EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0310

2004/310/EG: Beschikking van de Commissie van 26 juli 2000 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de EER-overeenkomst wordt verklaard (Zaak COMP/M.1806 — AstraZeneca/Novartis) — Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 2309) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 110 van 16.4.2004, p. 1–72 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/310/oj

32004D0310

2004/310/EG: Beschikking van de Commissie van 26 juli 2000 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de EER-overeenkomst wordt verklaard (Zaak COMP/M.1806 — AstraZeneca/Novartis) — Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 2309) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 110 van 16/04/2004 blz. 0001 - 0072


Beschikking van de Commissie

van 26 juli 2000

waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de EER-overeenkomst wordt verklaard

(Zaak COMP/M.1806 - AstraZeneca/Novartis)

Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 2309)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/310/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 57,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen(1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1310/97(2), en met name op artikel 8, lid 2,

Gezien het besluit van de Commissie van 21 maart 2000 om in de onderhavige zaak de procedure in te leiden,

Na de betrokken ondernemingen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen ten aanzien van de bezwaren van de Commissie kenbaar te maken,

Gezien het advies van het Adviescomité voor concentraties(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 18 februari 2000 werd de Commissie in kennis gesteld van een voorgenomen concentratie op grond waarvan de ondernemingen Novartis AG ("Novartis") en AstraZeneca PLC ("AstraZeneca") hun activiteiten en producten op het terrein van gewasbescherming in de onlangs opgerichte onderneming, Syngenta AG ("Syngenta"), wilden fuseren. Bovendien zou Novartis zijn divisie zaaizaad overbrengen naar Syngenta.

(2) Na onderzoek van deze aanmelding heeft de Commissie geconcludeerd dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening valt en aanleiding geeft tot ernstige twijfels omtrent de verenigbaarheid daarvan met de gemeenschappelijke markt. Op 21 maart 2000 heeft de Commissie daarom overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening besloten de procedure in te leiden.

DE PARTIJEN

(3) Novartis is in december 1996(4) ontstaan uit de fusie tussen Ciba-Geigy en Sandoz. Novartis is een multinationale groep bedrijven die wereldwijd activiteiten ontplooit op het terrein van biowetenschappen. De nadruk ligt op gezondheidszorg (farmaceutische en generieke producten), landbouwindustrie (gewasbescherming, zaaizaad, diergezondheid) en consumentengezondheid (voeding, zelfmedicatie).

(4) AstraZeneca is in het voorjaar van 1995 ontstaan uit de fusie tussen Astra AB en Zeneca Group PLC(5). De bedrijfsactiviteiten van AstraZeneca bestaan uit onderzoek, ontwikkeling, productie en marketing van farmaceutische en agrochemische producten.

CONCENTRATIE

(5) Novartis zal een interne reorganisatie uitvoeren waardoor zijn niet-Amerikaanse divisies agrochemische producten en zaaizaad in het bezit komen van de onlangs opgerichte onderneming Novartis Agribusiness AG, en zijn Amerikaanse divisies agrochemische producten en zaaizaad in het bezit komen van Novartis US Co, een Amerikaanse rechtspersoon. De divisie diergezondheid van Novartis maakt geen deel uit van de transactie. Novartis zal vervolgens Novartis Agribusiness AG afsplitsen via een emissie ten gunste van zijn aandeelhouders en Novartis US Co afsplitsen via een distributie van zijn aandelen aan de aandeelhouders van Novartis (of aan een trustee die optreedt namens alle aandeelhouders van Novartis). Novartis Agribusiness AG fuseert in Syngenta door middel van een fusieprocedure naar Zwitsers recht en Novartis US Co fuseert in Syngenta door middel van een driehoeksfusie naar Amerikaans recht. Na afronding van de transactie zullen de aandeelhouders van Novartis zowel aandelen in Syngenta als in Novartis bezitten.

(6) AstraZeneca zal een interne reorganisatie uitvoeren om zijn divisie agrochemische producten los te koppelen van zijn te behouden divisie, zodat de divisie agrochemische producten kan overgaan naar Syngenta. De aandeelhouders worden gecompenseerd voor de overdracht van de aandelen in Syngenta. AstraZeneca zal ten gunste van zijn aandeelhouders een dividend vaststellen. Na afronding van de transactie zullen de aandeelhouders van AstraZeneca zowel aandelen in Syngenta als in AstraZeneca bezitten.

(7) De aangemelde transactie is derhalve een concentratie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), van de concentratieverordening.

COMMUNAUTAIRE DIMENSIE

(8) Samen hadden de betrokken divisies in 1998 een totale wereldwijde omzet van meer dan 5000 miljoen EUR, (Novartis, [...](6), AstraZeneca [...]*). Binnen de Gemeenschap hadden de betrokken divisies van Novartis en AstraZeneca een omzet van meer dan 250 miljoen EUR, (Novartis, [...]*, AstraZeneca [...]*). Novartis noch AstraZeneca realiseert meer dan twee derde van zijn totale omzet in de Gemeenschap binnen één en dezelfde lidstaat. De concentratie valt derhalve binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening.

(9) De transactie komt ingevolge artikel 2, lid 1, onder c), van protocol 24 van de EER-overeenkomst in aanmerking voor samenwerking met de controle-instantie van de EVA. De concentratie zal waarschijnlijk een machtspositie doen ontstaan of versterken met als gevolg dat de concurrentie op het grondgebied van de EVA-landen of een belangrijk deel daarvan aanzienlijk wordt belemmerd.

CONCURRENTIE

(10) De fusie heeft betrekking op de economische sectoren van gewasbeschermingsproducten ("gewasbescherming") en zaaizaad. Novartis verplaatst zijn activiteiten op de terreinen van gewasbescherming en zaaizaad naar Syngenta, terwijl AstraZeneca alleen zijn activiteiten op het terrein van gewasbescherming verplaatst.

(11) Gewasbeschermingsmiddelen beschermen gewassen tegen alle vormen van schade die veroorzaakt kunnen worden door onkruiden, insecten of schimmels. Gewasbeschermingsmiddelen worden normaliter onderverdeeld naar hetgeen waartegen zij geacht worden bescherming te bieden. De partijen wijzen erop dat de belangrijkste productgroepen de volgende zijn:

- fungiciden (voor ziektebestrijding),

- herbiciden (voor onkruidbestrijding),

- niet-selectieve herbiciden (voor onkruidbestrijding),

- insecticiden (voor insectenbestrijding),

- voedingsmiddelen ("sporenelementen") ter bestrijding van optredende tekorten, bv. een ijzertekort,

- zaadbehandeling voor de bescherming van zaden en de daaruit voortkomende planten tegen ziekten en insecten,

- groeiregulatoren,

- industriële onkruidbestrijdingsproducten,

- niet-agrarische insecticiden,

- werkzame stoffen.

Syngenta houdt zich niet alleen bezig met gewasbeschermingsmiddelen, maar begeeft zich ook op de markten voor zaaizaad.

(12) De concentratie roept geen mededingingsbezwaren op met betrekking tot de markten voor voedingsmiddelen, industriële onkruidbestrijdingsproducten, niet-agrarische insecticiden en werkzame stoffen. In de beschikking krachtens artikel 6, lid 1, onder c), heeft de Commissie ook ernstige twijfel geuit met betrekking tot de markten voor rodenticiden. Deze twijfels waren gebaseerd op het feit dat, hoewel het marktaandeel van Novartis niet overgaat op Syngenta, de managers van Novartis wel worden vertegenwoordigd in de bestuursstructuur van Syngenta. Bovendien zal het gecombineerde marktaandeel van de twee entiteiten - volgens een concurrent - aanzienlijk zijn. De totale verkoop van rodenticiden door Novartis is echter gering ([...] EUR *) en [...] EUR *. Derhalve zijn de ernstige twijfels dat de fusie zou kunnen leiden tot het in het leven roepen van een duopolistische machtspositie op enkele markten voor rodenticiden, geuit in de beschikking ingevolge artikel 6, lid 1, onder c), ongegrond.

(13) Om de redenen die hierna worden uiteengezet, geeft de concentratie aanleiding tot het in het leven roepen of versterken van een machtspositie op de volgende markten:

de markten voor fungiciden:

- fungiciden voor graangewassen in Frankrijk, Duitsland, het VK, Denemarken, Zweden en Finland,

- fungiciden voor suikerbieten in Frankrijk, Italië, Spanje en België,

- fungiciden voor aardappelen in Zweden,

- fungiciden voor de behandeling van echte meeldauw in druiven in Oostenrijk en fungiciden voor de behandeling van Botrytis in druiven in Oostenrijk en Frankrijk.

de markten voor herbiciden:

- herbiciden voor maïs in Frankrijk, Duitsland, Nederland en België,

- herbiciden voor aardappelen in België en Frankrijk,

- na-opkomst-graminiciden in aardappelen in Denemarken,

- na-opkomst-graminiciden in suikerbieten in het VK, België en Denemarken,

- na-opkomst-graminiciden in oliezaadgewassen in Duitsland, het VK en Denemarken,

- herbiciden voor fruit en noten in Frankrijk.

de markten voor bladinsecticiden:

- granen in België, Denemarken, Frankrijk en Duitsland,

- voedergewassen in Frankrijk,

- aardappelen in Frankrijk,

- groentegewassen in Frankrijk.

de markten voor zaadbehandeling

- granen in Spanje,

groeiregulatoren:

- sierplanten in België, Nederland en Frankrijk.

ZAAIZAAD

(14) De divisie zaaizaad van Novartis gaat over naar Syngenta. AstraZeneca voert zijn divisie zaaizaad via een joint venture met Cosun. De naam van deze joint venture is Advanta. Deze divisie gaat niet over naar Syngenta en de aandelen blijven in handen van AstraZeneca. Er zijn echter nog steeds enkele relaties tussen de divisie van AstraZeneca die overgaat naar Syngenta en de joint venture Advanta. [Bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*.

(15) [Bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*. Deze verplichting is niet van toepassing op de divisie zaaizaad van Novartis die overgaat naar Syngenta. [Bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*.

(16) [Bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*.

(17) De bestaande contractuele relatie tussen de Zeneca Group en Advanta legt een verband tussen Syngenta en Advanta, twee ondernemingen die zaaizaad voor suikerbieten produceren. [...]* Er zijn slechts twee andere belangrijke concurrenten op het gebied van zaaizaad voor suikerbieten, KWS en Danisco.

(18) AstraZeneca garandeert dat [bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*. Dit betekent dat [bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*.

(19) Gelet op het bovenstaande [bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]* is de Commissie van mening dat er geen verder onderzoek hoeft te volgen naar de gevolgen van de fusie voor de markten voor zaaizaad, omdat [bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]* het voordeel teniet doet dat Syngenta verkrijgt uit [bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*.

A. RELEVANTE PRODUCTMARKTEN

FUNGICIDEN

FUNGICIDEN EN HET GEBRUIK ERVAN

(20) Fungiciden zijn agentia die worden ingezet ter bestrijding van plantenziekten, in het bijzonder die welke door schimmels worden veroorzaakt. Aan welke ziekten een gewas, zoals bijvoorbeeld tarwe, ten prooi valt, is afhankelijk van de variëteit die dat jaar is geplant, de weersomstandigheden en de teeltwijze. De variëteit van het gewas bepaalt de gevoeligheid voor een reeks van ziekten, zoals echte meeldauw, roest, Septoria of oogvlekken. De weersomstandigheden zijn van invloed op het type en de intensiteit van de aanval. Een nat seizoen bijvoorbeeld bevordert ziekten zoals Septoria en een droger seizoen bruine roest. De teeltwijze kan het risico verminderen dat bepaalde ziekten optreden. Bijvoorbeeld een goede vruchtwisseling of ploegen van het veld vermindert het risico van bepaalde ziekten.

(21) Als gevolg van deze complexiteit gebruiken boeren in de regel een sproeiprogramma waarvan de intensiteit en de actieve component afhangen van de lokale weersomstandigheden en van de gevoeligheid van het gewas in kwestie voor bepaalde ziekten. Deze keuze kan worden beïnvloed door distributeurs, technische deskundigen en functionarissen van de desbetreffende lidstaat, die beschikken over uitgebreide kennis van ziekten en hun epidemiologie en die weten welke fungiciden, gelet op de voorspelde uitbraak (preventieve fungiciden) c.q. de ziekte die in het gewas optreedt (curatieve fungiciden), het best voor de bestrijding van een bepaalde ziekte kunnen worden gebruikt.

(22) Als er sprake is van een reeks van ziekten en een fungicide met één enkele actieve component onvoldoende is voor de bestrijding daarvan, zal een boer ofwel een aantal afzonderlijke producten met één enkele actieve component met elkaar vermengen, of een vooraf geformuleerd product gebruiken dat bestaat uit een mengsel van verschillende werkzame stoffen. Een dergelijk vooraf geformuleerd mengsel is in het algemeen 5 tot 15 % goedkoper dan een tankmengsel van een aantal afzonderlijke producten met de werkzame stoffen. Omdat het spectrum van ziekten als gevolg van veranderende weersomstandigheden voortdurend wijzigt tijdens het seizoen, worden de producten in de loop van het seizoen dusdanig veranderd dat zij passen bij de heersende ziektecondities.

(23) Een boer zal, op advies van lokale deskundigen en op basis van aanbevelingen van instellingen als de "Fungicide Resistance Action Committee" ("FRAC"), ook trachten te voorkomen dat resistentie ontstaat tegen bepaalde actieve componenten, door gedurende het seizoen werkzame stoffen van verschillende chemische groepen met elkaar af te wisselen en/of te combineren als dezelfde ziekte gedurende een langere periode optreedt en verschillende toepassingen zijn vereist. In sommige gevallen zal de lokale populatie van ziekteverwekkers al resistent zijn tegen sommige actieve groepen en zal een boer werkzame stoffen moeten gebruiken die nog werkzaam zijn tegen die specifieke populatie.

(24) Bij zijn beslissing over hoeveel hij aan fungiciden wil uitgeven, zal een boer de totale kosten van zijn fungicidenprogramma vergelijken met de verwachte opbrengstverhoging en de daaruit voortvloeiende inkomstenverhoging, die afhangt van de prijs die hij voor zijn gewassen zal ontvangen. Met het oog op de inherente onzekerheid ten aanzien van de ziektedruk, de verwachte opbrengstverhoging en de prijs voor de gewassen moet het extra voordeel dat van een (duurder) fungicidenprogramma wordt verwacht aanzienlijk hoger liggen dan de prijs voor de fungiciden (hogere prijs).

OVERZICHT VAN DE MARKTAFBAKENINGEN

(25) De partijen refereren aan eerdere beschikkingen(7) waarin de Commissie van mening was dat een indeling van fungiciden naar soort gewas op zijn plaats is, omdat de verschillende planten uiteenlopende (zij het deels overlappende) ziektepatronen laten zien. Om die reden hebben de partijen afzonderlijk beïnvloede productmarkten voor fungiciden vastgesteld voor graangewassen, suikerbieten, oliezaadgewassen, voedergewassen, aardappelen, tabak, fruit en noten, groenten en siergewassen. Het marktonderzoek bevestigt in het algemeen het standpunt dat een beoordeling van de markt voor fungiciden naar gewastype een geschikt uitgangspunt is.

(26) Uit het marktonderzoek blijkt echter ook dat de markten zoals ze hierboven worden voorgesteld verder kunnen worden verdeeld door een opsplitsing naar gewas (bijvoorbeeld de opsplitsing van graangewassen in tarwe, gerst, haver, rogge en triticale(8)) en/of door te verwijzen naar een bepaalde ziekte (bijvoorbeeld de belangrijkste ziekten voor tarwe zijn echte meeldauw, roest, oogvlekken en Septoria; de belangrijkste ziekten voor gerst zijn echte meeldauw, roest, oogvlekken, Rhynchosporum en Pyrenopora).

(27) Het lijkt erop dat "fruit en noten" de enige gewassen zijn waar, overeenkomstig de definitie van partijen, een verdere "opsplitsing" naar gewas kan worden gemaakt, omdat om de hierna in de overwegingen 44-46 vermelde redenen, de fungiciden voor ieder van de belangrijke druivenziekten als afzonderlijke productmarkten kunnen worden beschouwd.

(28) De partijen stellen dat sprake is van een algemene markt voor fungiciden voor graangewassen. Derden hebben gesteld en informatie gegeven die erop wijst dat de markt krapper is, namelijk een markt voor fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd. Op een dergelijke markt zullen de partijen een machtspositie verkrijgen op verschillende nationale markten voor fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd. Aangezien de Commissie echter heeft geconcludeerd dat de partijen dominant zullen zijn op de algemene markten voor fungiciden voor graangewassen, heeft de Commissie ten behoeve van de onderhavige beschikking de algemene markt voor fungiciden voor graangewassen aangemerkt als de relevante productmarkt.

(29) Tot slot is er aan de aanbodzijde nauwelijks sprake van onderlinge substitueerbaarheid van fungiciden, hoewel het technisch gezien mogelijk is om van de productie van de ene fungicide over te gaan op een andere. Dit is het gevolg van het bestaan van octrooien en de officiële registratieprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen (in de overwegingen 84-88 wordt dit meer gedetailleerd besproken). Deze opmerking is eveneens van toepassing op de andere gewasbeschermingsmiddelen die in de onderhavige beschikking worden besproken.

FUNGICIDEN VOOR GRAANGEWASSEN DIE OP EEN STROBILURINE ZIJN GEBASEERD

(30) In deze paragraaf die betrekking heeft op geformuleerde producten, verstaat men onder "strobilurines" geformuleerde producten die een werkzame stof bevatten die tot de chemische familie van de strobilurines behoort. Het geformuleerde product is ofwel een "zuivere" strobilurine, d.w.z. het bevat slechts één enkele werkzame stof, namelijk een werkzame stof die tot de chemische familie van de strobilurines behoort (bv. het product Amistar van AstraZeneca, met azoxystrobin als de enige werkzame stof) of een gemengd product, d.w.z. een product met een werkzame stof uit de chemische familie van de strobilurines en een of meer werkzame stoffen uit andere chemische families (bv. het product Juwel Top van BASF, dat bestaat uit een mengsel van kresoxim-methyl (strobilurine) en epoxiconazool (uit de chemische familie van de "triazolen"(9)) en fenpropimorf (uit de chemische familie van de "morfolines"(10)). Opgemerkt zij dat deze geformuleerde producten vanuit het oogpunt van de industrie en in de interne marktstrategie van de partijen "strobilurines" worden genoemd.

(31) De werkzame stoffen van strobilurine zijn de meest recente chemische familie van de werkzame stoffen voor fungiciden. Het zijn breedwerkende (werkzaam tegen verschillende ziekten) fungiciden voor bladtoepassing (fungiciden die als bladspray worden gebruikt) en ze kunnen wereldwijd worden gebruikt voor een grote variëteit van gewassen, zoals met name tarwe, gerst, rijst, wijnstokken, bananen, boomfruit, gras en diverse groentegewassen. De werkzame stoffen van strobilurine zijn werkzaam tegen een laag totaal gebruik per hectare en bestrijden schimmels door het verstoren van de energieproductie. Hoewel de werkzame stoffen van strobilurine systemisch(11) en/of bij verdamping(12) werkzaam kunnen zijn, hebben ze een beperkte curatieve werking. Binnen Europa worden de op een strobilurine gebaseerde producten tot op heden toegepast ten behoeve van graangewassen (voornamelijk tarwe en gerst) en druiven.

(32) Naast hun breedwerkende bescherming tegen ziekten schijnen fungiciden die op een strobilurine zijn gebaseerd (d.w.z. de geformuleerde producten) de enige producten te zijn die, als ze voor graangewassen worden gebruikt, ook bij afwezigheid van ziekten een grote opbrengstverhoging tot gevolg hebben. De producten die alleen op de andere chemische families voor fungiciden zijn gebaseerd, voornamelijk (tri)azolen en morfolines, missen deze opbrengstverhogende werking. Om die reden wordt beweerd dat de strobilurines niet simpelweg kunnen worden vervangen door deze andere chemische families. Met andere woorden: hoewel strobilurines, volgens derden, triazolen en morfolines konden (en kunnen) vervangen op de belangrijkste markten voor graangewassen, zal het omgekeerde niet snel gebeuren. Om die reden is door derden beweerd dat er een afzonderlijke productmarkt is voor fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd.

(33) Met betrekking tot graangewassen zijn er uitgebreide gegevens over de opbrengstverhoging als gevolg van het gebruik van strobilurine en deze cijfers worden, samen met de breedwerkende bescherming tegen ziekten, breed uitgemeten in de promotieliteratuur van producten die op een strobilurine zijn gebaseerd. Boeren erkennen deze voordelen want zij zijn bereid om voor producten die op een strobilurine zijn gebaseerd een aanzienlijk hogere prijs te betalen, die tussen de 50 % en 150 % hoger is, dan de prijs voor producten die niet op een strobilurine zijn gebaseerd.

(34) Volgens een document van Novartis uit maart 2000(13) hebben strobilurines vergeleken met triazolen in het VK, als een vuistregel, in de afgelopen drie jaar gemiddeld in een opbrengstverhoging van 1 ton/ha geresulteerd. "Zelfs toen de graanoogst in 1999 verminderde, was de opbrengst van strobilurines nog steeds 0,7 ton/ha hoger dan die van triazolen. Met tarweprijzen die volgens de ramingen in de herfst rond de 65 GBP/ton zullen liggen, heeft 0,7 ton een waarde van 45 GBP. Aangezien fungicidenprogramma's gebaseerd op strobilurine-fungiciden ongeveer 20 GBP/ha duurder zijn dan een op triazool gebaseerd programma, is dit een goed investeringsresultaat." Voor gerst, het andere belangrijke graangewas, wordt met strobilurines een lagere winst geboekt: wintergerst geeft een extra opbrengst van 32 GBP/ha afgezet tegen extra uitgaven voor fungiciden van 22 GBP/ha; voor zomergerst bedragen de extra uitgaven 20 GBP/ha. Deze gegevens uit het VK lijken ook voor Frankrijk(14) en Duitsland(15) te gelden. Dit zijn op het gebied van fungiciden voor landbouwgewassen de drie belangrijkste landen, die bijna 90 % van de totale EER-consumptie en aanzienlijk meer dan 90 % van de strobilurine-consumptie voor hun rekening nemen.

(35) Er zijn sterke aanwijzingen dat, op basis van de bovenstaande gegevens, een hypothetische monopolist van fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd zijn prijzen voor deze producten blijvend rendabel met 5-10 % zou kunnen verhogen. Een prijsverhoging van een strobilurine-programma met 5 % zou de kostprijs met circa 2,5 GBP/ha verhogen. Voor de boer blijft de marge voor tarwe circa 22,5 GBP/ha en voor winter- en zomergerst respectievelijk 7,5 GBP/ha en 9,5 GBP/ha. Met een prijsverhoging van 10 % resteert voor de boer voor wintergerst een marge van 5 GBP/ha. De prijsverhoging van 5-10 % maakt het derhalve voor de boer nog steeds mogelijk om een hogere marge te realiseren dan hij zou behalen met een programma met fungiciden die niet op een strobilurine zijn gebaseerd. Dit zou dus voor de hypothetische monopolist van strobilurines een winstgevende handelswijze kunnen zijn.

(36) Bovendien heeft een concurrent op basis van de door de partijen verstrekte informatie over opbrengstverhoging uitgerekend dat de boer in een typisch programma waarin driemaal wordt gesproeid (zie de overwegingen 111-113 hierna), zelfs als een monopolistische producent de prijzen voor strobilurines met 77 % zou verhogen, bij het gebruik van een op een strobilurine gebaseerd programma dezelfde nettomarge zou behalen als met een zuiver niet op een strobilurine gebaseerd programma.

Opmerkingen van de partijen

(37) In hun reactie op de mededeling van punten van bezwaar (hierna: "de reactie") hebben de partijen aangegeven dat strobilurines geen afzonderlijke markt vormen, omdat zij met andere producten moeten worden gemengd om in alle situaties en tegen alle ziekteverwekkers een bevredigende bescherming tegen ziekten te kunnen bieden. Hoewel dit feitelijk correct is, is dit argument dat te maken heeft met het eindgebruik dat van strobilurines wordt gemaakt, niet relevant voor de afbakening van productmarkt, omdat hierbij niet wordt ingegaan op de vraag of een hypothetische monopolist zijn prijs rendabel kan verhogen.

(38) In de reactie hebben de partijen aangegeven dat strobilurines in Duitsland in het seizoen van 1999 zijn vervangen door triazolen en/of morfolines en dat de totale oppervlakte die met strobilurines wordt behandeld, vergeleken met 1998, is afgenomen (zie ook het onderdeel van de beoordeling zijnde paragraaf "de Duitse markt voor fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd"). Zoals hieronder zal worden aangegeven is dit een uitzonderlijke situatie die wordt veroorzaakt door de ontwikkeling van resistentie voor het op een strobilurine gebaseerde product van BASF terwijl AstraZeneca, in 1999 de producent van het enige andere op een strobilurine gebaseerde product, nog steeds wordt geconfronteerd met capaciteitsbeperkingen. Bovendien kan uit de documenten die door de partijen zijn overhandigd worden geconcludeerd dat fungiciden die op een strobilurine zijn gebaseerd naar verwachting hun aandeel in de totale fungicidenproducten voor graangewassen zullen vergroten, ten nadele van de andere chemische families.

(39) In de reactie betwisten de partijen dat strobilurines vanwege het ontbreken van ziekten de opbrengst aanzienlijk kunnen verhogen en wijzen erop dat de verhoging van de opbrengst het gevolg is van een betere ziektebestrijding. In de promotieliteratuur van partijen wordt echter gerefereerd aan het zogenaamde "groeningseffect" dat het gevolg is van het gebruik van strobilurine. Dit groeningseffect, dat volstrekt geen verband houdt met ziektebestrijding, geeft graangewassen een langere periode om het gewicht van de graankorrel en dus de totale opbrengst te verhogen. Hoewel wordt beweerd dat dit groeningseffect als zodanig niet de enige rechtvaardiging is van het gebruik van fungiciden die zijn gebaseerd op een strobilurine (omdat de extra opbrengst die aan enkel het groeningseffect kan worden toegeschreven niet opweegt tegen de strobilurineprijs), is het vergeleken met de andere chemische families een belangrijk en uniek element van deze fungiciden.

(40) Tot slot betwisten de partijen dat een hypothetische monopolist in de positie is om de prijzen blijvend met 10 % te verhogen. De partijen beweren dat als de kosten voor strobilurines, zoals hiervoor aangegeven, tussen de 50-150 % hoger zouden liggen, de behandeling met producten die niet op een strobilurine zijn gebaseerd, de totale markt voor graangewassen met het oog op het marktpenetratiecijfer van strobilurine jaarlijks met 7-15 % zou moeten zijn toegenomen. De totale marktwaarde is echter afgenomen. De Commissie is van mening dat een mathematische conclusie inzake de totale marktomvang niet adequaat kan worden getrokken op basis van relatieve prijsverschillen en marktpenetratiecijfers, omdat de informatie ontbreekt over andere variabelen zoals een vermindering van de oppervlakte graangewassen, veranderende weers- en andere omstandigheden die leiden tot een vermindering van de noodzaak voor een fungicidenbehandeling, afname van de prijs van niet op strobilurines gebaseerde formules, enzovoort.

(41) De partijen beweren bovendien dat het hierboven beschreven voorbeeld van gerst (op basis van de promotieliteratuur van Novartis) minder overtuigend is dan de situatie met betrekking tot tarwe. Dit wordt door de Commissie onderkend. In de reactie stellen de partijen dat het voordeel voor de boer marginaal zou worden, maar dat nog steeds sprake zou zijn van dezelfde risico's als voor tarwe. Bovendien zou een dergelijke stijging ertoe leiden dat de producent zijn aandeel op de markt voor gerst zou verspelen. Dit wordt echter niet onderbouwd. De resterende marge zou nog steeds gebaseerd zijn op de nogal uitzonderlijke omstandigheden van 1999. Het risico dat de boer accepteert, geeft hem derhalve een minimale marge van 5 GBP/ha (een prijsstijging van 10 %). Onder betere weersomstandigheden zou dit meer zijn. Een prijsverhoging die ligt tussen de 5-10 % zou derhalve een winstgevende handelswijze kunnen zijn voor een hypothetische monopolist, omdat de boer die zomergerst teelt zich met het oog op zijn minimale marge niet in die mate zou afkeren van strobilurines dat de prijsstijging onrendabel zou zijn.

(42) Aangaande het voorbeeld dat door een concurrent wordt gegeven, namelijk dat de boer dezelfde nettomarge zou verwezenlijken als de strobilurineprijzen met 77 % zouden worden verhoogd, wijzen de partijen er tot slot op dat geen enkele boer een investering zou doen die gelijk is aan de inkomensraming zonder rekening te houden met de daarmee gepaard gaande risico's. Dit wordt door de Commissie onderkend. Het voorbeeld laat echter zien dat een prijsstijging van 5-10 % winstgevend is, indien de totale extra marge slechts wordt afgevlakt als de prijs van fungiciden die zijn gebaseerd op een strobilurine met 77 % wordt verhoogd.

Conclusie

(43) De partijen stellen dat er een algemene markt is voor fungiciden voor graangewassen. Derden hebben gesteld en informatie verstrekt dat de markt krapper zou kunnen zijn, namelijk een markt voor fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd. Om de hierboven vermelde redenen zijn er sterke aanwijzingen dat er een afzonderlijke markt is voor fungiciden die op een strobilurine zijn gebaseerd. Als dat het geval is, zouden de partijen een machtspositie verkrijgen op verschillende van die nationale markten. Aangezien de Commissie echter tot de conclusie is gekomen dat de partijen dominant zullen zijn op de algemene markten voor fungiciden voor graangewassen, heeft de Commissie ten behoeve van de onderhavige beschikking de algemene markt voor fungiciden voor graangewassen aangemerkt als de relevante productmarkt

FUNGICIDEN VOOR ECHTE MEELDAUW, VALSE MEELDAUW EN BOTRYTIS IN DRUIVEN

(44) De partijen zijn van mening dat fungiciden voor druiven een onderdeel zijn van de markt voor "fruit en noten" omdat deze perennerende (overblijvende) gewassen (druiven, appelen en steenvruchten, citrusvruchten, olijven en noten en bessen) de volgende gemeenschappelijke elementen hebben: een horizon op lange termijn (hoge kosten voor het planten, een tijdsverloop tot de eerste oogst, marktuittredingsdrempels die ertoe leiden dat de gewassen als activa worden beschouwd); hoogwaardige gewassen (de aansprakelijkheidskosten voor producenten van gewasbeschermingsmiddelen kunnen behoorlijk hoog oplopen als hun product bepaalde onverwachte negatieve gevolgen heeft); de meeste boeren verkopen hun producten zelf en hebben een direct contact met de eindconsument en/of voedseldistributiekanalen; het subsidieniveau is behoorlijk laag en er wordt veel gebruikgemaakt van dezelfde agrochemische producten.

(45) De Commissie is van mening dat fungiciden voor druiven afzonderlijk moeten worden beoordeeld, omdat de voor druiven gebruikte geformuleerde producten en de daarin opgenomen werkzame stoffen in grote mate verschillen van de voor andere gewassen gebruikte geformuleerde producten en de daarin opgenomen werkzame stoffen. Van de zes voor druiven gebruikte werkzame stoffen van AstraZeneca wordt er bijvoorbeeld slechts één ook voor appelen en steenvruchten gebruikt en een andere voor olijven. Van de zes werkzame stoffen van Novartis wordt er één zowel voor appelen als voor steenvruchten gebruikt, een andere wordt gebruikt voor steenvruchten en weer een andere voor citrusvruchten. Anderzijds zijn er ook werkzame stoffen die voor de andere gewassen maar juist niet voor druiven worden gebruikt. Er is derhalve een substantieel verschil tussen de concurrentieverhoudingen van druiven en die van de andere perennerende gewassen.

(46) Druiven worden door een groot aantal ziekten bedreigd. De drie belangrijkste ziekten zijn valse meeldauw, echte meeldauw en grauwe schimmel of Botrytis. De partijen hebben gesteld dat de fungiciden die voor het behandelen van de verschillende ziekten worden gebruikt verschillend en specifiek zijn, met uitzondering van drie werkzame stoffen (dichlofluanide, thifanaat-methyl en azoxystrobin) die bij minstens twee ziekten werkzaam zijn. De producten met deze werkzame stoffen en de vooraf geformuleerde mengsels die voor meer dan een ziekte zijn geregistreerd, zijn echter slechts zo'n 5 % van alle fungiciden voor druiven. De verklaringen van de partijen worden door het marktonderzoek bevestigd. Derhalve kan worden geconcludeerd dat fungiciden voor de verschillende ziekten die druiven bedreigen, en in het bijzonder voor valse meeldauw, echte meeldauw en Botrytis, verschillende productmarkten vormen.

CONCLUSIE INZAKE DE PRODUCTMARKTEN VOOR FUNGICIDEN

(47) De door de partijen voorgestelde afbakeningen van de relevante productmarkten, namelijk één markt per soort gewas, is juist. Dit is het geval voor de volgende markten waarop in de beoordeling nader zal worden ingegaan: fungiciden voor suikerbieten, fungiciden voor groentegewassen en fungiciden voor aardappelen. De Commissie is van mening dat er sterke aanwijzingen zijn dat er een afzonderlijke markt is voor fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd. Indien dit echter niet zo mocht zijn en indien de markt, zoals de partijen beweren, een markt is voor alle fungiciden voor graangewassen, zal de concentratie waarschijnlijk ook een machtspositie op deze markt creëren. Tot slot zijn er afzonderlijke markten voor fungiciden die de verschillende ziekten behandelen die druiven kunnen treffen: echte meeldauw, valse meeldauw en Botrytis.

HERBICIDEN

(48) Herbiciden zijn agentia die onkruid bestrijden. Doorgaans wordt in eerste instantie onderscheid gemaakt tussen selectieve herbiciden en niet-selectieve herbiciden. Laatstgenoemde, de niet-selectieve herbiciden, zijn effectief tegen allerlei soorten planten, waaronder cultuurgewassen, die ze eveneens zouden vernietigen als ze daarop zouden worden toegepast. Niet-selectieve herbiciden worden gewoonlijk toegepast op velden om deze na het oogsten van een gewas en voorafgaand aan het inzaaien van het volgende gewas vrij te maken van onkruid. Alleen AstraZeneca produceert niet-selectieve herbiciden, Novartis niet. Eén uitzondering daargelaten (herbiciden voor wijngaarden en boomgaarden), die hieronder zal worden besproken, zijn er op dit terrein geen overlappingen.

(49) Daarentegen moeten selectieve herbiciden alleen het onkruid doden zonder schade toe te brengen aan het gewas waarop ze worden toegepast. Vanuit het oogpunt van de boer is het soort gewas waarop selectieve herbiciden worden toegepast uiteraard de belangrijkste factor bij het bepalen van de substitueerbaarheid van een middel.

(50) Boeren houden ook rekening met de specifieke onkruidsoorten waartegen het gewas op een bepaald moment moet worden beschermd. Een paar uitzonderingen daargelaten, zijn de werkzame stoffen in de formuleringen van onkruidbestrijdingsmiddelen in sommige teelten vooral effectief tegen onkruid uit één van de twee hoofdgroepen van onkruiden: breedbladige onkruiden en grasonkruiden (grasachtigen)(16).

