. Om deze redenen is Portugal van mening dat de beoordeling van de ontwikkeling van de markt in termen van waarde geen goed beeld verschaft van die markt.

    (29)

    De Portugese autoriteiten verstrekten ook informatie over het aandeel van Infineon in de markt voor DRAM’s (12,8 % in 2002), met een geschat marktaandeel van 17,1 % over 2003. Volgens hen bedroeg het marktaandeel van Infineon na voltooiing van het investeringsproject niet meer dan 40 %.

    (30)

    Op het verzoek van de Commissie aan Portugal om aan te geven hoeveel arbeidsplaatsen dankzij de investering behouden zijn gebleven, luidde het antwoord dat de Portugese vestiging, gezien de vroegere omvang van de productie en het type producten, zonder de investering niet in staat zou zijn geweest haar concurrentiepositie te handhaven en dus gedwongen zou zijn geweest de markt te verlaten (daarbij werd ook een schatting van de kosten van sluiting van de vestiging gevoegd). Verder waren door de stijging met 150 % van de totale productie als gevolg van de investering aanzienlijke inspanningen vereist op het gebied van opleiding, om het bestaande personeel vertrouwd te maken met de nieuwe productieprocessen. Ook werd aangevoerd dat „back-end”-productie-eenheden zeer mobiel zijn vanwege de lage vervoerskosten en de toenemende outsourcing van dit soort operaties. Daarbij werd het voorbeeld gegeven van een bedrijf in de DRAM-sector dat zijn activiteiten in Portugal had beëindigd, omdat het had nagelaten te investeren in zijn duurzame concurrentievermogen.

    (31)

    Volgens de Portugese autoriteiten moet de Commissie ervan uitgaan dat 596 arbeidsplaatsen behouden zijn gebleven, oftewel alle arbeidsplaatsen vóór de investering. Bovendien zijn dankzij de investering 252 nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd in de productiesector. Gezien het totaal aantal arbeidsplaatsen van 848 bedraagt de nieuwe investering 166 316 EUR per nieuwe arbeidsplaats, oftewel een factor kapitaal/arbeid van 1.

    V.   BEOORDELING

    A.   Staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag

    (32)

    Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is, behoudens de afwijkingen waarin dat Verdrag voorziet, steun die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalst of dreigt te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

    (33)

    De financiële maatregelen van de staat, namelijk een lening van 56 414 441 EUR en fiscale stimuleringsmaatregelen ter hoogte van 20 450 235 EUR, zijn door Portugal aangemeld als steunmaatregelen. De betreffende steun wordt bekostigd met staatsmiddelen en brengt een voordeel met zich voor het bedrijf, dat de investeringskosten anders volledig zelf had moeten dragen. Aangezien in deze specifieke sector sprake is van mededinging en handel, kunnen financiële voordelen waardoor een bepaald bedrijf ten opzichte van zijn concurrenten wordt begunstigd, de mededinging vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten beïnvloeden. Bijgevolg is de Commissie van mening dat de betreffende steunmaatregelen moeten worden beschouwd als staatssteun in de zin van bovengenoemd artikel.

    B.   Subsidiabiliteit van de onderneming

    (34)

    Uit de door Portugal verstrekte gegevens blijkt dat Infineon Portugal in 1998 1,4 miljoen EUR verlies heeft geleden, maar daarentegen in 1999 en 2000 een winst boekte van respectievelijk 21,2 miljoen EUR en 27,3 miljoen EUR. In 2001 en 2002 daalde de winst naar respectievelijk 15,7 miljoen EUR en 4,4 miljoen EUR. Deze gegevens tonen aan dat Infineon Portugal op het moment van de investering niet in financiële moeilijkheden verkeerde, al was er de afgelopen jaren sprake van een winstdaling.

    (35)

    Zoals reeds werd opgemerkt, maakt Infineon Portugal deel uit van een grotere groep, Infineon. In het jaar dat het investeringsproject van start ging (2000), bedroeg de winst van de groep 1,126 miljard EUR en hadden de totale activa een omvang van 8,853 miljard EUR. Aan het eind van het boekjaar 2000 bedroeg het eigen vermogen van het bedrijf 5,806 miljard EUR. In 2001, 2002 en 2003 leed de groep verliezen van respectievelijk 591 miljoen EUR, 1,021 miljard EUR en 435 miljoen EUR. Eind 2001, 2002 en 2003 bedroeg het eigen vermogen respectievelijk 6,9 miljard EUR, 6,158 miljard EUR en 5,666 miljard EUR. De nettokaspositie van Infineon bedroeg in 2000 875 miljoen EUR en daalde tot 568 miljoen EUR in 2001 en 177 miljoen EUR in 2002. In 2003 nam de nettokaspositie toe tot 328 miljoen EUR. In de twee afgelopen kwartalen, namelijk van 1 juni tot en met 30 september 2003 en van 1 oktober tot en met 31 december 2003, maakte het bedrijf een winst van respectievelijk 49 miljoen EUR en 34 miljoen EUR.

