Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005D0238

    2005/238/: Beschikking van de Commissie van 14 juli 2004 betreffende de steun die van 1986 tot en met 1999 is toegekend aan de visserij- en aquacultuursector op Corsica (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2585)Voor de EER relevante tekst

    PB L 74 van 19.3.2005, p. 41–48 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2005/238/oj

    19.3.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 74/41


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 14 juli 2004

    betreffende de steun die van 1986 tot en met 1999 is toegekend aan de visserij- en aquacultuursector op Corsica

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2585)

    (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2005/238/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

    Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

    Overwegende hetgeen volgt:

    I   PROCEDURE

    (1)

    Op 21 mei 1996 heeft in Brussel een vergadering van de Commissie met Frankrijk plaatsgevonden over de situatie in bepaalde economische sectoren op Corsica, waaronder de visserij. In die vergadering heeft de Commissie vernomen dat aan de visserijsector op Corsica overheidssteun was verleend zonder dat deze steun was aangemeld om overeenkomstig artikel 93 (nu artikel 88) van het Verdrag te worden onderzocht.

    (2)

    De Commissie heeft vervolgens Frankrijk bij brief van 14 juni 1996 verzocht informatie over die steun te verstrekken.

    (3)

    Bij brief van 7 juli 1996 heeft Frankrijk de Commissie meegedeeld dat bij de autoriteiten van Corsica de nodige stappen waren gedaan om de gevraagde gegevens te doen verstrekken. Op 12 september 1996 heeft de Commissie een eerste herinneringsbrief verzonden omdat zij die gegevens nog niet had ontvangen.

    (4)

    Vervolgens heeft Frankrijk bij brief van 17 december 1996 bepaalde gegevens verstrekt over de betrokken steunmaatregelen. Deze zijn op 6 januari 1997 onder nummer NN 11/97 ingeschreven in het register van de niet-aangemelde steunmaatregelen.

    (5)

    Omdat de Commissie nog niet over alle gegevens beschikte die voor het onderzoek van deze steunmaatregelen nodig waren, heeft zij bij brief van 24 april 1997 om aanvullende gegevens verzocht. Bepaalde documenten zijn haar toegezonden bij brieven van 3 december 1997 en 11 augustus 1998.

    (6)

    Vervolgens heeft de Commissie bij brief van 11 februari 1999 een nieuw verzoek om aanvullende gegevens tot Frankrijk gericht. Op 22 februari 2000 is dan bij de Commissie een vergadering gehouden met vertegenwoordigers van de autoriteiten van Corsica. Na deze vergadering heeft de Commissie Frankrijk opnieuw de lijst meegedeeld van de gegevens die voor het onderzoek van deze steunmaatregelen nodig waren. Na nog weer twee herinneringsbrieven is een belangrijk deel van de gevraagde gegevens haar toegezonden bij brief van 11 april 2001.

    (7)

    Overigens heeft de Commissie kennis genomen van verslag nr. 1077 van de Franse Nationale Assemblee, dat is gebaseerd op de werkzaamheden van de Commissie van enquête naar het gebruik van overheidsmiddelen en het beheer van de overheidsdiensten op Corsica (1) (hierna „het verslag van de Nationale Assemblee” genoemd). In dit verslag, dat in 1998 openbaar is gemaakt, is de steun beschreven die in 1997 aan de visserij- en aquacultuursector is verleend (cf. punt I.C.1.b van het verslag).

    (8)

    Bij brief van 30 oktober 2001 heeft de Commissie Frankrijk in kennis gesteld van haar besluit de formele onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 88, lid 2, van het Verdrag in te leiden tegen de volgende op Corsica tot uitvoering gebrachte steunmaatregelen:

    de steun voor de aankoop van nieuwe vaartuigen en de aankoop van tweedehandsvaartuigen in de hele periode van 1986 tot en met 1999,

    de steun voor de verbouwing en uitrusting van bestaande vaartuigen in de periode van 1 januari 1987 tot en met 28 oktober 1998 voorzover die werkzaamheden een verhoging van het vermogen van de betrokken vaartuigen tot gevolg hebben gehad.

    (9)

    Bij dezelfde brief heeft de Commissie Frankrijk meegedeeld dat zij had besloten de steun voor de verbouwing en uitrusting van vaartuigen zonder verhoging van het vermogen ervan en de steun voor visserijinstallaties aan de wal als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te beschouwen.

    (10)

    Bij die brief heeft de Commissie Frankrijk ook bevolen haar de gegevens te verstrekken die nodig waren voor het onderzoek van de steun voor aquacultuur.

    (11)

    Bij brief van 21 december 2001 heeft Frankrijk zijn opmerkingen meegedeeld over de steun waarvoor de formele onderzoeksprocedure was ingeleid, en gegevens verstrekt over de steun voor aquacultuur.

    (12)

    Het besluit tot inleiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen  (2). De Commissie heeft daarbij belanghebbenden verzocht hun opmerkingen over de betrokken steun kenbaar te maken. Naar aanleiding van die bekendmaking zijn geen opmerkingen aan de Commissie toegezonden.