(51) Aangezien bepaalde soorten gewassen vooral worden getroffen door "gemengde onkruidpopulaties", bestaande uit zowel grasonkruiden als breedbladige onkruiden, is er behoefte aan behandelingen die beide onkruidsoorten vernietigen. De boer heeft daarbij vervolgens twee mogelijkheden. Ofwel hij koopt een aantal herbiciden met specifieke selectiviteiten en mengt deze afhankelijk van de onkruidsoorten die zich voordoen, ofwel hij koopt een kant-en-klaar product dat het gewenste mengsel van werkzame stoffen voor de bestrijding van grasonkruiden en breedbladige onkruiden bevat. Onkruidbestrijdingsmiddelen die voornamelijk tegen grasonkruiden werkzaam zijn, zullen in de onderhavige beschikking in het vervolg herbiciden ter bestrijding van grasonkruiden of graminiciden worden genoemd. Middelen die voornamelijk werkzaam zijn tegen breedbladige onkruiden worden herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden genoemd. Producten die werkzaam zijn tegen beide onkruidsoorten (zonder voornamelijk werkzaam te zijn tegen grasonkruiden of breedbladige onkruiden) worden breedwerkende herbiciden genoemd(17).

(52) Een ander belangrijk selectiecriterium voor de boeren is het moment waarop het middel wordt toegepast, afhankelijk van de opkomst van het gewas. Het is gebruikelijk om een onderscheid te maken tussen herbiciden die vóór het zaaien worden toegepast, herbiciden die vóór opkomst worden toegepast en herbiciden die na opkomst worden toegepast. Onmiddellijk voorafgaand aan het inzaaien wordt de grond bewerkt met herbiciden die vóór het zaaien worden toegepast. Kort voor het ontkiemen van het zaad, d.w.z. ongeveer acht dagen na het inzaaien, vindt behandeling plaats met herbiciden die vóór de opkomst van het gewas worden toegepast. Na het ontkiemen van het gewas wordt de grond of het gewas behandeld met herbiciden die na opkomst worden toegepast.

(53) De herbiciden zijn bovendien verschillend voorzover ze op verschillende chemische klassen van werkzame stoffen zijn gebaseerd. Dit is vooral van belang met betrekking tot het voorkomen van resistentieontwikkeling. Onkruiden die regelmatig met dezelfde soorten herbiciden worden behandeld, hebben de neiging om via een proces van natuurlijke selectie op termijn resistent te worden voor deze herbiciden. Daarom is het van belang om deze neiging tot resistentieontwikkeling tegen te gaan door zorgvuldig te kiezen welke (combinaties van) herbiciden tijdens een seizoen en van het ene op het andere seizoen moeten worden gebruikt. Om die reden verkopen de producent en de distributeur de herbiciden op basis van zowel de beschermings- als de resistentiekenmerken van de chemische stoffen die ze bevatten. De behandelingsprocedures, inclusief het aantal toepassingen en de mogelijkheid van menging met andere middelen ter verkrijging van een breder beschermingsgebied, zijn eveneens van belang.

(54) De Commissie heeft in eerdere beschikkingen geconcludeerd dat niet-selectieve herbiciden en selectieve herbiciden niet met elkaar concurreren, met uitzondering van een paar zaken (die hieronder zullen worden besproken). Bovendien behoren selectieve herbiciden die bepaalde soorten gewassen beschermen tot afzonderlijke relevante productmarkten (zie zaak IV/M.1378 Hoechst/Rhône Poulenc (Aventis), overweging 29 e.v., zaak IV/M.737 Ciba Geigy/Sandoz (Novartis), overweging 109 e.v., zaak IV/M.392 Hoechst/Schering(18), overweging 16 e.v., en zaak IV/M.354 American Cyanamid/Shell(19), overweging 11 e.v.).

(55) In die beschikkingen heeft de Commissie overwogen of ten behoeve van de afbakening van de productmarkt een verdere onderverdeling zou moeten worden gemaakt (bijvoorbeeld op basis van het werkingsspectrum of het toepassingstijdstip). In zaak IV/M.737 Ciba Geigy/Sandoz (Novartis) heeft de Commissie geen verdere onderverdeling gemaakt. Allereerst was de Commissie van mening dat het met het oog op de vloeiende scheidslijnen tussen graminiciden, breedwerkende herbiciden en herbiciden tegen breedbladige onkruiden onmogelijk was een vaste productmarktclassificatie op te stellen. Bovendien was de Commissie van mening dat een onderverdeling gebaseerd op het toepassingstijdstip evenmin in aanmerking komt, omdat herbiciden die vóór het zaaien worden toegepast, herbiciden die vóór opkomst worden toegepast en herbiciden die na opkomst worden toegepast - vanuit het standpunt van de boer bezien - vóór het inzaaien in ieder geval onderling substitueerbaar zijn.

(56) Voor maïsherbiciden lijkt de benadering die in zaak IV/M.737 Ciba Geigy/Sandoz (Novartis) is gekozen, d.w.z. afbakening van de relevante productmarkten naar soort gewas, ook in de onderhavige concentratiezaak juist te zijn. Voor het verkrijgen van een goed inzicht inzake de concurrentieverhouding tussen de verschillende soorten selectieve herbiciden, moeten de volgende kwalificerende opmerkingen over deze afbakening van de productmarkt worden gemaakt:

(57) In de eerste plaats dient men zich te realiseren dat herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden geen substituten zijn voor graminiciden, of andersom. Indien een boer wordt geconfronteerd met schadelijke grasonkruiden op zijn akkers, moet hij herbiciden gebruiken die werken tegen deze specifieke onkruiden, d.w.z. dat hij of graminiciden of breedwerkende herbiciden nodig heeft. Herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden zijn niet werkzaam (of in ieder geval niet werkzaam genoeg) tegen grasonkruiden. Om die reden kunnen graminiciden en breedwerkende herbiciden vanuit de vraagkant bezien substitueerbaar zijn, maar zijn graminiciden en herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden dat niet(20). Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, voor de bestrijding van breedbladige onkruidsoorten. Voorzover grasonkruiden en breedbladige onkruiden samen voorkomen (wat doorgaans zo is), zijn graminiciden en herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden in feite middelen die elkaar aanvullen. Dientengevolge is er geen concurrentie tussen de twee soorten middelen.

(58) De twee aanvullende marktsegmenten zijn alleen aan elkaar gekoppeld door het bestaan van breedwerkende herbiciden, waarmee zowel grasonkruiden als breedbladige onkruiden kunnen worden bestreden. Om dit in te zien is het nuttig om te bedenken wat het doel is van het afbakenen van productmarkten. De afbakening van een markt (zowel wat zijn product als wat zijn geografische dimensie betreft) is er niet alleen op gericht vast te stellen welke feitelijke concurrenten van de betrokken ondernemingen in staat zijn te wegen op het gedrag van de betrokken ondernemingen, maar deze ook te beletten onafhankelijk van daadwerkelijke concurrentiedruk op te treden(21).

(59) Een manier waarop kan worden nagegaan of er sprake is van een relevante productmarkt, is door te kijken naar het kleinste pakket middelen dat het voor een bedrijf rendabel zou maken om een geringe maar significante (5-10 %) en permanente prijsstijging op te leggen, indien dat bedrijf het enige zou zijn dat deze middelen aanbiedt. Indien dit hypothetische bedrijf het niet rendabel zou vinden om die prijsstijging op te leggen, moet de conclusie luiden dat er op de een of andere manier voldoende concurrentie van andere producten is en dat de relevante productmarkt derhalve ruimer is dan werd verondersteld.

(60) In de onderhavige zaak ligt het voor de hand om te vraag te stellen of het voor een hypothetische alleenaanbieder van alle herbiciden die geschikt zijn voor de bestrijding van grasonkruiden (d.w.z. graminiciden en, in mindere mate, breedwerkende herbiciden), rendabel zou zijn om de prijzen voor deze middelen op de hierboven beschreven wijze te verhogen. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. Aangezien die breedwerkende herbiciden immers concurreren met herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden, zou een prijsstijging van de breedwerkende herbiciden niet alleen leiden tot een daling van de verkoop aan boeren die het breedwerkende middel niet langer gebruiken voor de bestrijding van grasonkruiden, maar ook tot een daling van de verkoop aan boeren die het middel kochten voor de bestrijding van breedbladige onkruiden en die nu overgaan op "zuivere" herbiciden die geschikt zijn voor de bestrijding van breedbladige onkruiden. Voorzover veel kopers van breedwerkende herbiciden het middel kopen voor de bestrijding van beide soorten onkruiden en de waarde van de breedwerkende middelen vergeleken met de herbiciden ter bestrijding van grasonkruiden substantieel is, zorgen de herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden inderdaad voor concurrentiedruk op de prijzen van breedwerkende herbiciden en dus op de prijzen van graminiciden. Dit is het zogenaamde substitutieketeneffect(22).

(61) In de onderhavige zaak heeft het marktonderzoek aangetoond dat breedwerkende maïsherbiciden een substantieel deel van hun verkoopwaarde daadwerkelijk ontlenen aan hun vermogen tot bestrijding van grasonkruiden, alsmede aan hun vermogen tot bestrijding van breedbladige onkruiden. Derhalve is een afbakening van de productmarkt op basis van het soort gewas (maïs) gerechtvaardigd. Ten aanzien van de beoordeling van het effect van de onderhavige concentratie moet niet worden vergeten dat de concurrentieverhoudingen tussen de onderhavige middelen verschilt van die welke zich voordoet in de situatie dat alle middelen echt substitueerbaar zijn.

(62) In de tweede plaats kunnen de volgende kwalificerende opmerkingen worden gemaakt met betrekking tot het mogelijke onderscheid tussen herbiciden die vóór het zaaien worden toegepast, herbiciden die vóór opkomst worden toegepast en herbiciden die na opkomst worden toegepast. Aangezien de drie soorten herbiciden allemaal worden gebruikt voor de bestrijding van dezelfde onkruidsoorten en dezelfde mate van effectiviteit vertonen, heeft de boer in ieder geval vóór het inzaaien een bepaalde mate van flexibiliteit bij zijn keuze van het toepassingstijdstip. Om die reden is een afbakening van een productmarkt van die drie soorten herbiciden gerechtvaardigd. Als zich na verloop van tijd op de akkers onkruidproblemen voordoen, zijn herbiciden die vóór het zaaien en vóór opkomst worden toegepast echter geen substituut meer voor herbiciden die na opkomst worden toegepast. Bovendien moet ook worden opgemerkt dat de "wacht af en kijk wat er opkomt"-benadering die bij de onkruidbestrijding ten grondslag ligt aan het gebruik van de na-opkomst-herbiciden met betrekking tot het voorkomen van resistentie, niet altijd de beste strategie is.

(63) De mate van substitutie tussen voor-opkomst-toepassingen en na-opkomst-toepassingen van maïsherbiciden is niet altijd erg groot(23). Volgens de aan de Commissie verstrekte informatie is er bij maïs in het algemeen sprake van een toename van zowel de onkruidhoeveelheid als de onkruiddiversiteit. Dit vereist een meer complexe onkruidbestrijdingsstrategie waarbij zowel voor- als na-opkomst-middelen worden gebruikt. Indien de voor-opkomst-behandeling niet afdoende is, zijn in de zuidelijke regio's ook na-opkomst-behandelingen nodig. Ook als vroegtijdige na-opkomst-behandelingen mogelijk zijn, wordt in de noordelijke regio's het gebruik van voor-opkomst-behandelingen geadviseerd om de onkruiden te verzwakken en hen gevoeliger te maken voor de na-opkomst-behandelingen (met name in gebieden die te lijden hebben van grasonkruiden). Ook bij het bepalen van het juiste toepassingstijdstip lijkt het er derhalve op dat tussen de twee belangrijkste beschikbare middelen, voor-opkomst- en na-opkomst-herbiciden, niet alleen sprake is van een relatie van substitueerbaarheid maar ook van een relatie van complementariteit. Desalniettemin lijkt de mate van substitueerbaarheid voldoende te zijn om een brede marktafbakening te rechtvaardigen.

(64) Ook voor graanherbiciden lijken breedwerkende middelen een substantieel deel van hun verkoopwaarde te ontlenen aan hun vermogen tot bestrijding van grasonkruiden en hun vermogen tot bestrijding van breedbladige onkruiden. Ook hier lijken er voldoende mogelijkheden te zijn voor de onderlinge substitueerbaarheid van de voor-het-inzaaien-, voor-opkomst- en na-opkomst-toepassingen. Een afbakening van de productmarkt op basis van het soort gewas (graangewassen) is derhalve gerechtvaardigd. Desalniettemin moet ten aanzien van de beoordeling van het effect van de onderhavige concentratie wederom niet worden vergeten dat de concurrentieverhouding tussen de onderhavige middelen verschilt van de concurrentieverhouding die zich voordoet in de situatie dat alle middelen echt substitueerbaar zijn. Evenzo vormen rijstherbiciden een relevante productmarkt.

(65) Met betrekking tot de herbicidenmarkten voor aardappelen, groenten, suikerbieten, oliehoudende zaden en sojabonen heeft het marktonderzoek aangetoond dat het dienstig is om de marktafbakening te verfijnen, omdat marktdeelnemers breedwerkende herbiciden geen goed substituut vinden voor graminiciden bij de na-opkomst-bestrijding van grasonkruiden(24). De partijen hebben aangegeven dat de vijf genoemde gewassen om alle onkruidsoorten te bestrijden in het algemeen eerst een voor-opkomst-behandeling ondergaan(25). De voor-opkomst-behandeling bestrijdt onkruiden tot het moment dat het gewas opkomt en aan de bovenkant aansluit tegen de planten in de naastliggende rijen (hetgeen met name bij aardappelen en suikerbieten het geval is). Daarna is het echter vaak nodig om een spray te gebruiken, vooral als de voor-opkomst-behandeling er niet in is geslaagd (droge grond, veel onkruiden, verkeerde dosering of keuze van herbiciden) om het grasonkruidprobleem te bestrijden. Als die situatie zich voordoet, moet een behandeling met een na-opkomst-graminicide worden toegepast, omdat de bestrijding met breedwerkende herbiciden niet afdoende is. Dat de graminiciden over specifieke eigenschappen beschikken die hen onderscheiden van breedwerkende herbiciden blijkt uit het feit dat ze, volgens de partijen, de enige herbiciden zijn die de grasonkruiden Agrostis stolonifera, Arrhenatherum elatius, Bromus sterilis en Phalaris spp kunnen bestrijden. Hieruit blijkt dat de concurrentiedruk op de middelen binnen de groep na-opkomst-graminiciden afkomstig is van andere middelen uit de groep. De conclusie luidt dat er binnen de herbicidenmarkten voor aardappelen, groenten, suikerbieten, oliehoudende zaden en sojabonen afzonderlijke markten zijn voor na-opkomst-graminiciden.

(66) Alleen AstraZeneca, niet Novartis, produceert niet-selectieve herbiciden. Derhalve zijn er op dit terrein geen overlappingen indien selectieve en niet-selectieve herbiciden niet beide voor de gewassen kunnen worden gebruikt. De partijen stellen dat er één terrein is waarop selectieve herbiciden en niet-selectieve herbiciden met elkaar concurreren en dat is bij herbiciden die in wijngaarden en boomgaarden worden gebruikt(26). De partijen hebben aangevoerd dat niet-selectieve herbiciden aan deze markt moeten worden toegevoegd, omdat ze tussen de rijen wijnstokken kunnen worden gebruikt - zonder deze te vernietigen. Hoewel dit standpunt algemeen werd bevestigd, werd opgemerkt dat rond de wijnstokken juist selectieve herbiciden moeten worden gebruikt. Een concurrent heeft gewezen op het feit dat selectieve en niet-selectieve herbiciden niet zozeer substitueerbaar zijn, maar dat ze in feite aanvullend zijn omdat ze altijd in combinatie met elkaar worden gebruikt. Volgens deze concurrent dient een niet-selectieve herbicide (bv. paraquat, glyfosaat, sulfosaat) voor het vernietigen van alle onkruiden die op het moment van de toepassing aanwezig zijn en dient een selectieve herbicide (bv. een residueel herbicide zoals atrazine) voor het vernietigen van onkruiden die na de toepassing ontkiemen. De Commissie heeft deze tegenstrijdige standpunten onderzocht en ten behoeve van de onderhavige zaak geconcludeerd dat herbiciden die in wijngaarden en boomgaarden worden gebruikt (ofwel "herbiciden voor fruit en noten", de term die door de partijen wordt gebruikt) een relevante productmarkt zijn.

(67) Tot slot moet nog iets worden gezegd over de ontwikkelingen die op het terrein van genetische modificatie van gewassen plaatsvinden. In de afgelopen jaren was de ontwikkeling van gewassen die bestand zijn tegen herbiciden, de meest opvallende technologische vernieuwing op gewasbeschermingsgebied. Hierbij gaat het om gewassen, bv. soorten maïs, die genetisch zijn gemodificeerd zodat ze resistent zijn tegen niet-selectieve herbiciden (voorheen zo genoemd). Dit betekent dat niet-selectieve herbiciden, op zichzelf erg krachtige herbiciden, veilig kunnen worden toegepast op die resistente gewassen. In beginsel kunnen deze genetisch gemodificeerde gewassen derhalve een grote bedreiging vormen voor de conventionele selectieve herbiciden. Vanwege de voortdurende tegenstand die er in veel Europese samenlevingen tegen deze vernieuwingen is, achten de partijen het echter niet waarschijnlijk dat deze soorten genetisch gemodificeerde gewassen vóór 2005 kunnen worden geïntroduceerd. Voor het tijdsbestek ten behoeve van de beoordeling van de onderhavige concentratiezaak heeft de komst van genetisch gemodificeerde gewassen geen invloed op de heersende afbakeningen van de productmarkt voor herbiciden.

Conclusie inzake de afbakeningen van de productmarkt voor herbiciden

(68) Gelet op de rol van breedwerkende middelen in maïsherbiciden en de voldoende mate van substitueerbaarheid tussen voor- en na-opkomst-toepassingen is het dienstig om, ten behoeve van de onderhavige zaak, de markt voor (selectieve) maïsherbiciden te beschouwen als een relevante productmarkt. Hetzelfde geldt voor de markten voor graan- en rijstherbiciden. Behalve afzonderlijke relevante markten voor herbiciden voor aardappelen, groenten, suikerbieten, sojabonen en oliehoudende zaden zijn er echter ook afzonderlijke relevante markten voor na-opkomst-graminiciden voor deze gewassen.

INSECTICIDEN

(69) Insecticiden zijn middelen voor het bestrijden van insecten die schade toebrengen aan cultuurgewassen. In eerdere beschikkingen (zie zaak IV/M.737 Ciba Geigy/Sandoz (Novartis), overweging 116 e.v.) heeft de Commissie geoordeeld dat een indeling van insecticiden naar soort gewas in plaats van naar soort insect over het algemeen op zijn plaats is. De voornaamste reden is dat er slechts één insect is dat uitsluitend schadelijk is voor één belangrijk gewas, namelijk de maïsboorder die maïs aantast. Voor alle andere belangrijke gewassen geldt dat ze door allerlei insecten kunnen worden aangetast. Daarom werken de meeste insecticiden tegen een hele reeks insecten.

(70) In Hoechst/Rhône-Poulenc (overweging 36) heeft de Commissie erop gewezen dat een verdere onderverdeling van gewassen als aardappelen en suikerbieten op zijn plaats lijkt te zijn. Enkele van de insecticiden voor aardappelen of bieten bestrijden alleen nematoden en bodeminsecten in de bodem en worden toegepast door ze op of in de bodem aan te brengen. Deze middelen worden nematiciden genoemd. Andere middelen beschermen aardappelen en bieten tegen luizen en andere bladinsecten en worden via besproeiing op de bladeren toegepast. Deze middelen worden bladinsecticiden genoemd. De twee verschillende soorten middelen zijn op verschillende werkzame stoffen gebaseerd, worden op verschillende manieren toegepast en zijn niet onderling verwisselbaar.

(71) Men zou ook kunnen denken aan een differentiatie tussen zuigende en vretende insecten. Vretende insecten, zoals rupsen, brengen schade toe aan gewassen door deze op te eten, terwijl zuigende insecten, zoals bladluizen, virusziekten overbrengen en op die manier de kwaliteit van gewassen verminderen. Dit zegt echter meer over de voedingswijze dan over het werkingsmechanisme van de insecticiden. In ieder geval kan de vraag of een dergelijke uitsplitsing op zijn plaats is in de onderhavige zaak onbeantwoord blijven, omdat de beoordeling van de concurrentieverhoudingen er niet wezenlijk door wordt beïnvloed.

(72) Het is ook mogelijk om de markt voor insecticiden verder op te delen langs de lijnen van de chemische klassen. De volgende tabel toont de meest belangrijke chemische klassen die in Europa voor insecticiden worden gebruikt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(73) Zoals blijkt uit de bovenstaande tabel zijn organofosfaten (OP's), pyrethroïden en carbamaten de drie belangrijkste chemische klassen van insecticiden. Derden hebben beweerd dat pyrethroïden een afzonderlijke deelmarkt binnen de insecticiden vormen, vanwege hun erg brede werkingsspectrum, grote werkingssnelheid en de voordelen van milieuvriendelijkheid, omdat de verbinding een synthetisch bereid natuurlijk product is. Pyrethrum is een toxische koolwaterstof van de keroseen-soort die door extractie uit chrysanthen wordt verkregen. Voor een bepaalde categorie gewassen kiest de boer de insecticiden echter op basis van het spectrum dat moet worden bestreden. Voor sommige gewassen zoals graan- of voedergewassen zijn pyrethroïden de belangrijkste klasse die wordt gebruikt om insecten te bestrijden. De indeling van markten naar gewassoort houdt derhalve reeds in dat insecticiden op grond van het spectrum worden ingedeeld.

(74) Ten behoeve van de onderhavige beschikking wordt de relevante markt voor insecticiden afgebakend naar soort gewas en onderverdeeld naar blad- en bodeminsecticiden.

ZAADBEHANDELING

(75) Zaadbehandeling is de behandeling (coating) van zaden met gewasbeschermingsmiddelen om ze met name te beschermen tegen ziekten die via de bodem/het zaad worden overgedragen en tegen bodeminsecten.

(76) In Ciba-Geigy/Sandoz (overwegingen 118-121) heeft de Commissie geconcludeerd dat er geen afzonderlijke markten voor zaadbehandeling zijn want zaad dat is behandeld kan vanuit het oogpunt van de boer uiteindelijk worden vervangen door fungiciden en insecticiden die op de bodem worden toegepast of worden gesproeid. Zaadbehandeling wordt beschouwd als een specifieke wijze waarop insecticiden en fungiciden kunnen worden toegepast.

(77) Deze conclusie wordt echter niet bevestigd door het actuele marktonderzoek dat in Spanje is gedaan naar zaadbehandelingsproducten voor graangewassen, de enige activiteit van AstraZeneca op het gebied van zaadbehandeling. De ziekten en insecten waartegen zaadbehandelingsproducten worden ingezet, verschillen van die waarvoor spuitprogramma's worden gebruikt. In Spanje worden deze ziekten en insecten met verschillende werkzame stoffen bestreden. Bovendien moeten producten die voor zaadbehandeling worden gebruikt afzonderlijk worden geregistreerd en met een kleur worden gemerkt. Er is derhalve aan de aanbodzijde geen sprake van onderlinge substitueerbaarheid van enerzijds producten die (zoals hiervoor vermeld) als insecticide of fungicide staan geregistreerd en anderzijds die welke als product voor zaadbehandeling staan geregistreerd. Ook verschillen de kopers van zaadbehandelingsproducten van die welke insecticiden en fungiciden kopen. Insecticiden en fungiciden worden door de boer gekocht. Het grootste deel van de zaadbehandelingsproducten wordt aan zaadteeltbedrijven verkocht. Deze klanten beschikken over de daarvoor benodigde apparatuur om de zaden met de zaadbehandelingsproducten te kunnen coaten. Derhalve zijn zaadbehandelingsproducten voor graangewassen in Spanje een afzonderlijke productmarkt.

GROEIREGULATOREN

(78) Groeiregulatoren zijn agrochemische middelen die de groei en ontwikkeling van een gewas onderdrukken, stimuleren of modificeren. Afhankelijk van hun chemische klasse beschikken ze over verschillende werkingsmechanismen. Een van de belangrijkste effecten is het onderdrukken van de groeikracht van gewassen. Zoals aangegeven in Ciba-Geigy/Sandoz (overweging 123) en bevestigd door het marktonderzoek vormen groeiregulatoren voor individuele gewassoorten afzonderlijke relevante markten.

B. RELEVANTE GEOGRAFISCHE MARKTEN

(79) De partijen hebben naar voren gebracht dat de markten voor geformuleerde producten en groeiregulatoren in ieder geval EER-breed zijn, want zij beweren dat de concurrentievoorwaarden in de EER niet aanmerkelijk verschillen. Ter onderbouwing van hun standpunt voeren de partijen aan dat vele grote, internationale fabrikanten in de hele wereld opereren; dat het distributiekanaal wordt gekenmerkt door grote distributeurs met weinig merkbinding; dat de boeren prijsbewust zijn; dat bewerkers en detailhandelaren brede Europese normen voor gewasmanagement stellen en dat de leidende voedseldetailhandel zijn sterke internationale inkooppositie vergroot. Bovendien beweren de partijen dat nationale octrooien en handelsmerken geen drempel zijn voor een EER-brede distributie en dat Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(27), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 99/80/EG van de Commissie(28), de nationale regelgevingen die voorwaarden stellen voor de registratie van gewasbeschermingsmiddelen heeft geharmoniseerd en dat de corresponderende nationale registratieprocedures grotendeels zijn geharmoniseerd. De partijen beweren eveneens dat het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen grotendeels is geharmoniseerd en dat het derhalve gemakkelijk is om over te gaan tot parallelimport. Volgens de partijen zijn de vervoerskosten gering en komen ze overeen met 1 % van de totale kosten. Tot slot stellen de partijen dat er een opmerkelijke trend was in de richting van convergentie van de prijzen tussen de lidstaten en dat die convergentie werd vergemakkelijkt door de transparantie van de prijzen en de stabiliteit van de indirecte wisselkoers die is ontstaan door de invoering van de euro.

(80) In eerdere beschikkingen met betrekking tot deze sector (Ciba-Geigy/Sandoz, overweging 128; Hoechst/Rhône-Poulenc, overweging 48) heeft de Commissie de precieze afbakening van de geografische markten voor geformuleerde producten en groeiregulatoren in de agrochemische sector opengelaten.

(81) Diverse concurrenten zijn het met de partijen eens dat de geografische markten voor geformuleerde producten en groeiregulatoren zich niet beperken tot de nationale markten. Enkele concurrenten beweren dat er sprake is van markten die zich over heel Europa uitstrekken, terwijl anderen beweren dat de markten doorgaans veeleer worden afgebakend door bepaalde klimaatregio's dan door nationale grenzen. Concurrenten die beweren dat de markten zich over heel Europa uitstrekken, refereren aan de effecten van Richtlijn 91/414/EEG. Anderen benadrukken echter dat geformuleerde producten, voordat ze op de markt kunnen worden gebracht, nog steeds in de lidstaten moeten worden geregistreerd. Het feit dat producten in de meeste gevallen vallen onder een EER-brede octrooibescherming werd genoemd als een element dat pleit ten gunste van de stelling dat de markten EER-breed zijn. Enkele concurrenten zijn niet van mening dat vervoerskosten een hindernis voor de handel vormen, maar anderen zeggen dat die kosten relevant kunnen zijn. Bovendien beweren enkele concurrenten dat de grensoverschrijdende verkoop stijgt en dat prijzen convergeren. Hoewel hij erkent dat grensoverschrijdende verkoop voorkomt, wijst een andere concurrent op registratievoorschriften, verschillende talen, enz., waardoor het over de grens op de markt brengen van producten wordt bemoeilijkt.

(82) Een groot aantal klanten, boerenverenigingen en landbouwvoorlichters heeft echter argumenten naar voren gebracht op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat markten nog steeds nationaal zijn. Gewasbeschermingsmiddelen moeten nog steeds in een lidstaat worden geregistreerd alvorens ze op de markt mogen worden gebracht. De distributie is per land georganiseerd, waarbij leveranciers in de meeste gevallen een nationale verkooporganisatie hebben of gebruikmaken van de verkooporganisatie van een andere fabrikant die in de betrokken lidstaat opereert. Parallel geïmporteerde producten gelden als moeilijk te commercialiseren, onder meer omdat merknamen en formuleringen tussen de lidstaten kunnen verschillen, omdat de registratiekosten hoog kunnen zijn, en omdat het veel tijd kan kosten om de producten te registreren.

(83) Het marktonderzoek heeft aangetoond dat de markten voor geformuleerde middelen en groeiregulatoren op nationaal niveau moeten worden geanalyseerd. De verschillende argumenten voor deze conclusie worden hieronder uiteengezet.

PRODUCTREGISTRATIE

(84) De Commissie merkt op dat Richtlijn 91/414/EEG nationale regelgevingen harmoniseert. De richtlijn - en latere wijzigingen en uitvoeringsrichtlijnen - voorziet in een positieve communautaire lijst van werkzame stoffen, waarvan het gebruik op voorhand aanvaardbaar wordt geacht voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu (de lijst van bijlage I). Bovendien voorziet de richtlijn in een systeem waarbij de lidstaten, overeenkomstig de eisen van de richtlijn en op grond van uniforme beginselen, toelating moeten verlenen voor verschillende formuleringen die de werkzame stoffen uit de positieve lijst bevatten; de wederzijdse erkenning van toelatingen door de lidstaten, tenzij de fytosanitaire, agrarische en ecologische omstandigheden in de betrokken regio's niet vergelijkbaar zijn; geharmoniseerde regels betreffende de voorwaarden op het gebied van informatie, het beschermen van informatie en vertrouwelijkheid; geharmoniseerde regels voor etikettering en verpakking; geharmoniseerde regels voor de ontwikkeling van gewasbeschermingsmiddelen; en regels voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie.

(85) De volledige effecten van de richtlijn zijn echter nog steeds niet merkbaar. Op dit moment zijn er op Europees niveau nog geen 10 werkzame stoffen geregistreerd (bijlage I). De ongeveer 800 overige werkzame stoffen op de markt zijn nog niet geregistreerd in het binnen de hele Gemeenschap werkende systeem. In de loop van de tijd moeten de ondernemingen de werkzame stoffen die ze willen blijven verkopen echter opnieuw registreren. Voor het screeningsproces van de bestaande werkzame stoffen dat momenteel ten behoeve van opneming in bijlage I gaande is, is het nodig dat de ondernemingen grote hoeveelheden informatie verstrekken. De volledige informatiepakketten voor de meerderheid van de bestaande werkzame stoffen moeten in mei 2003 beschikbaar zijn.

(86) De harmonisatie van nationale registratieprocedures waarnaar door de partijen is verwezen, heeft betrekking op de werkzame stoffen die zijn opgenomen in bijlage I. Aangezien er nog maar een zeer beperkt aantal werkzame stoffen in bijlage I is geplaatst, zijn de nationale registratiesystemen uiteraard nog steeds een belangrijke stap voor de ondernemingen.

(87) Ook moet worden opgemerkt dat een product door de nationale autoriteiten moet worden geregistreerd alvorens de boeren het product in die lidstaat kunnen gebruiken. Zelfs als exact hetzelfde product in een andere lidstaat beschikbaar is, is het een boer niet toegestaan om dat product in die andere lidstaat te kopen en het in zijn eigen land te gebruiken, zonder daarvoor toestemming te vragen aan de nationale autoriteiten van zijn land.

(88) Tot slot zijn het de fabrikanten die beslissen welke producten ze in welke landen registreren. Vaak kunnen producten die in de ene lidstaat beschikbaar zijn niet in een andere lidstaat worden gekocht. Ook kunnen vergelijkbare producten gebaseerd op dezelfde werkzame stoffen in verschillende lidstaten in verschillende formuleringen op de markt worden gebracht. Zelfs als alle werkzame stoffen zijn opgenomen in bijlage I en de harmonisatie van de registratieprocedures als voorzien in Richtlijn 91/414/EEG is afgerond, kunnen de gewasbeschermingsondernemingen de Europese markt nog steeds segmenteren. Op dat punt is derhalve nog steeds een concreet onderzoek nodig naar de wijze waarop de concurrentie werkt.

PARALLELIMPORT

(89) De regels voor parallelimport zijn van land tot land verschillend. Sommige landen hebben pas onlangs wetgeving op dit gebied ingevoerd (Frankrijk), terwijl andere nog steeds niet over wetgeving beschikken (Finland en Griekenland). In sommige landen is voor iedere partij een afzonderlijke vergunning vereist (België), terwijl een parallelimportregistratie in andere landen even lang geldig is als de duur van de registratie van het originele product (Denemarken). In de meeste landen moet het product exact dezelfde samenstelling hebben als de originele geregistreerde producten, terwijl in andere landen kleine verschillen zijn toegestaan. Volgens de partijen varieert de gemiddelde tijdsduur van aanvraag tot beslissing van twee weken (België) tot 3-5 maanden (Italië), terwijl de kosten variëren van nul (Denemarken) tot 2000 EUR (Oostenrijk).

(90) In het algemeen heeft het marktonderzoek aangetoond dat parallelimporteurs nog steeds met veel praktische problemen worden geconfronteerd, zowel met betrekking tot het verkrijgen van een importvergunning als wat betreft het vinden van een betrouwbaar en stabiel aanbod. Fabrikanten zijn namelijk in staat om met bepaalde systemen in heel Europa de eindbestemming van hun product te traceren. Het totale niveau van de parallelimport is derhalve behoorlijk laag en de grote prijsverschillen voor identieke producten in de verschillende lidstaten (zie overweging 98) laten duidelijk zien dat parallelimport fabrikanten niet effectief beperkt om de Europese markt ten behoeve van de prijsstelling te segmenteren.

DISTRIBUTIE

(91) Er is in de lidstaten een grote verscheidenheid aan distributiesystemen voor gewasbeschermingsmiddelen. In Denemarken hebben coöperaties en kleinere handelaren inkoopgroepen gevormd. In 1999 namen de drie grootste - in heel Denemarken opererende - distributeurs volgens AstraZeneca [90-100]* % (respectievelijk [30-40]* %, [30-40]* % en [20-30]* %) van de totale verkoop voor hun rekening. Bovendien heeft één van deze drie distributeurs in 1999 een gezamenlijke inkooponderneming opgericht met een grote Zweedse distributeur. Met [meer dan 5000]* distributeurs (volgens AstraZeneca), geen enkele op nationaal niveau opererende distributeur, de grootste distributeur die [0-5]* % van de totale verkoop voor zijn rekening neemt en de eerste tien distributeurs die samen ongeveer [10-20]* % van de totale verkoop voor hun rekening nemen, bevindt Italië zich aan het andere einde van het spectrum. Frankrijk, Griekenland, Spanje en Portugal hebben eveneens een behoorlijk versplinterd distributiesysteem. Oostenrijk, Finland, Noorwegen en Zweden hebben een nogal geconcentreerd systeem. De distributiesystemen van België, Duitsland, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk liggen daar tussenin. De distributiesystemen verschillen ook met betrekking tot het deel van de gewasbeschermingsmiddelen waarvan de verkoop via coöperaties plaatsvindt en wel van [0-5]* % in het Verenigd Koninkrijk en [5-10]* % in België tot [60-70]* % in Frankrijk en [60-70]* % in Noorwegen.