    (36)

    Uit deze cijfers blijkt dat Infineon, op het moment van de investering, een winstgevend bedrijf was met een solide kaspositie en voldoende eigen vermogen. In 2001 en 2002 leed het bedrijf verlies, maar bleef het over voldoende eigen middelen beschikken. In het eerste halfjaar van 2003 leed Infineon nog steeds verlies, maar in het tweede halfjaar was het opnieuw winstgevend.

    (37)

    Op basis van bovenstaande financiële gegevens is de Commissie van mening dat de beoogde steun geen steun is om een bedrijf in moeilijkheden te redden of te herstructureren, en zij is derhalve van mening dat het regionale investeringssteun betreft.

    C.   Verplichting tot aanmelding

    (38)

    De kostprijs van het project van 141,5 miljoen EUR is meer dan de limiet die is vastgesteld in punt 2.1, onder i), van de multisectorale kaderregeling. De gecumuleerde steunintensiteit bedraagt 29,4 % van de kostprijs van de subsidiabele investeringen, hetgeen meer dan de helft is van het geldende maximum voor regionale steun, dat 32 % is. Verder bedraagt de steun per gecreëerde of behouden arbeidsplaats meer dan 40 000 EUR. Bijgevolg geldt voor het project de verplichting tot aanmelding die is bedoeld in punt 2 van de multisectorale kaderregeling, en dient het dienovereenkomstig te worden beoordeeld.

    (39)

    Wat de procedurele aspecten van deze zaak betreft, ging Portugal in juni 2000 akkoord met de fiscale stimuleringsmaatregelen ten gunste van Infineon Portugal en in november 2001 met de lening. De Portugese autoriteiten hebben echter bewijsstukken overgelegd waaruit bleek dat de lening en de fiscale stimuleringsmaatregelen nog niet waren uitbetaald. De Commissie was derhalve van mening dat de steunmaatregel was aangemeld.

    (40)

    Wat het stimuleringseffect van de steun betreft, legde Portugal een brief voor van 9 april 1999 van Siemens aan de Portugese autoriteiten, waarin de geplande investering gedetailleerd wordt beschreven en financiële steun wordt gevraagd voor de uitvoering ervan. Die brief werd verstuurd door Siemens en niet door Infineon Portugal, aangezien de verzelfstandiging van Infineon ten opzichte van Siemens nog geen praktische gevolgen had gehad in Portugal. Omdat de werkzaamheden aan het project van start waren gegaan na de indiening van het verzoek om steun, is de Commissie van mening dat er sprake is van een stimuleringseffect.

    D.   Het product in kwestie

    (41)

    Volgens Portugal heeft de investering betrekking op de productie van DRAM’s. DRAM’s vallen onder rubriek 32.10 van de NACE, omvattende de vervaardiging van elektronenbuizen en andere elektronische onderdelen. Het betreft halfgeleiders voor de opslag van binaire gegevens. Halfgeleiders zijn elektronische componenten. DRAM’s zijn het meest voorkomende type halfgeleidergeheugens en worden voornamelijk gebruikt in personal computers en goedkope producten.

    (42)

    DRAM’s kunnen worden onderverdeeld op basis van de omvang van het geheugen (dat wil zeggen de hoeveelheid informatie die op de chips kan worden opgeslagen). De omvang is afhankelijk van welke generatie chips gebruikt wordt. DRAM’s worden gekenmerkt door snelle technologische veranderingen. Elke drie à vier jaar wordt een nieuwe generatie op de markt gebracht. DRAM’s kunnen ook worden onderverdeeld op basis van de beoogde toepassing (FPM-DRAM’s, EDO-DRAM’s, SDRAM’s of RDRAM’s) of op basis van het eindproduct waarin zij worden verwerkt.

    (43)

    Er bestaan ook andere soorten geheugenchips, zoals SRAM’s, EPROM’s en „flash memory”. Doorgaans worden deze voor andere toepassingen gebruikt dan DRAM’s en zij kunnen dan ook niet worden beschouwd als vervangend product.

    (44)

    DRAM’s zijn in feite basisproducten met gestandaardiseerde specificaties. Wat de vraag betreft, is hetzelfde type DRAM wereldwijd verkrijgbaar bij verschillende leveranciers. Nieuwe generaties DRAM’s concurreren met oudere generaties. De voorkeur van de consument voor een bepaald type is afhankelijk van het rendement en de functie van het DRAM in het eindproduct.

    (45)

    Wat het aanbod betreft, kunnen producenten met dezelfde productiefaciliteiten DRAM’s van verschillende capaciteit produceren, omdat de gebruikte technologie vergelijkbaar is. Overschakelen van de productie van een bepaalde generatie DRAM’s op een andere is over het algemeen echter niet eenvoudig.

    (46)

    In het licht van de bovenstaande overwegingen wordt de markt voor DRAM’s geacht de markt voor het betrokken product te zijn (9). Er is geen specifieke afzonderlijke NACE-code voor deze markt.