    II   BESCHRIJVING

    (13)

    De steunmaatregelen waarop deze beschikking betrekking heeft, zijn de steunmaatregelen waarvoor de formele onderzoeksprocedure is ingeleid en de steunmaatregelen waarvoor de Commissie Frankrijk heeft bevolen gegevens te verstrekken. Bijgevolg betreft deze beschikking de volgende vier typen van steunmaatregelen:

    de steun voor de aankoop van nieuwe vaartuigen in de periode 1986-1999;

    de steun voor de verbouwing en uitrusting van bestaande vaartuigen in de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 voorzover die werkzaamheden een verhoging van het vermogen van de betrokken vaartuigen tot gevolg hebben gehad;

    de steun voor de aankoop van tweedehandsvaartuigen in de periode 1986-1999;

    de steun voor aquacultuur in de periode 1994-1999.

    (14)

    De steunmaatregelen voor de vissersvloot zijn ingesteld door het Parlement van Corsica, dat op 29 maart 1985 bij zijn besluit nr. 85/10 bis een steunregeling voor de modernisering van de vloot heeft vastgesteld. Dat besluit is herhaaldelijk gewijzigd, en wel bij besluiten van 30 november 1990 (nr. 90/99), 19 december 1991 (nr. 91/1032), 23 februari 1993 (nr. 93/25), 9 maart 1995 (nr. 95/16), 11 september 1995 (nr. 95/79) en 11 april 1997 (nr. 97/36). Frankrijk heeft gepreciseerd dat het laatstgenoemde besluit (nr. 97/36) geen enkele wijziging heeft ondergaan tot het einde van de programmeringsperiode van het toen lopende enkelvoudig programmeringsdocument (EPD) betreffende de door de Structuurfondsen gesteunde acties, dit wil zeggen tot en met 31 december 1999. Wat de steun voor aquacultuur betreft, heeft Frankrijk meegedeeld dat Corsica de communautaire regelgeving rechtstreeks had toegepast aan de hand van de door het „Agence de développement économique de la Corse” (ADEC) gepubliceerde „Guide des aides”. Het op de visserij en de aquacultuur betrekking hebbende deel van deze gids, dat een beschrijving bevat van de steun die kon worden verleend, is aan de Commissie meegedeeld.

    (15)

    De steunmaatregelen gaan terug tot het jaar 1985. Bij Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (3) is geen verjaringstermijn vastgesteld voor het onderzoek van onrechtmatige steun in de zin van artikel 1, onder f), van die verordening, dit wil zeggen steun die tot uitvoering is gebracht zonder dat de Commissie haar oordeel heeft kunnen geven over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt. In artikel 15 van die verordening is evenwel bepaald dat de bevoegdheden van de Commissie om steun terug te vorderen na een termijn van 10 jaar verjaren, dat deze termijn ingaat op de dag waarop de steun aan de begunstigde is verleend en dat de verjaring door welke maatregel van de Commissie dan ook wordt gestuit. Daarom is de Commissie van mening dat het niet nuttig is steunmaatregelen te onderzoeken waarvoor deze verjaring geldt, dit wil zeggen steun die is verleend meer dan tien jaar voordat de Commissie te dien aanzien enigerlei maatregel heeft genomen.

    (16)

    De Commissie is van mening dat de verjaring is gestuit door het verzoek om inlichtingen dat zij op 14 juni 1996 tot Frankrijk heeft gericht. Bijgevolg geldt de verjaring voor de steun die vóór 14 juni 1986 aan de begunstigden is verleend. Met name geldt de verjaring voor de steun die vóór 14 juni 1986 door Corsica is verleend, maar pas in de daaropvolgende jaren aan de begunstigden is betaald nadat de subsidiabele investeringen daadwerkelijk waren verricht. Daarom neemt de Commissie in de navolgende analyse de steun in aanmerking waarvoor het toekenningsbesluit is genomen in de periode van 14 juni 1986 tot en met 31 december 1999.

    (17)

    In besluit nr. 85/10 bis uit 1985 was bepaald dat de aankoop van voor de visserij vanuit Corsica bestemde vaartuigen van minder dan 18 meter kon worden gesubsidieerd, waarbij behoudens uitzonderingen als voorwaarde gold dat het vaartuig in Frankrijk was gebouwd. De subsidie bedroeg 20 % van de aankoopprijs, waarbij een aanvullende subsidie van 10 % kon komen als het een eerste vestiging (eerste aankoop van een nieuw vaartuig) betrof, en een tweede aanvullende subsidie van eveneens 10 % als het vaartuig op Corsica was gebouwd. Om de traditionele werven voor de bouw van houten schepen op het eiland te stimuleren, kon de subsidie voor een op Corsica gebouwd houten schip met nog eens 20 % van de aankoopkosten worden verhoogd door een beroep te doen op de specifieke financiering ter bevordering van de houtsector. De persoonlijke inbreng van de reder moest ten minste 10 % bedragen.