VARIATIES IN HET GEBRUIK

(92) Het klimaat is zowel van invloed op de gewassen die worden geteeld, als op de mate van gewasbescherming die in de verschillende lidstaten nodig is. Een goed voorbeeld hiervan zijn de fungiciden voor graangewassen. De boer neemt een beslissing over het optimale aantal behandelingen, de te bestrijden ziekten, de in aanmerking komende middelen en hun dosering. Zijn beslissing is afhankelijk van de zaadsoort, de bodem, het klimaat, eerdere ziekten en andere relevante factoren. Het resultaat van zijn beslissing hangt nauw samen met de intensiteit van de graanteelt, die opbrengsten kent variërend van 6 ton/ha of minder tot 10 ton/ha of meer.

(93) Het belang van ziekten is per gebied verschillend. Echte meeldauw, Septoria zwarte-vlekkenziekte en kafjesbruin en Fusarium valse meeldauw komen in alle EER-landen veelvuldig voor. Oogvlekkenziekte komt veel voor in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Noord-Duitsland en Noord-Frankrijk. In voornoemde landen en in België komt gele roest veel voor. Bladvlekkenziekte komt veel voor in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Duitsland, Frankrijk, België, Nederland, Scandinavië en Oostenrijk. Bruine roest komt weer veel voor in Frankrijk, Zuid-Duitsland, Italië, Spanje, het zuiden van het Verenigd Koninkrijk en België.

(94) Een andere benaderingswijze is om te kijken naar de belangrijkste ziekten die in de verschillende lidstaten voorkomen. In Denemarken, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk zijn Septoria en echte meeldauw de twee belangrijkste ziekten. In Frankrijk zijn dat Septoria en roest, in Italië roest en Fusarium en in Spanje roest en echte meeldauw. Middelen die vooral goed werkzaam zijn tegen de belangrijkste ziekten die in een lidstaat voorkomen, hebben uiteraard een sterke concurrentiepositie in dat land.

(95) Ook het aantal spuitprogramma's varieert in de lidstaten. Met name het aantal behandelingen met fungiciden houdt verband met de intensiteit van de graanteelt en varieert van nul in heel Griekenland tot drie (of vier) spuitbehandelingen voor tarwe en twee voor gerst in de meest productieve gebieden zoals Noord-Frankrijk, het zuiden van het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en België.

(96) Een andere reden voor de nationale variaties in gebruik is het significante effect van technische productevaluaties door onafhankelijke onderzoeksinstituten, hetgeen door de partijen werd aangevoerd als een argument voor de nationale markten voor zaden van suikerbieten. Deze instituten publiceren aanbevelingen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, die op grote schaal door boeren en landbouwvoorlichters worden geraadpleegd. Deze onafhankelijke onderzoeksinstituten zijn doorgaans nationaal en een aanbeveling van een bepaald instituut zal derhalve voornamelijk het gebruik in die ene lidstaat beïnvloeden.

VERSCHILLEN IN MARKTAANDELEN

(97) De zeer uiteenlopende marktaandelen van zowel de partijen als hun concurrenten op veel productmarkten in de verschillende lidstaten zijn nog een aanwijzing voor het ontbreken van EER-brede geografische markten. In de aanmelding bevestigen de partijen dat er verschillen zijn tussen de marktaandelen die ondernemingen in de lidstaten hebben, maar ze beschouwen dat niet als een bewijs dat de afbakening van een nationale markt ondersteunt. Volgens de partijen kunnen deze verschillen gedeeltelijk worden toegeschreven aan de verschillende producteisen die worden veroorzaakt door onder andere het klimaat in Europa. De Commissie is van mening dat dit een argument is dat pleit ten gunste van een krappere afbakening van geografische markt dan de (minstens) EER-brede afbakening die door de partijen wordt bepleit. Bovendien zijn de deelnemers niet altijd op dezelfde wijze op de verschillende nationale markten aanwezig. Zoals hiervoor werd uiteengezet, beslissen de ondernemingen in welke landen zij hun producten willen registreren. Soms beslissen de ondernemingen om hun product niet in alle landen te registreren en doorgaans brengen ondernemingen hun producten niet tegelijkertijd op de markt in alle landen waar ze hun producten willen registreren. Tussen de eerste en de laatste registratie van een product kan een tijdsverschil van meerdere jaren liggen.

PRIJSVERSCHILLEN

(98) Het marktonderzoek heeft aangetoond dat de prijzen tussen de lidstaten substantieel kunnen verschillen. In sommige situaties verwijzen de interne documenten van de partijen naar de noodzaak van prijsconvergentie. Uit hun interne documenten blijkt echter eveneens dat er nog steeds grote prijsverschillen zijn(29). In de aanmelding heeft AstraZeneca met betrekking tot diverse van zijn belangrijkste werkzame stoffen voorbeelden gegeven van de verschillen in de prijs per kg werkzame stof in de EU en in Noorwegen. In 1999 was de ratio van de hoogste prijs tot de laagste prijs voor azoxystrobin [ >1]*, voor chlorothalonil [ >1]*, voor fluazinam [ >1]*, voor flutriafol [ >1]*, voor hexaconazool [ >1]*, voor diquat [ >1]* en voor fluazifop-p-butyl [ >1]*. De partijen beweren dat enkele van deze verschillen worden veroorzaakt door verschillen in de verpakking; kleinere verpakkingen hebben een hogere prijs per kg werkzame stof. AstraZeneca heeft zijn prijsstelling echter ook op een merkspecifieke basis ingediend. Voor azoxystrobin zijn Amistar en Quadris de twee merknamen waarvan de prijzen zijn gegeven. In 1999 was voor Amistar de ratio van de hoogste/laagste prijsdifferentieel [ >1]*, voor Quadris [ >1]*. Voor de werkzame stof hexaconazool was de ratio voor de merknaam Anvil[ >1]* en voor de merknaam Planete [ >1]* (hoewel er echter slechts voor twee landen cijfers zijn gegeven). Enkele voorbeelden van dezelfde ratio voor Novartis betreffen het product Topik EC240 [ >1]*, het product Moddus 250ME [ >1]* en het product Mavrik 240 [ >1]*.

CONCLUSIE

(99) Ten behoeve van de beoordeling van de onderhavige zaak wordt de omvang van de markten voor geformuleerde producten en groeiregulatoren nationaal geacht.

C. BEOORDELING

C.1 FUNGICIDEN

FUNGICIDEN VOOR GRAANGEWASSEN

Ziektebestrijding in graangewassen

(100) De markt voor graangewassen bestaat uit gewassen zoals tarwe, gerst, haver, rogge, triticale en een aantal andere gewassen zoals gemengde granen, sorghum, boekweit, gierst en andere. Tarwe en gerst zijn de twee belangrijkste graangewassen en van de totale landbouwgrond in de EU die voor de graanbouw is bestemd, wordt ongeveer 87 % voor de teelt van tarwe en gerst gebruikt. Deze twee gewassen zijn verantwoordelijk voor ongeveer 95 % van het totale verbruik van fungiciden bij graangewassen. De overige graangewassen worden voornamelijk in de Scandinavische landen en in Portugal verbouwd, waar ze als veevoer voor directe consumptie op de boerderij worden gebruikt. In deze overige gewassen worden minder fungiciden gebruikt omdat de gewassen op een behoorlijk extensieve basis en op minder productieve gronden worden geteeld. Alleen in Zweden, Duitsland en Finland zijn deze gewassen naar schatting verantwoordelijk voor meer dan 10 % van het totale verbruik van fungiciden. Hieronder zal niet verder worden ingegaan op deze gewassen, want tarwe en gerst worden - zelfs in Zweden, Duitsland en Finland - representatief geacht voor alle graangewassen, omdat de ziekten en fungiciden voor deze gewassen dezelfde zijn als voor tarwe en gerst. Bovendien zijn marktgegevens voor die andere gewassen slechts beperkt beschikbaar.

(101) De belangrijkste ziekten in tarwe zijn oogvlekkenziekte (Pseudocercosporella herpotrichoides), echte meeldauw (Erisiphe graminis), bruine roest (Puccinia recondita, Puccinia hordei), gele roest (Puccinia striiformis), bladvlekkenziekte (Septoria tritici), Septoria zwarte-vlekkenziekte en kafjesbruin (Septoria nodorum) en Fusarium valse meeldauw (Fusarium culmorum, F graminearum, F avenaceum, Microdochium nivale). De belangrijkste ziekten in gerst zijn oogvlekkenziekte, echte meeldauw, bruine roest (ook tarweziekten), netvlekkenziekte (Drechslera teres) en bladvlekkenziekte en brand (Rhynchosporium secalis).

(102) Deze ziekten komen voor onder verschillende omstandigheden, die verband houden met een optimaal klimaat en gevoeligheid van de zaadsoort. Hun aanwezigheid en belang verschilt in zekere mate in de verschillende lidstaten. Wat ze met elkaar gemeen hebben, is dat ze allemaal een belangrijke afname van de oogst tot gevolg kunnen hebben als ze in het gewas voorkomen. Een grove onderverdeling kan worden gemaakt naar ziekten die de basis van de stengel, de bladeren en de aar van de plant aantasten. Het belang van dit onderscheid is dat dit van invloed is op het optimale moment om het gewas te behandelen en derhalve te bepalen in welke spray (als er verschillende sprays zijn gemaakt) een fungicide ter bestrijding van een specifieke ziekte het best kan worden gebruikt (zie de paragraaf "spuitprogramma's" hierna).

(103) Oogvlekkenziekte is een ziekte die de basis van de stengel van de plant aantast. Koud en nat weer is het optimale klimaat waaronder deze ziekte zich kan ontwikkelen. De ziekte komt derhalve niet in Zuid-Europa, maar wel vaak in het VK, Ierland, Noord-Duitsland en Noord-Frankrijk voor. De ziekte komt ook voor in de rest van Duitsland en Frankrijk, alsook in Oostenrijk en Scandinavië. De ziekte is van invloed op de groei van de aar (d.w.z. het gewicht van de graankorrel van de plant), veroorzaakt verschrompelde graankorrels en kan tot gevolg hebben dat het gewas vóór de oogst omvalt (platliggen). De afname van de oogst kan tussen de 5-20 % liggen.

(104) De groep van de Fusarium ziekteverwekkers kan ziekten aan de stengel of aan de aar veroorzaken. Ze zijn moeilijk te voorspellen, maar nat weer is een aanwijzing voor mogelijke infecties (in natte jaren vooral aan de aar en op warme, droge gronden met name aan de basis van de stengel). De ziekte komt de laatste jaren vaker voor en kan platliggen van het gewas veroorzaken (verbandhoudend met de basis van de stengel). Ook kan de ziekte de kwaliteit van de graankorrel verminderen en de productie van toxine veroorzaken. Deze ziekte komt in alle landen voor.

(105) De bladziekten van tarwe en gerst zijn echte meeldauw en bruine roest. Echte meeldauw is een blad- en aarziekte die voorkomt bij warm weer (12-20 °C) en hoge relatieve vochtigheid. De ziekte wordt afgeremd door temperaturen boven 25 °C en door zware regenval en komt in alle EER-landen veelvuldig voor. De zaadsoort heeft een grote invloed op de ziekte, die het groene blad en de groei van de graankorrel treft en leidt tot een afname van de oogst met zo'n 10-15 % tot soms 40 %.

(106) Bruine roest ontwikkelt zich bij warm weer (15-22 °C). De verspreiding van de ziekte wordt bevorderd door droge en winderige weersomstandigheden. Uiteraard komt de ziekte vaker voor in het warmere klimaat van Zuid-Europa en minder vaak in het koelere Scandinavië. De ziekte kan minder kwaad in gerst dan in tarwe. De ziekte tast de hoeveelheid en de grootte van de korrels aan en kan een afname van de oogst teweegbrengen van zo'n 10-15 % en soms wel tot 50 %.

(107) De bladziekten die alleen tarwe treffen zijn Septoria en gele roest. Netvlekkenziekte en brand zijn bladziekten van gerst die echter ook de aar kunnen aantasten.

(108) Septoria tritici is momenteel de belangrijkste tarweziekte in Europa. Hoe verder naar het noorden des te vaker deze ziekte voorkomt. De ontwikkeling van de ziekte wordt bevorderd door een temperatuur van 15-20 °C en regen, waardoor de infectie zich kan verspreiden. De optimale omgeving van de ziekte houdt verband met vroegtijdig inzaaien en bemesting met een hoog gehalte aan stikstof. Septoria nodorum wordt bevorderd door warmere weersomstandigheden (18-25 °C) dan tritici en tast ook de aar aan. Deze ziekte komt thans minder voor en is minder voorspelbaar dan bladvlekkenziekte.

(109) Gele roest komt voornamelijk voor op het blad, maar kan ook de aar aantasten. De ziekte wordt bevorderd door een temperatuur van 10-15 °C en droge, winderige dagen, waardoor de sporen zich kunnen verspreiden. De ziekte komt meer voor in het VK en Ierland en de zaadsoort heeft een grote invloed op het voorkomen van de ziekte.

(110) De gerstziekten netvlekken en brand worden beide bevorderd door koele en natte weersomstandigheden. Voor beide is de invloed van de zaadsoort groot. Met name netvlekken kan een grote afname van de oogst veroorzaken (10-40 %). Beide ziekten komen veel voor in het VK, Ierland, Noord-Duitsland, Noord-Frankrijk, België en Scandinavië. Netvlekken komt ook veel voor in Oostenrijk, en brand komt veel in Nederland voor.

Spuitprogramma's

(111) Geadviseerd door zijn distributeur, onafhankelijke gewasadviseur of technisch instituut beslist de boer over het optimale aantal behandelingen en welke ziekten voor bestrijding in aanmerking komen. Deze beslissing is gebaseerd op de zaadsoort, de bodem, het klimaat, eerdere ziekten en overige relevante factoren. Vervolgens bepaalt hij welke middelen hij in zijn spuitprogramma opneemt en welke dosering moet worden toegepast.

(112) Het resultaat van deze beslissingen verschilt behoorlijk in de verschillende lidstaten en hangt nauw samen met de intensiteit van de graanteelt, die opbrengsten kent variërend van 6 ton/ha of minder tot 10 ton/ha of meer. Het aantal fungicidenbehandelingen houdt verband met de intensiteit en varieert van geen enkele, zoals in Griekenland, tot drie (of vier) besproeiingen voor tarwe en twee voor gerst in de meest productieve gebieden. Uitgedrukt in de uitgaven voor graanfungiciden per hectare loopt dit uiteen van 0 EUR/ha in Griekenland tot 68 EUR/ha in de Benelux-landen en Ierland.

(113) In een drievoudig behandelingsprogramma voor tarwe dient de behandeling van de basis van de stengel ("T1") voor de bestrijding van oogvlekken en Fusarium, de bladbehandeling ("T2") voor de bestrijding van echte meeldauw, Septoria en gele en bruine roest, terwijl de aarbehandeling ("T3") gericht is op de bestrijding van Fusarium en Septoria. Onder bepaalde omstandigheden wordt een zeer vroege spuitbehandeling ("T0") uitgevoerd voor de bestrijding van oogvlekken. In een typisch tweevoudig behandelingsprogramma voor gerst is de T1 stengel- en bladbehandeling gericht op de bestrijding van oogvlekken, bladvlekken (rhynchosporium) en echte meeldauw, en is de T2 blad/aarbehandeling gericht op de bestrijding van netvlekken, brand en roest.

Technische kracht van de werkzame stoffen die in graangewassen worden toegepast

(114) Elke werkzame stof vertoont een karakteristieke werking als deze wordt ingezet voor de bestrijding van een specifieke ziekte in een graangewas. Deze werking beïnvloedt de keuze van de boer. De werking van een stof heeft betrekking op de efficiëntie waarmee deze de desbetreffende ziekte kan voorkomen en/of de aangetaste plant kan "genezen" en op de duur van de bescherming (voor curatieve stoffen heeft dit betrekking op de maximumperiode waarin de ziekte in het gewas aanwezig mag zijn voordat "genezing" met het fungicide niet meer mogelijk is; voor preventieve stoffen, op de maximumperiode waarin deze bescherming bieden). Een andere factor die in aanmerking wordt genomen, is de mogelijkheid voor de boer om het product in zijn sproeitank te mengen met andere producten, die andere werkzame stoffen bevatten.

(115) De werkzame stoffen die momenteel toepassing vinden als fungiciden voor graangewassen behoren in grote lijnen tot drie verschillende chemische families. De morfolines vormen de oudste van deze families. De morfolines werden in 1969 geïntroduceerd en zijn voornamelijk werkzaam tegen echte meeldauw, wat de reden is waarom stoffen uit deze familie nog steeds een component van moderne mengproducten vormen. De morfolines hebben enig curatief effect. In 1976 werden werkzame stoffen van de chemische familie van de triazolen geïntroduceerd. Van deze familie zijn momenteel ongeveer 15 werkzame stoffen in de handel, waarvan er enkele nog maar enkele jaren geleden zijn geïntroduceerd. Stoffen uit deze familie zijn vooral sterk in de bestrijding van Septoria, roesten en Fusarium. De nieuwste chemische familie, de strobilurines, werd in 1996 geïntroduceerd en combineert een breed werkingsspectrum (echte meeldauw, roesten, Septoria) met opbrengstverhoging. Naast deze drie families bestaan er nog enkele andere werkzame stoffen. Daarvan zijn de belangrijkste: cyprodinil, de "gouden regel" voor de behandeling van oogvlekken, en quinoxyfen, de meest effectieve stof voor de bestrijding van echte meeldauw. De onderstaande tabel geeft een indeling van de meeste werkzame stoffen in overeenstemming met hun efficiëntie waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende classificatie (bron: ITCF/partijen):

XXXX Uitstekende efficiëntie, de beste werkzame stof tegen deze ziekte

XXX Goede efficiëntie, belangrijke werkzame stof voor de bestrijding van deze ziekte

XX Enige efficiëntie

X Enkel zijdelings effect

0 Geen bruikbare efficiëntie tegen deze ziekte.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(116) De werkzame stoffen die in de bovenstaande tabel vet zijn gedrukt, worden door de partijen geproduceerd. De eerste groep zijn de strobilurines samen met famoxadone, dat technisch gezien geen strobilurine is (en ook het groeningseffect ontbeert waarover de strobilurines beschikken), maar dat, omdat het over dezelfde werkingswijze als de strobilurines beschikt, onder dezelfde regels voor resistentieontwikkeling valt. De tweede groep zijn de morfolines en de derde groep zijn de triazolen.

Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd

(117) De tegenwoordig op de markt aanwezige middelen op basis van een strobilurine bevatten één van de drie werkzame stoffen uit de strobilurineklasse. Het gaat om kresoxim-methyl van BASF (hierna: "KM"), azoxystrobin van AstraZeneca en trifloxystrobin van Novartis. De eerste twee zijn in 1996 en 1997 geïntroduceerd. De registratie van trifloxystrobin voor de relatief kleine Noorse en Belgische markt vond in 1999 plaats en in maart 2000 is het middel geregistreerd in het VK, een belangrijke graanmarkt. Het middel wordt waarschijnlijk in 2000 in Frankrijk en Duitsland geregistreerd.

(118) BASF heeft KM alleen geïntroduceerd in co-formuleringen met een of twee van zijn werkzame stoffen die tot andere chemische klassen behoren. BASF heeft drie verschillende formuleringen: één bestaande uit KM en zijn triazool epoxiconazool; één met de morfoline fenpropimorf; en één die uit de drie werkzame stoffen bestaat.

(119) AstraZeneca verkoopt azoxystrobin voornamelijk als een zuiver product onder de merknaam Amistar. AstraZeneca heeft ook een gemengd product met zijn triazool flutriafol (Amistar Pro) en brengt in Frankrijk met zijn andere triazool hexaconazool een gemengd product (Amistar Ter) op de markt. Tot 1999 had AstraZeneca met betrekking tot zijn strobilurineproducten te maken met capaciteitsbeperkingen. Daardoor kon het verkooppotentieel van die producten niet volledig worden gerealiseerd.

(120) Novartis gaat trifloxystrobin niet alleen als een zuiver product (Twist/Flint), maar ook in gemengde producten met zijn sterkste triazolen, cyproconazool (Sphere/Dexter) en propiconazool (Rombus/Stratego) op de markt brengen.

(121) De introductie van fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd, heeft een enorm effect gehad op de markten voor graanfungiciden. Hun spectaculaire groei en het relatieve belang van de gebruikte werkzame stoffen wordt zichtbaar in de onderstaande tabel, die duidelijk laat zien wat in Frankrijk, Duitsland, het VK, Denemarken, België en Nederland het marktaandeel is van de op een strobilurine gebaseerde producten voor graangewassen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(122) De bovengenoemde landen nemen meer dan 90 % van de totale graanfungicidenconsumptie in de EER voor hun rekening. Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat het totale aandeel van BASF is afgenomen van [60-70]* % in 1997 naar [50-60]* % in 1999. AstraZeneca heeft zijn aandeel zien stijgen van [20-30]* % naar [40-50]* %.

(123) Omdat Frankrijk, Duitsland en het VK aanzienlijk meer dan 90 % van het gebruik van de op een strobilurine gebaseerde graanfungiciden voor hun rekening nemen, zal daar hieronder meer gedetailleerd op worden ingegaan. Ook zal een overzicht van de Scandinavische markten worden gegeven.

Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd in Frankrijk

(124) Frankrijk is veruit de grootste markt voor graanfungiciden en in 1999 was de totale verkoop van strobilurines bijna 200 miljoen EUR, ongeveer [40-50]* % van de totale verkoop van graanfungiciden in Frankrijk. De strobilurineverkoop was evenredig verdeeld tussen BASF en AstraZeneca. Vergeleken met 1998 verhoogde AstraZeneca zijn verkoop met [...]*, terwijl de verkoop van BASF [bedrijfsgeheim van BASF]*

(125) De introductie in 1997 van de op een strobilurine gebaseerde producten had een groot effect op de Franse markt. Na twee seizoenen (1997-1998 en 1998-1999) werden deze producten al door driekwart van de boeren gebruikt. Bovendien worden strobilurines door het invloedrijke onafhankelijke technische instituut ITCF aanbevolen voor de verschillende regionale programma's, omdat het voor de boer economisch haalbaar is om in zijn spuitprogramma het maximale aantal strobilurines op te nemen(30) (in een enkelvoudig spuitprogramma moet een strobilurine zijn opgenomen; in een tweevoudig spuitprogramma moet het tweemaal zijn opgenomen en in een drievoudig spuitprogramma moeten strobilurines eveneens tweemaal zijn opgenomen(31)). Aangezien er in Frankrijk momenteel gemiddeld 2,25 keer wordt gespoten, waarbij slechts 0,98 keer gebruik wordt gemaakt van strobilurines, kan worden geconcludeerd dat er in Frankrijk nog behoorlijk wat ruimte is voor een toename van het aandeel van de strobilurines.

(126) In lijn met zijn algemene Europese beleid heeft BASF zijn strobilurine (kresoxim-methyl of "KM") alleen in co-formuleringen met andere werkzame stoffen geïntroduceerd. In 1997 heeft BASF een mengsel van KM met zijn triazool epoxiconazool geïntroduceerd (algemeen beschouwd als de beste triazool op de markt), dat onder de merknamen Ogam en Ludion wordt verkocht. In 1998 heeft BASF een mengsel van KM met fenpropimorf geïntroduceerd. Fenpropimorf is een morfoline met een goede curatieve werking tegen echte meeldauw, dat met het oog op de resistentieontwikkeling een aanvulling is op KM (merknamen Senso en Larso). In 2000 introduceerde BASF zijn mengsel dat bestaat uit de drie bestanddelen KM, epoxiconazool en fenpropimorf. Naar verwachting zal dit middel echter niet leiden tot een omvangrijke verkooptoename, want de door de ITCF uitgevoerde tests laten resultaten zien die vergelijkbaar zijn met die van Ogam (KM + EPOXI). Bij de aanwezigheid van een ernstige vorm van echte meeldauw zou het middel in plaats van Ogam kunnen worden toegepast. Ogam was in 1999 verantwoordelijk voor nagenoeg de totale verkoop van KM in Frankrijk. Van 1998 tot 1999 was de totale verkoop van BASF stabiel. Ogam wordt bij alle behandelingen gebruikt en in zeer grote mate zonder een ander tankmengsel.

(127) In 1997 heeft AstraZeneca zowel zijn zuivere azoxystrobinproduct (Amistar) als een mengsel met fenpropimorf (Amistar Pro) geïntroduceerd. In 2000 introduceerde AstraZeneca een derde product, Amister Ter, een mengsel van azoxystrobin en zijn triazool hexaconazool. Omdat hexaconazool buiten België en Frankrijk niet is geregistreerd, zal dit mengsel alleen in Frankrijk op de markt worden gebracht. Met het oog op de curatieve werking van de triazool verwacht de ITCF dat dit mengsel de penetratie van azoxystrobin verder zal vergroten. Bovendien laten de testresultaten zien dat bij gebruik tegen Septoria en roesten, vergeleken met zuivere azoxystrobin, sprake is van superieure resultaten. Vergeleken met 1998 is de totale verkoop van azoxystrobin in 1999 met meer dan [20-30]* % toegenomen. Het zuivere middel Amistar vormt ongeveer [60-70]* % van de strobilurineverkoop van AstraZeneca. Azoxystrobin wordt doorgaans in tarwe gebruikt als een T3-behandeling en het is de "gouden regel" voor gerst. Amistar wordt doorgaans in tankmengsels met andere producten gebruikt.

(128) Novartis zal zijn trifloxystrobinproducten in 2001 introduceren en verwacht een verkoop in het eerste jaar van [...]*, oplopend naar [...]* in 2004.

Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd in Duitsland

(129) Ook in Duitsland had de introductie van strobilurines in 1996 een groot effect op de concurrentie van graanfungiciden. De producten die op een strobilurine zijn gebaseerd namen in 1999 ongeveer de helft van de totale uitgaven voor graanfungiciden, circa 240 miljoen EUR, voor hun rekening. Tot 1999 was de strobilurineverkoop van BASF aanzienlijk groter dan die van AstraZeneca. Vanwege de snelle resistentieontwikkeling van echte meeldauw, waarvan in Noord-Duitsland in 1998 de eerste resistente stammen werden aangetroffen, en vanwege de door de markt onjuist geachte strategische reactie van BASF, lijkt de productpositionering van BASF echter te zijn aangetast ten gunste van AstraZeneca. In 1998 verkocht BASF het middel Juwel (een mengsel van KM en epoxiconazool) en beval het gebruik daarvan aan voor T1 en T2. Als een reactie op de toegenomen resistentie van echte meeldauw haalde BASF zijn middel Juwel in 1999 van de markt (ook de voorraden werden teruggehaald, een zeer uitzonderlijke handelswijze in de gewasbeschermingsindustrie) en verving dat middel (Juwel) door Juwel Top (een drievoudig mengsel samengesteld uit KM+epoxiconazool+fenpropimorf). Het middel werd aanbevolen voor alleen T1-behandeling; voor T2 beval BASF het gebruik van Opus Top aan (epoxiconazool+fenpropimorf). Vanwege een te lage hoeveelheid fenpropimorf in het mengsel beschouwen leidende adviseurs Juwel Top als een middel dat ongeschikt is om de resistentieontwikkeling van echte meeldauw tegen te gaan. BASF maakt ook reclame voor een tankmengsel van zijn middel Juwel Top met het middel Fortress (quinoxyfen) van Dow. Voor het seizoen 1999-2000 hebben BASF en Dow een dubbelpak met Juwel Top en Fortress op de markt gebracht, Juwel Forte genaamd, dat wordt aanbevolen voor T1, terwijl Juwel Top wordt aanbevolen voor T2. Een onafhankelijke deskundige(32) is van mening dat dit pakket voor de bestrijding van echte meeldauw bijna de efficiëntie heeft van het oorspronkelijke Juwel-middel, maar met minder nevenwerkzaamheid tegen Septoria en roesten. BASF heeft zodoende zijn productsamenstelling en positionering in iedere jaarlijkse cyclus gewijzigd.

(130) AstraZeneca kende met Amistar een zeer consistente benadering, met een positionering voor alle besproeiingen. Kenmerkend voor Duitsland is dat de dosering bij aanbevelingen voor een tankmengsel met andere producten meer normatief is en dat de twee ondernemingen het eens moeten zijn over deze doseringen. Voor de T1-behandeling van tarwe was vóór 1999 tebuconazool van Bayer (Pronto) en in 1999 Pronto Plus (tebuconazool+spiroxamine) de aanbevolen partner van Amistar. Voor de T1-behandeling van gerst is Harvesan van Dupont (flusilazool+carbendazim) de aanbevolen partner van Amistar. In 2000 werd Amistar voor de T1-behandeling van tarwe aanbevolen met Agent (een mengsel van propiconazool en fenpropidin van Novartis) en voor de T2-behandeling van tarwe met Gladio (een mengsel van propiconazool, fenpropidin en tebuconazool van Novartis). Deze mengsels worden aanbevolen met een lagere dosering fenpropidin dan is toegestaan aan concurrenten die fenpropimorf- en quinoxyfenproducten aanbieden. De mengsels van AstraZeneca-Novartis zijn derhalve goedkoper dan de mengsels die de concurrenten van Novartis (die fenpropimorf en quinoxyfen aanbieden) voor tankmengsels met Amistar mogen aanbevelen. In de reactie hebben de partijen erop gewezen dat het aanbevolen tankmengsel met Pronto Plus goedkoper is dan dat met Gladio. Opgemerkt zij dat Pronto Plus geen fenpropimorf, fenpropidin of quinoxyfen bevat. Bovendien is het tankmengsel met Agent goedkoper dan dat met Pronto Plus. Voor de T3-behandeling wordt enkel Amistar aanbevolen.

(131) Vergeleken met 1998 was er in 1999 een afname van de totale oppervlakte die met strobilurines wordt behandeld. Deze uitzonderlijke situatie in de Europese landen is het gevolg van de resistentieontwikkeling. De toename, met ongeveer eenderde, van de oppervlakte die met Amistar wordt behandeld (van [...]* naar [...]* hectare) kon de afname van het gebruik van de BASF-producten van [...]* (inclusief [...]* die in 1998 met Jewel werd behandeld) naar [...]* (inclusief [...]* met het nieuwe middel Juwel Top) niet compenseren. Vergeleken met de ongeveer [...]* in voorafgaande jaren is Amistar echter voor de eerste keer verantwoordelijk voor meer dan [...]*. Amistar zou meer succesvol zijn geweest als het niet met capaciteitsbeperkingen te kampen had gehad. In totaal worden er nog steeds iets meer producten van BASF verkocht (omdat de producten van BASF gemengde producten zijn, zijn ze hoger geprijsd dan Amistar).

(132) Opgemerkt zij dat in onafhankelijke aanbevelingen doorgaans wordt aanbevolen om de Juwel-mengsels te gebruiken voor T1-behandeling en Amistar voor T2-behandeling. De mengpartner verandert afhankelijk van de omstandigheden. Deze "natuurlijke verdeling" wordt bedreigd door Novartis (zie de overwegingen 134 tot en met 137).

(133) Krachtens het marketingplan van Novartis zullen zijn trifloxystrobinproducten in 2001 worden geïntroduceerd. Voor dat jaar wordt de verkoop geraamd op [...]*, hetgeen dus [10-20]* % is van de Duitse fungicidenverkoop voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd.

Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd in het VK

(134) Ook in het VK hadden de in 1997 geïntroduceerde strobilurines dezelfde grote invloed op de markt als in de andere belangrijke graanproducerende landen (in 1999 waren ze verantwoordelijk voor bijna [40-50]* % van de waarde). Omdat de resistentieontwikkeling van echte meeldauw in het VK een minder groot probleem is dan in Duitsland blijft het gebruik van strobilurines stijgen (de strategie van maximaal twee strobilurinebehandelingen ter bestrijding van resistentieontwikkeling wordt gehandhaafd).

(135) Er lijkt tussen de producten van de twee producenten een "natuurlijke verdeling" te zijn. De producten van BASF zijn een onderdeel van de eerste spuitbehandeling en Amistar van AstraZeneca van de latere spuitbehandeling. In 1999 lag de verkoop van BASF iets hoger dan die van AstraZeneca. [bedrijfsgeheim van concurrent]*.

(136) Het is kenmerkend voor de VK-markt dat het de eerste belangrijke markt is waar trifloxystrobin, de strobilurine van Novartis, onder de merknaam Flint na de registratie in maart 2000 zal worden geïntroduceerd. Het is dus de eerste markt waar de "natuurlijke verdeling" door een nieuwkomer op de markt wordt bedreigd. Volgens voorlopige verkoopramingen zal Flint een verkoop van circa [...]* realiseren. Ondanks de late introductie zal deze verkoop naar verwachting [10-20]* % van de strobilurineverkoop uitmaken. In 2000 neemt de tussenonderneming derhalve naar verwachting meer dan [50-60]* % van de strobilurineverkoop voor haar rekening.

(137) Gebaseerd op zijn technische profiel van een zeer breedwerkende fungicide met een uitstekende werking tegen Septoria (evenals azoxystrobin) gecombineerd met een werking tegen meeldauw (in tegenstelling tot azoxystrobin, maar enigszins ondergeschikt aan KM), tracht Novartis [...]* te positioneren. Tot slot stelt Novartis dat zijn product [...]*. Gezegd wordt dat de grotere doseringsflexibiliteit [...]* een ander groot voordeel is, vergeleken met Amistar waarmee het op het gebied van de beste tankmengseloplossingen moet concurreren (in tegenstelling tot KM, dat alleen in vooraf geformuleerde mengsels wordt verkocht). Op gerst, waar de voorsprong van Amistar niet werd bedreigd door KM, heeft trifloxystrobin [...]*. Een bijkomend voordeel van trifloxystrobin van Novartis is, dat dit middel ook wordt aangeboden in vooraf geformuleerde mengsels met cyproconazool en propiconazool, de sterkste triazolen van Novartis.

Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd in de Scandinavische landen

(138) In 1999 was AstraZeneca verantwoordelijk voor meer dan [70-80]* % van de verkoop op de markten van Denemarken, Zweden en Finland [bedrijfsgeheim van concurrent]*. Omdat de strobilurineproducten van BASF niet in Finland zijn geregistreerd, heeft AstraZeneca [90-100]* % van de strobilurineverkoop in Finland in handen. Novartis verwacht in 2001 zijn trifloxystrobin in Zweden en Finland te registreren.

Nieuwe producten die op een strobilurine zijn gebaseerd

(139) Na de eerste octrooien werd de breedwerkende ziektebestrijding van strobilurines in veel verschillende gewassen snel door de industrie erkend. Dit had tot gevolg dat alle op O& O gebaseerde gewasbeschermingsondernemingen zich bezighouden of hebben beziggehouden met onderzoek naar strobilurine. Hoewel het marktonderzoek de Commissie de gelegenheid heeft gegeven zich een goed inzicht te verwerven in de huidige positie van iedere terzake belangrijke onderneming, is deze informatie vertrouwelijk en kan als zodanig derhalve in de onderstaande beschrijving niet worden onthuld. Geconcludeerd kan echter worden dat producten die op een strobilurine zijn gebaseerd vanaf heden tot in ieder geval 2004 alleen door de tussenonderneming en door BASF zullen worden verkocht.