    (47)

    Wat de betrokken geografische markt betreft, dient erop te worden gewezen dat DRAM’s in de hele wereld worden verkocht op basis van dezelfde classificaties en marketingconcepten. De vervoerskosten zijn laag en er zijn geen structurele belemmeringen voor markttoegang. Bijgevolg is de betrokken geografische markt de hele wereld.

    E.   Beoordeling op grond van de bepalingen van de multisectorale kaderregeling

    (48)

    In de eerste plaats merkt de Commissie op dat de steun in overeenstemming is met punt 4.2 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (10), aangezien de bijdrage van de begunstigde meer dan 25 % bedraagt en geen steun omvat.

    (49)

    Om de maximale steunintensiteit van een project te bepalen, dient de Commissie, overeenkomstig de bepalingen van de multisectorale kaderregeling, de maximale steunintensiteit (maximale regionale steun) vast te stellen die het bedrijf in de betrokken ondersteunde regio kan krijgen op basis van de regeling voor regionale steun die van kracht is op het moment van de aanmelding.

    (50)

    Vila do Conde ligt in Grande Porto, een regio die geen sterke regionale economische structuur heeft en waar de maximale steun voor grote bedrijven 32 % NSE bedraagt (11).

    (51)

    De Commissie beoordeelt vervolgens een reeks aanpassingsfactoren die moeten worden toegepast op het genoemde percentage van 32 %, teneinde de maximale steunintensiteit te berekenen voor het project in kwestie, met name de concurrentiefactor (T), de factor kapitaal/arbeid (I) en de factor regionale gevolgen (M).

    (52)

    De Commissie merkt op dat het project nieuwe capaciteit creëert op de Europese markt en bijgevolg een bepaalde impact zal hebben op die markt.

    (53)

    De goedkeuring van steun ten gunste van bedrijven die actief zijn in sectoren die worden gekenmerkt door structurele overcapaciteit, brengt een bijzonder risico met zich van verstoring van de mededinging. Elke capaciteitsuitbreiding die niet door capaciteitsvermindering elders wordt gecompenseerd, versterkt het probleem van structurele overcapaciteit. Overeenkomstig de bepalingen van punt 7.7 van de multisectorale kaderregeling wordt structurele overcapaciteit geacht te bestaan wanneer, gemiddeld over de laatste vijf jaar, het benuttingspercentage van de capaciteit in de betrokken (sub)sector meer dan twee percentpunten lager ligt dan in de industriële sector als geheel. Ernstige structurele overcapaciteit wordt geacht te bestaan wanneer het verschil met het gemiddelde voor de gehele industriële sector meer dan vijf procentpunten bedraagt.

    (54)

    Overeenkomstig de punten 3.3 en 3.4 van de multisectorale kaderregeling, dient de Commissie, indien er onvoldoende gegevens zijn over de capaciteitsbenutting, het bepalen van de concurrentiefactor te beperken tot het al dan niet voorhanden zijn van een ernstige/structurele overcapaciteit in de betrokken (sub)sector. De (sub)sector moet worden vastgesteld op basis van de laagste onderverdeling van de NACE.

    (55)

    De laagste NACE-code voor de vervaardiging van DRAM’s is 32.10, die de vervaardiging omvat van alle elektronische onderdelen. DRAM’s vertegenwoordigen echter maar een klein deel van deze NACE-code. De situatie in termen van capaciteit op het geaggregeerde niveau van NACE-code 32.10 geeft dan ook geen adequaat beeld van de situatie op de markt voor DRAM’s. Bijgevolg is de Commissie van mening dat de analyse van de capaciteitssituatie niet van toepassing is voor de beoordeling van de concurrentiefactor.

    (56)

    Overeenkomstig punt 3.4 van de multisectorale kaderregeling, onderzoekt de Commissie, bij gebrek aan voldoende gegevens over de benuttingscapaciteit, of de investering werd verricht in een krimpende markt. De markt wordt geacht een krimpende markt te zijn indien, gedurende de afgelopen vijf jaar, de gemiddelde jaarlijkse groei van het zichtbare verbruik van het betrokken product meer dan 10 % lager was dan het jaargemiddelde van de industriële sector in de EER als geheel, tenzij er een sterk stijgende tendens is in het relatieve groeipercentage van het zichtbare verbruik van het product. De markt wordt geacht een absoluut krimpende markt te zijn indien, gedurende de afgelopen vijf jaar, de gemiddelde jaarlijkse groei van het zichtbare verbruik van het betrokken product negatief was.

    (57)

    Zoals reeds gezegd, wordt de markt voor DRAM’s geacht de markt voor het betrokken product te zijn, aangezien de mogelijkheden om deze te vervangen door andere geheugenchips zeer beperkt zijn. DRAM’s worden wereldwijd verkocht. De wereldmarkt wordt dan ook geacht de relevante geografische markt te zijn.

