EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R1846

Verordening (EG) nr. 1846/2004 van de Commissie van 22 oktober 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 174/1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

PB L 322 van 23.10.2004, p. 16–18 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/08/2006; stilzwijgende opheffing door 32006R1282

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/1846/oj

23.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 322/16


VERORDENING (EG) Nr. 1846/2004 VAN DE COMMISSIE

van 22 oktober 2004

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 174/1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 30,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 20 van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie (2) is vastgesteld dat de uitvoercertificaten voor kaas die naar de Verenigde Staten van Amerika mag worden uitgevoerd in het kader van de contingenten die voortvloeien uit de bij de multilaterale handelsbesprekingen gesloten overeenkomsten, kunnen worden toegewezen volgens een bijzondere procedure waarbij preferente importeurs in de Verenigde Staten kunnen worden aangewezen.

(2)

Ingevolge de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (de „nieuwe lidstaten”) tot de Gemeenschap op 1 mei 2004 worden de tariefcontingenten voor bepaalde kazen, die oorspronkelijk uit de Uruguayronde voortvloeiden en die door de Verenigde Staten in lijst XX van de Uruguayronde aan Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije zijn toegekend, opgenomen in een EU-25-contingent en worden deze contingenten vanaf 2005 beheerd zoals de EU-15-contingenten tot nog toe zijn beheerd op grond van de bovenvermelde overeenkomsten.

(3)

Om exploitanten in de nieuwe lidstaten in staat te stellen zich aan het in de Gemeenschap toegepaste systeem aan te passen, dienen voor het tariefjaar 2005 overgangsmaatregelen te worden genomen met betrekking tot de toepassing van de in artikel 20, lid 3, van Verordening (EG) nr. 174/1999 vastgestelde toewijzingscriteria op aanvragen voor uitvoercertificaten die in de nieuwe lidstaten zijn ingediend.

(4)

Een overgangsregeling voor de toepassing van het criterium betreffende de historische uitvoer moet betrekking hebben op alle aanvragen voor invoercontingenten waarvoor geen landspecifiek contingent is vastgesteld voor 2003 en die worden ingediend door aanvragers die in de nieuwe lidstaten zijn gevestigd en in deze lidstaten hun aanvraag indienen.

(5)

Een andere overgangsregeling voor de toepassing van het criterium waarbij voorrang wordt verleend aan dochterbedrijven, moet betrekking hebben op aanvragen van aanvragers die gevestigd zijn in Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije en die in die landen hun aanvraag indienen voor voorlopige certificaten voor de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten in het kader van contingenten waarvoor een landspecifiek contingent is vastgesteld voor 2003.

(6)

Om EU-uitvoerders de flexibiliteit te verschaffen om hun producten uit te voeren in het kader van contingenten die in het Harmonized Tariff Schedule of the United States of America zijn beschreven, moet de aanvraag van een uitvoercertificaat de uit acht cijfers bestaande productcode van de gecombineerde nomenclatuur bevatten.

(7)

Aangezien geen uitvoerrestitutie wordt verleend voor onder GN-code 0406 vallende producten die bestemd zijn voor de Verenigde Staten van Amerika, is geen bewijs van aankomst vereist voor de vrijgave van de certificaatwaarborg.

(8)

Verordening (EG) nr. 174/1999 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Aangezien de procedure met ingang van 2005 moet worden toegepast, dient deze verordening zo snel mogelijk van toepassing te worden.

(10)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 20 van Verordening (EG) nr. 174/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Volgens de procedure van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan de Commissie besluiten dat uitvoercertificaten voor onder GN-code 0406 vallende producten die naar de Verenigde Staten van Amerika worden uitgevoerd, overeenkomstig de leden 2 tot en met 11 van dit artikel worden afgegeven in het kader van de volgende contingenten:

a)

het uit de Overeenkomst inzake de landbouw voortvloeiende extra contingent;

b)

de tariefcontingenten die oorspronkelijk uit de Tokioronde voortvloeiden en die door de Verenigde Staten van Amerika in lijst XX van de Uruguayronde aan Oostenrijk, Finland en Zweden zijn toegekend;

c)

de tariefcontingenten die oorspronkelijk uit de Uruguayronde voortvloeiden en die door de Verenigde Staten van Amerika in lijst XX van de Uruguayronde aan Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije zijn toegekend.”.