(140) Novartis zal zijn nieuwe strobilurine, trifloxystrobin, geleidelijk op de EER-markten introduceren.

(141) Ook AstraZeneca is bezig met de ontwikkeling van een nieuwe strobilurine, de eerste tweede-generatie-strobilurine. De naam van het product is picoxystrobin. Het product zal waarschijnlijk in [...]* op de markt worden gebracht. In het op 30 september 1999 aan de raad van bestuur van AstraZeneca overhandigde investeringsvoorstel voor de productie van picoxystrobin, wordt vermeld dat [...]*

(142) Uit de interne documenten van beide partijen blijkt dat zij verwachten dat BASF [...]* zijn tweede-generatie-strobilurine BAS500F in [...]* op de markt zal brengen. Zoals hierboven is vermeld, zijn de technische verdiensten van dit mengsel minder goed dan die van picoxystrobin, met uitzondering van de bestrijding van oogvlekkenziekte. Met het oog op het nauwere spectrum van KM en de problemen die door de resistentieontwikkeling van echte meeldauw zijn ontstaan, wordt verwacht dat BASF dit product als vervanging van zijn KM-productportefeuille zal positioneren en, zo mogelijk, verder zal uitbreiden. [bedrijfsgeheim van BASF]*

(143) [...]*

(144) [Bedrijfsgeheimen van concurrenten]* Bayer is bezig met de ontwikkeling van een strobilurine en verwacht [bedrijfsgeheim van Bayer]* dit in het jaar [bedrijfsgeheim van Bayer]* voor het eerst op de markt te zullen brengen, hetgeen de verwachting van de partijen bevestigt. Vanwege de onzekerheden die verband houden met het resultaat van de bijkomende registratiegegevens die Bayer tussen nu en het jaar [bedrijfsgeheim van Bayer]* moet verzamelen, is de Commissie echter van mening dat deze tijdhorizon te ver verwijderd is om daarmee ten behoeve van de beoordeling van de gevolgen van de onderhavige transactie rekening te kunnen houden. De onzekerheid kan waarschijnlijk het best worden geïllustreerd door te verwijzen naar de ervaringen van [...]*. Er is niet veel bekend over de technische prestaties van de stof van Bayer, maar volgens de verwachting van AstraZeneca zal de stof niet beter zijn dan picoxystrobin. [bedrijfsgeheim van Bayer]*

(145) Bayer heeft met AstraZeneca een [...]* leveringscontract voor [...]* azoxystrobin gesloten ten behoeve van de ontwikkeling van een mengsel met zijn werkzame stof spiroxamine. De gebieden zijn beperkt tot [...]* en Bayer is de [...]* distributeur van het product. Het product is sinds februari 2000 geregistreerd in Zweden. [bedrijfsgeheim van Bayer]*

(146) De partijen hebben ook verwezen naar de introductie op de markt van producten die hetzelfde werkingsmechanisme hebben als strobilurines, hoewel het technisch gezien geen strobilurines zijn. Dit heeft betrekking op de stoffen famoxadone van Dupont en fenamidone van Aventis. Uit de door de partijen overhandigde openbare documenten blijkt echter dat fenamidone niet werkzaam is in graangewassen (de toepassing is bedoeld ter bestrijding van valse meeldauw bij druiven en groenten en vlekkenziekte bij tomaten). Bovendien is uit de interne testresultaten van AstraZeneca en de ITCF-classificatie gebleken dat famoxadone hoogstens zwakke tot middelmatige resultaten geeft bij de bestrijding van ziekten in graangewassen. Dit wordt ook expliciet bevestigd in interne documenten van AstraZeneca(33) en het blijkt eveneens uit de lage verkoopresultaten van het product op de markten waar het is geïntroduceerd.

Ramingen van de verkoop van strobilurine

(147) In het marketingplan van Novartis wordt een gestaag stijgende verkoop van zijn strobilurines voorzien, met in België en het VK in 2000 een verkoop van [...]* tot een verkoop in 2003 van in totaal [...]*. Deze ramingen van de EER-verkoop voor 2003 zullen naar verwachting [10-20]* % bedragen van de totale verkoop van graanfungiciden.

(148) Waarschijnlijk het meest geaggregeerde overzicht van het verwachte toekomstige marktaandeel van de partijen in graangewassen in Europa komt uit het document uit september 1999, op grond waarvan de raad van bestuur van AstraZeneca werd verzocht in te stemmen met de investering in picoxystrobin. Indien de gegevens uit dat document worden vertaald naar fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd, geeft dit de onderstaande tabel:

[tabel gebaseerd op een intern document van AZ]*

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(149) Het bovenstaande overzicht geeft de tussenonderneming een gecombineerd aandeel van meer dan [ >50]* % in de op een strobilurine gebaseerde producten. Opgemerkt zij dat een concurrent voor 2003 vergelijkbare marktaandelen voor de tussenonderneming voorziet. Bovendien verwachten de meeste concurrenten dat op een strobilurine gebaseerde producten, in plaats van een penetratiecijfer van [...]*, verantwoordelijk zullen zijn voor circa 60-70 % van de totale verkoop.

(150) De onderstaande tabel geeft een raming van de toekomstige marktaandelen van de tussenonderneming(34) en BASF, de enige ondernemingen die deze producten (in ieder geval) tot 2004, in de jaren 2000-2004 in de EER en in Frankrijk, Duitsland en het VK zullen aanbieden. De raming is gebaseerd op de geraamde verkoop van de ondernemingen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(151) Op basis van de verkoopramingen van AstraZeneca, Novartis en BASF afzonderlijk, zoals deze in de bovenstaande tabel zijn vermeld, is het duidelijk dat de tussenonderneming - met een verkoop die in de komende jaren in de EER, Frankrijk en het VK hoger is dan [ >50]* % - de overduidelijke marktleider is binnen de EER, Frankrijk, het VK en Duitsland(35).

(152) Een substantieel aantal van de respondenten in het marktonderzoek heeft zijn bezorgdheid uitgesproken over de toekomstige marktpositie van de nieuwe entiteit op het gebied van de fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd. Alle opmerkingen wijzen op het feit dat de reeds sterke positie van de partijen voor wat het marktaandeel van strobilurines betreft, wordt versterkt door de mogelijkheden van Syngenta om zijn sterke strobilurines te mengen en te combineren met zijn sterke niet op een strobilurine gebaseerde fungiciden. Om dit argument verder te kunnen uitbouwen, is het nodig om eerst in te gaan op de algemene marktcontext van de markten voor fungiciden voor graangewassen.

Algemene markten voor fungiciden voor graangewassen

Marktaandelen in de EER

(153) In 1998 vertegenwoordigden de algemene fungicidenmarkten een waarde van circa 5 miljard EUR en bevond [40-50]* % van deze markt zich in Europa (2,134 miljard EUR). De toepassingen van fungiciden in graangewassen vertegenwoordigen [40-50]* % van de totale Europese fungicidenmarkt met een waarde van 934 miljoen EUR (volgens de partijen 875 miljoen EUR) en circa [10-20]* % van de totale uitgaven voor gewasbeschermingsmiddelen in Europa. Graanfungiciden en graanherbiciden (943 miljoen EUR) zijn veruit de belangrijkste gewasbeschermingsmarkten.

(154) Met betrekking tot graanfungiciden in de EER schatten de partijen dat zij in 1998 met een verkoop van [...]* EUR de beschikking hadden over een gecombineerd marktaandeel van [30-40]* % (N [10-20]* % + AZ [10-20]* %). BASF had [30-40]* % (verkoop van [...]* EUR). Met een verkoop van [...]* EUR zou Bayer de derde plaats innemen met [5-10]* %. Andere concurrenten waren Aventis met een EER-verkoop van [...]* EUR, waardoor een marktaandeel van [5-10]* % wordt behaald, en DuPont met een EER-verkoop van [...]* EUR, waardoor een marktaandeel van [0-5]* % wordt behaald. Deze raming wordt in het marktonderzoek van de Commissie globaal bevestigd. Het grootste verschil is dat Syngenta en BASF een vergelijkbare verkoop hebben gerealiseerd [bedrijfsgeheimen van concurrenten]*.

(155) In 1999 bleef de verkoop in de EER stabiel. Uit de informatie die de Commissie ter beschikking staat, blijkt dat - met uitzondering van AstraZeneca en Bayer - de verkoop van alle ondernemingen is teruggelopen. De verkoop van BASF is enigszins teruggelopen. De verkoop van Novartis is met ongeveer [10-20]* % teruggelopen. De stijging van de verkoop van AstraZeneca (met meer dan [20-30]* %) betekent echter dat de leidende positie van de tussenonderneming op de markt verder is toegenomen. De tussenonderneming heeft een marktaandeel van [30-40]* % (N [10-20]* % + AZ [20-30]* %). BASF heeft [30-40]* %. Bayer heeft [5-10]* %, gevolgd door Aventis [5-10]* %, en de overigen met ieder minder dan [0-5]* %.

(156) Frankrijk, Duitsland en het VK zijn de drie belangrijkste nationale markten voor fungiciden voor graangewassen. Zij nemen bijna 90 % van de totale verkoop van graanfungiciden in de EER voor hun rekening. Deze markten zijn het best gedocumenteerd en worden beschreven in de overwegingen 157 tot en met 173. Behalve deze drie nationale markten zullen ook de Scandinavische markten kort worden beschreven, omdat verwacht wordt dat de concentratie daar een machtspositie zal doen ontstaan.

De Franse markt voor fungiciden voor graangewassen

Marktaandeelcijfers

(157) Zoals hierboven is vermeld, is Frankrijk veruit de grootste markt voor graanfungiciden. Dit blijkt allereerst uit de grote oppervlakte graangewassen van circa 7,5 miljoen hectare, waarvan 5,2 wordt gebruikt voor tarwe en 1,6 voor gerst, en vervolgens uit het fungicidengebruik dat met circa 49 EUR/ha één van de meest intensieve fungicidengebruiken is. Alleen op de kleinere Benelux- en Ierse markt is sprake van een intensiever graanfungicidengebruik (circa 68 EUR/ha). Achter dit algemene getal voor Frankrijk gaan een paar aanzienlijke regionale verschillen verscholen. In Zuid-Frankrijk wordt slechts een- tot tweemaal gespoten, terwijl in Noord-Frankrijk standaard driemaal wordt gespoten met soms zelfs nog een extra vroege "spuitbehandeling".

(158) De partijen schatten dat de totale verkoop in 1998 ongeveer [...]* EUR bedroeg. Volgens die schatting hebben de partijen een gecombineerd marktaandeel van [30-40]* % (N [20-30]* % + AZ [10-20]* %) en heeft BASF [30-40]* %, Aventis [5-10]* %, Bayer [5-10]* % en DuPont [0-5]* %. Uit het marktonderzoek van de Commissie, dat is gebaseerd op de reacties van de bovengenoemde ondernemingen en die van Dow en American Cyanamid, blijkt dat de geraamde verkoop van de responderende ondernemingen iets hoger ligt dan de raming van de partijen van de totale markt. Op basis van het marktonderzoek zijn de marktaandelen van Syngenta en BASF wat groter, maar het verschilpercentage blijft nagenoeg hetzelfde. Ook lijkt de respectieve verkoop van N en AZ minder te verschillen dan de partijen in hun schatting suggereren. De marktaandelen van de andere ondernemingen zijn globaal bevestigd. - Syngenta lijkt te beschikken over [40-50]* % (N [20-30]* % + AZ [20-30]* %), gevolgd door BASF met [30-40]* %. Bayer heeft [5-10]* %, Aventis [5-10]* %, Cyanamid en Dupont [0-5]* % en Dow [0-5]* %.

(159) Vergeleken met 1999 is de Franse markt in 1999 met [0-5]* % gegroeid. Novartis leed onder een verkoopdaling, die resulteerde in een afname van zijn marktaandeel met ongeveer [0-5]* %. Dit verlies is echter bijna geheel gecompenseerd door de stijging van de verkoop van AstraZeneca. Vergeleken met 1999 is de verkoop van BASF stabiel gebleven. Van de andere ondernemingen is de verkoop van DuPont substantieel afgenomen. Syngenta heeft [30-40]* % (N[10-20]* % + AZ [20-30]* %). BASF heeft [30-40]* %. Bayer heeft [10-20]* %, Aventis [5-10]* %, Cyanamid [0-5]* %, Dupont [0-5]* % en Dow [0-5]* %.

Producten en ondernemingen

(160) Wat het voortdurend groeiend belang van de strobilurines betreft, wordt verwezen naar de overwegingen 124 tot en met 128 die betrekking hebben op de fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd in Frankrijk.

(161) In Frankrijk zijn er meer dan 100 graanfungiciden op de markt. Naast de strobilurines zijn de productlijn epoxiconazool van BASF (zuiver en mengsels met respectievelijk fenpropimorf en chlorothalonil) en de productlijn cyprodinil van Novartis (zuiver en mengsels met respectievelijk fenpropidin en propiconazool) de belangrijkste producten. De epoxiconazoolproducten van BASF en met name het zuivere product (merknaam "Opus") worden algemeen beschouwd als het beste startblok voor een niet-strobilurine-spray. Vanwege de algemene aanbeveling om aan de hoeveelheid strobilurines een maximum te stellen, heeft dit ertoe geleid dat het product wordt aanbevolen voor de T1-behandeling van een programma waarin driemaal wordt gespoten. Het product wordt ook vaak als een tankmengsel gebruikt voor latere spuitbehandelingen met Amistar. Cyprodinil van Novartis is het meest effectieve middel voor de bestrijding van oogvlekken en wordt dus als een tankmengsel voor de T0- of T1-behandeling gebruikt. Andere belangrijke producten van Novartis zijn gebaseerd op zijn triazolen cyproconazool en propiconazool, zijn morfolines fenpropidin en fenpropimorf (laatstgenoemde samen met BASF), en zwavel.

(162) De positie van Bayer is nog steeds sterk gebaseerd op zijn triazool tebuconazool, zowel als zuivere stof als in mengsels. De kracht van deze producten ligt in de bestrijding van roesten in tarwe en gerst. In 1999 introduceerde Bayer producten gebaseerd op spiroxamine, een morfolineachtig product dat goed werkt tegen echte meeldauw. De graanfungicideportefeuille van Dupont is gebaseerd op zijn triazool flusilazool, zowel als zuivere stof als in mengsels. Dow bracht in 1998 zijn meeldauwbestrijdingsmiddel quinoxyfen op de markt. De producten van Aventis zijn gebaseerd op zijn vier triazolen (bromuconazool, fluquinconazool, triticonazool en prochloraz). Zijn fluquinconazoolproduct (merknaam Flamenco) werd in 1999 geïntroduceerd en is bijzonder goed geschikt om als een tankmengsel met Amistar van AstraZeneca te worden gebruikt. Zijn bestverkopende product, met de merknamen Tango Duo en Capitole, is een mengsel van zijn morfoline tridemorf met epoxiconazool van BASF.

Distributie

(163) Net als in de andere belangrijke graanproducerende landen zijn graanfungiciden in Frankrijk een zeer aantrekkelijk product voor distributeurs en zijn ze naar schatting verantwoordelijk voor circa [10-20]* % van de totale winst die de distributeur met gewasbeschermingsmiddelen maakt. Distributeurs beschikken in het algemeen over een breed assortiment aan producten van alle verschillende fabrikanten. Exclusieve of selectieve distributie van gewasbeschermingsmiddelen komt zelden voor. In de sector is het gebruikelijk om een overeenkomst te sluiten op grond waarvan de distributeur ondersteunende activiteiten (praktijktests, productdemonstraties, mailings enz.) op zich neemt, waarvoor hij van de fabrikant samenwerking en/of compensatie ontvangt. Er is echter één opmerkelijke uitzondering, namelijk de distributie van Amistar in Frankrijk. AstraZeneca is erin geslaagd om een selectief distributiesysteem op te zetten met [...]* distributeurs die in hun rayon exclusiviteit hebben verkregen. De distributeurs hebben zich verplicht om een overeengekomen minimale verkoop te realiseren, geen rechtstreeks concurrerende producten te verkopen, tenzij AstraZeneca daarvoor toestemming heeft verleend, en alleen te verkopen aan eindgebruikers of andere exclusieve distributeurs. De naleving van laatstgenoemde bepalingen wordt gecontroleerd door middel van een [...]*. Het contract heeft een looptijd van [...]* en daardoor kan AstraZeneca [...]*, alsmede de doseringsverlaging bestrijden. Op deze manier kan AstraZeneca de relatie voor de komende jaren verder uitbouwen en profiteren van de voorkeursbehandeling van Amistar ten opzichte van Ogam (het strobilurinemengsel KM+Epoxi van BASF).

De Duitse markt voor fungiciden voor graangewassen

(164) Duitsland is nog steeds een land waar voornamelijk eenmaal ( [80-90]* % van de totale verkoop) en slechts af en toe tweemaal wordt gespoten, en waar een programma waarbinnen driemaal wordt gespoten zeer zeldzaam is. De uitgaven voor graanfungiciden bedragen gemiddeld 39 EUR/ha.

(165) De partijen schatten de totale verkoop in 1998 op ongeveer [...]* EUR. Volgens die schatting is BASF met [40-50]* % de marktleider, gevolgd door Syngenta met [30-40]* % (N [5-10]* % + AZ [10-20]* % + [0-5]* % van hun producten wordt door derden gedistribueerd), Aventis [5-10]* %, Bayer [5-10]* % en DuPont [0-5]* %. Op basis van het marktonderzoek bedraagt de totale verkoop bijna 250 miljoen EUR. Het respectieve marktaandeel van BASF en van Syngenta ligt enigszins lager dan de schatting van de partijen, maar het verschilpercentage blijft nagenoeg hetzelfde. Met uitzondering van DuPont (groter marktaandeel) is het marktaandeel van de andere ondernemingen in lijn met de schatting van de partijen. - BASF heeft [40-50]* %, Syngenta [30-40]* % (N [5-10]* % + AZ [20-30]* %), Aventis [5-10]* %, Dupont en Bayer [5-10]* %, Cyanamid [0-5]* % en Dow [0-5]* %.

(166) In 1999 verloor BASF een aanzienlijk marktaandeel ten gunste van bijna alle andere concurrenten. Als gevolg daarvan moest BASF zijn marktleiderschap afstaan aan de tussenonderneming. Syngenta heeft [30-40]* % (N [10-20]* % + AZ [20-30]* %), BASF [30-40]* %, Aventis en Bayer [5-10]* %, Dow en Cyanamid elk minder dan [0-5]* %. BASF is derhalve [5-10]* % van zijn marktaandeel kwijtgeraakt.

(167) Het belang van de strobilurines is hierboven beschreven. Er is specifiek verwezen naar de resistentieproblemen met echte meeldauw waarmee BASF werd geconfronteerd en de afname van het marktaandeel die daar het gevolg van was.

(168) Met betrekking tot de niet op een strobilurine gebaseerde producten kan worden opgemerkt dat Novartis, in tegenstelling tot zijn positie in de meeste andere Europese landen, zijn totale verkoop in 1999 substantieel heeft verhoogd, met name met zijn propiconazoolmengsels (merknamen Gladio en Tilt Top). Ook de andere concurrenten, en met name Bayer, zijn erin geslaagd hun verkoop te verhogen. Zoals hierboven reeds is vermeld, wordt Pronto Plus - het belangrijkste product van Bayer - aangeprezen als de ideale partner voor een tankmengsel met Amistar. Het middel wordt ook gepositioneerd als een effectieve behandelingswijze voor Fusarium, een ziekte die evenals de daaruit voortkomende toxineproductie in Duitsland ter discussie staat. Bovendien positioneert Cyanamid zijn product (metconazool - merknaam Caramba) in dit segment als een directe concurrent voor Folicur van Bayer (zuivere tebuconazool). Zoals hierboven is vermeld, heeft Dow zijn product Fortress (quinoxyfen) gekoppeld aan Juwel Top van BASF en verkopen beide ondernemingen thans het Juwel Forte-pakket. Dow is gestopt met de verkoop van Fortress als een zuiver product.

(169) De Duitse markt is zeer normatief ten aanzien van de mogelijkheden die een fabrikant heeft om zijn product aan te bevelen als een tankmengsel met een product van andere fabrikanten. In tegenstelling tot de andere lidstaten is hiervoor de overeenstemming van beide fabrikanten vereist, ook met betrekking tot de respectieve doseringen waarmee de tankmengsels kunnen worden aanbevolen. In dit verband wordt verwezen naar een recente overeenkomst (ten behoeve van het seizoen 2000) tussen Zeneca en Novartis om een tankmengsel van producten gebaseerd op azoxystrobin en fenpropidin aan te bevelen. Omdat de dosering die voor dit mengsel wordt aanbevolen lager is dan de voorgeschreven dosering voor andere mengsels, kunnen de ondernemingen het meest aantrekkelijke mengsel aanbieden ten nadele van de in aanmerking komende, op fenpropimorf of quinoxyfen gebaseerde mengsels van andere ondernemingen (echte meeldauw-segment).

De Engelse markt voor fungiciden voor graangewassen

(170) De gemiddelde uitgaven voor graanfungiciden in het VK bedragen 44 EUR/ha. In het VK is de T2-behandeling de belangrijkste spuitbehandeling voor tarwe, gevolgd door de T1- en de T3-behandeling. De T3-behandeling wordt alleen in een natte zomer toegepast en Amistar wordt steeds meer gebruikt in een lage dosering. Van de in totaal twee spuitbehandelingen reageert gerst beter op een T1-toepassing. Wat het behandelde gebied betreft, ondergaat meer dan eenderde twee spuitbehandelingen, terwijl het overgrote deel van het resterende gebied ongeveer gelijk is verspreid over een en drie spuitbehandelingen. Vanuit de waardekant bezien, bestaat bijna [40-50]* % van de markt uit een toepassingsprogramma waarbij driemaal wordt gespoten (waarvan de T2-behandeling het meest waardevol is), bestaat [30-40]* % van de markt uit een toepassingsprogramma waarbij tweemaal wordt gespoten (waarvan de T2-behandeling het meest waardevol is) en bestaat iets meer dan [5-10]* % van de markt uit een toepassingsprogramma waarbij slechts eenmaal wordt gespoten.

(171) De partijen schatten dat de totale verkoop in 1998 ongeveer [...]* EUR bedroeg. Volgens die schatting heeft Syngenta [30-40]* % (N [10-20]* % + AZ [10-20]* %), BASF [30-40]* %, Bayer en DuPont ieder [5-10]* % en Aventis minder dan [0-5]* %. Op basis van het marktonderzoek is de totale verkoop minder dan 150 miljoen EUR en is BASF de marktleider, op de hielen gevolgd door de tussenonderneming. Samen zijn de twee ondernemingen verantwoordelijk voor ongeveer [60-70]* %. Bayer neemt meer dan [5-10]* % voor zijn rekening en de andere ondernemingen zijn verantwoordelijk voor beduidend minder dan [5-10]* %. De totale markt wordt geraamd op [...]* EUR en BASF neemt daarvan [30-40]* % voor zijn rekening, gevolgd door Syngenta met [30-40]* % (N [20-30]* % + AZ [10-20]* %). Bayer heeft [10-20]* %, Dupont en Aventis hebben ieder [0-5]* %. Dow heeft [0-5]* % en Cyanamid minder dan [0-5]* %.

(172) In 1999 is de totale markt gegroeid. Achter deze algemene groei gaan echter aanzienlijke verschuivingen tussen de ondernemingen verscholen, met een spectaculaire groei voor AstraZeneca (verkoop verdubbeld) en een verdere groei voor BASF. De andere ondernemingen, met name Novartis, zijn een aanzienlijk deel van de verkoop kwijtgeraakt. Uiteindelijk blijft BASF de marktleider, met de tussenonderneming echter slechts op een geringe afstand achter zich. De totale markt bedraagt [...]* EUR. Met een stijging van zijn verkoop met bijna [...]* EUR heeft BASF [30-40]* % in handen. Syngenta heeft [30-40]* % (N [10-20]* % + AZ [20-30]* %). De verkoop van Novartis is met meer dan [...]* EUR gedaald, maar AstraZeneca zag zijn verkoop stijgen met [...]* EUR. Bayer heeft [5-10]* %, Aventis [0-5]* % en Dupont en Dow hebben [0-5]* %.

(173) Opgemerkt zij dat de geraamde verkoop in 2000 van alleen al het in maart 2000 op de markt gebrachte product trifloxystrobin van Novartis, verantwoordelijk is voor een bijna even grote verkoop als de totale verkoop van Novartis in 1999, een verwachte verkoop van [...]* EUR waarmee een geschat marktaandeel wordt behaald van [10-20]* %. De tussenonderneming is in 2000 derhalve zonder enige twijfel de marktleider.

De Scandinavische landen: Zweden, Finland en Denemarken

(174) De partijen verwachten dat de Zweedse markt in 1998 [...]* EUR waard is en dat Syngenta daarop een marktaandeel van [90-100]* % zal hebben (N [50-60]* % + AZ [30-40]* %). BASF zal een marktaandeel van [0-5]* % hebben. Dit wordt globaal door het marktonderzoek bevestigd. Met de substantiële winst van AstraZeneca die het verlies van Novartis compenseerde, behielden de partijen hun marktaandeel op de groeiende markt van 1999. BASF is de andere relevante speler op de markt.

(175) AstraZeneca begaf zich pas in 1997 met de introductie van Amistar op de markt voor graanfungiciden. Dit was twee jaar voordat BASF zijn middel Mentor (KM+fenpropimorf) introduceerde. In die twee jaar veroverde AstraZeneca ongeveer tweederde van de totale markt en omdat tekorten een beperking voor verkoopondersteunende activiteiten zijn, zou het resultaat bij een bredere beschikbaarheid van het product zelfs nog beter zijn geweest. BASF slaagde er slechts in om minder dan [5-10]* % van de markt te veroveren en zijn verkoop ligt aanzienlijk onder die van AstraZeneca in het jaar dat Amistar op de markt werd gebracht.

(176) Voor de introductie van de strobilurines was Novartis met zijn op propiconazool en fenpropimorf gebaseerde producten (meestal mengsels) de onbetwiste marktleider. Ook BASF heeft een zuiver fenpropimorfproduct op de markt, maar dit wordt - zelfs in vergelijking met de verkoop van het fenpropimorf+propiconazoolmengsel (Tilt Top) van Novartis - slechts in zeer beperkte mate verkocht. Dit mengproduct van Novartis heeft zodoende met succes de ontwikkeling van het zuivere product van BASF geblokkeerd (zie ook Denemarken in overweging 179 e.v.). Novartis is erin geslaagd om zijn mengsel van cyprodinil+propiconazool (Stereo) in 1999 te registreren. Dit product is voor de toepassing in gerst een concurrent van Amistar. De enige andere triazool op de markt is Sportak (prochloraz) van Aventis, dat wordt gedistribueerd door BASF. Het middel is een groot deel van zijn marktaandeel kwijtgeraakt en heeft, vanwege zijn beperkte spectrum, een nauwe toepassingsperiode.

(177) De partijen schatten dat de Finse markt in 1998 [...]* EUR waard is en dat Novartis een marktaandeel zal hebben van [60-70]* %, terwijl AstraZeneca ontbrak. Dit wordt in het marktonderzoek bevestigd. AstraZeneca betrad de markt echter in 1999 en had een aandeel van minder dan [5-10]* %. Bovendien is de verkoop van Novartis gestegen. Derhalve kan worden geconcludeerd dat het marktaandeel van de tussenonderneming in 1999 ongeveer [80-90 %]* is.

(178) Alle gewasbeschermingsmiddelen ten behoeve van de Finse markt worden of door Berner of door Kemira geïmporteerd. Deze ondernemingen hebben voor hun gehele portefeuille overeenkomsten met een of meer fabrikanten. Amistar werd pas in 1999 geïntroduceerd en Berner werd de lokale registratiehouder. In tegenstelling tot de gang van zaken in de andere Scandinavische landen werd slechts een klein deel van de totale markt veroverd. De door Kemira geïmporteerde portefeuille van Novartis (Tilt en Stereo) neemt nog steeds het overgrote deel van de rest van de markt voor zijn rekening.

(179) De Deense markt is de op drie na belangrijkste markt voor graanfungiciden. Een door de partijen geschatte totale verkoop van [...]* is echter slechts een fractie van de verkoop van 160 miljoen EUR op de op twee na belangrijkste markt, het VK. De partijen schatten dat Syngenta een marktaandeel zal hebben van [80-90]* % N [40-50]* % + AZ [40-50]* %). Het marktaandeel van BASF zal [5-10]* % zijn en dat van Bayer [0-5]* %. In 1999 is de totale markt gestegen maar is Novartis een groot deel van zijn verkoop en van zijn marktaandeel kwijtgeraakt. AstraZeneca heeft die verliezen echter meer dan gecompenseerd. Globaal heeft Syngenta zijn grote marktaandeel behouden. Het marktonderzoek toont aan dat het marktaandeel van de tussenonderneming in 1998 groter was dan [60-70]* % en dat dit in 1999 verder is gestegen naar bijna [70-80]* %.

(180) In lijn met de andere Scandinavische landen zijn in Denemarken weinig gewasbeschermingsmiddelen geregistreerd. Dit geldt ook voor graanfungiciden. In de Scandinavische landen zijn diverse nieuwe triazolen getest, maar niet door de registratietests gekomen. Een typisch kenmerk voor de Deense markt is dat de gebruikte doseringen vergeleken met de rest van Europa extreem laag zijn. Waar Amistar wordt aanbevolen voor een gebruik van 1 l/ha, en in zuivere vorm in een dosering variërend van 0,6-0,9 l/ha wordt gebruikt, gebruikt de Deense boer slechts 0,3 l/ha.

(181) Vanaf zijn introductie in 1982 had het middel Tilt van Novartis - in de jaren vóór de introductie van de strobilurines - een marktaandeel van ongeveer [80-90]* %. De andere spelers waren Bayer (Bayfidan), Aventis (Sportak) en BASF (Corbel). Een concurrent gaf aan dat op het moment dat er nog maar twee belangrijke fungicidenproducten waren geregistreerd, namelijk fenpropimorf (verdeeld tussen Novartis en BASF) en propiconazool (alleen van Novartis), Novartis erin is geslaagd om de verkoop van de zuivere fenpropimorf van BASF te blokkeren door het mengsel van fenpropimorf/propiconazool op de markt te brengen. Acht jaar na het indienen van de aanvraag voor registratie werd het middel Folicur (tebuconazool) van Bayer in 1997 geregistreerd. Folicur realiseerde in 1998 een marktaandeel van circa [5-10]* %, maar in 1999 liep de verkoop aanzienlijk terug.

(182) De introductie van Amistar in 1998 was zeer succesvol. Het middel veroverde in twee jaar [40-50]* % van de markt. In 1999 introduceerde BASF Mentor zijn KM+fenpropimorf-mengsel, maar realiseerde hiermee een verkoop die beduidend lager was dan die welke AstraZeneca het jaar daarvoor had gerealiseerd. Bovendien zal het KM+epoxiconazool-mengsel waarschijnlijk niet in de Scandinavische landen worden geregistreerd. Anderzijds heeft AstraZeneca in 1998 en 1999 geen gebruikgemaakt van zijn registratie van Amistar Pro.

(183) Tilt Top (propiconazool+fenpropimorf), het leidende product van Novartis, is een aanzienlijk verkoopvolume kwijtgeraakt dat slechts gedeeltelijk is gecompenseerd door de introductie in 1999 van het nieuwe mengsel cyprodinil+propiconazool (Stereo). Met zijn uit triazool+morfoline bestaande productportefeuille behoudt Novartis echter onbetwist de tweede plaats op de Deense markt. Opgemerkt zij dat de mogelijkheid van een tankmengsel tussen Amistar en Tilt wordt beschouwd als [...]*. De fusie sluit derhalve automatisch deze [...]* uit.

De overige markten voor graanfungiciden

(184) De partijen schatten ook in dat zij waarschijnlijk marktleiders zijn in Spanje, maar dit wordt in het marktonderzoek niet bevestigd. In Ierland zijn de partijen in 1999 hun marktleiderschap ([40-50]* % in 1998) aan BASF kwijtgeraakt. In alle andere landen is BASF de marktleider of beschikken de partijen hoogstens over een marktaandeel van circa [20-30]* %. Het grootste marktaandeel wordt in Oostenrijk behaald met [30-40]* %, terwijl Bayer [20-30]* % heeft.

Nieuwe producten

(185) Zoals vermeld in overweging 139, zullen de enige nieuwe, op een strobilurine gebaseerde producten van nu tot eind 2003 uitsluitend afkomstig zijn van de tussenonderneming en BASF. Novartis introduceert momenteel zijn nieuwe strobilurine, trifloxystrobin, op de EER-markten. AstraZeneca werkt aan de ontwikkeling van de nieuwe strobilurine picoxystrobin, de eerste tweede-generatie-strobilurine, die in [...]* op de markt wordt gebracht. Uit de interne documenten van beide partijen blijkt dat zij verwachten dat BASF zijn tweede-generatie-strobilurine BAS500F in 2002 op de markt zal brengen.

(186) Naar verwachting zullen nieuwe, niet op een strobilurine gebaseerde werkzame stoffen de EER-markten voor graanfungiciden niet vóór [...]* bereiken. De enige nieuwe producten zijn mengsels van bestaande werkzame stoffen en een paar bestaande producten die in andere landen voor het eerst op de markt worden gebracht.

Overzicht van de huidige marktaandelen

(187) De onderstaande tabel geeft een overzicht van de marktaandelen van de tussenonderneming en BASF op de algemene markten voor graanfungiciden in 1998 en 1999. Dit overzicht is opgesteld voor de EER en voor de zes betrokken nationale markten: Frankrijk, Duitsland, het VK, Denemarken, Zweden en Finland.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Verwachte toekomstige marktaandelen

(188) Zoals hierboven is vermeld, zal de tussenonderneming met het oog op de geschatte verkoop van de strobilurine van Novartis in het VK, ongetwijfeld ook in 2000 de marktleider in het VK zijn.

(189) Voor Amistar van AstraZeneca zullen er in het verkoopjaar 1999-2000 voor het eerst geen problemen zijn op het gebied van leveringstekorten. In eerdere jaren was de capaciteit voor de productie van Amistar beperkt. Dit had tot gevolg dat de toegewezen hoeveelheden in bepaalde landen al in zeer korte tijd verkocht waren. Tot op heden lag de verkoop van Amistar derhalve beneden het potentieel van het product. Wat Frankrijk betreft, verwacht AstraZeneca voor het jaar 1999/2000 zijn totale marktaandeel te verhogen met [...]* en een marktaandeel te verwerven van [...]*, wat een stijging van de verkoop van Amistar, Amistar Pro en Amistar Ter van ongeveer [...]* tot gevolg heeft. Met betrekking tot het VK blijkt duidelijk uit het marketingplan voor 1999 dat het de algemene doelstelling is om [...]* te zijn.

(190) Het marketingplan van Novartis voorziet in 2003 een aandeel van in totaal [...]* op de EER-markten voor graanfungiciden.