    (18)

    Bij besluit nr. 90/99 werden de steunpercentages gewijzigd en daarbij werd de basisteun verhoogd van 20 % tot 30 %. De aanvullende steun van 20 % voor de bouw van een houten vaartuig werd verlaagd tot 5 %.

    (19)

    Bij besluit nr. 95/16 werden de steunpercentages als volgt gewijzigd: de basissteun bleef 30 %, waarbij werd gepreciseerd dat de subsidiabele investering de aankoop kon omvatten van de grond, de installaties en 80 stuks netten (6 400 meter); de steun bij een eerste vestiging bleef 10 % en de specifieke steun bij de bouw van het vaartuig op Corsica werd verlaagd van 10 tot 5 %, waarbij in het geval van een houten vaartuig nog steeds 5 % kwam. De verplichting het vaartuig in Frankrijk te laten bouwen werd geschrapt.

    (20)

    Bij besluit nr. 95/79 werd de steun voor de aankoop van netten beperkt tot de gevallen waarin het de eerste vestiging van de aanvrager betrof. Bovendien werd de subsidie van 5 % in het geval van de bouw van een houten vaartuig op een Corsicaanse werf geschrapt.

    (21)

    Besluit nr. 97/36 heeft geen belangrijke wijzigingen aangebracht in de hierboven beschreven bepalingen. Het voorschrift dat de persoonlijke inbreng van de reder ten minste 10 % moest bedragen, bleef gehandhaafd.

    (22)

    In besluit nr. 85/10 bis uit 1985 was bepaald dat een verbouwing van een vaartuig van minder dan 18 meter die ten minste 25 000 Franse frank (FRF) kostte, voor steun in aanmerking kwam als die verbouwing tot doel had het visserijpotentieel belangrijk te verbeteren (lier, nettenophaalinrichting, echolood, portaal, navigatieapparatuur, nettentrommel, enz.) en gekoelde bewaring van de vis mogelijk te maken of het energierendement van de voortstuwingsmiddelen te verbeteren (dieselmotor met een aan de grootte van het vaartuig aangepast vermogen, schroef met verstelbare spoed, straalbuis, enz.).

    (23)

    Er kon een subsidie worden toegekend ten bedrage van 15 % van de kosten van deze voorzieningen. Bij besluit nr. 93/25 werd deze subsidie verhoogd tot 30 % van de investeringskosten.

    (24)

    In besluit nr. 95/79 werd met handhaving van het steunpercentage gepreciseerd dat in het geval dat de reder communautaire steun zou aanvragen, de bijdrage van Corsica zou worden berekend overeenkomstig de bij de desbetreffende communautaire verordening vastgestelde steunpercentages. Het voor een subsidiabele investering vereiste minimumbedrag aan kosten werd verlaagd tot 20 000 FRF. In dat besluit nr. 95/97 werd voorts bepaald dat, als de aanvraag om steun voor de verbouwing of uitrusting van een vaartuig werd ingediend in het kader van een eerste vestiging (eerste aankoop door een visser van een nieuw vaartuig of een tweedehandsvaartuig), de eerste 80 stuks netten voor 30 % konden worden gesubsidieerd.

    (25)

    In besluit nr. 85/10 bis uit 1985 was bepaald dat voor de aankoop van een tweedehandsvaartuig voor een prijs van ten minste 50 000 FRF een subsidie ten bedrage van 10 % van die prijs kon worden verleend. In het geval van een eerste vestiging kon daar nog een subsidie van 5 % bij komen. De persoonlijke inbreng van de koper moest ten minste 15 % van de kosten van het vaartuig bedragen.

    (26)

    Bij besluit nr. 91/1032 werd de basissteun verhoogd van 10 tot 15 %. Bij besluit nr. 95/16 werd deze steun voor vaartuigen van minder dan 20 jaar verder verhoogd tot 20 %.

    (27)

    De steun voor aquacultuur was geregeld in het programmacontract tussen staat en regio uit 1994 en in het enkelvoudig programmeringsdocument voor de communautaire steunverlening in het kader van doelstelling 1. Voor de tenuitvoerlegging van door Gemeenschap medegefinancierde projecten werd de regelgeving met betrekking tot het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) toegepast.

    (28)

    De steun betrof collectieve of particuliere investeringen. Bij de collectieve investeringen ging het om afzetbevordering voor de producten van de zee en marktonderzoek en ook om de technische ondersteuning van aquacultuurbedrijven. De investeringen in aquacultuurbedrijven moesten deze bedrijven concurrerender maken ter verbetering van de productkwaliteit op de markt; het betrof investeringen om te voldoen aan de hygiënische normen en om de omstandigheden bij het in de handel brengen van de producten te verbeteren: voorzieningen voor het verkoopklaar maken, opslaginstallaties, dienstverlenende schepen, automatiseringsvoorzieningen, ijsmachines, koelwagens, enz.

    (29)

    Om rekening te houden met een eventuele financiering door het FIOV bedroeg de steun maximaal 25 % van het investeringsbedrag.