    (58)

    De Commissie herinnert eraan dat Infineon, volgens de Portugese autoriteiten, 3,5 % voor zijn rekening neemt van de markt voor halfgeleiders en 12,8 % van de markt voor DRAM’s (gegevens over 2002). Portugal raamde het marktaandeel van Infineon op 17,1 % in 2003. De begunstigde neemt derhalve, zelfs na de investering, niet meer dan 40 % voor zijn rekening van de wereldmarkt voor DRAM’s.

    (59)

    Portugal heeft gegevens verstrekt over het groeipercentage van het zichtbare verbruik van DRAM’s in de loop van de afgelopen vijf jaar, zoals vereist is in het kader van de multisectorale kaderregeling. Portugal is bereid rekening te houden met de gegevens die door de Commissie gebruikt zijn in haar beschikking C86/2001 — Duitsland, Infineon Technologies SC 300 GmbH & Co. KG voor de periode 1995-2000. Omdat echter nieuwe gegevens beschikbaar zijn voor de periode 2001-2002, dienen deze in dit geval te worden gebruikt.

    (60)

    Volgens Portugal zou de Commissie zich, voor een analyse van de ontwikkeling van het zichtbare verbruik, moeten baseren op een periode van vijf jaar, dat wil zeggen de periode 1998-2002, in plaats van op een periode van zes jaar. De multisectorale kaderregeling verwijst naar de gemiddelde jaarlijkse groei in de afgelopen vijf jaar. Bijgevolg is het de praktijk van de Commissie om het zichtbare verbruik te analyseren gedurende een periode van zes jaar, teneinde vijf groeipercentages te berekenen (12). De Commissie is van mening dat, overeenkomstig punt 3.3 van de multisectorale kaderregeling, de referentieperiode in dit geval 1997-2002 is.

    (61)

    De relevante gegevens over het zichtbare verbruik van DRAM’s in de periode 1997-2002 zijn opgenomen in volgende tabel (13).

    Tabel 4

    (in miljoen EUR)

    1997

    1998

    1999

    2000

    2001

    2002

    Gemiddelde jaarlijkse groei

    17 594

    12 514

    19 431

    31 285

    12 453

    16 179

    – 1,66 %

    (62)

    In de periode 1997-2002 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van het zichtbare verbruik op de markt voor DRAM’s overeenkomstig deze gegevens – 1,66 %. In de voorgaande periode, dat wil zeggen in de periode 1996-2001, was de gemiddelde jaarlijkse groei van het zichtbare verbruik van DRAM’s eveneens negatief (– 9,13 %). Voor de periode 1998-2002 (de Portugese autoriteiten dringen erop aan dat deze periode in aanmerking wordt genomen) is het groeipercentage echter positief (6,63 %).

    (63)

    De markt voor DRAM’s is uiterst cyclisch en wordt gekenmerkt door sterke schommelingen. De gemiddelde jaarlijkse groeipercentages in termen van waarde verschillen aanzienlijk, afhankelijk van de periode die in aanmerking wordt genomen. Deze fluctuaties worden voornamelijk veroorzaakt door het feit dat de prijzen buitengewoon veranderlijk zijn. De reden daarvoor is dat het productieproces van DRAM’s gekenmerkt wordt door relatief hoge verloren kosten en lage marginale kosten. De prijzen schommelen bijgevolg sterk, omdat de productie van DRAM’s voor een bedrijf rendabel is zolang de marginale kosten worden gedekt. De analyse van de ontwikkeling van het zichtbare verbruik in termen van waarde van de transacties geeft derhalve als zodanig geen adequaat beeld van de markt voor DRAM’s.

    (64)

    De Commissie erkent ook dat de informatie over het verbruik in termen van waarde van de transacties in dit specifieke geval geen volledig en representatief beeld geeft van de situatie van de markt. Zoals de Portugese autoriteiten opmerken, is de waarde van de transacties van het zichtbare verbruik sterk beïnvloed door de verstoring als gevolg van de aanwezigheid op de markt van gesubsidieerde invoer afkomstig van de Koreaanse producent Hynix. Een onderzoek dat resulteerde in het instellen van een compenserend recht op de invoer van DRAM’s van de Koreaanse producent Hynix, wees onder meer uit dat die gesubsidieerde invoer tot een dramatische daling leidde van de prijzen van DRAM’s in de Gemeenschap in de periode 1998-2001, en met name in 2001, toen de invoerprijzen van Hynix met 76 % daalden (14). Nadat was vastgesteld dat de gesubsidieerde invoer de EU-industrie materiële schade toebracht, werd op de invoer van DRAM’s van Hynix een compenserend recht ingesteld van 34,8 %, dat overeenstemde met de bedragen van de subsidies die Hynix kreeg.

    (65)

    De ontwikkeling van de gemiddelde verkoopprijzen van DRAM’s op de wereldmarkt in de referentieperiode is opgenomen in de volgende tabel (15).