(191) Waarschijnlijk het meest geaggregeerde overzicht van het verwachte toekomstige marktaandeel van de partijen in graangewassen in Europa komt uit het - in de paragraaf over strobilurines genoemde - document uit september 1999, op grond waarvan de raad van bestuur van AstraZeneca werd verzocht in te stemmen met de investering in picoxystrobin. De verwachte verkoop van BASF en Novartis is op de volgende manier in hetzelfde document aangegeven:

...- Marktaandeel van graanfungiciden in de EU - 2005

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(192) In het bovenstaande overzicht krijgt de tussenonderneming op de algemene markten voor graanfungiciden een gecombineerd marktaandeel van [50-60]* %. Opgemerkt zij dat een andere concurrent voor 2003 voor de tussenonderneming vergelijkbare marktaandelen voorziet. Bovendien verwachten de meeste concurrenten dat op een strobilurine gebaseerde producten meer dan 60-70 % van de totale verkoop zullen uitmaken. Als strobilurines op basis van deze aanname [60-70]* % van de totale verkoop zullen uitmaken, stijgt het marktaandeel van de tussenonderneming op de algemene markten voor graanfungiciden met nog eens [0-5]* %.

(193) De onderstaande tabel geeft de raming van de toekomstige marktaandelen van de tussenonderneming en BASF op de algemene EER-markt voor graanfungiciden in de jaren 2000 tot en met 2004. De tabel is gebaseerd op de geraamde verkoopcijfers die de Commissie heeft verkregen van respectievelijk AstraZeneca, Novartis en BASF. De schatting van de totale marktomvang is verstrekt door BASF(36). [...]*

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(194) Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de tussenonderneming - vergeleken met de voorsprong van [0-5]* % in 1999 - vanaf 2000 ieder jaar een voorsprong zal hebben van minimaal [10-20]* %.

(195) Volgens dezelfde methode is het resultaat voor Frankrijk, Duitsland en het VK als volgt(37):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(196) Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de tussenonderneming op alle nationale markten voor graanfungiciden in 2000 de onbetwiste marktleider is met een voorsprong van een percentage gelegen tussen de 11 en 23 procentpunten. Deze voorsprong zal in elk van de drie landen alleen maar verder toenemen.

(197) Zoals hierboven is vermeld, is de gebruikte methode gebaseerd op de schatting van de totale markt zoals die door BASF is verstrekt en wordt daarmee de verkoopraming van de tussenonderneming en van BASF uitgedrukt in de vorm van een percentage van deze schatting. Door gebruik te maken van deze schatting kan het totaal van de ramingen van elk van de partijen hoger liggen dan [90-100]* %. Het voordeel van deze schatting is echter dat de relatieve kracht van elke onderneming wordt uitgedrukt als een functie van één enkel inputelement. De Commissie heeft ook de toekomstige marktaandelen uitgerekend op basis van de ramingen van alle belangrijke concurrenten waarvan het werkterrein op O& O is gebaseerd. In dit scenario is de totale geschatte marktomvang de som van de ramingen van de individuele ondernemingen. Eveneens op die basis zal de tussenonderneming beschikken over een marktaandeel van [40-50]* % in Duitsland, van [40-50]* % in Frankrijk en van [50-60]* % in het VK. BASF neemt respectievelijk [30-40]* %, [20-30]* % en [30-40]* % voor zijn rekening. De tussenonderneming heeft derhalve, wat zijn marktaandeel betreft, een voorsprong die ligt tussen 10 en meer dan 25 procentpunten.

(198) De bovenvermelde grote marktaandelen zijn een sterke aanwijzing dat de aangemelde transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de markten voor graanfungiciden. Deze conclusie wordt ondersteund door het feit dat Syngenta vanwege de omvangrijke portefeuille van krachtige wel en niet op een strobilurine gebaseerde fungiciden een productportefeuillestrategie kan nastreven die geen enkele concurrent kan evenaren en waardoor Syngenta in feite zijn machtspositie kan uitbuiten. Deze laatstgenoemde argumenten zullen in de onderstaande paragrafen verder worden uitgewerkt.

Productportefeuillestrategieën

(199) De bovenstaande overzichten van de feitelijke en toekomstige marktaandelen en productintroducties zijn gebaseerd op beoordelingen van de situatie voorafgaand aan de fusie, en derhalve op beoordelingen van de concurrentie tussen drie ondernemingen, die ieder op een strobilurine gebaseerde producten aanbieden en hun eigen, niet op een strobilurine gebaseerde producten hebben. Er wordt derhalve geen rekening gehouden met de voordelen die de tussenonderneming kan ontlenen aan het combineren van de producten van Novartis en AstraZeneca.

Voorbeelden uit het verleden

(200) Ter illustratie van de mogelijkheden die portefeuillebeheer een onderneming op de Europese markten voor graanfungiciden kan bieden, wordt verwezen naar de eerder beschreven situatie die zich enkele jaren geleden op de Deense markt voordeed. De twee belangrijkste geregistreerde producten waren gebaseerd op propiconazool en fenpropimorf. Novartis had producten met beide werkzame stoffen, terwijl BASF over fenpropimorf beschikte. Met een mengsel van de twee stoffen slaagde Novartis erin om ten nadele van de eerdere positie van BASF een groot marktaandeel te veroveren.

(201) Ook wordt verwezen naar de hiervoor beschreven situatie op de Duitse markt, waar de overeenkomst tussen Zeneca en Novartis om een tankmengsel aan te bevelen van op azoxystrobin en fenpropidin gebaseerde producten, de ondernemingen in staat stelt om het meest aantrekkelijke mengsel aan te bieden ten nadele van de in aanmerking komende op fenpropimorf of quinoxyfen gebaseerde mengsels van de andere ondernemingen (echte meeldauwsegment).

Van de markt halen van zuivere strobilurineproducten

(202) De tussenonderneming beschikt over een aanzienlijke ruimte om zijn positie verder te versterken door zuivere strobilurineproducten van de markt te halen of in ieder geval geen nieuwe zuivere strobilurineproducten op de markt te brengen. Dit is mogelijk als de eigen vooraf geformuleerde mengsels volledig tegen ziekten beschermen en resistentieontwikkeling beheersbaar maken.

(203) Hierboven is beschreven hoe de totale portefeuille van AstraZeneca, in tegenstelling tot die van BASF, niet veel ruimte bood voor de ontwikkeling van dergelijke mengsels, zodat het in het algemene belang van AstraZeneca was om zuivere azoxystrobin aan te bieden. Met het oog op het succes van azoxystrobin was het voor de andere fabrikanten die beschikten over een goede partner voor het produceren van een mengsel behoorlijk belangrijk om deze mogelijkheid te kunnen benutten. In dit verband kan worden verwezen naar de producten Pronto en Pronto Plus (tebuconazool en spiroxamine) van Bayer en Flamenco (fluquinconazool) van Aventis. Uit de tabel met het overzicht van de respectieve werkzaamheid van de werkzame stoffen (overweging 115) blijkt dat de werkzaamheid van een mengsel tussen Amistar en Flamenco kan worden vervangen door een vooraf geformuleerd mengsel van azoxystrobin en cyproconazool van Novartis. De werkzaamheid van het middel Pronto/Plus van Bayer kan ook in grote mate worden vervangen door een combinatie van cyproconazool met een van de morfolines. Het lijkt erop dat de tussenonderneming alleen met betrekking Fusarium roseum geen topproduct heeft. In dit segment blijven tankmengsels nodig. Opgemerkt moet echter worden dat de beste strategie om het risico op Fusarium roseum te voorkomen, bestaat uit het omploegen van de akkers indien het vorige gewas maïs was en vervolgens minder gevoelige variëteiten in te zaaien(38).

(204) In de reactie hebben de partijen gesteld dat de tussenonderneming gedwongen is om door te gaan met de verkoop van zuivere azoxystrobin, vooral vanwege zijn spectrum als een zuiver product dat als zodanig rechtstreeks met mengsels concurreert. Andere redenen die de partijen hebben gegeven houden verband met de voorkeur van boeren voor tankmengsels, de hogere kosten van mengsels, het daarmee verband houdende verlies aan marktaandeel en het feit dat voor de ontwikkeling van een nieuw vooraf geformuleerd mengsel 3 tot 4 jaar aan ontwikkeling en registratie nodig is.

(205) De Commissie is op de hoogte van de tijdsduur die nodig is voor het op de markt brengen van een nieuw mengsel. Dit kan echter een rendabele handelswijze zijn in een mededingingsklimaat waar de enige andere strobilurinefabrikant (BASF) zijn strobilurines niet in een zuivere vorm aanbiedt en waar de tussenonderneming beschikt over een portefeuille van mogelijke partners waarmee mengsels kunnen worden geproduceerd. Opgemerkt zij dat de partijen in hun argumenten veronderstellen dat de boer een alternatief heeft voor zijn gebruik van zuivere strobilurine, en dat dit alternatief er niet langer zou zijn als de tussenonderneming daartoe zou besluiten.

Stopzetten van de samenwerking met concurrenten met betrekking tot de mengsels

(206) [...]* Omdat het product botst met de eigen producten van Syngenta kan Syngenta een economisch belang hebben bij het stopzetten van deze samenwerking. Het verdient vermelding dat picoxystrobin bij de bestrijding van echte meeldauw dezelfde uitstekende werking heeft als quinoxyfen. Met het oog op het voorkomen van resistentieontwikkeling zou bovendien een van de morfolines kunnen worden toegevoegd.

(207) Het is ook denkbaar dat het verlengen van het leveringscontract van azoxystrobin aan Bayer, ten behoeve van zijn mengsel spiroxamine voor de Scandinavische landen, niet noodzakelijkerwijs in het langetermijnbelang van de tussenonderneming is. Picoxystrobin (een stof die echte meeldauw zelfs nog beter bestrijdt) is waarschijnlijk op de markt tegen de tijd dat de overeenkomst afloopt.

Introductie van nieuwe combinaties - portefeuille van Syngenta

(208) Op de Europese markten voor graanfungiciden, die doorgaans openstaan voor nieuwe producten, laat de portefeuille van Syngenta - naast de boven beschreven mechanismen - meer dan voldoende ruimte over voor de introductie van nieuwe, potentieel zeer succesvolle mengsels waarmee de verkoop verder zou kunnen worden vergroot. Momenteel heeft de tussenonderneming 31 verschillende formuleringen op de markt. Volgens een concurrent zijn nog eens 12 nieuwe combinaties te voorzien, waarvan er 10 alleen na de fusie haalbaar zijn. Het betreft: mengsels tussen enerzijds respectievelijk azoxystrobin en picoxystrobin (beide AZ) en anderzijds respectievelijk propiconazool, cyproconazool, fenpropidin, cyprodinil en acibenzolar-S-methyl. [...]*(39)

(209) De partijen hebben gesteld dat voor een mengsel van azoxystrobin en cyprodinil ten behoeve van de bestrijding van oogvlekken een volle dosering cyprodinil nodig is en dat dit derhalve voor de boer een behoorlijk dure oplossing wordt. Beweerd wordt dat de boer een goedkopere oplossing van strobilurine+prochloraz zal gebruiken. Voor het verkrijgen van een goede strategie op het gebied van resistentieontwikkeling en het voordeel van curatieve werking zal bovendien een triazool moeten worden toegevoegd, waardoor de kosten nog verder zullen oplopen. Bovendien zijn er aanwijzingen van verminderde effectiviteit bij de formulering van mengsels van strobilurines en cyprodinil. Aan deze argumenten kan worden getwijfeld want Novartis heeft onlangs een mengsel van cyprodinil en zijn triazool cyproconazool op de markt gebracht, waarin geen "volle dosering" cyprodinil is gebruikt en indien hieraan een strobilurine wordt toegevoegd, ontstaat een geschikt "compleet" T1-product. Het is correct dat prochloraz goedkoper is dan cyprodinil en dat de ITCF de mogelijkheid bestudeert van een middel dat voor de helft bestaat uit cyprodinil en voor de helft uit prochloraz. Anderzijds is de volledige huidige marketingopzet van Novartis opgebouwd rond het idee dat cyprodinil, vergeleken met prochloraz, zijn geld waard is (het kost meer, maar dit wordt meer dan gecompenseerd door de hogere marge die het gevolg is van de betere ziektebestrijding).

(210) Reeds eerder werd opgemerkt dat de partijen alleen met betrekking tot Fusarium roseum een zwakke plek in hun portefeuille lijken te hebben. Voor alle andere ziekten behoren hun producten reeds tot de "allerbeste" mengsels(40) en kan de positie van de producten van de andere partijen worden verzwakt door nieuwe, door de partijen geformuleerde producten en door de introductie van de nieuwe strobilurines.

Distributie

(211) De tussenonderneming heeft twee campagnes alvorens het nieuwe product van BASF wordt verwacht. Dit betekent dat de geconstateerde zwakke positie van de huidige strobilurineportefeuille van BASF volledig kan worden benut. Bovendien zal de tussenonderneming op hetzelfde moment als BASF een nieuw product (picoxystrobin) introduceren dat nog sterker is. In een dergelijke situatie kan de tussenonderneming de distributiemethode aanwenden die AstraZeneca in Frankrijk voor Amistar heeft toegepast, of een vergelijkbaar mechanisme. Om dezelfde redenen als in Frankrijk kan dit aantrekkelijk zijn voor de distributieketen (gegarandeerde marge, toegang tot nieuwe producten, onderscheidend concurrentie-element). Met twee toonaangevende strobilurines kunnen de twee toonaangevende distributeurs ieder (in een land of regio) over een exclusief product beschikken. Ook als geen exclusiviteit wordt gegeven voor een portefeuille strobilurinemoleculen, maken de talrijke mengsels het de tussenonderneming mogelijk om de toonaangevende distributeurs ieder een "uniek" product in hun regio of land te geven.

(212) Een vergelijkbaar mechanisme is de strategie die Novartis in het VK toepast en waarbij de distributeur wordt beloond met een aanzienlijke minimale vergoeding voor iedere boer die hij voorziet van de producten van Novartis. Deze mechanismen, die zich niet noodzakelijkerwijs tot fungiciden beperken, zijn potentieel succesvol vanwege de grotere allesomvattende portefeuille van de tussenonderneming en haar totale gewicht op de markt.

(213) Wat betreft de winst van de distributeurs behoren graanfungiciden in alle lidstaten tot de belangrijkste markten. Een nauwe samenwerking met de tussenonderneming biedt hun de mogelijkheid om hun marge te handhaven. Daarom zullen de distributeurs waarschijnlijk eerder een prijsverhoging doorberekenen aan de boer dan dat zij gezamenlijk een tegenwicht zullen bieden aan de tussenonderneming.

Gevolgen voor andere concurrenten

(214) De overige ondernemingen, die niet-strobilurine producten produceren, vormen geen bedreiging voor de positie van de partijen. Zoals hiervoor werd vermeld, kunnen de partijen door de fusie de marktmogelijkheden van deze ondernemingen verder verkleinen door de zuivere strobilurineproducten van de markt te halen en zelfgeformuleerde producten te ontwikkelen.

De positie van BASF

(215) In het eerder genoemde, aan de raad van bestuur gerichte document van september 1999 stelt AstraZeneca met betrekking tot de prijs van picoxystrobin dat: [...]*

(216) De verkoopprognose van BASF bevestigt [bedrijfsgeheim van BASF]*. Er wordt echter getwijfeld aan de omvang van het succes dat zijn nieuwe producten in de toekomst zullen hebben. Uit de eigen testresultaten van AstraZeneca blijkt duidelijk dat zijn nieuwe strobilurine beter is dan het product van BASF. Anderzijds kan [bedrijfsgeheim van BASF]* dit element niet hebben meegenomen in zijn verkoopraming.

(217) Op basis van de eigen beoordeling van AstraZeneca en de bovengenoemde overwegingen met betrekking tot de verkoop van BASF in de toekomst, kan worden geconcludeerd dat BASF er geen belang bij heeft om de positie van de tussenonderneming te bedreigen. Het ligt meer voor de hand dat BASF de toonaangevende prijzen van de tussenonderneming zal volgen. Bovendien is de tussenonderneming met meerdere strobilurineopties in de gelegenheid om één van zijn strobilurinemengsels te positioneren ten opzichte van de huidige, op KM gebaseerde producten van BASF en kan dus zonodig effectief terugslaan. Het omgekeerde is niet zo snel mogelijk.

Conclusie

(218) Op een strobilurine gebaseerde fungiciden vormen de belangrijkste basis van de Europese markten voor graanfungiciden. Zoals hiervoor werd opgemerkt, zijn er sterke aanwijzingen dat ze zelfs afzonderlijke markten vormen. Strobilurines zijn verantwoordelijk voor de helft van de verkoop van alle graanfungiciden en dit zal waarschijnlijk verder toenemen. Voor 2000 waren er met betrekking tot strobilurine slechts twee concurrenten: BASF en AstraZeneca. Binnen de EER verliest BASF zijn marktleiderschap snel. Terwijl BASF in 1997 [60-70]* % van de markt in handen had, was dit in 1999 teruggelopen naar [50-60]* %. Thans brengt Novartis zijn nieuwe strobilurine op de markt.

(219) Zonder de fusie zou de concurrentie tussen de drie ondernemingen zich op basis van hun innovatieve producten hebben ontwikkeld. Als gevolg van de fusie zal één van deze innovatoren van de markt verdwijnen, hetgeen de stimulans voor verdere innovatie kan verminderen. De fusie zal in ieder geval twee van de drie strobilurineproducenten samenbrengen en de concurrentie verminderen, die zich anders met de bestaande en komende pijplijnproducten zou hebben ontwikkeld.

(220) De situatie van 1999 is niet representatief voor de ontwikkelingen in de toekomst. Al in 2000 zal de gecombineerde verkoop van de tussenonderneming hoger liggen dan die van BASF. Ten eerste is het jaar 2000 het eerste jaar zonder capaciteitsbeperkingen voor de strobilurines van AstraZeneca. Ten tweede wordt vanwege de geconstateerde zwakke werking van de producten van BASF een afname van de verkoop van deze producten verwacht. Ten derde brengt Novartis zijn nieuwe strobilurines op de markt en verwacht een aanzienlijke verkoop van dit product.

(221) Met de introductie van een nieuwe strobilurine (picoxystrobin van AstraZeneca) kan de tussenonderneming haar marktleiderschap vergroten. Producten die op deze stof zijn gebaseerd zijn technisch beter dan de nieuwe strobilurineproducten van BASF. Vóór 2004 zullen er waarschijnlijk geen nieuwe producten van concurrenten op de markt komen. Op basis van de eigen marktraming van AstraZeneca neemt de tussenonderneming tegen [...]* meer dan [60-70]* % van de communautaire verkoop van op een strobilurine gebaseerde graanfungiciden voor haar rekening. Op basis van de verkoopramingen van de individuele ondernemingen zou dit minder zijn. De grootste oorzaak van het verschil tussen deze twee cijfers houdt echter verband met de eigen cijfers van AstraZeneca.

(222) Op de algemene markten voor graanfungiciden was de tussenonderneming met bijna [30-40]* % zelfs in 1999 de EER-marktleider. Dit is ook het geval op de Franse en Duitse markten. In het VK behield BASF in 1999 nipt de leiding, maar met het oog op de geschatte verkoop van de strobilure van Novartis in het VK zal de tussenonderneming in 2000 ongetwijfeld ook in het VK marktleider zijn. In Denemarken, Zweden en Finland is de tussenonderneming de onbetwiste marktleider met marktaandelen van meer dan [70-80]* %. Gelet op het toenemende belang van op een strobilurine gebaseerde graanfungiciden op de gehele markt voor graanfungiciden en de daaruit voor de partijen voortvloeiende positie (zie hierboven) zal de tussenonderneming, volgens de schatting van AstraZeneca, in de Gemeenschap in [...]* een marktaandeel realiseren van [50-60]* %. Op basis van twee andere methoden met betrekking tot verkoopprognoses blijkt eveneens dat de tussenonderneming de onbetwiste marktleider wordt. De ene methode wijst op een voorsprong in [...]* van 11 tot 23 procentpunten, die de jaren daarna verder zal toenemen. De andere methode geeft de tussenonderneming in [...]* marktaandelen van [40-50]* % in Duitsland, [40-50]* % in Frankrijk en [50-60]* % in het VK en een voorsprong ten opzichte van BASF van [10-30]* % procentpunten.

(223) De tussenonderneming kan door middel van haalbare en economisch beredeneerbare strategieën haar positie verder versterken. Dergelijke strategieën zijn, bijvoorbeeld, het van de markt halen van zuivere strobilurineproducten (met enkel een op een strobilurine gebaseerde werkzame stof) en hun vervanging door geformuleerde producten met stoffen uit andere chemische klassen binnen de productportefeuille van de tussenonderneming. Dit heeft tot gevolg dat andere concurrenten niet langer de mogelijkheid hebben waarover zij thans wel beschikken, namelijk om hun niet-strobilurine producten als een partner voor een tankmengsel met de zuivere strobilurine van AstraZeneca te verkopen. Een andere strategie is om de in Frankrijk door AstraZeneca toegepaste distributiestrategie, te weten de selectieve distributie van zijn strobilurineproducten, tot andere lidstaten uit te breiden waardoor de loyaliteit van de distributeurs wordt gegarandeerd. Uit het marktonderzoek blijkt ook dat BASF niet in de positie is om een bedreiging te vormen voor de tussenonderneming. Het ligt meer voor de hand dat BASF de toonaangevende prijzen van de tussenonderneming zal volgen. Om de bovenstaande redenen is de Commissie van mening dat de aangemelde transactie een machtspositie doet ontstaan op de markten voor graanfungiciden in Frankrijk, Duitsland, het VK, Denemarken, Zweden en Finland.

FUNGICIDEN VOOR SUIKERBIETEN

Technische aspecten

(224) De belangrijkste ziekten bij suikerbieten zijn echte meeldauw (erisyphe), roest (beide ook veel voorkomend bij graangewassen), cercospora (een ziekte die uniek is voor suikerbieten) en ramularia (een ziekte die ook voorkomt bij groenten). De ziekten beginnen zich te ontwikkelen in verschillende perioden in het groeiseizoen met echte meeldauw gevolgd door cercospora, gevolgd door ramularia en roest. Bij de ontwikkeling van echte meeldauw zijn doorgaans twee behandelingen vereist. Als echte meeldauw uitblijft, is een behandeling voldoende. De meeste geregistreerde fungiciden behandelen alle ziekten, maar hun efficiëntie kan verschillen.

(225) De fungicidenbehandeling wordt in grote mate beïnvloed door de technische adviezen van onafhankelijke instituten zoals het ITB in Frankrijk en het KBIVB in België. In Griekenland zijn de boeren contractueel verplicht om de aanbevelingen op te volgen van de "Hellenic Sugar Industry" die de producten inkoopt middels een internationale aanbesteding.

Beschrijving van de EER

(226) In 1997 bedroeg de totale verkoop van suikerbietfungiciden in de EER volgens de partijen [...]* EUR. Hiervan nam Novartis [40-50]* % voor zijn rekening en AstraZeneca [10-20]* %. DuPont had [10-20]* % en Aventis [5-10]* %. In 1998 schatten de partijen de totale verkoop op [...]* EUR. Novartis had [40-50]* %, AstraZeneca [10-20]* %, Dupont [10-20]* % en Aventis [0-5]* %. Voor 1999(41) werd de totale verkoop geschat op [...]* EUR, waarvan Novartis [40-50]* % voor zijn rekening nam, Dupont [10-20]* %, AstraZeneca [5-10]* %, Sipcam [0-5]* %, Aventis en BASF [0-5]* %. Het verdient vermelding dat de marktraming van de partijen niet aangeeft welke overige ondernemingen verantwoordelijk zijn voor een verkoop van circa [10-20]* %.

(227) De belangrijkste nationale markt is Frankrijk met in 1998 een verkoop van [...]* EUR en in 1999 van [...]* EUR, gevolgd door Italië ([...]* EUR), Spanje ([...]* miljoen EUR in 1998, [...]* miljoen EUR in 1999) en Duitsland ([...]* EUR). In Finland, Zweden, Noorwegen en IJsland worden geen suikerbietfungiciden gebruikt. In de overige EER-staten ligt de verkoop beneden [...]* EUR, met in 1999 een minimum van [...]* EUR in Denemarken.

De producten van de partijen

(228) De huidige portefeuille van Novartis bestaat uit negen producten met een merknaam, waarvan vijf zuivere middelen met de werkzame stoffen cyproconazool (Alto), difenoconazool (Score/Bardos), propiconazool (Tilt), zwavel (Thiovit) en thiabendazool (Tecto). Er zijn vier mengsels, namelijk cyproconazool+carbendazim (Alto Combi), cyproconazool+fentin-acetaat (Alto Bs), difenoconazool+fenpropidin (Spyrale) en difenoconazool+propiconazool (Armure). Novartis verkoopt zijn producten in alle "suikerbietlanden". In tegenstelling tot de in het CO-formulier verstrekte informatie dat "Novartis geen pijplijnproducten voor deze markt heeft", blijkt uit het marktonderzoek dat Novartis van plan is om zijn nieuwe strobilurine, trifloxystrobin, in een mengsel met cyproconazool op de markt te brengen. De eerste verkoop wordt verwacht voor [...]* in Frankrijk en Italië en voor [...]* in België, Griekenland, Nederland en Spanje. Novartis wijst erop dat de "totale opbrengst en suikeropbrengst (van het mengsel) vergelijkbaar zijn met de huidige standaardbehandelingen". Desondanks maakt het marketingplan voor trifloxystrobin duidelijk dat een aanzienlijke verkoop wordt verwacht van ongeveer [...]* van de totale EER-marktwaarde. Bovendien wordt in het plan onthuld dat Novartis zijn huidige toonaangevende EER-positie [...]* op lange termijn duurzaam acht, want er is het voornemen om [...]*(42).

(229) AstraZeneca heeft vier producten met flutriafol (een zuiver product en drie mengsels van verschillende combinaties met carbendazim), waarvan er in respectievelijk België, Frankrijk, Griekenland, Italië en Spanje minstens één wordt verkocht. In Griekenland wordt dit aangevuld met de marginale verkoop van een op chlorothalonil gebaseerd product. Naar verwachting brengt AstraZeneca azoxystrobin (Amistar) voor suikerbieten in [...]* (volgens het CO-formulier) of [...]* (volgens het antwoord in een vragenlijst) op de markt in Oostenrijk, Italië, Duitsland en Griekenland. [...]*

(230) In Frankrijk, Italië, Spanje, Griekenland en België veroorzaakt de fusie een overlapping van het huidige productaanbod. Om de onderstaande redenen is de Commissie van mening dat de fusie in deze landen - behalve in Griekenland - een machtspositie zal doen ontstaan.

Frankrijk

(231) Volgens de partijen had de tussenonderneming in 1997 een marktaandeel van [70-80]* % (N [50-60]* % + AZ [10-20]* %), in 1998 [70-80]* % (N [60-70]* % + AZ [5-10]* %) en in 1999 [60-70]* % (N [50-60]* % + AZ [10-20]* %). De grootste concurrent is Dupont met een marktaandeel dat wordt geschat op respectievelijk [10-20]* %, [10-20]* % en [10-20]* %. In 1999 had Sipcam een marktaandeel van [0-5]* %. Het verdient vermelding dat de partijen in hun schatting van de jaren 1997 en 1998 niet aangeven welke fabrikant(en) verantwoordelijk is/zijn voor ongeveer [0-5]* % van de totale markt. Voor 1999 wordt [10-20]* % van de verkoop door de partijen niet aan een bepaalde fabrikant toegeschreven.

(232) Volgens het ITB (Institut Technique Français de la Betterave Industrielle) heeft de tussenonderneming in 1998 een marktaandeel van [60-70]* % (N [50-60]* % + AZ [10-20]* %) en in 1999 [50-60]* % (N [50-60]* % + AZ [5-10]* %). In 1998 beschikt Dupont over een marktaandeel van [20-30]* % (voor 1999 is geen informatie gegeven). Deze schattingen zijn gebaseerd op de ongeveer 500 reacties die het Instituut heeft ontvangen naar aanleiding van de 2000 vragenformulieren die naar Franse suikerbietboeren zijn gestuurd.

(233) De (hogere) schatting die de partijen van hun eigen marktaandelen geven, worden echter bevestigd door concurrenten en het is opmerkelijk dat zijn verkoop van het middel Anterès (waar het ITB een marktaandeel van 0 % raamt) volgens de eigen cijfers van AstraZeneca hoger is dan de verkoop van Impact, waaraan het ITB het totale marktaandeel van AstraZeneca toeschrijft.

(234) De sterke positie van de partijen blijkt ook uit de aanbevelingen van het ITB. Voor het seizoen 1999 beval het ITB vijf verschillende middelen aan ten behoeve van een enkelvoudig behandelprogramma (dat in circa [10-20]* % van de gevallen wordt toegepast). Drie van deze middelen waren van Novartis, één van AstraZeneca en één van Dupont. Voor het tweevoudige behandelprogramma (dat in circa [70-80]* % van de gevallen wordt gebruikt) beval het ITB vier middelen aan waaruit voor iedere behandeling kon worden gekozen. Tevens werd aanbevolen om die middelen beurtelings te gebruiken. Van de vier T1-middelen waren er twee van Novartis, één van AstraZeneca en één van Dupont. Van de vier T2-middelen waren er drie van Novartis en één van Sipcam.

(235) Van de gebruiksaanbevelingen voor het jaar 2000 zijn twee van de vijf "enkelvoudige behandeling"-middelen van Novartis, twee van Dupont en één van AstraZeneca. Voor een programma waarin tweemaal wordt gespoten, zijn twee van de vijf T1-middelen van Dupont en is één middel respectievelijk van Novartis, AstraZeneca en BASF. Van de vier T2-middelen zijn er drie van Novartis en één van Sipcam. Twee middelen van Novartis worden echter "speciaal" aanbevolen. Andere middelen die op de markt zijn en helemaal niet worden aanbevolen, zijn Castellan S van Aventis, Antarès (AstraZeneca), zwavelproducten (die volgens het ITB [5-10]* % van de totale verkoop uitmaken, worden gebruikt als een goedkope behandeling tegen echte meeldauw en beschikken over een zeer goede efficiëntie maar een gemiddelde persistentie) en Microthiol spécial (TotalElf).

(236) Op de Franse markt zijn twee nieuwe producten geïntroduceerd die ook zijn opgenomen in de bovenvermelde aanbevelingen voor 2000. Deze producten zijn het middel Monnaie van BASF (epoxiconazool+fenpropimorf, met een identieke formulering als het middel "Opus Team" dat voor graangewassen wordt gebruikt) en het middel Initial van Dupont (flusilazool+fenpropimorf, dat met andere formuleringen maar in dezelfde verhouding beschikbaar is voor graangewassen). Naar verwachting zal Dupont zijn marktaandeel vergroten en zal BASF zich voor de eerste keer met zijn verkoop op de Franse markt voor suikerbietfungiciden begeven. Opgemerkt zij dat het middel van BASF het duurste middel op de markt is, waarmee echter niet het beste resultaat wordt behaald bij de bestrijding van echte meeldauw - de belangrijkste ziekte die moet worden bestreden met de T1-spuitbehandeling waarvoor het middel wordt aanbevolen. Het beste resultaat tegen echte meeldauw wordt behaald met het middel Spyrale van Novartis, algemeen beschouwd als het beste middel op de markt. Vergeleken met de andere T1-aanbevelingen heeft Punch CS een vergelijkbare kwaliteit, maar dit middel is beschikbaar voor de helft van de prijs. Het nieuwe middel van Dupont, Initial, heeft precies dezelfde efficiëntie en persistentie als zijn oudere middel Punch CS. Het nieuwe middel is echter [5-10]* % duurder, maar behoort nog steeds tot het "laaggeprijsde" segment.

(237) Het ITB beschouwt het KM+epoxiconazool-mengsel van BASF als het belangrijkste product dat nog vóór het jaar 2005 op de Franse markt zal worden gebracht. In tests liet het middel uitstekende resultaten zien bij de bestrijding van echte meeldauw en roesten en een goede efficiëntie tegen cercospora (ramularia komt in Frankrijk nog maar zelden voor).

(238) Novartis verwacht echter ook zijn trifloxystrobin+cyproconazool-mengsel in [...]* in Frankrijk op de markt te brengen en raamt de verkoop in dat jaar op [...]* miljoen EUR en in [...]* op [...]* miljoen EUR, waardoor het een marktaandeel van [10-20]* % behaalt. Het mengsel heeft een werking die vergelijkbaar is met de huidige marktstandaard. AstraZeneca heeft erop gewezen niet van plan te zijn om zijn strobilurines in Frankrijk te ontwikkelen. [...]* Als gevolg van de fusie kan azoxystrobin bovendien worden gecombineerd met de andere triazolen van Syngenta (zoals cyproconazool).

(239) Novartis heeft dus een consistent groot marktaandeel (meer dan [50-60]* %) en volgens zijn eigen documenten zal dit marktaandeel - met het oog op het verwachte succes van zijn trifloxystrobin-mengsel - op lange termijn duurzaam zijn.

(240) De tussenonderneming combineert dus de sterke positie van Novartis met de toevoeging van de op twee na grootste fabrikant van bekende producten op de markt (met een marktaandeel dat groter is dan [5-10]* %) en met een nieuwe werkzame stof (azoxystrobin) die, in combinatie met een van de triazolen van de tussenonderneming, waarschijnlijk ook een sterk product zal worden. Hierdoor kan de tussenonderneming dezelfde distributietechnieken ontwikkelen als hierboven op het gebied van de graanfungiciden zijn beschreven.

(241) De Commissie is derhalve van mening dat de transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Franse markt voor suikerbietfungiciden.

Italië

(242) Zoals hierboven reeds werd vermeld, is Italië met een verkoop in 1997, 1998 en 1999 van respectievelijk [...]* EUR de op één na belangrijkste nationale markt. In de jaren 1997 tot 1999 zijn de producten van Syngenta verantwoordelijk voor respectievelijk [60-70]* % (N [20-30]* % + AZ [20-30]* % + [10-20]* % de producten van Novartis die door Aventis worden gedistribueerd), [50-60]* % (N [20-30]* % + AZ [20-30]* % + [5-10]* % de producten van Novartis die door Aventis worden gedistribueerd) en minimaal(43) [50-60]* % (N [30-40]* % + AZ [10-20]* %(44)).

(243) De rest van de markt is versplinterd over diverse lokale en internationale fabrikanten, zoals Sipcam met [5-10]* %, Isagro [5-10]* %, Dow [5-10]* %, Bayer [0-5]* %, Siapa [0-5]* %, Dupont [0-5]* % en Caffaro [0-5]* %

(244) Volgens de eigen marketingplannen van Novartis wordt de sterke positie van de tussenonderneming niet bedreigd door de introductie van nieuwe concurrerende producten. Novartis verwacht [...]* met de verkoop in Italië van zijn op difenoconazool gebaseerde producten tussen 1999 en 2002 (van [...]*) meer dan [10-20]* % van de totale markt in handen te hebben. [...]* heeft Novartis met zijn trifloxystrobin-mengsel, dat de op cyproconazool gebaseerde producten vervangt, nog eens [10-20]* % in handen. Derhalve verwacht Novartis zijn marktaandeel van [...]* te behouden. Zelfs als de op flutriafol gebaseerde producten van AstraZeneca iets van hun marktaandeel van [10-20]* % zouden verliezen, zal dit naar verwachting worden gecompenseerd door de introductie van Amistar, en [...]* of een gangbare triazool van Novartis.