    III   REDENEN WAAROM DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE IS INGELEID

    (30)

    De Commissie heeft zich bij haar analyse om te beslissen of zij de formele onderzoeksprocedure zou inleiden, gebaseerd op de verschillende versies van de richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector (hierna „de richtsnoeren” genoemd). Volgens punt 3.4 van de richtsnoeren uit 2001 (4), die momenteel van kracht zijn, moet onrechtmatige steun worden beoordeeld overeenkomstig de op het moment van toekenning van de steun geldende richtsnoeren. In 1986 en 1987 waren de geldende richtsnoeren die welke waren bekendgemaakt in 1985 (5). Daarna golden de volgende richtsnoeren: de in 1988 (6) bekendgemaakte richtsnoeren voor de vanaf 1 januari 1989 toegekende steun, de in 1992 (7) bekendgemaakte richtsnoeren voor de vanaf 1 juli 1992 toegekende steun, de in 1994 (8) bekendgemaakte richtsnoeren voor de vanaf 1 januari 1995 toegekende steun en de in 1997 (9) bekendgemaakte richtsnoeren voor de vanaf 1 januari 1997 toegekende steun.

    (31)

    De Commissie heeft zich voorts gebaseerd op de opeenvolgende verordeningen van de Raad betreffende de structurele acties van de Gemeenschap in de visserij- en aquacultuursector, waarnaar de genoemde richtsnoeren voortdurend verwijzen, met name wat de subsidiabele investeringen en de toegestane steunniveaus betreft. Het gaat om de volgende verordeningen: Verordening (EEG) nr. 2908/83 van de Raad van 4 oktober 1983 inzake een gemeenschappelijke actie voor herstructurering, modernisering en ontwikkeling van de visserij, alsmede voor ontwikkeling van de aquicultuur (10), Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad van 18 december 1986 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur (11), Verordening (EG) nr. 3699/93 van de Raad van 21 december 1993 tot vaststelling van de criteria en voorwaarden voor de structurele bijstand van de Gemeenschap in de sector visserij/aquacultuur en verwerking/afzet van de producten daarvan (12) en Verordening (EG) nr. 2468/98 van de Raad van 3 november 1998 tot vaststelling van de criteria en de voorwaarden voor de structurele bijstand van de Gemeenschap in de sector visserij/aquacultuur en de verwerking en de afzet van de producten daarvan (13).

    (32)

    Om twee redenen heeft de Gemeenschap twijfel uitgesproken omtrent de verenigbaarheid van deze steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt.

    (33)

    Op grond van de richtsnoeren heeft de Commissie in de eerste plaats in herinnering gebracht dat steun voor de aankoop van nieuwe vaartuigen verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt indien die steun werd toegekend voor investeringen die pasten in de doelstellingen van het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot (MOP); dat programma bevatte verplichtingen samen met een inventaris van de voor de nakoming daarvan nodige middelen, waaronder met name een aanpassing van de capaciteit van de vissersvloot van elke lidstaat aan de visbestanden waartoe die lidstaat toegang had. Frankrijk had echter geen uitvoering gegeven aan de doelstellingen zoals vastgesteld in het MOP III (14), dat van kracht was van 1992 tot en met 1996. Bijgevolg moest Frankrijk de toekenning van steun voor de bouw en modernisering van vissersvaartuigen met ingang van 1 januari 1997 beëindigen. Later heeft de Commissie Frankrijk bij brief van 28 oktober 1998 meegedeeld dat de investeringssteun onder bepaalde voorwaarden mocht worden hervat. De Commissie is er in haar brief van 30 oktober 2001 waarmee zij Frankrijk in kennis heeft gesteld van haar besluit de formele onderzoeksprocedure in te leiden, van uitgegaan dat de steun die is toegekend in de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998, in strijd was met de in die periode geldende richtsnoeren.

    (34)

    In de tweede plaats constateerde de Commissie op basis van de mogelijke steunpercentages en de mogelijkheden voor cumulatie met andere steunregelingen dat steun was toegekend in strijd met het toegestane maximale steunniveau.

    (35)

    De Commissie heeft twijfel uitgesproken over de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van de steun die in de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 is toegekend voor een zodanige verbouwing en uitrusting van vaartuigen dat het vermogen van het betrokken vaartuig werd verhoogd, omdat dergelijke steun, net als de steun voor de aankoop van vaartuigen, niet paste in de doelstellingen van het MOP.

    (36)

    De Commissie heeft twijfel uitgesproken over de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van sommige van de steunbedragen die vanaf 1 januari 1989 zijn toegekend voor de aankoop van tweedehandsvaartuigen, omdat het besluit van het Corsicaanse parlement voorzag in de mogelijkheid om dergelijke steun toe te kennen zonder dat een maximale ouderdom van de aan te kopen vaartuigen was vastgesteld, terwijl de vanaf de genoemde datum geldende richtsnoeren uit 1988 uitsloten dat steun kon worden verleend voor vaartuigen die ouder waren dan 15 jaar, welke maximale ouderdom bij de vanaf 1 juli 1992 geldende richtsnoeren uit 1992 is verlaagd tot 10 jaar en bij de latere richtsnoeren op 10 jaar is gehandhaafd.