    Tabel 5

    (in USD)

     

    1997

    1998

    1999

    2000

    2001

    2002

     

    6,08

    4,19

    6,37

    7,85

    2,75

    3,65

    Groei

     

    – 31,1 %

    52,1 %

    23,3 %

    – 65,0 %

    32,5 %

    Uit de tabel is af te lezen dat de prijzen van DRAM’s op de wereldmarkt in 2001 met 65 % zijn gedaald en zich in 2002 slechts gedeeltelijk herstelden. Rekening houdende met deze situatie is de Commissie van mening dat de waarde van de transacties van het zichtbare verbruik in 2001 en, op minder grote schaal, in 2002 negatief werden beïnvloed door de abnormaal lage prijzen als gevolg van de gesubsidieerde verkoop door Hynix.

    (66)

    Om bovengenoemde redenen onderzocht de Commissie de andere beschikbare gegevens om een betrouwbaardere en volledigere analyse te maken van de markt. De ontwikkeling van de wereldmarkt voor DRAM’s kan ook worden bepaald in termen van volume. De twee belangrijkste en meest gebruikte statistische gegevens over het volume zijn aantal vervoerde eenheden en megabytes. De ontwikkeling van de wereldmarkt voor DRAM’s in de referentieperiode kan, gebaseerd op de statistieken, als volgt worden weergegeven (15).

    Tabel 6

    Aantal vervoerde eenheden

    (in miljoen stuks)

    1997

    1998

    1999

    2000

    2001

    2002

    Gemiddelde jaarlijkse groei

    3 236

    3 668

    3 636

    4 020

    4 227

    4 247

    5,59 %


    Tabel 7

    Megabytes

    (in miljoen megabytes)

    1997

    1998

    1999

    2000

    2001

    2002

    Gemiddelde jaarlijkse groei

    5 289

    10 814

    19 367

    31 919

    52 583

    73 277

    69,17 %

    Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat er een consistente positieve trend is op de markt voor DRAM’s in de referentieperiode. Het is van belang erop te wijzen dat het groeipercentage van de markt in de periode 2000-2001 (5,1 % in termen van vervoerde eenheden en 64,7 % in termen van megabytes) vergelijkbaar is met het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage over de volledige periode. Dit feit is een sterke indicatie dat de waarde van de transacties van het zichtbare verbruik, die in 2001 bijzonder laag bleek te zijn, voornamelijk te verklaren valt door de abnormale daling van de prijzen in dat jaar. Zoals de Commissie en de Raad al hebben erkend in de twee hierboven genoemde verordeningen (zie voetnoot 11), was deze daling van de prijzen voornamelijk te wijten aan de gesubsidieerde invoer uit Korea.

    (67)

    Wanneer zij gezamenlijk worden geanalyseerd, lijken de drie hierboven genoemde indicatoren (waarde van de transacties, aantal vervoerde eenheden en megabytes) erop te wijzen dat de markt voor DRAM’s in de referentieperiode gestaag is gegroeid, behalve in 2001, toen zich een uitzonderlijke verstoring van de markt voordeed als gevolg van het feit dat de prijzen tot een abnormaal peil daalden.

    (68)

    De Commissie heeft ook informatie ingewonnen over de vooruitzichten voor de toekomst van de markt voor DRAM’s. Volgens de laatste prognoses van de World Semiconductor Trade Statistics (zie onderstaande tabel) moet voor de periode 2003-2005 gerekend worden op een gemiddeld jaarlijks groeipercentage van de wereldmarkt voor halfgeleiders van 15,4 %. De vooruitzichten voor het geheugensegment (met inbegrip van SRAM’s, DRAM’s en stabiele geheugenproducten) zijn eveneens gunstig. In de periode 2003-2005 moet rekening worden gehouden met een gemiddelde jaarlijkse groei van de wereldmarkt voor geheugenproducten van 21,6 %.

    Tabel 8

    (in miljoen USD)

     

    2003

    2004

    2005

    Halfgeleiders

    160 711

    191 861

    216 051

    Groei

    14,2 %

    19,4 %

    12,6 %

    Geheugens

    31 712

    40 912

    48 522

    Groei

    17,3 %

    29,0 %

    18,6 %

    (69)

    Gegevens van een andere onafhankelijke bron (Gartner Dataquest) bevestigen dat de vooruitzichten op de markt voor DRAM’s zeer positief zijn.

    Tabel 9

    (in miljoen USD/aantal vervoerde eenheden/megabytes)

     

    2003

    2004

    2005

    Waarde van de transacties

    18 095

    26 647

    36 000

    Groei

    16,9 %

    47,3 %

    35,1 %

    Aantal vervoerde eenheden

    4 810

    5 584

    5 855

    Groei

    13,3 %

    16,1 %

    4,9 %

    Megabytes

    112 426

    170 036

    262 690

    Groei

    53,4 %

    51,2 %

    54,5 %

    (70)