(245) De Commissie is derhalve van mening dat de transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Italiaanse markt voor suikerbietfungiciden.

Spanje

(246) Volgens de partijen was de Spaanse markt in de jaren 1997 tot 1999 tussen de [...]* waard. Novartis vergroot zijn marktaandeel: in 1997 [20-30]* %, in 1998 [30-40]* % en in 1999 [30-40]* %. Het aandeel van AstraZeneca was stabiel op ongeveer [10-20]* %. De tussenonderneming heeft dus ongeveer [40-50]* % van de markt in handen.

(247) De stijging van Novartis heeft plaatsgevonden ten koste van Dupont, dat [5-10]* % van zijn marktaandeel verloor (van [20-30]* % naar [10-20]* %). De resterende [30-40]* % van de markt hebben de partijen aan geen enkele fabrikant toegeschreven. Uit het marktonderzoek blijkt dat Bayer en Cyanamid ieder een marktaandeel van ongeveer [0-5]* % hebben.

(248) Novartis is ook van plan om zijn trifloxystrobin-mengsel in [...]* in Spanje te introduceren, maar er is geen verkoopraming beschikbaar. Meer groei wordt echter verwacht van de op difenoconazool gebaseerde producten, die volgens Novartis naar verwachting tegen [...]* een marktaandeel van [20-30]* % zullen hebben. Bovendien zullen de overige thans op de markt aanwezige producten in [...]* nog steeds bijna [5-10]* % vertegenwoordigen. Zelfs zonder rekening te houden met de verkoop van trifloxystrobin verwacht Novartis dus ook op lange termijn een marktaandeel van [30-40]* % te behouden.

(249) De tussenonderneming heeft dus op lange termijn alleen al met haar huidige producten ongeveer [40-50]* % van de markt in handen, namelijk [30-40]* % afkomstig van Novartis en het resterende deel met de verkoop van het huidige product van AstraZeneca (dat momenteel verantwoordelijk is voor circa [...]*). Bovendien brengt Novartis zijn trifloxystrobin-mengsel op de markt. Dit kan in overeenstemming met de verwachtingen voor andere lidstaten geacht worden minstens [...]* van de totale markt uit te maken. [...]* Bovendien heeft de tussenonderneming de mogelijkheid om potentiële mengsels van azoxystrobin met één van de succesvolle moleculen van Novartis te evalueren.

(250) Omdat de tussenonderneming haar huidige marktaandeel van circa [50-60]* % kan handhaven, is de Commissie van mening dat de fusie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Spaanse markt voor suikerbietfungiciden.

België

(251) De Belgische markt is verantwoordelijk voor [...]* EUR en het marktonderzoek bevestigt de sterke positie van de aan de fusie deelnemende partijen op deze markt. Volgens de schatting van de partijen heeft Novartis een marktaandeel van [30-40 %]* (1997), [40-50 %]* (1998) en [40-50 %]* (1999). Van 1997 tot 1998 heeft AstraZeneca zijn marktaandeel vergroot van [30-40]* % naar [30-40]* %. In de door Novartis (namens beide partijen) verstrekte gegevens voor 1999 wordt in België geen verkoop toegeschreven aan andere met name genoemde concurrenten (allen "niet met name genoemd"). Uit de verkoopcijfers van AstraZeneca voor 1999 kan een marktaandeel van minstens [20-30]* % worden afgeleid. De tussenonderneming beschikt derhalve over een marktaandeel van [60-70]* % in 1997, [80-90]* % in 1998 en minstens [60-70]* % in 1999.

(252) Aventis en Dupont zijn de enige andere concurrenten, met in 1998 ieder een marktaandeel van ongeveer [5-10]* %.

(253) De sterke positie van de tussenonderneming blijkt duidelijk uit het feit dat vijf (4N+1AZ) van de zeven op de markt aanwezige werkzame stoffen door de tussenonderneming worden geproduceerd. Deze sterke positie kan duurzaam worden geacht, want in 2003 wordt in België het trifloxystrobin-mengsel op de markt gebracht, dat volgens de verkoopraming [40-50]* % van de totale markt voor zijn rekening zal nemen! Het marketingplan van Novartis wijst uit dat [...]*

(254) De Commissie is derhalve van mening dat de fusie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Belgische markt voor suikerbietfungiciden.

FUNGICIDEN VOOR GROENTEN

(255) Er zijn ongeveer 30 groentegewassen, maar de ziekten die deze gewassen aantasten en/of de middelen die worden gebruikt voor de behandeling van deze ziekten zijn in grote lijnen hetzelfde.

(256) De partijen schatten dat de totale EER-verkoop in 1998 [...]* EUR zal bedragen en dat Syngenta binnen de EER een marktaandeel zal hebben van [...]* [20-30]* % (N [10-20]* % + AZ [5-10]* %). Volgens het CO-formulier zijn Spanje [...]*, Italië [...]* en Frankrijk [...]* de grootste nationale markten.

(257) Volgens het CO-formulier heeft de Franse markt in 1998 een omvang van [...]* EUR en beschikt Syngenta over een marktaandeel van [30-40]* % (N [10-20]* % + AZ [10-20]* %) [...]* en Aventis [...]* [30-40]* %. Opgemerkt zij dat de concurrenten substantieel andere schattingen van de totale markt en de marktaandelen geven. Ook de schatting die de partijen hebben gemaakt van de markt voor het jaar 1999 verschilt aanzienlijk: Novartis raamt de omvang van de Franse markt op [...]* EUR (N [10-20]* % + AZ [5-10 %]*) en AstraZeneca raamt de marktomvang op [...]* EUR, waarbij het zichzelf schat op [...]* een marktaandeel van [10-20]* % (er is geen schatting gegeven voor Novartis).

(258) Meer gedetailleerde informatie over deze markt is te vinden in een intern document van AstraZeneca uit januari 2000, als voorbereiding op de introductie op de Franse markt voor groenten van het middel azoxystrobin van AstraZeneca (merknaam Ortiva). Dit document geeft (op basis van "panelstudies" van de jaren 1996 - 1998) het volgende overzicht van de "waarde die de concurrenten vertegenwoordigen": [...]*

(259) Volgens dit document vertegenwoordigen de tien belangrijkste merken [70-80]* % van de totale verkoop en worden zeven van die merken door de partijen, vier door Novartis en drie door AstraZeneca gedistribueerd. De merken van Novartis zijn het toonaangevende merk (Acylon) en de nummers drie (Pulsan), zes (Score) en zeven (Dithane). De merken van AstraZeneca zijn de nummers vijf (Sumisclex), acht (Orzin) en negen (Sumico). BASF heeft het tweede merk (Ronilan) en Aventis het vierde (Rovral). In de reactie stellen de partijen dat de schatting van de totale marktomvang, die aan de in dit document gepresenteerde cijfers ten grondslag ligt, te laag is en dat dit in het onderzoek van een onafhankelijke Franse onderneming wordt bevestigd.

(260) Wat de introductie van nieuwe producten betreft, zal AstraZeneca vanaf februari 2000 voor steeds meer groentegewassen het middel azoxystrobin onder de merknaam Ortiva introduceren. AstraZeneca verwacht voor bijna alle gewassen een marktaandeel van [20-30]* % te realiseren en een marktaandeel van [10-20]* % voor de gewassen die te maken hebben met Botrytis. Dit betekent voor Ortiva een totaal marktaandeel van [20-30]* %. Zoals bij alle strobilurines gaat het om voorkoming van resistentieontwikkeling. Derhalve moet Ortiva beurtelings met andere stoffen worden gebruikt (Ortiva kan voor maximaal twee spuitbehandelingen worden gebruikt). De brede portefeuille van de tussenonderneming biedt de mogelijkheid om de werkzaamheid van Ortiva (zijn brede bereik) te combineren met de sterke triazoolfungiciden van Novartis. Indien de verkoopprognose wordt uitgedrukt als percentage van de "gecorrigeerde" huidige marktomvang, vertegenwoordigt Ortiva in [...]* ongeveer [10-20]* %.

(261) De nieuw geïntroduceerde producten van de concurrenten hebben een nogal beperkt potentieel. [Bedrijfsgeheimen van de concurrenten]*

(262) In de marketingplannen van Novartis wordt geschat dat zijn producten in [...]* een marktaandeel van [20-30]* % zullen hebben. Daaraan voegt AstraZeneca Ortiva toe (dat ongeveer [10-20]* % vertegenwoordigt) alsook zijn huidige portefeuille, waarvoor AstraZeneca geen verkoopprognose heeft verstrekt.

(263) De Commissie hoeft op basis van dit bewijs niet te beslissen of de aangemelde transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie, omdat eventuele mededingingsproblemen verdwijnen als gevolg van de invoering van de verplichtingen die voor het behandelen van Botrytis bij druiven voor de Franse markt zijn opgelegd.

ZWEEDSE MARKT VOOR AARDAPPELFUNGICIDEN

(264) Volgens het CO-formulier vertegenwoordigt de Zweedse markt voor aardappelfungiciden in 1997 een omzet van [...]* EUR en in 1998 [...]* EUR. In 1997 had AstraZeneca met fluazinam [60-70]* % van de markt in handen en Novartis met Ridomil (metalaxyl+mancozeb) [20-30]* %. Aventis had met zijn recent op de markt gebrachte middel Tattoo (propamocarb+mancozeb) [5-10]* % in handen. American Cyanamid heeft een nieuw product op de markt gebracht, Acrobat MZ (dimethomorf+mancozeb), waarmee [0-5]* % wordt gerealiseerd.

(265) In 1998 en 1999 handhaaft Syngenta een marktaandeel van [80-90]* % (AZ [50-60]* % + N [20-30]* %). Zowel Aventis als American Cyanamid hebben in deze jaren ieder een marktaandeel van [5-10]* %. Deze schattingen zijn in het marktonderzoek bevestigd.

(266) Hoewel het marktaandeel van AstraZeneca is afgenomen, is dat van Novartis gestegen. De introductie in 1997 van de producten van Aventis en American Cyanamid heeft dus het totale marktaandeel van de partijen niet beïnvloed.

(267) Bovendien heeft Novartis in 2000 een nieuw product op de markt gebracht, namelijk Epok, zijn mengsel van fluazinam en metalaxyl-M. De registratie van zijn andere product Ridomil MZ (een mengsel van metalaxyl en mancozeb)[...]*.

(268) Novartis heeft aangegeven dat [...]*. Volgens het antwoord van Novartis van 28 maart 2000 was de beslissing "een paar weken geleden" genomen, dat wil zeggen na de bekendmaking van de fusie met AstraZeneca. Om die reden kan de beslissing [...]* ook door de voorgenomen transactie zijn beïnvloed, want de tussenonderneming heeft meer voordeel van [...]* dan van concurrentie tussen Novartis en AstraZeneca.

(269) De partijen hebben erop gewezen dat nieuwe producten zoals famoxadone van Dupont, zuiver of als een mengsel met cymoxanil, en fenamidone van Aventis, zuiver of als een mengsel, een zelfde ecotoxycologisch regulerend profiel hebben als fluazinam. Uit het marktonderzoek blijkt echter dat de marktaandelen van alle nieuwe producten die concurrenten tegen 2003 op de markt willen hebben naar verwachting minder dan [10-20]* % zullen vertegenwoordigen.

(270) Gelet op het grote totale marktaandeel van de tussenonderneming [80-90 %]*, de substantiële toevoeging van ([50-60]* %+[20-30]* %), de introductie van een nieuw product van Novartis in 2000, en de naar verwachting beperkte marktaandelen voor nieuwe producten die vanaf nu tot 2003 op de markt worden gebracht, is de Commissie van mening dat de concentratie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Zweedse markt voor aardappelfungiciden.

FUNGICIDEN VOOR DE BESTRIJDING VAN ECHTE MEELDAUW, VALSE MEELDAUW EN BOTRYTIS BIJ DRUIVEN

(271) Om druivenziekten te bestrijden worden druiven per seizoen zeven tot 15 maal bespoten met fungiciden. De belangrijkste markten voor druivenfungiciden zijn die voor de behandeling van valse meeldauw (met in Europa een verkoop van [...]* EUR), echte meeldauw [...]* EUR en grauwe schimmel [...]* EUR.

Valse meeldauw

(272) Aventis is met [20-30]* % de EER-marktleider voor valse meeldauw. Syngenta realiseert [10-20]* % (N [10-20]* % + AZ [5-10]* %). Op nationaal niveau is het marktaandeel van Syngenta in 1999 minder dan [20-30]* % en realiseren zijn belangrijkste werkzame stoffen (metalaxyl van Novartis en azoxystrobin van AstraZeneca) een verkoop die aanzienlijk lager is dan de formuleringen gebaseerd op cymoxanil (Dupont) en ethylfosfiet alumunium (Aventis).

Echte meeldauw in Oostenrijk

(273) In 1998 is Syngenta met [30-40]* % (N [20-30]* % + AZ [5-10]* %) binnen de EER de marktleider voor echte meeldauw en in 1999 met [20-30]* % (N [20-30]* % + AZ [5-10]* %). In 1998 was Atochem verantwoordelijk voor [10-20]* % en Aventis, Dupont, Bayer en BASF ieder voor [5-10]* %. In 1999 had Bayer [10-20]* %, Atochem [5-10]* %, Aventis [5-10]* % en BASF, Dow en Dupont ieder minder dan [0-5]* %.

(274) Met [...]* EUR is de Oostenrijkse markt de kleinste markt voor echte meeldauw en de enige nationale markt waar de producten van Syngenta meer dan [30-40]* % vertegenwoordigen. In Oostenrijk had Novartis in 1999 een marktaandeel van [30-40]* % ([20-30]* % met de triazool penconazool en [5-10]* % met zwavel) en distribueert Afaplant het middel pyrenifox van Novartis, waarmee een marktaandeel van [5-10]* % wordt gerealiseerd. Kwizda distribueert het middel Quadris (azoxystrobin) van AstraZeneca en realiseert daarmee een marktaandeel van [5-10]* %. De stoffen van Syngenta hebben derhalve een marktaandeel van [40-50]* %.

(275) Volgens de partijen is Agrolinz de naaste concurrent. Agrolinz distribueert de producten van BASF (Discus, dat de strobilurine kresoxim-methyl bevat en Kumulus, dat zwavel bevat) en heeft een marktaandeel van [10-20]* %. RAG heeft met een zwavelproduct een marktaandeel van [5-10]* %, Cyanamid heeft [5-10]* % en Bayer [5-10]* % (waarvan het spiroxamin-product [0-5]* % vertegenwoordigt) en Aventis heeft [0-5]* %. Afaplant distribueert behalve pyrenifox van Novartis nog een product waarmee [0-5]* % wordt gerealiseerd. In de reactie hebben de partijen erop gewezen dat Bayer met zijn spiroxamin-product in 1999 een marktaandeel van [10-20]* % realiseerde.

(276) Zoals hierboven werd vermeld, wordt er in een seizoen zeven tot 15 keer gespoten. Om resistentieontwikkeling te voorkomen is voor diverse klassen het aantal spuitbehandelingen tot een bepaald aantal per seizoen beperkt. Dergelijke gebruiksbeperkende aanbevelingen zijn afkomstig van de FRAC. Ten aanzien van echte meeldauw bij druiven beperken de aanbevelingen het gebruik van DMI's zoals triazolen tot vier spuitbehandelingen per seizoen. Ook strobilurines moeten worden beperkt tot een maximum van twee van de zeven spuitbehandelingen, drie van de 8 tot 11 spuitbehandelingen en vier van de 12 of meer spuitbehandelingen. Strobilurines moeten bij voorkeur worden afgewisseld met fungiciden van een andere klasse.

(277) De partijen bevinden zich in de unieke positie dat ze de boer zwavel, triazolen en strobilurines kunnen aanbieden. Omdat ze een volledig pakket ter bestrijding van echte meeldauw hebben, kunnen ze hun voordeel doen met de spuitbeperkingen voor de triazolen en strobilurines. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de werkzaamheid van Topaz van Novartis, dat met [20-30]* % van de totale markt veruit de meest toegepaste triazool is, te gebruiken om azoxystrobin te stimuleren, dat vergeleken met kresoxim-methyl van BASF algemeen wordt beschouwd als de technisch zwakkere strobilurine ter bestrijding van echte meeldauw. Dit is met name haalbaar in Oostenrijk, waar azoxystrobin momenteel even "populair" is als kresoxim-methyl (met ieder een marktaandeel van [5-10]* %). Voor de resterende spuitbehandelingen kan zwavel worden aangeboden. In de reactie wijzen de partijen erop dat azoxystrobin niet de eerste keuze zal zijn van telers die echte meeldauwepidemieën in druiven moeten voorkomen, omdat azoxystrobin technisch zwakker is dan de meeste echte meeldauwproducten voor druiven die de telers tot hun beschikking hebben. De partijen stellen dat een dergelijke strategie derhalve niet kan werken voor azoxystrobin. Een dergelijke strategie wordt echter uitdrukkelijk door Novartis overwogen voor de introductie van zijn trifloxystrobin [...]*, waarvoor het tegen 2005 een marktaandeel wil hebben veroverd van [20-30]* %.

(278) Met het oog op het grote marktaandeel van de tussenonderneming is de Commissie van mening dat de nieuwe onderneming, vanwege de unieke positie dat een volledig pakket tegen echte meeldauw wordt aangeboden en vanwege de ophanden zijnde introductie van trifloxystrobin, zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Oostenrijkse markt voor echte meeldauw bij druiven.

Botrytis

(279) Met in 1999 in de EER een verkoop van [...]* EUR is Botrytis, wat de waarde betreft, de kleinste van de drie markten voor druivenziekten. Syngenta is binnen de EER de marktleider met [30-40]* % (N [20-30]* % + AZ [10-20]* %). Aventis is verantwoordelijk voor [30-40]* %. De andere (grotere) concurrenten zijn Cyanamid ([5-10]* %), Bayer [5-10]* %) en BASF[5-10]* %).

(280) Frankrijk is met [...]* EUR veruit de grootste nationale markt, gevolgd door Italië met [...]* EUR. De andere nationale markten zijn Duitsland [...]*, Spanje [...]*, Portugal [...]*, Griekenland [...]* en Oostenrijk [...]*. De producten van beide partijen worden verkocht in Frankrijk, Portugal en Oostenrijk.

(281) Om de in overweging 282 tot en met 288 vermelde redenen is de Commissie van mening dat de fusie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Franse en Oostenrijkse markt.

De Franse Botrytis-markt

(282) De tussenonderneming vertegenwoordigt [50-60]* % (N [20-30]* % + AZ [20-30]* %) van deze [...]* markt. De naaste concurrent is Aventis met [30-40]* %. Philagro, BASF en Bayer hebben ieder niet meer dan [0-5]* %.

(283) Van de 10 producten op de markt worden er vijf door de tussenonderneming gedistribueerd. Novartis verkoopt zuivere fludioxonil (Geoxe) en fludioxonil in een mengsel met cyprodinil (Switch). AstraZeneca verkoopt stoffen van derden, twee van Sumitomo (Sumisclex en Sumico) en fluazinam van ISK, waarvoor het verreikende Europese distributierechten heeft verkregen.

(284) Aventis verkoopt twee producten: het toonaangevende middel pyrimethanil (Scala) en iprodion (Rovral). De andere concurrenten verkopen ieder één product. De partijen bestrijden dat het grootste voordeel van pyrimethanil van Aventis (met een marktaandeel van [20-30]* %) is, dat het in de VS onder gunstige voorwaarden kan worden geïmporteerd en dat de verkoop nog steeds stijgt. Een dergelijke groeiprognose zal echter in ieder geval niet ten koste gaan van de portefeuille van Novartis, want in de interne marketingdocumenten van Novartis wordt ook uitgegaan van een verdere groei. Bovendien zal het onlangs geïntroduceerde product fluazinam naar verwachting ook een marktaandeel van [5-10]* % realiseren. Derhalve kan worden geconcludeerd dat het marktaandeel van de tussenonderneming op langere termijn duurzaam is.

(285) De tussenonderneming entiteit kan beschikken over een omvangrijke productportefeuille. Hierdoor is Syngenta ruimschoots in de gelegenheid om zijn producten zo goed mogelijk te positioneren ten opzichte van de twee producten van Aventis. Bovendien zijn twee van zijn producten onlangs geïntroduceerd.

(286) Met het oog op het gecombineerde grote marktaandeel van de partijen, de omvangrijke productportefeuille, het feit dat twee van die producten onlangs zijn geïntroduceerd en een aanzienlijke kans bieden voor verdere groei, is de Commissie van mening dat de aangemelde transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Franse Botrytis-markt.

De Oostenrijkse Botrytis-markt

(287) Novartis is de onbetwiste marktleider met het product onder de merknaam Switch, waarmee een marktaandeel wordt gerealiseerd van [50-60]* %. De verkoop van het op chlorothalonil gebaseerde product van AstraZeneca (Provin) door de Oostenrijkse fabrikant/distributeur Kwizda levert een marktaandeel van nog eens [5-10]* % op. De tussenonderneming heeft dus een marktaandeel van [50-60]* %. De grootste concurrent is Bayer met een marktaandeel van [10-20]* %. Agrolinz, Aventis en Cyanamid hebben ieder een marktaandeel dat kleiner is dan [5-10]* %. Een concurrent is van plan om vóór het einde van 2003 een nieuw product op de markt te brengen. Er is echter geen verkoopprognose verstrekt.

(288) De Commissie is derhalve van mening dat de aangemelde transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Oostenrijkse Botrytis-markt.

C.3 HERBICIDEN

HERBICIDEN VOOR MAÏS

Maïsteelt en onkruidbestrijding

(289) In Europa is de teelt van maïs een belangrijke landbouwactiviteit. Een belangrijke factor in de maïsteelt is de mate waarin boeren slagen in de bestrijding van de onkruiden die de opbrengst van gewassen beïnvloeden. Behandelingen die onsuccesvol of slechts gedeeltelijk succesvol zijn, kunnen in de maïsteelt een opbrengstverlaging tot gevolg hebben die kan oplopen tot [20-30]* %. Maïs heeft enkele specifieke factoren die van invloed zijn op de wijze van onkruidbestrijding.

(290) Maïs is een gewas dat langzaam groeit in vergelijking met het onkruid waardoor het wordt omringd. Deze onkruiden hebben derhalve vooral tijdens de vroege groeifase van maïs een negatief effect op de groei van maïs, omdat ze veel voedingsstoffen en zonlicht wegnemen van de jonge maïs. Daarom moet de door de onkruiden veroorzaakte concurrentie om voedingsstoffen en zonlicht met name tijdens de vroege groeifase van maïs een halt worden toegeroepen.

(291) Bodem en klimaat zijn niet alleen van invloed op de groei van maïs, maar ook op de omstandigheden, het spectrum en de dynamiek van onkruiden en dus ook op het gebruik van herbiciden. Statistisch gezien groeit de maïs in Zuid-Europa door de temperaturen vanaf het inzaaien harder, zodat de periode waarin het erg belangrijk is dat de boer het concurrerende onkruid bestrijdt, korter is. In dergelijke omstandigheden is een voor-opkomst-behandeling voor de bestrijding van onkruiden toereikend. Daarom heeft de meerderheid van de boeren in landen als Frankrijk en Italië de gewoonte om voor-opkomst-herbiciden toe te passen, zonodig gevolgd door de toepassing van een na-opkomst-herbicide.

(292) In Scandinavië is de situatie enigszins anders. De noordelijke regio's hebben vanaf het inzaaien meer kans op een langere periode van middelmatige warmte. Dit resulteert niet alleen in een tragere groei van het gewas, maar ook in een langere periode alvorens het gewas de akker bedekt, waardoor er in deze periode een grotere kans is op "het woekeren" van onkruiden. In deze omstandigheden is een vroege na-opkomst-behandeling (vóór het opkomen van vier tot vijf maïsblaadjes) optimaal. Dit heeft tot gevolg dat in landen als Duitsland en Nederland heel vaak gebruik wordt gemaakt van een dergelijke vroege na-opkomst-behandeling. In de maïsteelt is het echter geen optie om enkel te vertrouwen op latere na-opkomst-behandelingen, want dat heeft excessief grote opbrengstverliezen tot gevolg. In de Scandinavische landen wordt de belangrijkste scheidslijn bij maïs getrokken tussen vroege na-opkomst-producten en na-opkomst-producten in de strikte zin van het woord(45).

(293) De verschillen tussen de maïsherbicidenprogramma's in de EER-landen zijn in feite ook gerelateerd aan de registratiestatus van de verschillende werkzame stoffen. In landen waar het van oudsher belangrijke en rendabele breedwerkende herbicide atrazine nog steeds is geregistreerd (Frankrijk en Spanje), wordt het - zuiver of in mengsels - gebruikt op het overgrote deel van de maïsvelden om de resultaten van het behandelprogramma te vergroten. Van de traditionele graminiciden, de acetalinides (metolachloor, alachloor, dimethenamid, acetochloor, flufenacet) is alachloor in Duitsland en Italië verboden en is acetochloor alleen geregistreerd in Spanje en Frankrijk. Ook in de landen waar atrazine is verboden (Duitsland, Italië, Nederland, Denemarken) hebben telers de neiging om meer na-opkomst-producten te gebruiken, met name voor de bestrijding van breedbladige onkruiden.

(294) In het algemeen lijkt het erop dat er in alle belangrijke maïstelende Europese landen sprake is van een toenemende druk van onkruiden en een groeiende diversiteit van onkruidplagen van eenjarige (grassen en breedbladige onkruiden) en overblijvende planten. Als gevolg daarvan worden de onkruidbestrijdingsstrategieën voor maïs steeds complexer. Voor de bestrijding van zowel grassen als breedbladige onkruiden vereisen de strategieën vaak een gecombineerd gebruik van zowel voor- als na-opkomst-producten. De boeren passen dus vaak een brede niet-gerichte onkruidbestrijdingsstrategie toe, op basis van breedwerkende producten en mengsels van verschillende producten.

De Europese markten voor maïsherbiciden en de marktaandelen van de partijen

(295) Met een verkoop van [...]* EUR is de Europese markt voor maïsherbiciden een grote markt. In de EER is het de op één na belangrijkste herbicidenmarkt, na de markt voor herbiciden in graangewassen. Binnen de EER nemen drie landen globaal [70-80]* % van de verkoop van maïsherbiciden voor hun rekening: Frankrijk [...]* EUR, Duitsland [...]* EUR en Italië [...]* EUR. De markten voor maïsherbiciden in Oostenrijk, Nederland en Spanje hebben alledrie ongeveer dezelfde omvang, [...]* EUR. Andere kleinere markten zijn België, Portugal, Griekenland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. In Finland, Ierland, Zweden, Luxemburg, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein is de teelt van maïs in economisch opzicht onbelangrijk en dus is het gebruik van maïsherbiciden eveneens onbelangrijk.

(296) De partijen schatten dat zij in de EER op de markt voor maïsherbiciden met een verkoop van [...]* EUR een marktaandeel verwerven van [40-50]* % (N [20-30]* % + AZ [10-20]* %). Op de nationale markten is echter sprake van verschillen die uiteenlopen van [30-40]* % in Oostenrijk tot [60-70]* % in Nederland. Concurrenten hebben gegevens verstrekt die de schattingen van de partijen voor de EER-markt grotendeels bevestigen. De onderstaande tabel geeft een gedetailleerd overzicht van de marktaandelen per land(46).

Gegevens van de marktaandelen voor maïsherbiciden - 1998

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(297) Binnen de EER neemt Aventis de tweede plaats in met een marktaandeel van ongeveer [10-20]* % (verschillen op de nationale markten lopen uiteen van [0-5]* % in België tot [20-30]* % in Oostenrijk). Ander belangrijke spelers zijn BASF met een marktaandeel van [5-10]* %, Dupont, Monsanto en American Cyanamid (ieder met iets lagere cijfers) en Bayer en Dow met aanzienlijk kleinere marktaandelen.

(298) In 1999 is de totale verkoop van maïsherbiciden in de EER ongeveer op hetzelfde niveau gebleven als in het jaar daarvoor, [...]* EUR. Uit de voorlopige informatie die de Commissie ter beschikking staat, blijkt dat het gecombineerde marktaandeel van de partijen in de EER ook ongeveer hetzelfde is gebleven, [40-50]* %. Novartis verloor een deel van zijn marktaandeel (van [20-30]* % naar [20-30]* %), maar het marktaandeel van AstraZeneca nam toe (van [10-20]* % naar [10-20]* %).

(299) Zoals werd vermeld in overweging 295, zijn Frankrijk, Duitsland en Italië de drie belangrijkste nationale markten voor maïsherbiciden. Zij nemen bijna [70-80]* % van de totale verkoop van maïsherbiciden in de EER voor hun rekening. Deze markten zijn het best gedocumenteerd en worden meer gedetailleerd beschreven. Behalve over deze drie nationale markten wordt ook een korte beschrijving gegeven van de kleinere nationale markten waar de concentratie zal leiden tot het ontstaan of versterken van een machtspositie.

De Franse markt voor maïsherbiciden

(300) De partijen schatten dat de totale verkoop van maïsherbiciden in Frankrijk in 1998 een waarde vertegenwoordigde van ongeveer [...]* EUR. Volgens hun schatting hadden de partijen een gecombineerd marktaandeel van [50-60]* % (N [20-30]* % + AZ [20-30]* %) en hadden BASF en Aventis een marktaandeel van respectievelijk [5-10]* % en [5-10]* %. Er is geen informatie verstrekt over de andere concurrenten. Volgens de tijdens het marktonderzoek van de Commissie geraadpleegde reacties van de concurrenten (BASF, Aventis, Bayer, DuPont, Dow en American Cyanamid) was de totale marktomvang in 1998 waarschijnlijk iets groter dan de door de partijen gemaakte schatting. Slechts één bedrijf gaf een marktwaarde die lager was dan de schatting van de partijen. Dit betekent dat het marktaandeel van Syngenta iets kleiner is dan de gemelde [50-60]* %, namelijk ongeveer [40-50]* %. Het marktonderzoek heeft de aan BASF en Aventis toebedeelde marktaandelen bevestigd en overigens de volgende marktaandelen vastgesteld: [10-20]* % voor Monsanto, [5-10]* % voor DuPont, [5-10]* % voor American Cyanamid, [0-5]* % voor Dow en [0-5]* % voor Bayer.

(301) Uit de voorlopige informatie die de Commissie ter beschikking staat, blijkt dat het gecombineerde marktaandeel van de partijen in Frankrijk in 1999 enigszins is toegenomen van [50-60]* % naar [50-60]* %. Novartis heeft een deel van zijn marktaandeel verloren (van [20-30]* % naar [20-30]* %), maar het marktaandeel van AstraZeneca is groter geworden (van [20-30]* % naar [20-30]* %).

De Duitse markt voor maïsherbiciden

(302) De partijen schatten dat de totale verkoop van maïsherbiciden in Duitsland in 1998 ongeveer [...]* EUR bedroeg. Volgens hun schatting hadden de partijen een gecombineerd marktaandeel van [40-50]* % (N [30-40]* % + AZ [5-10]* %) en hadden BASF en Aventis ieder een marktaandeel van respectievelijk [10-20]* % en [10-20]* %. Er is geen informatie verstrekt over de andere concurrenten. Het marktonderzoek van de Commissie toont aan dat de totale marktomvang in 1998 waarschijnlijk wat groter was dan de schatting van de partijen. Dit betekent dat het marktaandeel van Syngenta enigszins kleiner is dan de schatting van de partijen, ongeveer [40-50]* %. Het genoemde marktaandeel van [10-20]* % voor BASF is correct, maar het marktaandeel van Aventis is kleiner, ongeveer [5-10]* %. In het marktonderzoek worden verder marktaandelen genoemd van [5-10]* % voor DuPont, [5-10]* % voor Bayer, [5-10]* % voor American Cyanamid, [0-5]* % voor Dow en [0-5]* % voor Monsanto.

(303) Uit de voorlopige informatie die de Commissie ter beschikking staat, blijkt dat het gecombineerde marktaandeel van de partijen in 1999 enigszins is afgenomen, naar [40-50]* %. Novartis verloor een deel van zijn marktaandeel (van [30-40]* % naar [30-40]* %), maar het marktaandeel van AstraZeneca is toegenomen (van [5-10]* % naar [10-20]* %).

De markt voor maïsherbiciden in Italië

(304) De partijen schatten dat de totale verkoop op de Italiaanse markt voor maïsherbiciden in 1998 ongeveer [...]* EUR bedroeg. Volgens hun schatting had Syngenta [30-40]* % (N [20-30]* % + AZ [10-20]* %) en Aventis [10-20]* %. Er is geen informatie verstrekt over de andere concurrenten. Volgens het marktonderzoek van de Commissie lag de totale marktomvang in 1998 waarschijnlijk iets beneden de eigen schatting van de partijen. Dit betekent dat het marktaandeel van Syngenta wat groter zal zijn dan de schatting van de partijen, namelijk ongeveer [30-40]* %. Volgens het marktonderzoek had Aventis een marktaandeel van ongeveer [10-20]* %, DuPont [5-10]* %, American Cyanamid [5-10]* %, Dow [0-5]* % en Bayer [0-5]* %. BASF heeft in Italië een ondergeschikte marktpositie.

(305) Uit de voorlopige informatie die de Commissie ter beschikking staat, blijkt dat het gecombineerde marktaandeel van de partijen in 1999 enigszins is afgenomen van [30-40]* % naar [20-30]* %. Niet alleen Novartis verloor een deel van zijn marktaandeel (van [20-30]* % naar [10-20]* %), maar AstraZeneca ook (van [10-20]* % naar [10-20]* %).

Kleinere markten voor maïsherbiciden

(306) De partijen schatten dat de markt voor maïsherbiciden in Nederland in 1998 een waarde vertegenwoordigde van [...]* EUR. Het marktaandeel van Syngenta was [60-70]* % (N [30-40]* % + AZ [30-40]* %). BASF en Aventis hadden een marktaandeel van respectievelijk [10-20]* % en [10-20]* %. In het marktonderzoek worden deze cijfers grotendeels bevestigd. In 1999 lijkt het gecombineerde marktaandeel van de partijen ongeveer even groot te zijn: [60-70]* % (N [20-30]* % + AZ [30-40]* %).

(307) De partijen schatten de waarde van de totale markt in België in 1998 op ongeveer [...]* EUR. Syngenta had een marktaandeel van [50-60]* % (N [20-30]* % + AZ [30-40]* %). BASF en Aventis hadden een marktaandeel van respectievelijk [10-20]* % en [0-5]* %. Deze schattingen zijn in het marktonderzoek bevestigd. Van andere concurrenten zijn de marktaandelen in het marktonderzoek als volgt vastgesteld: DuPont ([10-20]* %), American Cyanamid [5-10]* % en Monsanto[5-10]* %. In 1999 is het gecombineerde marktaandeel toegenomen naar [50-60]* % (N [20-30]* % + AZ [30-40]* %).