    (37)

    Voorts heeft de Commissie Frankrijk erop gewezen dat in de richtsnoeren uit 1988 en de latere richtsnoeren was bepaald dat steun voor de aankoop van tweedehandsvaartuigen alleen mogelijk was bij de eerste vestiging van jonge vissers of eventueel in het geval dat vissers mede-eigenaar wilden worden van het vaartuig waarop zij werkten, of bij vervanging van een vaartuig dat volledig verloren was gegaan. Tevens heeft de Commissie erop gewezen dat, gezien de mogelijke steunpercentages en de mogelijkheden voor cumulatie met andere steunregelingen, steun kon zijn toegekend in strijd met het toegestane maximale steunniveau.

    IV   OPMERKINGEN VAN FRANKRIJK

    (38)

    Frankrijk heeft in zijn antwoord uitvoerig uitgelegd waarom de toegestane steunniveaus in feite niet zijn overschreden, ook niet bij cumulatie met steunbedragen van andere herkomst, waaronder met name de communautaire steun. Ter staving van een en ander heeft Frankrijk de door het ADEC opgestelde „Guide des aides” bijgevoegd.

    (39)

    Frankrijk heeft ook uitgelegd dat, wat de steun voor de aankoop van tweedehandsvaartuigen betreft, de in de richtsnoeren bepaalde voorwaarden betreffende de ouderdom van dergelijke vaartuigen in die gids waren opgenomen en zijn nageleefd.

    (40)

    Frankrijk heeft de Commissie bovendien tegelijk met zijn opmerkingen naar aanleiding van de inleiding van de formele onderzoeksprocedure de informatie over de steun voor aquacultuur toegezonden die de Commissie had verlangd door middel van een „bevel tot het verstrekken van informatie” dat was opgenomen in haar brief van 30 oktober 2001.

    V   BEOORDELING

    (41)

    De betrokken steunmaatregelen hebben tot gevolg gehad dat een financieel voordeel is verleend aan een categorie ondernemingen die een specifieke activiteit ontplooiden, namelijk visserij of aquacultuur. De voor de uitvoering van die maatregelen gebruikte middelen waren overheidsmiddelen. Omdat de producten van de begunstigde ondernemingen werden verkocht op de communautaire markt, hebben de steunmaatregelen de positie van die ondernemingen versterkt niet alleen op de Franse markt ten opzichte van ondernemingen uit andere lidstaten die voor hun producten een aandeel in die markt wilden, maar ook op de markten van de andere lidstaten ten opzichte van andere ondernemingen die hun producten op die markten wilden verkopen. Bijgevolg betrof het maatregelen die de mededinging vervalsten of dreigden te vervalsen. Het waren steunmaatregelen van een staat in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

    (42)

    De betrokken maatregelen kunnen alleen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd als zij in aanmerking komen voor een van de afwijkingen waarin het Verdrag voorziet. Omdat zij ondernemingen in de visserij- en aquacultuursector ten goede kwamen, kunnen zij slechts voor een dergelijke afwijking in aanmerking komen als zij vallen onder een van de uitzonderingsbepalingen zoals vastgesteld in de richtsnoeren (waarvan de verschillende versies die sinds 1986 hebben gegolden, zijn opgesomd in overweging 30).

    (43)

    Frankrijk heeft in zijn opmerkingen uitgelegd dat de maximale steunniveaus in acht zijn genomen. De Commissie constateert dat in de door het ADEC opgestelde „Guide des aides” inderdaad was vermeld dat de steun niet hoger mocht zijn dan het maximale steunniveau zoals bepaald bij de verordening inzake de door het FIOV gesteunde structurele acties. In dit opzicht is de betrokken steun dus verenigbaar met de gemeenschappelijke markt, evenwel onder voorbehoud van het hiernavolgende.

    (44)

    Er is namelijk nog het specifieke probleem van de steun die in de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 is verleend, aangezien Frankrijk toen op grond van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid verplicht was alle steun voor de bouw of modernisering van vissersvaartuigen te beëindigen, welke verplichting is opgeheven bij brief van 28 oktober 1998 (15). De Commissie heeft in haar brief van 30 oktober 2001 waarmee Frankrijk in kennis werd gesteld van de inleiding van de formele onderzoeksprocedure, gezegd ervan uit te gaan dat in die periode steun was verleend. Deze veronderstelling was gebaseerd op twee elementen: enerzijds het feit dat volgens de brief van Frankrijk van 11 april 2001 besluit nr. 97/36 van het Corsicaanse parlement geen latere wijzigingen meer had ondergaan, waarmee impliciet werd aangegeven dat dit besluit zonder onderbreking was toegepast vanaf de datum van vaststelling ervan tot eind 1999, en anderzijds het feit dat in het verslag van de Nationale Assemblee uitdrukkelijk is vermeld dat in 1997 daadwerkelijk steun was verleend voor de bouw van vaartuigen (punt I.C.1.b van dat verslag).