    Uit een restrictieve analyse van de bovenstaande informatie in termen van waarde van de transacties blijkt dat de markt voor DRAM’s in de referentieperiode een absoluut krimpende markt was. Volgens een analyse van de markt in termen van volume (aantal vervoerde eenheden en megabytes) groeide deze in feite echter in een hoger tempo dan de industriële sector in de EER als geheel. De gesubsidieerde invoer van DRAM’s uit Korea had duidelijk een negatief effect op de wereldprijzen en dus ook op de waarde van de markt in 2001 en, in mindere mate, 2002. Gezien deze uitzonderlijke ontwikkeling van de markt, meent de Commissie dat in dit specifieke geval de statistieken in termen van volume waarschijnlijk een beter beeld geven van de ontwikkeling van de markt in de referentieperiode. De gegevens in termen van megabytes kunnen echter sterk zijn beïnvloed door de technologische vooruitgang in de sector (stijging van het volume van de DRAM’s in bits). Bijgevolg is de Commissie van mening dat in dit specifieke geval de ontwikkeling van de markt het beste wordt weergegeven door de gegevens in termen van aantal vervoerde eenheden en meent zij dat 5,59 % een voorzichtige en redelijke schatting is van de gemiddelde jaarlijkse groei van de markt voor DRAM’s in de referentieperiode.

    (71)

    Zoals reeds gezegd, wordt een markt, overeenkomstig de multisectorale kaderregeling, geacht een krimpende markt te zijn wanneer de gemiddelde jaarlijkse groei van het zichtbare verbruik van het betrokken product in de referentieperiode minstens 10 % onder het jaarlijks gemiddelde van de totale industriële sector in de EER ligt. In de periode 1997-2002 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van de industriële sector in de EER 4,84 %. Aangezien de gemiddelde jaarlijkse groei van de markt voor DRAM’s in de referentieperiode hoger was, is de Commissie van mening dat de markt niet krimpende was en de concurrentiefactor 1 bedraagt.

    (72)

    Tot slot merkt de Commissie op dat momenteel een onderzoek wordt ingesteld naar Infineon vanwege de verdenking van deelname aan een kartel in de sector DRAM’s […]. De Commissie is er tevens van op de hoogte dat Infineon betrokken is bij een geschil over een vermeende schending van het octrooirecht in de Verenigde Staten. Met name eerstgenoemd feit kan een grote impact hebben op de hierboven genoemde marktanalyse. In geen van beide gevallen zijn tot dusver echter definitieve conclusies vastgesteld en het is in deze fase niet mogelijk rekening te houden met hun mogelijke gevolgen voor de markt. De Commissie herinnert de Portugese autoriteiten eraan dat, indien de informatie op basis waarvan de conclusies zijn vastgesteld, onjuist blijkt te zijn, zoals bedoeld in artikel 9 van de procedureverordening (16), of indien, als gevolg van de hierboven bedoelde procedures, wordt geconcludeerd dat de gevolgen van de vermeende schending van de mededingingsregels niet verwaarloosbaar zijn, behoudt de Commissie zich het recht voor de marktsituatie opnieuw te beoordelen op basis van een nieuwe analyse en, indien noodzakelijk, deze beschikking in te trekken.

    (73)

    Voor zeer kapitaalintensieve projecten wordt in de multisectorale kaderregeling een factor kapitaal/arbeid vastgesteld, die de maximumintensiteit beoogt aan te passen, teneinde projecten te stimuleren die effectief bijdragen tot de vermindering van de werkloosheid doordat zij relatief een groter aantal nieuwe arbeidsplaatsen creëren. Door middel van dit criterium wordt rekening gehouden met de eventueel verstorende werking van de steun op de prijs van het eindproduct.

    (74)

    Volgens Portugal zijn door dit project 264 directe arbeidsplaatsen gecreëerd, die als volgt waren verdeeld.

    Tabel 10

    Sector

    Directe arbeidsplaatsen

    Montage

    131

    Testen

    116

    IT

    11

    Kwaliteitscontrole

    6

    Totaal

    264

    (75)

    Maar Portugal voegt hieraan toe dat er ook twaalf arbeidsplaatsen verdwenen zijn. Portugal is derhalve van mening dat het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen dat direct verband houdt met het project, 252 bedraagt.

    (76)

    Volgens de Commissie kan er rekening worden gehouden met de 252 directe arbeidsplaatsen die als gevolg van de investering zijn gecreëerd, aangezien dit een redelijk cijfer is voor een capaciteitstoename van 150 %.