(308) In Oostenrijk ([30-40]* %), Denemarken ([40-50]* %) en het Verenigd Koninkrijk ([40-50]* %) had Novartis grote marktaandelen [...]*. De concentratie heeft echter geen invloed op die markten, omdat AstraZeneca in dat jaar nauwelijks in die landen aanwezig was. Zowel het marktaandeel als de overlapping op de Portugese markt zijn substantieel ([40-50]* %, N [20-30]* % + AZ [10-20]* %). Toch hoeft de Commissie op basis van dit bewijs niet te beslissen of de aangemelde transactie een machtspositie zal doen ontstaan. Eventuele mededingingsproblemen zullen namelijk verdwijnen als gevolg van de uitvoering van de verplichtingen, die zijn opgelegd aan de nationale markten voor maïsherbiciden waar de fusie een machtspositie zal doen ontstaan.

(309) Niet alleen de grote marktaandelen van de nieuwe combinatie, zowel binnen de EER ([40-50]* %) als in Frankrijk, Duitsland, Nederland en België (waar de posities van de partijen elkaar overlappen), maar ook het feit dat de nieuwe entiteit vanuit EER-perspectief minstens viermaal zo groot is als haar naaste concurrent, is een sterke aanwijzing dat de fusie in de desbetreffende landen een machtspositie zal doen ontstaan op de markten voor maïsherbiciden.

(310) Deze conclusie wordt bevestigd door het marktonderzoek dat onder klanten, concurrenten, adviseurs en coöperaties van boeren heeft plaatsgevonden. Een substantieel aantal respondenten heeft zijn bezorgdheid geuit met betrekking tot de toekomstige marktpositie van de nieuwe entiteit op het gebied van de maïsherbiciden. Alle opmerkingen wijzen op het feit dat de reeds sterke positie van de partijen met betrekking tot de marktaandelen wordt versterkt, door een sterke en alomtegenwoordige aanwezigheid van de producten van de partijen in alle segmenten van de markt voor maïsherbiciden: voor-opkomst-herbiciden en na-opkomst-herbiciden zowel voor de bestrijding van grasonkruiden als voor de bestrijding van breedbladige onkruiden.

(311) Zoals vermeld in de paragraaf over de afbakening van de relevante productmarkten zijn herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden geen realistisch substituut voor graminiciden, en omgekeerd geldt hetzelfde. Alleen via het bestaan van breedwerkende producten is er een concurrentieverband tussen de twee uitersten van de markten. De grootste concurrentiedruk is echter aanwezig binnen de respectieve segmenten van gras- en breedbladige onkruidbestrijding. Bij de beslissing over het toepassingstijdstip, vóór opkomst of na opkomst, speelt bovendien vaak mee dat de twee beschikbare producten, voor-opkomst- en na-opkomst-herbiciden, elkaar niet alleen onderling vervangen maar elkaar ook aanvullen. Ook wat betreft het tijdstip is de grootste concurrentiedruk derhalve aanwezig binnen de respectieve segmenten: voor-opkomst-bestrijding en na-opkomst-bestrijding.

(312) Ook moet aandacht worden besteed aan de sterke positie van de partijen in ieder van de respectieve segmenten om een goede analyse te kunnen maken van de gevolgen van de fusie van de partijen op de mededingingssituatie. Bovendien moet met het oog op de gedeeltelijk aanvullende aard van de betrokken segmenten - zowel wat de bestrijding (gras/breedbladig) als wat het tijdstip (voor/na) betreft - worden nagegaan in hoeverre de partijen in alle segmenten een sterke positie hebben.

De vier segmenten van de onkruidbestrijding bij maïs

(313) Syngenta beschikt over een "ideaal" assortiment producten dat de bestrijding van gras- en breedbladige onkruiden volledig dekt en oplossingen biedt voor zowel de voor- als de na-opkomst-bestrijding. Dit wordt vooral duidelijk als het assortiment werkzame stoffen van Syngenta wordt vergeleken met alle belangrijke werkzame stoffen die op de markt zijn of in de nabije toekomst voor iedereen toegankelijk zullen worden (acetochloor, s-metolachloor, isoxaflutool, mesotrione). In de onderstaande tabel wordt een dergelijke vergelijking gemaakt. De tabel is opgesteld met behulp van de door de partijen en respondenten ingediende stukken. De tabel heeft met name betrekking op de werkzame stoffen waarvan de partijen hebben aangegeven dat ze toonaangevend zijn bij de bestrijding van minimaal één van de 30 belangrijkste gras- en breedbladige onkruiden die in Europa voorkomen(47),(48).

Belangrijke werkzame stoffen in de EER

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(g) [rarr ] werkzame stof die ook wordt geproduceerd door generieke fabrikanten (Europa). Opgemerkt zij dat als een stof wordt geproduceerd door generieke fabrikanten, het niet vanzelfsprekend is dat deze fabrikanten ook geformuleerde producten kunnen verkopen.

(ISK) [rarr ] nicosulfuron is eigendom van ISK. AstraZeneca is in de EU de belangrijkste distributeur voor ISK en heeft distributierechten voor Frankrijk (met Aventis), Italië (exclusief), het Verenigd Koninkrijk (exclusief), Spanje (met Aventis), Griekenland exclusief) en Portugal (exclusief). [...]*.

(314) Wat betreft de werkzaamheid van de individuele werkzame stoffen waarop de producten van AstraZeneca en Novartis zijn gebaseerd, zijn de partijen en hun concurrenten gevraagd om aan te geven welke stoffen het meest effectief zijn tegen de belangrijkste onkruiden in de Europese maïsteelt(49). Uit dit onderzoek (opgenomen in de mededeling van punten van bezwaar) komt naar voren dat de toonaangevende herbicideproducten voor maïs zijn gebaseerd, of zullen worden gebaseerd, op de volgende werkzame stoffen. Bij vóór opkomst: acetochloor (AZ/Monsanto), (s-)metolachloor (N), mesotrione (AZ), isoxaflutool (Aventis) en bij na opkomst: sulcotrion (AZ), mesotrione (AZ), nicosulfuron (ISK/AZ/Aventis/BASF) en dicamba (N/generiek). Uit de analyse van de herbicidenportefeuille van Syngenta blijkt dat deze portefeuille uniek is voor wat betreft het aantal en de omvang van de toonaangevende werkzame stoffen voor een effectieve onkruidbestrijding in maïs. Bovendien bevat deze portefeuille minstens vier andere belangrijke werkzame stoffen, namelijk pyridaat, prosulfuron, atrazine en terbutylazine.

Huidige marktaandelen van de partijen in de respectieve segmenten

(315) De mate waarin de effectiviteit van de huidige producten voor de belangrijkste onkruidsoorten van de partijen wordt vertaald in marktaandelen in de respectieve segmenten (bestrijding van grasonkruiden en bestrijding van breedbladige onkruiden, voor-opkomst-herbiciden en na-opkomst-herbiciden) wordt aangegeven in de tabellen van overweging 316, 317 en 318. De marktaandelen zijn van toepassing voor het jaar 1999. Het marktaandeel van de bestrijdingsmiddelen tegen grasonkruiden is verkregen door de verkoop van graminiciden en breedwerkende herbiciden bij elkaar op te tellen. Het marktaandeel van de bestrijdingsmiddelen van breedbladige onkruiden is verkregen door de verkoop van breedwerkende herbiciden en herbiciden tegen breedbladige onkruiden bij elkaar op te tellen(50).

(316) Binnen de EER beschikt de nieuwe entiteit in de te onderscheiden segmenten over de onderstaande posities:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(317) In de grootste nationale markt, Frankrijk, verwerft de nieuwe entiteit de onderstaande posities:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(318) In de op één na grootste nationale markt, Duitsland, beschikt de nieuwe entiteit in de te onderscheiden segmenten over de onderstaande posities:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(319) Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de partijen niet alleen een erg sterke gecombineerde positie op de totale markt voor maïsherbiciden hebben, maar dat zij in feite een erg sterke positie hebben in elk van de vier segmenten van die markt: voor-opkomst-bestrijding van grasonkruiden, na-opkomst-bestrijding van grasonkruiden, voor-opkomst-bestrijding van breedbladige onkruiden en na-opkomst-bestrijding van breedbladige onkruiden. In enkele landen hebben de partijen een zeer sterke positie in een of meer van de segmenten. In Frankrijk bijvoorbeeld is of AstraZeneca (met nicosulfuron) of Novartis (met atrazine) verantwoordelijk voor [90-100]* % van de verkoop van na-opkomst-bestrijdingsmiddelen tegen grasonkruiden en zijn de partijen verantwoordelijk voor [70-80]* % van alle na-opkomst-toepassingen. In Duitsland heeft Novartis een bijzonder sterke positie bij de voor-opkomst-toepassingen (met zijn breedwerkende producten gebaseerd op metolachloor, terbutylazine en pyridaat). AstraZeneca is - nog - niet aanwezig op de Duitse markt. In Nederland (niet opgenomen in een tabel) hebben de partijen [50-60]* % in het segment van de bestrijding van grasonkruiden en [60-70]* % in het segment van de bestrijding van breedbladige onkruiden in handen. In België hebben de partijen [60-70]* % van de na-opkomst-bestrijdingsmiddelen voor breedbladige onkruiden in handen en in Oostenrijk [40-50]* % van de voor-opkomst-bestrijdingsmiddelen voor grasonkruiden.

(320) Naast hun huidige sterke marktposities hebben de partijen ook drie belangrijke nieuwe, of onlangs geïntroduceerde producten die hun posities waarschijnlijk verder zullen versterken: acetochloor, s-metolachloor en mesotrione.

Nieuwe producten van de partijen voor de voor-opkomst-bestrijding van grasonkruiden

(321) De nieuwe entiteit heeft in haar maïsherbicidenportefeuille twee belangrijke voor-opkomst-middelen voor de bestrijding van grasonkruiden in maïs die onlangs zijn of op korte termijn worden geïntroduceerd: acetochloor en s-metolachloor.

Acetochloor

(322) In Europa is de registratie van de werkzame stof acetochloor verdeeld tussen AstraZeneca en Monsanto. Momenteel worden op acetochloor gebaseerde producten alleen verkocht in Spanje (sinds 1995) en in Frankrijk (sinds 1999). Andere markten zullen volgen, in het bijzonder Duitsland en Italië in [...]*. Het marktonderzoek heeft aangetoond dat acetochloor het potentieel heeft om in Europa - net als eerder al in de VS - een belangrijk product te worden. Acetochloor heeft in de maïsherbicidenmarkt van de VS een marktaandeel veroverd van [10-20]* %, voornamelijk door het eens toonaangevende product alachloor van Monsanto te vervangen(51). Naar verwachting zal deze substitutie van alachloor door acetochloor ook in Europa plaatsvinden. Alachloor is momenteel in Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje geregistreerd voor het gebruik in maïs. In Frankrijk, de grootste maïsmarkt, had de verkoop van alachloor een waarde van ongeveer [...]* EUR, hetgeen leidde tot een marktaandeel in maïs van [10-20]* %. In Italië, de op twee na grootste maïsmarkt, bedroeg de verkoop van alachloor ongeveer [...]* EUR, hetgeen overeenkomt met een marktaandeel van [10-20]* %. Naar verwachting zal het aandeel van acetochloor derhalve in de Gemeenschap aanzienlijk groeien(52).

(323) Het feit dat de registratie van de werkzame stof acetochloor in Europa tussen AstraZeneca en Monsanto is verdeeld, houdt verband met het volgende. Hoewel het potentieel van acetochloor reeds halverwege de jaren tachtig werd erkend, ondervond de commercialisering vele jaren vertraging vanwege technische problemen met de betrokken "safeners". Safeners zijn chemische stoffen die in bepaalde herbicidenformuleringen zijn opgenomen om de werking van de herbicide op het gewas te verminderen en te voorkomen dat schade aan het gewas wordt toegebracht. Zodoende maken safeners de marktintroductie mogelijk van herbiciden die anders niet op de markt zouden worden gebracht, vanwege hun mogelijke giftige uitwerking en de schade die daarmee wordt toegebracht aan de gewassen. Het onderzoek naar safeners is niet eenvoudig. Vanwege praktijktests en de wettelijk voorgeschreven onderzoeken zijn vele jaren en hoge kosten gemoeid met de ontwikkeling van safeners(53).

(324) Vanwege de octrooikwesties en de substantiële kosten alsmede de complexiteit waarmee het verzamelen van de benodigde gegevens gepaard gaat - om zowel voor acetochloor als voor de betrokken safener wettelijke goedkeuring te verkrijgen - hebben Monsanto en Zeneca een overeenkomst gesloten ten behoeve van de registratie van op acetochloor gebaseerde producten. Dit partnerschap is erin geslaagd om in Spanje en in Frankrijk registraties te verkrijgen voor acetochloorproducten (één voor AstraZeneca met zijn safener dichlormid en één voor Monsanto met zijn safener MON 4660). In Frankrijk vond echter alleen registratie van het product met de safener dichlormid van AstraZeneca plaats. Volgens Monsanto is het onwaarschijnlijk dat voor [bedrijfsgeheim van Monsanto]* wordt beschikt over een eigen safener die in Frankrijk en de andere landen kan worden geregistreerd. In feite heeft AstraZeneca het vanwege deze situatie voor wat betreft acetochloor volledig voor het zeggen in Europa(54).

S-metolachloor

(325) S-metolachloor is nauw verbonden met metolachloor. Metolachloor werd in de vroege jaren zeventig ontdekt en gepatenteerd als een herbicide. In de praktijk liet het product in belangrijke gewassen, waaronder maïs, een uitstekende bestrijding van grasonkruiden en, in combinatie met een safener, een goede gewastolerantie zien. Voor het eerst verkocht in 1976 werd het product uiteindelijk in meer dan 90 landen en voor meer dan 70 gewassen geregistreerd. Vanaf het begin was het product bekend als een molecule die in de verhouding 50:50 was samengesteld uit een werkzaam deel (de s-isomer) en een relatief niet-werkzaam deel (de r-isomer). Pas in de late jaren tachtig werd het haalbaar om, met nieuwe synthesetechnologieën, alleen de werkzame isomer selectief te produceren (Novartis heeft het octrooi voor deze technologie). Omdat de nieuwe werkzame stof is gebaseerd op de s-isomer van metolachloor, wordt deze s-metolachloor genoemd. Met [60-70]* % van de oorspronkelijke gebruiksdosering laat s-metolachloor dezelfde resultaten zien als metolachloor. Omdat het in lagere doseringen kan worden gebruikt, is s-metolachloor milieuvriendelijker dan metolachloor (in de VS is het een pesticide met een verlaagd risico). In de VS werden de eerste registraties met de nieuwe molecule in 1997 verleend. In Europa zal het omschakelingsproces van metolachloor naar s-metolachloor in 2003 zijn afgerond.

(326) Wellicht de belangrijkste reden van de introductie van s-metolachloor is dat metolachloor daardoor kan worden uitgeschreven. Dit heeft tot gevolg dat generieke concurrentie op dit gebied wordt tegengegaan. Hoewel de uitschrijving op zich geen afdoende voorwaarde is om het metolachloormarktsegment te beschermen tegen generieke toetreding (omdat derden metolachloor nog steeds kunnen herregistreren), zal het volgens een document van Novartis met daarin de strategie voor de periode na het octrooi van metolachloor [...]*. In hetzelfde strategiedocument voor de periode na het octrooi wordt derhalve de volgende belangrijke stap in het vooruitzicht gesteld: [...]*(55).

(327) De rol van s-metolachloor bij het vervangen van metolachloor wordt verder verduidelijkt door andere interne documenten van Novartis, waarin wordt gesteld dat [...]*. In deze context wordt melding gemaakt van de volgende bedrijfsmogelijkheid: [...]*.

(328) In Europa loopt het octrooi voor s-metolachloor in 2002 af, maar door de gegevensbescherming en de diverse octrooien voor mengsels blijft de uitsluiting van generieke fabrikanten gehandhaafd. Wat de waarde betreft, zal s-metolachloor naar verwachting de positie van metolachloor volledig kunnen overnemen en derhalve de sterke positie die Novartis op dit gebied heeft handhaven: [...]*(56). Het is met name waarschijnlijk dat [...]*(57).

(329) Acetochloor en (s-)metolachloor concurreren rechtstreeks met elkaar in het segment van de voor-opkomst-bestrijding van grasonkruiden. Acetochloor en metolachloor zijn de sterkste herbiciden in de chemische klasse van de acetalinides (waartoe alachloor, dimethenamid en flufenacet behoren). Dat de concurrentie op het gebied van voor-opkomst-bestrijding van grasonkruiden voornamelijk plaatsvindt tussen acetochloor en metolachloor blijkt ook uit de ervaringen die in de VS zijn opgedaan. Opgemerkt zij dat de (toekomstige) concurrentie van [...]* in de interne documenten van Novartis werd genoemd als één van de argumenten om s-metolachloor te vervangen door metolachloor(58). In de interne documenten van AstraZeneca wordt ook vermeld dat metolachloor [...]* vormt(59). De combinatie van de twee toonaangevende voor-opkomst-herbiciden tegen grasonkruiden in maïs resulteert in een niet te evenaren sterke positie in dit segment.

Het nieuwe product van de partijen voor de bestrijding van breedbladige onkruiden

(330) De introductie van mesotrione van AstraZeneca is de belangrijkste ontwikkeling in de portefeuille van de nieuwe entiteit op het gebied van herbiciden voor de bestrijding van breedbladige onkruiden in maïs.

Mesotrione

(331) In de nabije toekomst brengt AstraZeneca producten gebaseerd op een nieuwe werkzame stof, mesotrione, op de markt. Registratie in de EER wordt verwacht in het jaar [...]* en de volledige introductie zal waarschijnlijk plaatshebben in het jaar [...]*. Mesotrione is een product met een uniek technisch profiel, dat zorgt voor een uitzonderlijke bestrijding van breedbladige onkruiden. Volgens de interne documenten heeft het de [...]*(60). Uitzonderlijk is dat het zowel een voor-opkomst- als een na-opkomst-middel is, maar dat het voornamelijk zal worden gepositioneerd [...]*(61). In de VS is het een pesticide met een verlaagd risico. Novartis verwacht heel veel van het product, want volgens interne documenten zou mesotrione meer concurrerend kunnen zijn dan [...]*(62).

(332) Mesotrione wordt geacht op zichzelf tegen [...]* een marktaandeel van [5-10]* % op de wereldwijde markt voor maïsherbiciden te realiseren. Dit marktaandeel is voor [10-20]* % opgebouwd uit na-opkomst-behandelingen en voor [0-5]* % uit voor-opkomst-behandelingen [...]*(63). In Europa is mesotrione bestemd om [...]*(64). Zoals blijkt uit een analyse van de technische mogelijkheden en zoals door een concurrent wordt benadrukt, lijken mesotrione en sulcotrion veel op elkaar, behalve met betrekking tot het tijdstip van de toepassing: mesotrione kan ook vóór opkomst worden gebruikt, sulcotrion alleen na opkomst. De [...]* van sulcotrion [...]* is op zichzelf een indicatie van de werkzaamheid van dat product, omdat sulcotrion momenteel de meest verkochte maïsherbicide van AstraZeneca is (verantwoordelijk voor [50-60]* % van de verkoop) en deze werkzame stof feitelijk is gepatenteerd [...]*(65). Met andere woorden, op het moment dat sulcotrion niet langer door een octrooi wordt beschermd, zal de nieuwe mesotrione de marktpositie van sulcotrion hebben overgenomen, zodat sulcotrion uit de registratie kan worden gehaald en het voor een generieke fabrikant veel moeilijker wordt om met sulcotrion op de markt te komen. Deze strategie lijkt veel op [...]*.

(333) [...]* Daarom zal mesotrione volgens de interne documenten ook worden gepositioneerd in veelbelovende mengsels met [...]*(66). Als gevolg daarvan zal de totale verkoop van acetochloor [...]*(67). Tot slot laat de productie van mesotrione vergeleken met die van sulcotrion een verbeterde kostenstructuur zien, wat een bijkomend concurrentievoordeel tot gevolg heeft.

De argumenten die door de partijen worden aangevoerd

(334) De partijen stellen dat het totale marktaandeel van Novartis en AstraZeneca waarschijnlijk zal afnemen, en noemen daarvoor een aantal redenen.

(335) Ten eerste zal het productassortiment van Novartis en AstraZeneca een aantal oudere producten bevatten die in de nabije toekomst opnieuw moeten worden geregistreerd. Als dat niet gebeurt, zullen deze producten niet langer in de Gemeenschap kunnen worden verkocht. Aangezien de voorschriften inzake herregistratie zowel op nationaal als Europees niveau strenger worden geïnterpreteerd, bestaat het risico dat bijvoorbeeld de vergunningen voor op atrazine en metolachloor gebaseerde producten in respectievelijk Frankrijk en Nederland niet zullen worden verlengd.

(336) Het is inderdaad zo dat de registratie van atrazine in Duitsland, Italië en Nederland is ingetrokken, op grond van de betrekkelijk ongunstige milieueffecten van deze stof. Wat de registratie van atrazine in Frankrijk betreft, bestaat er misschien het risico dat deze op een zeker moment wordt ingetrokken, maar is het niet evident dat dit in de nabije toekomst zal gebeuren. Tot dusver hebben de Franse autoriteiten tenminste nog geen maatregelen afgekondigd. Ook de aanwijzingen die Novartis in 1999 aan zijn landelijk filiaal in Frankrijk heeft gegeven, wijzen niet op het bestaan van enigerlei problemen met dit product. Eerder het tegendeel: [...]*.

(337) Voorts moet het effect van het intrekken van de registratie van atrazine in Frankrijk op de marktpositie van de partijen niet worden overschat. Meer in het bijzonder kan worden verwacht dat een aanzienlijk aandeel van de afzet van atrazine, dat toch een herbicide met een breed werkingsspectrum is dat zowel vóór als na opkomst kan worden ingezet, zal verschuiven in de richting van een of meer specifieke producten in de vier segmenten van de productniche (vóór/na opkomst/grassen/breedbladige onkruiden) en in het bijzonder van combinaties daarvan. Zoals aangegeven in de paragraaf over "maïsteelt en onkruidbestrijding", is het in de landen waar atrazine is verboden in het algemeen zo dat de meeste teelders voor de bestrijding van breedbladige onkruiden meer producten zijn gaan inzetten die na opkomst van het gewas moeten worden toegepast. Dit heeft AstraZeneca de mogelijkheid gegeven om zijn marktaandeel te vergroten door het promoten van sulcotrion en nicosulfuron voor gebruik in tankmengsels, voor toepassing na opkomst. Ook in Frankrijk is AstraZeneca, volgens een concurrent, door de ongunstige milieueffecten van atrazine al de mogelijkheid geboden om zijn marktaandeel op deze wijze te vergroten. Verder is het nuttig erop te wijzen dat het veelbelovende nieuwe product voor de bestrijding van breedbladige onkruiden, mesotrione, volgens interne documenten van AstraZeneca onder meer aan mengsels met [...]*(68) zal worden toegevoegd. Het is derhalve waarschijnlijk dat het specifieke mengproduct voor gebruik vóór opkomst van gewassen, mesotrione- [...]*, de mogelijke vermindering in de afzet van atrazine als gevolg van intrekking van de vergunning (zo dat al gebeurt) nog verder zal compenseren. Dit is des te waarschijnlijker omdat de huidige generieke producenten van atrazine (zie hierna) geen duidelijk alternatief voor atrazine hebben dat vóór of na opkomst kan worden aangewend, terwijl Syngenta dat wel heeft.

(338) Voor mengsels van andere werkzame stoffen met atrazine zou intrekking van de registratie van atrazine minder belangrijk zijn, aangezien er een aanvaardbaar substituut is: terbutylazine. Ofschoon terbutylazine op zichzelf een betrekkelijk oude verbinding is, die bovendien geen octrooibescherming meer geniet, is zij pas begin jaren negentig op de markt voor maïsherbiciden geïntroduceerd, juist omdat atrazine in Duitsland en Italië werd verboden. Terbutylazine heeft een vergelijkbaar werkingsspectrum als atrazine, maar werkt minder intensief. De kans dat het voor toepassing in maïsherbiciden zal worden verboden, is dan ook minder groot, zeker wanneer het in mengsels wordt gebruikt (het mengen van werkzame bestanddelen biedt fabrikanten doorgaans de mogelijkheid om de gebruiksintensiteit beter in de hand te houden; daarom heeft Novartis besloten om terbutylazine alleen vermengd te verkopen, dus niet in zuivere vorm).

(339) Wat metolachloor in Nederland betreft, is het de bedoeling van Novartis om [...]*. Zoals hierboven besproken in de paragraaf over s-metolachloor, is de strategie van Novartis om [...]*. S-metolachloor, aan de andere kant, is nauw verwant aan metolachloor maar kan in veel lagere doses worden gebruikt, zodat het veel milieuvriendelijker is. Voor s-metolachloor worden geen problemen met de registratie verwacht.

(340) Ten tweede beweren de partijen dat sommige van hun werkzame bestanddelen waarvan het octrooi is verlopen, in het bijzonder atrazine, terbutylazine, acetochloor en dicamba, door verscheidene generieke producenten kunnen worden gefabriceerd, en dat ook metolachloor binnenkort waarschijnlijk met concurrentie van generieke producten te maken zal krijgen wanneer het octrooi op dit product verloopt.

(341) Van de maïsherbiciden die door de partijen worden verhandeld, ondervinden eigenlijk alleen de werkzame stoffen atrazine en terbutylazine concurrentie van generieke producten. Het in Israël gevestigde Makhteshim en het Deense bedrijf Cheminova zijn bekende fabrikanten van dergelijke producten. Volgens sommige concurrenten is het werkelijke effect van generieke producten echter vrij gering. Atrazine wordt hoofdzakelijk in Frankrijk gebruikt; in veel andere landen is het verboden of is het gebruik ervan aan restricties onderworpen. Wat de situatie in Frankrijk betreft, kan worden verwezen naar bovengenoemde instructies van Novartis aan het landelijke filiaal in dat land:[...]*. Deze instructies duiden er niet op dat concurrentie van generieke producten Novartis veel kopzorgen baart. Aangezien terbutylazine vooral in mengproducten wordt gebruikt, meent men dat het effect van "zuiver" generiek terbutylazine laag is. Novartis verkoopt terbutylazine feitelijk alleen in voorvermengde formuleringen, dat wil zeggen: vermengd met andere werkzame stoffen.

(342) Voorts betekent het feit alleen dat generieke producenten een werkzaam bestanddeel produceren (of kunnen produceren) niet automatisch dat zij dat product vervolgens in de EER kunnen verkopen. Dit is heel duidelijk het geval voor atrazine, dat in Duitsland, Italië en Nederland niet langer is geregistreerd. Bovendien kan concurrentie behalve door octrooibescherming ook door de wettelijke bescherming van registratiegegevens worden voorkomen: het EU-registratiesysteem (voor de werkzame stof) en de nationale registratiesystemen (voor het product) verlenen doorgaans 5-10 jaar gegevensbescherming, ingaande op het moment van registratie. In Duitsland, bijvoorbeeld, geniet het gegevenspakket voor de registratie van terbutylazine nog steeds wettelijke bescherming, hoewel het octrooi op dit product is verlopen, met als gevolg de afwezigheid van generieke concurrentie.

(343) Een ander voorbeeld biedt acetochloor, een stof die naar verwachting een van de toonaangevende herbiciden in Europa zal worden (zoals hierboven besproken). Tot dusver is het alleen een samenwerkingsverband tussen AstraZeneca en Monsanto gelukt om voor een maïsherbicide dat acetochloor bevat een registratie te verwerven, namelijk in Spanje (1993, voor twee producten) en Frankrijk (1999, voor een product dat de beschermstof ("safener")(69) dichlormide bevat, dat alleen door AstraZeneca is geregistreerd. Hoewel acetochloor niet langer octrooibescherming geniet, zijn de registratiegegevens nog wel beschermd binnen de EU, omdat het EU-registratiesysteem voor werkzame stoffen voor tien jaar gegevensbescherming biedt. De registratiegegevens voor "safeners" genieten die bescherming ook. [...]*(70). Als gevolg hiervan is tot dusver geen enkele generieke producent van acetochloor erin geslaagd om zijn producten in de EER geregistreerd te krijgen. En trouwens ook geen van de concurrenten die omvangrijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten. Vandaar dat er met betrekking tot acetochloor absoluut geen concurrentie is van generieke producenten in de EER. Kortom: het feit dat een product geen octrooibescherming meer geniet en de werkzame stof door generieke producenten wordt geproduceerd, betekent niet automatisch dat deze producten binnen Europa kunnen worden verkocht.

(344) Op dicamba is in de belangrijkste maïsproducerende landen nog steeds gegevensbescherming van toepassing. In Frankrijk, bijvoorbeeld, zijn de registratiegegevens tot 2006 beschermd en in Duitsland tot 2009. Gezien het feit dat de registratieprocedures voor generiek dicamba met name in Frankrijk en Duitsland(71) (de twee grootste markten) veeleisend zijn, is het onwaarschijnlijk dat generieke producenten deze markten zullen betreden. Een uitzondering wat betreft gegevensbescherming is Italië. In dit land zijn in 1999 de eerste producten van vermeende generieke origine op de markt gebracht. Er zijn echter verscheidene strategieën om te verhinderen dat het feit dat dicamba niet langer octrooibescherming geniet, een te groot effect zal hebben. [...]* Aangezien Novartis dicamba in toenemende mate in mengproducten zal gebruiken, zou ook het regelrecht beëindigen van de registratie van onvermengd dicamba een effectieve manier kunnen zijn om concurrentie van generiek dicamba tegen te gaan. De registratieprocedures voor generiek dicamba zijn met name veeleisend in Frankrijk, Duitsland (de twee grootste markten) en Oostenrijk. Verwacht wordt [...]*(72).

(345) Ten derde beweren de partijen dat zij met betrekking tot een aantal van hun sleutelproducten geen exclusieve rechten hebben. Zoals vermeld, is acetochloor in Europa door AstraZeneca en Monsanto gezamenlijk geregistreerd. Voorts betrekt Novartis dicamba van BASF, dat volgens de partijen voornemens is om zelf in Europa een op dicamba gebaseerd product te lanceren. Hoewel laatstgenoemde verklaring juist is, is het onwaarschijnlijk dat dit product de positie van Syngenta op de markt voor de na-opkomst-bestrijding van breedbladige onkruiden wezenlijk zal veranderen(73). Verder heeft de tussenonderneming, zoals hierboven beschreven, ook voor dicamba strategieën voor productvervanging en zal zij over producten beschikken die in dit segment als superieur worden beschouwd (sulcotrion, [...]*). Wat acetochloor betreft, is uit marktonderzoek de kracht van AstraZeneca ten opzichte van Monsanto(74) gebleken (zie hierboven).

(346) Ten vierde beweren de partijen dat verscheidene concurrenten in de nabije toekomst nieuwe producten zullen lanceren, terwijl alleen AstraZeneca, en niet Novartis, nieuwe producten op de markt zal brengen. Laatstgenoemde verklaringen moeten worden betwist. Ten eerste wordt geen rekening gehouden met het feit dat sommige krachtige producten die in het recente verleden slechts in enkele EER-landen zijn geïntroduceerd, nu geleidelijk ook in de andere landen worden geïntroduceerd (acetochloor en s-metolachloor), en ten tweede wordt een van de nieuwe producten van AstraZeneca, mesotrione, in de toekomst een absoluut sleutelproduct op de markt voor maïsherbiciden.

(347) De partijen stellen dat de concurrenten de volgende maïsherbiciden hebben ontdekt, recentelijk op de markt hebben gebracht of in de nabije toekomst op de markt zullen brengen: isoxaflutool (Aventis, 1998), isoxachlortool (Aventis, 2003) en foramsulfuron (Aventis, 2003), flufenacet (Bayer, 1999), amicarbazone (Bayer, 2002), imazamox (American Cyanamid, 2000), cycloxidim (BASF, 2001), diflufenzopyr (BASF, 2002/3) en tritosulfuron (BASF, 2003).

(348) Met uitzondering wellicht van isoxaflutool, zijn de vooruitzichten met betrekking tot deze producten niet zodanig dat geconcludeerd kan worden dat de ondernemingen die deze producten vervaardigen daarmee de marktpositie van Syngenta kunnen bedreigen(75). De vooruitzichten van de gevestigde producten van de concurrentie rechtvaardigen die conclusie trouwens evenmin(76). Beide conclusies zijn het resultaat van een zorgvuldige vergelijking van de opbrengstramingen voor elk van de producten in kwestie (verstrekt door de concurrenten) en bestaande afzetcijfers. Terwijl de partijen stellen dat bovengenoemde "pijplijnproducten" van de concurrenten een zeer goed marktpotentieel hebben - foramsulfuron zou bijvoorbeeld net zo goede vooruitzichten hebben als nicosulfuron -, meent de Commissie significante waarde te moeten hechten aan de schattingen van de concurrenten zelf, omdat zij waarschijnlijk het best geïnformeerd zijn over de eigenschappen en het marktpotentieel van hun producten, zeker omdat deze nog steeds in ontwikkeling zijn.

(349) Isoxaflutool (Aventis) is zeker een zeer krachtig product. Zoals aangegeven in de paragraaf over onkruidbestrijding, is isoxaflutool een uitstekend product voor de voor-opkomst-bestrijding van breedbladige onkruiden. De partijen stellen dat het product in de eerste twee jaar na zijn introductie [5-10]* % van de EU-markt heeft veroverd en dat het marktaandeel, gezien de recente introductie, snel zal blijven groeien. Volgens de verkoopcijfers van Aventis behaalde isoxaflutool in 1999 in de representatieve maïsproducerende landen Frankrijk, Duitsland en Italië, een marktaandeel van [5-10]* %. In dit verband is het zelfs opmerkelijk dat het gecombineerde marktaandeel van AstraZeneca en Novartis in de EER in 1999, in vergelijking met het jaar daarvoor, slechts in zeer geringe mate afnam: van [40-50]* % tot [40-50]* %. Terwijl de opbrengstramingen van Aventis voor 2003 bevestigen dat het marktaandeel van isoxaflutool nog verder kan groeien [bedrijfsgeheim Aventis]*, moet toch worden geconstateerd dat in 1999 al drievijfde van het marktpotentieel was gerealiseerd. In hun antwoord op de mededeling van punten van bezwaar stellen de partijen dat laatstgenoemd cijfer een grove onderschatting is van het marktpotentieel van isoxaflutool. De Commissie heeft Aventis daarom gevraagd zijn verklaring te bevestigen en te controleren of de meest recente ontwikkelingen in het teeltseizoen van 2000 wellicht aanleiding geven tot een bijstelling van de marktverwachtingen voor het product. Aventis zag echter geen aanleiding voor een bijstelling van de eerder gegeven verkoopvoorspellingen.

(350) Hoe dan ook, of Aventis daadwerkelijk in staat zal zijn om het marktpotentieel van isoxaflutool volledig te benutten, hangt af van een aantal onzekere factoren. De structurele verandering die de industrie zal ondergaan als de fusie, in de door de partijen voorgestelde vorm, doorgang vindt, is waarschijnlijk de belangrijkste factor in dit verband: het is onwaarschijnlijk dat isoxaflutool of de andere nieuwe producten van de concurrentie in staat zullen zijn het hoofd te bieden aan de individuele en gecombineerde kracht van de samengevoegde productassortimenten van Syngenta. De krachtige aanwezigheid van Syngenta op allevier de segmenten voor onkruidbestrijding (op basis van de werkzame stoffen acetochloor, s-metolachloor, nicosulfuron, sulcotrion, mesotrione) zal Syngenta de flexibiliteit verschaffen voor het doen van toonaangevende aanbevelingen voor tankmengsels en het ontwikkelen van toonaangevende mengproducten, waardoor voor tal van (nieuwe of bestaande) producten van de concurrentie geen plaats meer zal zijn op de markt. Evenzo zal de krachtige aanwezigheid van de werkzame stoffen van Syngenta in allevier de segmenten voor onkruidbestrijding het bedrijf een aanzienlijke macht jegens de distributeurs geven.