    (45)

    Het is nuttig een passage uit het verslag van de Nationale Assemblee te citeren:

    „[…] — de steun voor de visserij en voor mariene cultures:

     

    […] In 1997 hebben de diensten van het ADEC aldus 114 aanvragen behandeld die zowel door particuliere ondernemingen waren ingediend in het kader van de modernisering van de vloot en van de aquacultuur […] Van die 114 onderzochte aanvragen zijn er slechts 16 afgewezen.

     

    Voor alle behandelde dossiers samen hebben de autoriteiten van Corsica in totaal meer dan 13 miljoen frank aan subsidies toegekend, welk bedrag uiteenvalt in 11,5 miljoen frank investeringssteun en 1,6 miljoen frank exploitatiesteun. Bijna de helft van de toegekende investeringssteun betrof projecten om de vloot te moderniseren.

     

    In 1997 zijn 10 vissersboten gebouwd […]”.

    (46)

    Over het vermoeden dat de Commissie in haar brief van 30 oktober 2001 had uitgesproken, heeft Frankrijk geen enkele opmerking gemaakt om er bijvoorbeeld op te wijzen dat de toepassing van het betrokken besluit nr. 97/36 was geschorst of dat er in de betrokken periode geen steun was verleend. Bijgevolg moet worden aangenomen dat in die periode daadwerkelijk steun is verleend.

    (47)

    In de opeenvolgende versies van de richtsnoeren is steeds bepaald dat steun voor de aankoop van nieuwe vaartuigen verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt op voorwaarde dat die steun werd verleend voor investeringen die pasten in de doelstellingen van het MOP (16). Meer in het bijzonder golden voor de in de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 toegekende steun de richtsnoeren uit 1997 en was in punt 2.2.3.1 van die richtsnoeren het volgende bepaald: „Steun voor de bouw van nieuwe vissersvaartuigen kan, voorzover aan de in artikel 7, artikel 10 en bijlage III, punt 1.3, van Verordening (EG) nr. 3699/93 vastgestelde voorwaarden is voldaan […], als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd […]”.

    (48)

    In artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 3699/93 was het volgende bepaald: „De lidstaten kunnen maatregelen voor de bouw van vissersvaartuigen nemen voorzover zij de algemene jaarlijkse tussentijdse doelstellingen en de einddoelstellingen per segment van de meerjarige oriëntatieprogramma’s binnen de gestelde termijnen in acht nemen. De lidstaten delen de Commissie tegelijk met elke voorgenomen steunmaatregel terzake ook de maatregelen mee die zij hebben genomen om de naleving van deze voorwaarde te garanderen.”. Op grond van deze bepaling heeft de Commissie Frankrijk er bij brief van 4 juli 1997 aan herinnerd dat „het derhalve met ingang van 1 januari 1997 de toekenning van alle steun voor de bouw en modernisering van vaartuigen moest beëindigen”.

    (49)

    Frankrijk heeft geantwoord bij brief van 8 augustus 1997 en daarin met name het volgende opgemerkt: „Omdat de tussentijdse doelstellingen van het MOP II op 31.12.1995 niet waren bereikt, hadden de Franse autoriteiten begin 1996 reeds de nodige maatregelen genomen voor de bevriezing van de investeringsprojecten die een hogere vlootcapaciteit tot gevolg zouden hebben. Overigens is, om de inkrimping van de vissersvloot te versnellen, in de maand juli 1996 een plan voor onttrekkingen aan de vloot ten uitvoer gelegd. […] waren onttrekkingen aan de vloot gepland voor 10 000 à 15 000 kW. Begin 1997 meende Frankrijk dan ook aan zijn doelstellingen in het kader van het MOP III te kunnen voldoen. Derhalve werden beperkte investeringsvergunningen met toekenning van nationale steun verleend, waarbij het in hoofdzaak ging om dringende vervangingen van vaartuigen of om hermotoriseringen. […] Het volle effect van de maatregelen inzake onttrekkingen aan de vloot heeft zich echter pas aan het einde van de eerste helft van 1997 doen voelen […]”.

    (50)

    In werkelijkheid heeft Frankrijk pas in de tweede helft van 1998 de doelstellingen van het MOP kunnen bereiken. Bij brief van 28 oktober 1998 is namens de Commissie het volgende aan Frankrijk meegedeeld: „Ten vervolge op ons gesprek van 21 oktober 1998, onze eerdere ontmoetingen en de nadere gegevens die zijn verstrekt in uw brieven van 5 en 22 oktober 1998, heb ik het genoegen U mee te delen dat het directoraat-generaal Visserij kan instemmen met een hervatting van de investeringen zoals U voor ogen stond, te weten op zeer restrictieve wijze waarbij voorrang wordt gegeven aan projecten die met name jonge vissers ten goede komen en niet tot een hogere capaciteit leiden, en waarbij de doelstellingen van het MOP in acht worden genomen.”.