2)

Aan lid 2, eerste alinea, wordt het volgende toegevoegd:

„Bij wijze van uitzondering op artikel 5, lid 1, eerste zin, wordt in deel 16 van certificaataanvragen en certificaten de uit acht cijfers bestaande productcode van de gecombineerde nomenclatuur gebruikt.”.

3)

Aan lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer echter voor het contingentjaar 2005 voorlopige certificaten voor de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika worden aangevraagd door aanvragers die in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (de „nieuwe lidstaten”) zijn gevestigd en die hun aanvraag indienen in hun lidstaat van vestiging, zijn de volgende overgangsmaatregelen van toepassing:

a)

met het onder a) van de eerste alinea vermelde criterium van de historische uitvoer wordt geen rekening gehouden wanneer de aanvraag vergezeld gaat van documenten waaruit blijkt dat de aanvrager al minstens drie jaar in de nieuwe lidstaten is gevestigd en tijdens elk van die jaren kaas heeft uitgevoerd, behalve wanneer voorlopige certificaten worden aangevraagd:

i)

in Tsjechië met het oog op de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in de aanvullende aantekeningen 16, 17, 18, 20 en 25 bij hoofdstuk 4 van het Harmonized Tariff Schedule (HTS), waarvoor specifieke quota per land zijn vastgesteld voor 2003,

ii)

in Hongarije met het oog op de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in aanvullende aantekening 25 bij hoofdstuk 4 van het Harmonized Tariff Schedule (HTS), waarvoor een specifiek quotum per land is vastgesteld voor 2003,

iii)

in Polen met het oog op de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in de aanvullende aantekeningen 16 en 21 bij hoofdstuk 4 van het Harmonized Tariff Schedule (HTS), waarvoor specifieke quota per land zijn vastgesteld voor 2003,

iv)

in Slowakije met het oog op de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in aanvullende aantekening 16 bij hoofdstuk 4 van het Harmonized Tariff Schedule (HTS), waarvoor een specifiek quotum per land is vastgesteld voor 2003;

b)

met het oog op de toepassing van het bepaalde onder b) van de eerste alinea mag een aanvrager een dochterbedrijf als preferente importeur aanwijzen voor 2005 op voorwaarde dat

i)

de aanvraag wordt ingediend in

Tsjechië, met het oog op het verkrijgen van een voorlopig certificaat voor het uitvoeren van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in de aanvullende aantekeningen 16, 17, 18, 20 en 25 bij hoofdstuk 4 van het HTS;

Hongarije, met het oog op het verkrijgen van een voorlopig certificaat voor het uitvoeren van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in aanvullende aantekening 25 bij hoofdstuk 4 van het HTS;

Polen, met het oog op het verkrijgen van een voorlopig certificaat voor het uitvoeren van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in aanvullende aantekeningen 16 en 21 bij hoofdstuk 4 van het HTS;

Slowakije, met het oog op het verkrijgen van een voorlopig certificaat voor het uitvoeren van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten die zijn beschreven in aanvullende aantekening 16 bij hoofdstuk 4 van het HTS;

ii)

de aanvrager aan de bevoegde instantie van de lidstaat waarin de aanvraag wordt ingediend, documenten verstrekt waaruit blijkt dat hij al minstens drie jaar in de nieuwe lidstaten is gevestigd en de kaas in kwestie naar de Verenigde Staten heeft uitgevoerd tijdens elk van de drie kalenderjaren die voorafgingen aan het indienen van de aanvraag;

iii)

de aanvrager de bevoegde instantie van de lidstaat waarin de aanvraag wordt ingediend, schriftelijk garandeert dat hij de procedure zal starten om een dochterbedrijf in de Verenigde Staten op te richten;

iv)

de aanvrager aan de bevoegde instantie van de lidstaat waarin de aanvraag wordt ingediend, aantoont dat tijdens de twaalf maanden voorafgaande aan de aanvraag uitvoer naar preferente importeurs heeft plaatsgevonden.”.

4)

Lid 10, derde alinea, wordt vervangen door:

„De zekerheid voor het definitieve certificaat wordt pas vrijgegeven op voorlegging van door de bevoegde douane-instantie goedgekeurde uitvoeraangifte.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 810/2004 (PB L 149 van 30.4.2004, blz. 138).


Top