    (77)

    Verder verklaart Portugal dat alle bestaande arbeidsplaatsen bij Infineon Portugal (596 arbeidsplaatsen) dankzij de investering behouden zijn gebleven. Volgens Portugal zijn de „back-end”-productieactiviteiten van de Infineon-groep gelokaliseerd in Portugal en Maleisië. Als het investeringsproject niet in Portugal was uitgevoerd, zou de Infineon-groep de „back-end”-activiteiten hebben overgebracht naar Maleisië, met het gevolg dat alle arbeidsplaatsen in Portugal verloren waren gegaan. Dit blijkt uit de volgende elementen:

    a)

    Portugal heeft de nodige bewijsstukken overgelegd om te staven dat de geschatte kosten van de overdracht van de Portugese activiteiten naar Maleisië vrij gering waren, rekening houdende met de vervoerskosten van de apparatuur, de schadeloosstelling van werknemers, de terugbetaling van overheidssubsidies en de winst als gevolg van de verkoop van grond en gebouwen.

    b)

    De exploitatiekosten in Maleisië zijn aanzienlijk lager dan die in Portugal. De meeste „back-end”-productieactiviteiten vinden in Zuidoost-Azië plaats, omdat de investeringsvoorwaarden daar aantrekkelijker zijn, onder andere dankzij de lage lonen (ongeveer 50 % van de arbeidskosten in Portugal), de flexibelere arbeidsmarkt, de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel, de lagere opleidingskosten, de lagere kosten van nutsvoorzieningen (energie, water, gas), de geringere kosten van grond en civiele werken, de geografische nabijheid van de consumenten, de beschikbaarheid van leveranciers, het flexibelere beleid inzake subsidies, de gunstigere fiscale behandeling en de minder strenge milieueisen.

    c)

    Een producent van DRAM’s (TI/Samsung), die 740 werknemers had, beëindigde zijn activiteiten in Portugal voordat Infineon besloot in het betrokken gebied een vestiging te openen. Infineon wierf onmiddellijk 100 van de ontslagen werknemers aan. In dit specifieke geval is er geen andere productie-eenheid in de sector DRAM’s die de werknemers van Infineon zou kunnen overnemen.

    d)

    Voor de investering waren de meeste werknemers van Infineon direct of indirect betrokken bij het productieproces (naar schatting 489 arbeidsplaatsen, met inbegrip van productie, onderzoek, kwaliteitscontrole en dergelijke). De arbeidsplaatsen in de productiesector worden voornamelijk bezet door werknemers met een laag opleidingsniveau, die een intensieve specifieke opleiding hebben gevolgd (gericht op de gebruikte apparatuur) en waarvan er enkelen vrij oud zijn (vooral degenen die bij TI/Samsung hebben gewerkt). Bijgevolg mag redelijkerwijs worden aangenomen dat hun inzetbaarheid beperkt is.

    e)

    Als gevolg van de investering waren aanzienlijke inspanningen noodzakelijk op het gebied van opleiding, dit met het oog op de productie van DRAM’s met een grotere capaciteit, alsmede met het oog op de introductie van het nieuwe product (board on chip).

    f)

    De oudere producten (chips met een capaciteit van 16 MB en 64 MB) werden na de investering niet langer geproduceerd. Op dit moment worden, als gevolg van de investering, alleen nog nieuwe chips geproduceerd met een grotere capaciteit.

    (78)

    De Commissie concludeert dat het in feite zeer waarschijnlijk was dat de Portugese activiteiten zouden worden beëindigd indien de investering niet was gedaan.

    (79)

    Derhalve is de Commissie van mening dat dankzij de nieuwe investering 596 arbeidsplaatsen behouden zijn gebleven en 252 arbeidsplaatsen zijn gecreëerd, waardoor het totaal aantal arbeidsplaatsen 848 bedraagt. De factor kapitaal/arbeid voor een subsidiabele investering van 141 036 103 EUR, die resulteert in het scheppen en veilig stellen van 848 arbeidsplaatsen, komt overeen met een ratio van 166 316 EUR per arbeidsplaats. Bijgevolg wordt de factor „I” ten behoeve van de aanpassing van de maximale steunintensiteit vastgesteld op 1.

    (80)

    De factor regionale gevolgen houdt rekening met de gunstige gevolgen van een nieuwe gesubsidieerde investering voor de economie van de betrokken ondersteunde regio. Volgens de Commissie kan het scheppen van arbeidsplaatsen worden gehanteerd als indicator van de bijdrage van een project aan de ontwikkeling van een gebied. Een intensieve investering in termen van kapitaal kan indirect een aanzienlijk aantal arbeidsplaatsen creëren in de betrokken ondersteunde regio en in andere in de onmiddellijke nabijheid gelegen regio’s. Het scheppen van werkgelegenheid verwijst in deze context naar direct door het project gecreëerde arbeidsplaatsen, samen met de arbeidsplaatsen die door de voornaamste leveranciers en consumenten worden gecreëerd in reactie op de gesubsidieerde investering.

    (81)

    Volgens Portugal resulteerde het project indirect in het scheppen van 30 arbeidsplaatsen in de regio. Deze indirecte arbeidsplaatsen werden gecreëerd door lokale leveranciers van apparatuur en dienstverleners. Omdat dit aantal vrij bescheiden is vergeleken met het bedrag van de investering, gaat de Commissie ervan uit dat de gegevens exact zijn. Verder zou dit, zelfs als er geen rekening was gehouden met het scheppen van indirecte arbeidsplaatsen, niet van invloed zijn op de vaststelling van de factor regionale gevolgen. Bijgevolg wordt de factor regionale gevolgen („M”) door de Commissie vastgesteld op 1.