    (51)

    Uit deze briefwisseling kan worden opgemaakt dat het Frankrijk volkomen duidelijk was dat de tussentijdse doelstellingen van het MOP III niet waren bereikt en dat desondanks steun voor de aankoop van nieuwe vaartuigen is toegestaan. Aan de in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 3699/93 gestelde voorwaarde is derhalve niet voldaan. Bijgevolg was de steun die in de betrokken periode is verleend voor de aankoop van nieuwe vaartuigen, op grond van punt 2.2.3.1 van de richtsnoeren uit 1997 onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

    (52)

    De inleiding van de formele onderzoeksprocedure betrof eveneens de in de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 verleende steun voor de verbouwing en uitrusting van vaartuigen voorzover de verrichte werkzaamheden het vermogen van het betrokken vaartuig hebben verhoogd, aangezien dergelijke steun, net als die voor de aankoop van nieuwe vaartuigen, niet paste in de doelstellingen van het MOP.

    (53)

    In het verslag van de Nationale Assemblee (punt I.C.1.b) wordt gesproken over steun voor de modernisering van vaartuigen. Net zoals in dat verslag staat dat er 10 vissersvaartuigen zijn gebouwd, is er ook het volgende in vermeld: „[…] 38 vaartuigen zijn verbouwd en uitgerust met diverse voorzieningen […]”. Het is dus duidelijk dat in de genoemde periode moderniseringssteun is verleend.

    (54)

    In de opeenvolgende besluiten van de autoriteiten van Corsica is uitdrukkelijk bepaald dat de steun betrekking kon hebben op de uitrusting met een „motor met een aan de grootte van het vaartuig aangepast vermogen”. Vanzelfsprekend geeft deze formulering aan dat de moderniseringssteun betrekking kon hebben op de aankoop van een krachtigere motor. Voorts heeft Frankrijk, net als ten aanzien van de steun voor de aankoop van vaartuigen, geen enkele opmerking gemaakt over het in de brief van de Commissie van 30 oktober 2001 uitgesproken vermoeden dat in de betrokken periode steun was verleend voor de aankoop van een krachtigere motor dan de bestaande. Bijgevolg moet worden aangenomen dat in bepaalde specifieke gevallen wel degelijk steun is verleend voor een modernisering die gepaard ging met een verhoging van het vermogen.

    (55)

    Met betrekking tot steun voor de modernisering van vaartuigen waren in de richtsnoeren uit 1997 soortgelijke bepalingen opgenomen als met betrekking tot steun voor de bouw van vaartuigen. In punt 2.2.3.2 van die richtsnoeren stond namelijk het volgende: „Steun voor de modernisering van vissersvaartuigen die in bedrijf zijn kan als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd als aan alle in de artikelen 7 en 10 en bijlage III, punt 1.4, van Verordening (EG) nr. 3699/93 vastgestelde voorwaarden is voldaan […]”. In artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3699/93 was het volgende bepaald: „De lidstaten kunnen maatregelen voor de modernisering van vissersvaartuigen nemen. Voor deze maatregelen gelden de in lid 1 genoemde voorwaarden [bouw van vaartuigen] indien de investeringen tot een toeneming van de visserijinspanning kunnen leiden.”.

    (56)

    De in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 3699/93 gestelde voorwaarde is dus niet nageleefd. Bijgevolg was de in de betrokken periode verleende steun voor modernisering in het geval dat die modernisering gepaard ging met een verhoging van het vermogen, op grond van punt 2.2.3.2 van de richtsnoeren uit 1997 onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

    (57)

    Zoals reeds is aangegeven in overweging 39, heeft Frankrijk informatie verstrekt waaruit blijkt dat het ouderdomscriterium wel degelijk in acht is genomen. De twijfel daaromtrent die de Commissie bij de inleiding van de formele onderzoeksprocedure had geuit, is dus weggenomen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het maximale steunniveau dat mogelijk was.

    (58)

    Wat voorts de verplichting betreft om dergelijke steun alleen te verlenen bij de eerste vestiging van jonge vissers of bij de vervanging van een vaartuig dat volledig verloren is gegaan, heeft Frankrijk in zijn antwoord van 21 december 2001 meegedeeld dat de betrokken steun ook in dit opzicht is verleend met inachtneming van de geldende communautaire bepalingen. Bijgevolg kan dit type steun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd.

    (59)

    Volgens de opeenvolgende versies van de richtsnoeren is steun voor aquacultuur verenigbaar met de gemeenschappelijke markt indien de voorwaarden zoals vastgesteld in de verordening betreffende de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector in acht worden genomen.

    (60)

    Zoals Frankrijk in zijn brief van 21 december 2001 heeft meegedeeld, was in de „Guide des aides” met die voorwaarden rekening gehouden doordat daarin met name was bepaald dat in het kader van de maximaal toegestane steun ook de steunbedragen van andere herkomst moesten worden meegerekend.