    (82)

    Rekening houdende met hetgeen hierboven is gezegd, wordt de maximaal toelaatbare steunintensiteit als volgt berekend: 32 % × 1 × 1 × 1 = 32 % netto. De beoogde steun van 41 504 299 EUR, overeenkomend met een steunintensiteit van 29,4 % netto, die Portugal wil verlenen aan Infineon Portugal ten behoeve van zijn investering in Vila do Conde, is dus geringer dan de maximaal toelaatbare steunintensiteit, die is berekend op basis van de multisectorale kaderregeling.

    (83)

    Voor alle gesteunde projecten waarvoor zij op grond van de multisectorale kaderregeling toestemming verleent, hanteert de Commissie de eis dat contracten tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat en de begunstigde van de steun een bepaling moeten omvatten die betrekking heeft op terugbetaling in geval van niet-nakoming van het contract, ofwel moeten specificeren dat de laatste grotere betaling van steun (bijvoorbeeld 25 %) slechts wordt verricht wanneer de begunstigde van de steun tot genoegen van de lidstaat heeft aangetoond dat de uitvoering van het project in overeenstemming is met de beschikking van de Commissie en op voorwaarde dat die laatste, op basis van de door de lidstaat voorgelegde informatie over de uitvoering van het project, binnen een termijn van 60 werkdagen heeft aangegeven dat zij akkoord gaat met de laatste betaling van de steun of daartegen geen bezwaren heeft geformuleerd.

    (84)

    De Commissie merkt op dat de investering onlangs is voltooid, maar dat er in afwachting van haar besluit nog geen steun is uitbetaald. Volgens Portugal is de investering volgens de planning uitgevoerd. Zo stemmen met name het aantal arbeidsplaatsen en het totaalbedrag van de investering overeen met de hierboven genoemde gegevens.

    (85)

    Bijgevolg is de Commissie van mening dat Portugal zijn verplichtingen overeenkomstig punt 6 van de multisectorale kaderregeling is nagekomen.

    VI.   CONCLUSIE

    (86)

    In het licht van bovengenoemde overwegingen komt de Commissie tot de conclusie dat het bedrag van de voorgestelde steun aan de voorwaarden voldoet om als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te worden beschouwd,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De staatssteun die Portugal voornemens is te verlenen aan Infineon Technologies, Portugal, SA, ten belope van 41 504 299 EUR in termen van nettosubsidie-equivalent, voldoet aan de criteria om als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te kunnen worden beschouwd. De uitvoering van de steun ten belope van 41 504 299 EUR in termen van nettosubsidie-equivalent is bijgevolg toegestaan op basis van de op dit moment voorliggende gegevens.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot de Portugese Republiek.

    Gedaan te Brussel, 16 maart 2004.

    Voor de Commissie

    Mario MONTI

    Lid van de Commissie


    (1)  PB C 235 van 1.10.2003, blz. 55.

    (2)  PB C 107 van 7.4.1998, blz. 7.

    (3)  Zie voetnoot 1.

    (4)  Om te waarborgen dat geen vertrouwelijke informatie openbaar wordt gemaakt, zijn gedeelten uit deze tekst weggelaten; deze gedeelten zijn aangeduid met vierkante haakjes en een asterisk.

    (5)  Om te waarborgen dat geen vertrouwelijke informatie openbaar wordt gemaakt, zijn gedeelten uit deze tekst weggelaten; deze gedeelten zijn aangeduid met vierkante haakjes en een asterisk.

    (6)  Goedgekeurd door de Commissie op 26 juli 2000, brief SG(2000) D/106085 van de Commissie van 8 augustus 2000.

    (7)  Goedgekeurd door de Commissie op 8 september 1999, brief SG(1999) D/07974 van de Commissie van 6 oktober 1999.

    (8)  Dit bedrag stemt overeen met het terugbetaalbare gedeelte van de lening, oftewel 56 414 441 (totaalbedrag van de lening) – 42 310 831 EUR (subsidie).

    (9)  Deze definitie van markt voor het betrokken product heeft de Commissie ook toegepast in zaak JV.44 (Hitachi/Nec), punten 14-20 (beschikking van 3 mei 2000).

    (10)  PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

    (11)  Brief SG(2000) D/100638 van de Commissie van 19 januari 2000.

    (12)  Zie de beschikking van de Commissie van 8 mei 2001 (Wacker Chemie) en de beschikking van de Commissie van 3 juli 2001 (Kronoply).

    (13)  De gegevens zijn verstrekt door een onafhankelijk onderzoeksinstituut, VLSI Research Inc.

    (14)  Verordening (EG) nr. 708/2003 van de Commissie (PB L 102 van 24.4.2003, blz. 7) (voorlopig compenserend recht); Verordening (EG) nr. 1480/2003 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2003, blz. 1) (definitief compenserend recht).

    (15)  Bron: Gartner Dataquest (november 2003).

    (16)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 88 van het EG-Verdrag (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1).


    Top