    (61)

    Bijgevolg kan de steun die is verleend voor aquacultuur, worden beschouwd als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

    VI   CONCLUSIES

    (62)

    De staatssteun die in Frankrijk voor Corsica is ingevoerd bij besluit nr. 85/10 bis van het Corsicaanse Parlement van 29 maart 1985, achtereenvolgens gewijzigd bij de besluiten van 30 november 1990 (nr. 90/99), 19 december 1991 (nr. 91/1032), 23 februari 1993 (nr. 93/25), 9 maart 1995 (nr. 95/16), 11 september 1995 (nr. 95/79) en 11 april 1997 (nr. 97/36), is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voorzover het gaat om:

    de steun die in de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 is verleend voor de aankoop van nieuwe vaartuigen,

    de steun die in de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 is verleend voor de verbouwing en uitrusting van bestaande vaartuigen in de gevallen waarin de betrokken werkzaamheden een hoger vermogen tot gevolg hebben gehad.

    (63)

    Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 moet Frankrijk de betrokken steunbedragen terugvorderen.

    (64)

    De volgende steun is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt:

    de steun voor de aankoop van nieuwe vaartuigen die buiten de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 is verleend,

    de steun voor de verbouwing en uitrusting van bestaande vaartuigen die buiten de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 is verleend of die tijdens die periode is verleend in de gevallen waarin het vermogen van het betrokken vaartuig niet is verhoogd,

    de steun die is verleend voor de aankoop van tweedehandsvaartuigen,

    de steun die is verleend voor aquacultuur,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De door Frankrijk op Corsica tot uitvoering gebrachte steunmaatregelen zoals ingesteld bij besluit nr. 85/10 bis van het Corsicaanse Parlement van 29 maart 1985, achtereenvolgens gewijzigd bij de besluiten van 30 november 1990 (nr. 90/99), 19 december 1991 (nr. 91/1032), 23 februari 1993 (nr. 93/25), 9 maart 1995 (nr. 95/16), 11 september 1995 (nr. 95/79) en 11 april 1997 (nr. 97/36), zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voorzover het gaat om:

    a)

    de steun voor de aankoop van nieuwe vaartuigen die is verleend in de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998;

    b)

    de steun voor de verbouwing en uitrusting van bestaande vaartuigen die is verleend in de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 in de gevallen waarin de betrokken werkzaamheden een hoger vermogen tot gevolg hebben gehad.

    Artikel 2

    De volgende door Frankrijk op Corsica tot uitvoering gebrachte steunmaatregelen zoals ingesteld bij het in artikel 1 genoemde besluit van het Corsicaanse Parlement zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt:

    a)

    de steun voor de aankoop van nieuwe vaartuigen die is verleend buiten de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998;

    b)

    de steun voor de verbouwing en uitrusting van bestaande vaartuigen die is verleend buiten de periode van 1 januari 1997 tot en met 28 oktober 1998 of die tijdens die periode is verleend in de gevallen waarin het vermogen niet is verhoogd;

    c)

    de steun die is verleend voor de aankoop van tweedehandsvaartuigen;

    d)

    de steun die in de periode van 1994 tot en met 1999 is verleend voor aquacultuur.

    Artikel 3

    1.   Frankrijk neemt alle nodige maatregelen om de in artikel 1 bedoelde en reeds onwettig ter beschikking gestelde steun van de begunstigden terug te vorderen.

    2.   De terugvordering geschiedt onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures voorzover deze procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de onderhavige beschikking toelaten. De terug te vorderen steun omvat rente vanaf de datum waarop de steun de begunstigden ter beschikking is gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend en toegepast overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (17).

    Artikel 4

    Frankrijk deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.

    Artikel 5

    Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

    Gedaan te Brussel, 14 juli 2004.

    Voor de Commissie

    Franz FISCHLER

    Lid van de Commissie


    (1)  Dit verslag is beschikbaar op de internetsite van de Nationale Assemblee: http://www.assemblee-nationale.fr/dossiers/corse.asp

    (2)  PB C 25 van 29.1.2002, blz. 2.

    (3)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

    (4)  PB C 19 van 20.1.2001, blz. 7.

    (5)  PB C 268 van 19.10.1985, blz. 2.

    (6)  PB C 313 van 8.12.1988, blz. 21.

    (7)  PB C 152 van 17.6.1992, blz. 2.

    (8)  PB C 260 van 17.9.1994, blz. 3.

    (9)  PB C 100 van 17.3.1997, blz. 12.

    (10)  PB L 290 van 22.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3733/85 (PB L 361 van 31.12.1985, blz. 78).

    (11)  PB L 376 van 31.12.1986, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3946/92 (PB L 401 van 31.12.1992, blz. 1).

    (12)  PB L 346 van 31.12.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 25/97 (PB L 6 van 10.1.1997, blz. 7).

    (13)  PB L 312 van 20.11.1998, blz. 19.

    (14)  Beschikking 92/588/EEG van de Commissie van 21 december 1992 betreffende het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van Frankrijk voor de periode 1993-1996, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad (PB L 401 van 31.12.1992, blz. 3). Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 95/238/EG (PB L 166 van 15.7.1995, blz. 1).

    (15)  Zie overweging 33.

    (16)  Ibidem.

    (17)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.


    Top