(351) Dit is het scenario dat door talloze respondenten, afnemers en concurrenten naar voren wordt gebracht. Volgens een concurrent zal het unieke en "ongekende" assortiment van maïsherbiciden Syngenta de mogelijkheid geven tot het maken van toonaangevende onvermengde en vermengde producten, met een dusdanig sterke marktpositie dat Syngenta zelfs in staat zou zijn om op distributeurs- en eindgebruikersniveau producten (inclusief zaden) te bundelen, waarbij enkele van de topproducten als hefboom voor nieuwe of minder goede producten zouden worden gebruikt.

(352) Hieronder wordt verder beschreven in welke mate een krachtig productassortiment Syngenta een uitzonderlijke positie op de markt voor maïsherbiciden geeft.

Mogelijke (toekomstige) productcombinaties

(353) Het unieke assortiment van maïsherbiciden zal Syngenta de mogelijkheid geven voor het maken van nog meer toonaangevende productcombinaties. Hieronder volgen de productcombinaties die de concurrenten in dit verband doorgaans als voorbeelden van "uitstekende" combinaties noemen.

(354) Verscheidene veelbelovende productcombinaties bieden oplossingen met een breed werkingsspectrum, zowel voor toepassing voor als na opkomst van het gewas. De combinatie van sulcotrion, het beste product voor de na-opkomst-bestrijding van breedbladige onkruiden, met metolachloor (en mogelijk atrazine of terbutylazine) zou een uitstekende bestrijding over een breed spectrum mogelijk maken, zowel voor toepassing voor als na opkomst. Mesotrione en s-metolachloor [...]* vormen eveneens een uitstekende productcombinatie voor de bestrijding van breedbladige onkruiden (bijvoorbeeld als vervanging voor atrazine, zoals in de paragraaf over atrazine in Frankrijk uitvoerig is besproken). Nicosulfuron - naar men zegt het krachtigste na-opkomst-graminicide - wordt door veel concurrenten gezien als een zeer goede combinatiepartner voor metolachloor (s-metolachloor), atrazine of terbutylazine(77).

(355) Na opkomst is de beste oplossing voor onkruidbestrijding een gebruiksklaar mengproduct van nicosulfuron en sulcotrion. Het biedt een complete oplossing voor alle grassen en breedbladige onkruiden. Hetzelfde geldt voor de combinatie van nicosulfuron en het pas ontwikkelde mesotrione, een uitstekend product voor de voor- of na-opkomst-bestrijding van breedbladige onkruiden(78).

(356) Andere krachtige combinaties van uitsluitend producten van de partijen zouden zijn: atrazine-acetochloor (breedspectrum-bestrijding, vóór opkomst), atrazine-s-metolachloor (breedspectrum-bestrijding, vóór opkomst), atrazine-sulcotrion (breedspectrum-bestrijding, zowel vóór als na opkomst), prosulfuron-nicosulfuron (breedspectrum-bestrijding, na opkomst) en pyridaat-nicosulfuron (breedspectrum-bestrijding, na opkomst).

(357) Het blijkt dat zowel op het marktsegment voor producten voor toepassing voorr als voor het marktsegment voor producten voor toepassing na opkomst, Syngenta een "ideaal" productassortiment zal hebben, met oplossingen voor alle typen grassen en breedbladige onkruiden, zowel voor toepassing voor als na opkomst. Geconfronteerd met zo'n overvloed aan uitstekende producten met een breed werkingsspectrum en ruime toepassingsmogelijkheden, zullen de concurrenten de nodige problemen ondervinden met de verkoop van producten met een kleiner werkingsspectrum.

(358) Het productassortiment van de concurrentie heeft veel minder gewicht dan dat van de nieuwe entiteit. In het marktsegment voor producten die vóór opkomst worden toegepast, beschikt BASF over geen enkele verbinding voor de bestrijding van breedbladige onkruiden. Het productassortiment van BASF zou veel concurrerender zijn als het bedrijf toegang had tot een product dat kon worden vermengd met zijn werkzame stof dimethenamid, wat hoofdzakelijk een grasverdelgingsmiddel is. De enige stoffen die werkzaam zijn tegen breedbladige onkruiden en technisch gezien als complement voor dimethenamid in aanmerking kunnen komen, zijn atrazine (Novartis/generiek), terbutylazine (Novartis/generiek), isoxaflutool (Aventis) en pendimethalin (AmCy). Uit het oogpunt van prijs en effectiviteit zouden de twee werkzame stoffen van Novartis het meest geschikt zijn, terwijl isoxaflutool (Aventis) en pendimethalin (AmCy) dat minder zijn, onder andere door problemen van fytotoxische aard.

(359) Voor het Aventis-product isoxaflutool, een breedspectrum-herbicide dat vóór opkomst wordt toegepast, zou een combinatie met actieve stoffen die werkzaam zijn tegen grassen een duidelijke verbetering betekenen. Het productassortiment van Monsanto zou worden versterkt wanneer acetochloor in gebruiksklare formuleringen met atrazine of terbutylazine werd vermengd (atrazine voor Frankrijk, Spanje, Portugal en Griekenland; terbutylazine voor Italië en Duitsland, waar atrazine niet is geregistreerd). DuPont richt zich hoofdzakelijk op het segment voor na-opkomst-herbiciden.

(360) Ook de reeks producten waarover de concurrenten op het segment voor na-opkomst-herbiciden kunnen beschikken, heeft veel minder gewicht dan die van de nieuwe entiteit. BASF zou zijn producten ter bestrijding van breedbladige onkruiden, bentazone en bentazone gemengd met dicamba, moeten mengen met een puur graminicide. Het meest geschikt daarvoor is nicosulfuron, vanwege de effectiviteit ervan als grasverdelgingsmiddel voor toepassing na opkomst. In Duitsland wordt inderdaad op dit moment een mengsel van bentazone en nicosulfuron vermarkt. Bentazone zou in principe ook met rimsulfuron van DuPont kunnen worden gemengd, maar deze combinatie is naar verluidt minder aantrekkelijk dan die van bentazone met nicosulfuron.

(361) Het na-opkomst-herbicide voor breedbladige onkruiden bromoxynil, van Aventis, zou idealiter met terbutylazine (Novartis/generiek) moeten worden gemengd, om op die manier het werkingsspectrum met betrekking tot breedbladige onkruiden te verbreden. Het breedspectrum-product foramsulfuron, eveneens voor toepassing na opkomst, kampt met een residuprobleem, dat opgelost zou kunnen worden door het product te combineren met, in volgorde van afnemende aantrekkelijkheid: atrazine (Novartis/generiek), mesotrione (AstraZeneca), terbutylazine (Novartis/generiek), dicamba (Novartis), metosulam/fluthiamid (Bayer) en pyridaat (Novartis). Het werkingsspectrum van foramsulfuron ten aanzien van breedbladige onkruiden zou kunnen worden verbreed door het te combineren met mesotrione (AstraZeneca), sulcotrion (AstraZeneca) of prosulfuron (Novartis), opnieuw in volgorde van afnemende aantrekkelijkheid. Monsanto richt zich hoofdzakelijk op het segment voor voor-opkomst-herbiciden. DuPont ontbreekt het in Duitsland aan na-opkomst-herbiciden met residuele werking. In Italië zou DuPont erop vooruitgaan wanneer het toegang had tot voor-opkomst-middelen en een verbinding voor toepassing na opkomst die werkzaam is tegen breedbladige onkruiden en waarvan de werkingswijze verschilt van die van de andere producten in het assortiment.

(362) Op dit moment bestaan er tussen de concurrenten en Novartis of AstraZeneca verschillende ontwikkelings- en samenwerkingsovereenkomsten. Ook hebben sommige van de concurrenten er concreet blijk van gegeven hun producten eventueel met een product van Novartis of AstraZeneca te willen mengen in gebruiksklare formuleringen(79). Gezien het zeer complete productassortiment waarover Syngenta intern zal beschikken (zowel middelen voor toepassing voor als na opkomst, graminiciden, breedspectrum-herbiciden en herbiciden voor breedbladige onkruiden, verscheidene werkingswijzen), zal de nieuwe entiteit aanvankelijk vooral haar eigen moleculen trachten te combineren. Deze ontwikkeling zou het concurrentievermogen van de concurrenten die momenteel een samenwerkingsovereenkomst met de partijen hebben of geïnteresseerd zijn in zo'n overeenkomst, nadelig beïnvloeden, omdat de mogelijkheden voor combinatie met producten van andere concurrenten beperkt zijn, zowel wat aantal als toepassingsmogelijkheid betreft. Verscheidene concurrenten hebben zich bezorgd getoond over het feit dat wanneer Syngenta niet langer bereid zou zijn hun bepaalde essentiële moleculen te leveren, de marktpositie van Syngenta daarmee nog verder zou worden versterkt. Sterker nog, sommige concurrenten hebben erop gewezen dat toegang tot de werkzame stoffen van Syngenta essentieel is voor hun concurrentievermogen(80).

(363) Evenzo is, gezien het brede assortiment van uitstekende breedspectrum-herbiciden waarover Syngenta beschikt, het van de markt halen van onvermengde herbiciden een effectieve en aantrekkelijke strategie voor het "isoleren" en minder bruikbaar maken van de producten van de concurrentie die zijn bedoeld voor gebruik in tankmengsels. Ook deze strategie zal het concurrentievermogen van de concurrenten verminderen. In hun antwoord op de mededeling van punten van bezwaar stellen de partijen dat deze beweringen elke grondslag missen. Als een "mengsel-strategie" al technisch haalbaar zou zijn, zou deze van "economische waanzin" getuigen, omdat de mengproducten duurder zouden zijn en door het van de markt halen van onvermengde producten marktaandeel verloren zou gaan. Deze argumenten gelden misschien voor ondernemingen in een normale concurrentiepositie, maar niet noodzakelijkerwijs ook voor een onderneming die, gezien haar sterke marktpositie en uitzonderlijk breed assortiment, in een positie verkeert om een dergelijke strategie op winstgevende wijze toe te passen. Zelfs wanneer de concurrentie de mogelijkheid zou hebben om haar producten met andere concurrenten te combineren, zou deze mogelijkheid beperkt zijn en transactiekosten met zich meebrengen die de tussenonderneming niet hoeft te maken. In dit verband moet eraan worden herinnerd dat een extra drijfveer achter de "mengsel-strategie" is dat, zoals hierboven is aangegeven, het ontwikkelen van gebruiksklare mengproducten een effectieve manier is voor het verlengen van de beschermde status van individuele producten waarvan het octrooi is verlopen.

Distributie

(364) Onder de ondernemingen die actief zijn op de markt voor maïsherbiciden, zal Syngenta over een productassortiment beschikken dat door zijn breedte en kracht uniek is. Dit zal de entiteit in staat stellen tot het opzetten van zeer krachtige marketingcampagnes om landbouwers ertoe te brengen hun herbiciden hoofdzakelijk of zelfs uitsluitend van Syngenta te betrekken. Een voorbeeld van deze aanpak zou zijn wanneer de machtspositie van metolachloor (s-metolachloor), atrazine, acetochloor, sulcotrion (mesotrione) en nicosulfuron, die nu al groot is en met de fusie alleen nog maar groter zal worden, zou worden gebruikt voor het ontwikkelen van "productpakketten". In dit verband zal ook een duidelijke rol zijn weggelegd voor de vervanging, op strategische gronden, van metolachloor door s-metolachloor en van sulcotrion door mesotrione(81).

(365) Het brede productassortiment zal Syngenta in de toekomst beter in staat stellen om distributeurs en telers met uiteenlopende productassortimenten te benaderen, die feitelijk echter zeer vergelijkbare agronomische oplossingen bieden. Een voorbeeld van een dergelijke aanpak is om de ene groep distributeurs een product aan te bieden dat acetochloor en atrazine bevat, en de andere groep distributeurs een product dat metolachloor en atrazine bevat. Omdat de twee producten uit verschillende werkzame stoffen zijn samengesteld, kunnen de distributeurs een "uniek" product promoten. Op het veld zullen de producten echter vrijwel hetzelfde resultaat opleveren. Door de markt op deze manier te segmenteren, wordt de prijsconcurrentie tussen distributeurs verminderd, wat de distributeurs bijzonder op prijs stellen, zowel de kleine als de grote. Hogere verkoopprijzen vergroten immers de winstmarge van de distributeurs en vormen zodoende een sterke motivatie om de producten van Syngenta te promoten, wat ten koste gaat van die van de concurrentie.

(366) Het is aannemelijk dat Syngenta een dergelijke gedragslijn zal volgen. Wat prijsstelling betreft, [...]*(82). In dit verband moet worden opgemerkt dat distributeurs hoe dan ook een belangrijke invloed uitoefenen op de afnemers, omdat zij die gewoonlijk zowel gevraagd als ongevraagd adviseren over de producten die zij moeten gebruiken en in welke combinaties. Een mogelijke prijsstrategie is prijssegmentatie, waarbij telers worden ingedeeld naar koopkracht en elke groep met een andere merk en/of etiket dan wel een andere formulering wordt benaderd. Hoewel AstraZeneca beweert dat deze prijsstrategie de penetratie van merken op afzonderlijke marktsegmenten mogelijk maakt en tegelijkertijd voor afnemer en AstraZeneca het beste rendement oplevert, is het alleszins waarschijnlijk dat een onderneming die beschikt over zo'n ongeëvenaard ruim assortiment van uitstekende herbiciden als Syngenta zal hebben, in staat zal zijn - en ertoe verleid zal worden - om marketingstrategieën in te zetten (productcombinatie, introductie van nieuwe merken, prijsstelling) die alleen maar tot doel hebben om de winst te verhogen en de verkoopprijzen te doen stijgen.

Conclusie met betrekking tot maïsherbiciden

(367) Op basis van het bovenstaande, en in het bijzonder gezien de grote marktaandelen die de tussenonderneming zal hebben, het feit dat de nieuwe entiteit ten minste [...]* keer zo groot zal zijn als de naaste concurrent, en de krachtige en alomtegenwoordige aanwezigheid van de producten van de partijen op allevier de segmenten van de markt voor maïsherbiciden (voor en na opkomst, bestrijding van grassen en breedbladige onkruiden), komt de Commissie tot de slotsom dat de aangemelde transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de markt voor maïsherbiciden in ten minste Frankrijk, Duitsland, Nederland en België.

HERBICIDEN VOOR GRAANGEWASSEN

(368) De markt voor herbiciden voor graangewassen is, wat geldswaarde betreft, de belangrijkste markt voor selectieve herbiciden. In 1998 werd over de gehele EER voor een totaalbedrag van circa [...]* EUR aan herbiciden voor graangewassen omgezet, op een EER-markt voor selectieve herbiciden die een totale waarde vertegenwoordigde van ongeveer [...]* EUR. De drie belangrijkste nationale markten voor graanherbiciden zijn Frankrijk ([...]* EUR) Duitsland ([...]* EUR) en het Verenigd Koninkrijk ([...]* EUR).

(369) De partijen schatten hun gecombineerde aandeel in de totale EER-markt voor graanherbiciden op [10-20]* % (N [10-20]* % + AZ [0-5]* %) en de totale omzet hierin op [...]* EUR, waarbij het aandeel in de nationale markten oploopt tot maximaal [30-40]* % in Portugal en Griekenland en [30-40]* % in Italië. Aventis is momenteel marktleider: op EER-niveau wordt voor een totaalbedrag van [...]* EUR afgezet en bedraagt het marktaandeel [30-40]* % (variërend van [10-20]* % in Denemarken tot [50-60]* % in Portugal). Deze cijfers zullen in de toekomst ongetwijfeld dalen omdat, als voorwaarde voor de oprichting van Aventis in 1999, de fuserende ondernemingen (Rhône-Poulenc en Hoechst) zich ertoe verbonden een andere producent een licentie te verlenen voor hun belangrijke werkzame stof isoproturon (op isoproturon gebaseerde producten zijn goed voor zo'n [30-40]* % van de totale afzet van graanherbiciden van Aventis)(83).

(370) Bovengenoemde aandelen in de totale markt voor graanherbiciden wijzen op zichzelf niet op het bestaan van mededingingsbezwaren. Tijdens het marktonderzoek zijn echter verscheidene bedenkingen geuit. Een behoorlijk aantal distributeurs hebben erop gewezen dat de partijen een sterke positie zouden kunnen verwerven op het segment voor de na-opkomst-bestrijding van grassen in graangewassen, omdat zij twee van de drie toonaangevende producten zouden samenbrengen, namelijk: Grasp/Achieve van AstraZeneca (gebaseerd op de werkzame stof tralkoxydim) en Topik van Novartis (gebaseerd op clodinafop). Het derde product zou overigens Puma/Proper van Aventis zijn (gebaseerd op fenoxaprop).

(371) Echt grote marktaandelen in het segment voor bestrijdingsmiddelen voor grassen (graminiciden en breedspectrum-herbiciden samen) zouden de partijen hebben in Portugal met [30-40]* % (N [30-40]* % + AZ [0-5]* %), Spanje met [30-40]* % (N [20-30]* % + AZ [5-10]* %), Nederland met [30-40]* % (maar geen overlapping), Griekenland met [30-40]* % (N [30-40]* % + AZ [0-5]* %), en Italië met [40-50]* % (N [40-50]* % + AZ [0-5]* %). Als specifiek wordt gekeken naar de situatie met betrekking tot graminiciden, zouden de partijen een sterke marktpositie verwerven in Spanje ([30-40]* %; N [10-20]* % + AZ [10-20]* %), Portugal ([30-40]* %; N [30-40]* % + AZ [0-5]* %), Griekenland ([30-40]* %; N [30-40]* % + AZ [0-5]* %), België ([40-50]* %; geen overlapping), Frankrijk ([40-50]* %; geen overlapping), Nederland ([50-60]* %, geen overlapping) en Italië ([50-60]* %; N [50-60]* % + AZ [0-5]* %).

(372) Uit het marktonderzoek is duidelijk geworden dat het hoofdproduct in het assortiment van de nieuwe entiteit Topik, van Novartis, zal worden. De afzet van Topik is veel groter dan die van Grasp en vertoont een stijgende lijn. Die van Grasp neemt daarentegen snel af: van 1998 tot 1999 daalde de afzet met [...]* en voor de toekomst wordt nog een verdere daling verwacht. Ondanks het feit dat Grasp in tal van landen enige overlapping zal veroorzaken, is het onwaarschijnlijk dat de onderhavige fusie de concurrentiedwang op Topik daadwerkelijk zal verminderen.

(373) Voorts zal Aventis in 2001/2002 het nieuwe graminicide voor na-opkomst-bestrijding iodosulforon introduceren, dat naar verluidt buitengewoon efficiënt is tegen Lolium, een veelvoorkomend onkruid waartegen in Italië graminiciden worden ingezet. Deze verbinding werkt beter tegen Lolium dan clodinafop (Topik) en tralkoxydim (Grasp). Verwacht wordt dat Aventis iodosulfuron zowel in onvermengde formuleringen op de markt zal brengen als vermengd met de werkzame stof fenoxaprop, waarop Aventis het octrooi heeft.

(374) Op het terrein van de graangewasbescherming worden, tot slot, maar weinig producten uitsluitend als voor-opkomst-herbicide gebruikt. De meeste voor-opkomst-herbiciden kunnen ook na opkomst worden toegepast en concurreren als zodanig in aanzienlijke mate met zuivere na-opkomst-herbiciden als Topik.

(375) Op basis van het bovenstaande is het niet waarschijnlijk dat als gevolg van de concentratie een machtspositie op de markt voor graanherbiciden zal ontstaan.

HERBICIDEN VOOR AARDAPPELEN

(376) In 1998 werd in de EER voor een totaalbedrag van ongeveer [...]* EUR aan aardappelherbiciden omgezet. De vier belangrijkste nationale markten voor aardappelherbiciden zijn Duitsland ([...]* EUR), het Verenigd Koninkrijk ([...]* EUR), Nederland ([...]* EUR) en Frankrijk ([...]* EUR).

(377) Voor 1998 schatten de partijen hun gecombineerde aandeel in de EER-markt voor aardappelherbiciden op [30-40]* % (N [0-5]* % + AZ [20-30]* %) en de totale omzet hierin op [...]* EUR. In de volgende nationale markten is het gecombineerde aandeel van de partijen meer dan [20-30]* %: Ierland ([20-30]* % - AZ [20-30]* % + N [0-5]* %), Spanje ([30-40]* % - AZ [20-30]* % + N [5-10]* %), Griekenland ([30-40]* % - AZ [20-30]* % + N [0-5]* %), Oostenrijk ([30-40]* % - AZ [20-30]* % + N [5-10]* %), Duitsland ([30-40]* % - alleen AZ), Nederland ([30-40]* % - AZ [30-40]* % + N [0-5]* %), Portugal ([40-50]* % - AZ [30-40]* % + N [5-10]* %), België ([50-60]* % - AZ [40-50]* % + N [0-5]* %) en Frankrijk ([50-60]* % - AZ [40-50]* % + N [5-10]* %). Later hebben de partijen de marktaandelen voor 1999 gegeven. Uit de cijfers die voor dat jaar zijn verstrekt, blijkt dat op de volgende nationale markten sprake was van een gecombineerd marktaandeel van meer dan [20-30]* % en overlapping: Spanje ([20-30]* % - AZ [20-30]* % + N [5-10]* %), Oostenrijk ([30-40]* % - AZ [20-30]* % + N [5-10]* %), Nederland ([30-40]* % - AZ [30-40]* % + N [0-5]* %), Portugal ([20-30]* % - AZ [20-30]* % + N [0-5]* %), België ([50-60]* % - AZ [40-50]* % + N [5-10]* %) en Frankrijk ([50-60]* % - AZ [40-50]* % + N [5-10]* %)(84).

(378) De belangrijkste concurrent was in 1998 Bayer, dat een marktaandeel heeft van [20-30]* % in de EER als geheel en van [40-50]* % in Griekenland, [40-50]* % in Oostenrijk, [30-40]* % in Ierland, [30-40]* % in Denemarken, Spanje en Zweden, [30-40]* % in België, [20-30]* % in Italië, [20-30]* % in Frankrijk, [20-30]* % in Nederland, [20-30]* % in Portugal en [10-20]* % in het Verenigd Koninkrijk. Andere belangrijke concurrenten waren Aventis, met een marktaandeel van [5-10]* % in de EER en van [30-40]* % in Denemarken, [10-20]* % in Spanje, [10-20]* % in Portugal, [10-20]* % in Frankrijk, [10-20]* % in Griekenland, [10-20]* % in Nederland, [10-20]* % in het Verenigd Koninkrijk, en DuPont, met een marktaandeel van [5-10]* % in de EER en van [10-20]* % in Duitsland, [10-20]* % in Oostenrijk en Nederland, en [5-10]* % in het Verenigd Koninkrijk.

(379) De producten die de partijen op deze markt verhandelen zijn of breedspectrum-herbiciden of graminiciden. De breedspectrum-producten van Novartis zijn gebaseerd op de werkzame stoffen metobromuron, terbutryn, prometryn en terbutylazine. Deze producten waren in 1999 goed voor [5-10]* % van alle breedspectrum-herbiciden voor aardappelen die in de EU werden afgezet. Op de markt voor graminiciden is Novartis vertegenwoordigd met producten (Agil/Falcon) die op de werkzame stof propaquizafop zijn gebaseerd, een stof die volgens Novartis goed is voor slechts [0-5]* % van de totale EU-afzet van graminiciden voor aardappelen, omdat deze alleen in Italië wordt gebruikt (zie echter hieronder). Het belangrijkste breedspectrum-product van AstraZeneca is Boxer/Defi, dat is gebaseerd op de werkzame stof prosulfocarb. Dit product alleen is al goed voor [20-30]* % van de totale EU-afzet van breedspectrum-herbiciden voor aardappelen. Daarnaast is AstraZeneca met nog vijf andere producten in dit segment vertegenwoordigd, die goed zijn voor nog eens [5-10]* % van de totale afzet in dit segment. Op de markt voor graminiciden is AstraZeneca actief met een product (Fusilade) dat op de werkzame stof fluazifop-p-butyl is gebaseerd. Fusilade is goed voor [10-20]* % van de totale afzet van aardappelgraminiciden in de EER.

(380) De partijen stellen in de aanmelding dat het grootste deel van de afzet van Novartis op een werkzame stof (metobromuron) is gebaseerd die in 1999 uit productie is genomen. In een latere verklaring stellen de partijen echter dat metobromuron (en de daarop gebaseerde formuleringen) in 2000 uit productie wordt genomen. De op metobromuron gebaseerde producten werden in 1999 verkocht in Oostenrijk, België, Frankrijk, Italië en Nederland. Hieruit volgt dat de partijen zeer hoge marktaandelen hebben in België en Frankrijk ([50-60]* % en [50-60]* %). In beide landen heeft zowel AstraZeneca als Novartis alleen producten verkocht in het segment voor breedspectrum-herbiciden, waarin de partijen naar eigen schatting een gecombineerd aandeel hebben van [60-70]* % in België en [60-70]* % in Frankrijk. Op basis van deze zeer hoge marktaandelen, die bovendien zijn geconcentreerd in één segment, kan worden geconcludeerd dat bij de verdere verkoop van op metobromuron gebaseerde producten, de concentratie op de Belgische en Franse markt voor aardappelherbiciden een machtspositie in het leven zou roepen.

GRAMINICIDEN VOOR AARDAPPELEN DIE NA OPKOMST WORDEN GEBRUIKT

(381) Voorts bestaan er bedenkingen ten aanzien van de markt voor na-opkomst-graminiciden voor aardappelgewassen in Denemarken. Hoewel het Novartis-product Agil in Denemarken voor toepassing in aardappelgewassen is geregistreerd, maakt Novartis geen melding van verkopen van dit product in het segment voor aardappelherbiciden, maar alloceert het de totale afzet van Agil in Denemarken aan andere gewassen (oliegewassen en suikerbieten). Anderzijds hebben de partijen aangegeven dat het AstraZeneca-product Fusilade goed is voor [60-70]* % van de totale afzet van graminiciden in Denemarken. De partijen beweren dat de resterende [30-40]* % van de markt in handen is van het Dow-product Gallant, dat op de werkzame stof haloxyfop is gebaseerd. Gallant is in Denemarken echter niet voor toepassing in aardappelgewassen geregistreerd en er staat ook geen ander vergelijkbaar product (na-opkomstgraminicide) geregistreerd. Dus zelfs als de aanname van Novartis juist is dat boeren Agil tot dusver in Denemarken niet als aardappelherbicide hebben gebruikt, dan nog zou de voorgenomen concentratie ertoe leiden dat boeren in het geval van na-opkomst-graminiciden alleen maar kunnen kiezen uit producten van Syngenta.

(382) De interne documenten van AstraZeneca duiden erop dat de concurrentie op de markt voor na-opkomst-graminiciden mogelijk nu al veel minder is dan op tal van andere markten voor gewasbeschermingsmiddelen. [...]*

(383) De partijen hebben aangegeven welke producten het best werken tegen specifieke grassen in aardappelen. Novartis zegt dat voor de grassen agropyron repens, cynodon dactylon, sorghum halepense, digitaria sanguinalis en echinochloa crus galli Agil/Falcon of Fusilade het beste product is. AstraZeneca zegt dat voor de grassen agropyron repens, cynodon dactylon, sorghum halepense, avena fatua en alepecurus myosuroides Agil/Falcon of Fusilade het meest effectief is. Agil/Falcon en Fusilade worden derhalve door de partijen beschouwd als technisch zeer goede producten in vergelijking met de producten van de concurrentie.

(384) Voorts is Fusilade het meest succesvolle na-opkomst-graminicide op de Europese markt. In interne documenten schat AstraZeneca het aandeel van Fusilade in de totale afzet van deze graminiciden in Europa op [40-50]* %. Blijkens het marktonderzoek van de Commissie ligt het aandeel van Fusilade waarschijnlijk dichter bij de [20-30]* % en dat van Agil/Falcon rond de [10-20]* %. [...]*

(385) Verscheidene respondenten uit verschillende landen, zowel distributeurs, landbouwvoorlichters als boerenverenigingen, hebben erop gewezen dat de nieuwe entiteit door de combinatie van Fusilade en Agil/Falcon een zeer sterke positie op de markten voor na-opkomst-graminiciden zou verwerven.

(386) Om bovengenoemde redenen, en in het bijzonder vanwege het feit dat de producten van de partijen in Denemarken de enige producten zijn die voor gebruik als aardappelgraminicide staan geregistreerd, is de Commissie tot de slotsom gekomen dat de aangemelde transactie op de Deense markt voor na-opkomst-graminiciden voor aardappelgewassen een machtspositie in het leven zou roepen of versterken.

HERBICIDEN VOOR SUIKERBIETEN

(387) In 1998 werd in de EER voor een totaalbedrag van circa [...]* EUR aan herbiciden voor suikerbieten omgezet. De belangrijkste nationale markten voor deze herbiciden zijn Duitsland ([...]* EUR), Frankrijk ([...]* EUR) en Italië ([...]* EUR).

(388) Voor 1998 schatten de partijen hun gecombineerde aandeel in de EER-markt voor herbiciden voor suikerbieten op niet meer dan [0-5]* % en de totale omzet hierin op [...]* EUR. Het enige land waar het gecombineerde marktaandeel van de ondernemingen hoger is dan [10-20]* %, is Griekenland ([20-30]* %).

(389) De marktaandelen van de fuserende partijen zijn op zichzelf geen reden tot zorg. Desalniettemin zou Syngenta, zoals aangegeven in het deel over aardappelherbiciden, twee van de drie toonaangevende producten bijeenbrengen voor de na-opkomst-bestrijding van grassen in verscheidene gewassen, waaronder suikerbieten (Fusilade van AstraZeneca en Agil/Falcon of Novartis).

GRAMINICIDEN VOOR SUIKERBIETEN DIE NA OPKOMST WORDEN GEBRUIKT

(390) De partijen zouden op deze markt een aandeel hebben van [50-60]* % in het Verenigd Koninkrijk en van [50-60]* % in België. De partijen hebben verder aangegeven dat zij in Denemarken een gecombineerd marktaandeel zouden hebben van [60-70]* % (Fusilade [60-70]* %, Agil [0-5]* %) en dat de resterende [30-40]* % daar in handen van Dow zou zijn (Gallant).

(391) De partijen hebben aangegeven welke producten het best werken tegen specifieke grassen in suikerbieten. Novartis zegt dat voor de grassen agropyron repens, cynodon dactylon, sorghum halepense, digitaria sanguinalis en echinochloa crus galli Agil/Falcon of Fusilade het beste product is. AstraZeneca zegt dat voor de grassen agropyron repens, avena fatua en alepecurus myosuroides Agil/Falcon of Fusilade het meest effectief is. Agil/Falcon en Fusilade worden derhalve door de partijen beschouwd als technisch zeer goede producten in vergelijking met de producten van de concurrentie.

(392) Zoals hierboven is vermeld, hebben verscheidene respondenten uit verschillende landen, zowel distributeurs, landbouwvoorlichters als boerenverenigingen, erop gewezen dat de nieuwe entiteit door de combinatie van Fusilade en Agil/Falcon een zeer sterke positie op de markten voor na-opkomst-graminiciden zou verwerven [...]*.

(393) Om bovengenoemde redenen is de Commissie tot de slotsom gekomen dat de concentratie op de Britse, Belgische en Deense markt voor na-opkomst-graminiciden voor suikerbieten een machtspositie zou doen ontstaan of versterken.

HERBICIDEN VOOR OLIEGEWASSEN

(394) In 1998 werd in de EER voor ongeveer [...]* EUR aan herbiciden voor oliegewassen omgezet. De twee belangrijkste nationale markten voor deze herbiciden zijn Frankrijk ([...]* EUR) en Duitsland ([...]* EUR).

(395) Voor 1998 schatten de partijen hun gecombineerde aandeel in de EER-markt voor herbiciden voor oliegewassen op [20-30]* % (N [10-20]* % + AZ [5-10]* %) en de totale omzet hierin op [...]*, waarbij de marktaandelen in de volgende landen hoger zijn dan [20-30]* %: Duitsland ([20-30]* %), Spanje ([20-30]* %), Italië ([20-30]* %) en Frankrijk ([30-40]* %).

(396) De partijen zijn op deze markt met de volgende producten vertegenwoordigd: Novartis heeft producten tegen breedbladige onkruiden die op de werkzame stoffen pyridaat en clomazone zijn gebaseerd. Deze zijn belangrijk in Duitsland, waar de partijen in 1999 een aandeel van [30-40]* % in het segment voor breedbladige onkruiden hadden. Op EU-niveau was dit percentage [20-30]* %. De breedspectrum-producten van Novartis zijn gebaseerd op de werkzame stoffen dimethachlor, clomazone, tebutam en terbutryn. Deze producten waren in 1999 goed voor [10-20]* % van de totale afzet van breedspectrum-herbiciden voor oliegewassen in de EU en hadden een belangrijk aandeel in de nationale markten van Frankrijk ([30-40]* %) en Spanje ([10-20]* %). Wat graminiciden betreft, beschikt Novartis over producten [...]* die op de werkzame stof propaquizafop zijn gebaseerd en een product (Dual) dat op metolachloor is gebaseerd. Dual is goed voor [0-5]* % en Agil/Falcon voor [10-20]* % van de totale afzet van graminiciden voor oliegewassen in de EU. Agil/Falcon heeft in Duitsland een aandeel van [20-30]* % in dit segment. AstraZeneca beschikt niet over herbiciden voor breedbladige onkruiden voor dit gewas. Het belangrijkste breedspectrum-product van AstraZeneca is het op flurochloridone gebaseerde Racer, dat in Spanje een aandeel van [30-40]* % in het segment voor breedspectrum-herbiciden heeft. Wat graminiciden betreft, beschikt AstraZeneca over Fusilade, dat op de werkzame stof fluazifop-p-butyl is gebaseerd. Fusilade is goed voor [10-20]* % van de totale afzet van graminiciden voor oliegewassen in de EER, en heeft een marktaandeel van [30-40]* % in Duitsland en van [10-20]* % in het Verenigd Koninkrijk. Als we kijken naar het gecombineerde aandeel in de nationale markten voor graminiciden, hebben de partijen in Duitsland een marktaandeel van [60-70]* % en in het Verenigd Koninkrijk van [30-40]* %.

Bovenstaande analyse laat zien dat er voor wat betreft de totale markt voor herbiciden voor oliegewassen, uit het oogpunt van de mededinging geen bedenkingen bestaan, maar dat de situatie met betrekking tot na-opkomst-graminiciden in het oog moet worden gehouden.

GRAMINICIDEN VOOR OLIEGEWASSEN DIE NA OPKOMST WORDEN GEBRUIKT

(397) In de markt voor na-opkomst-graminiciden voor oliegewassen zouden de partijen een aandeel van [60-70]* % in Duitsland, van [50-60]* % in het Verenigd Koninkrijk en van [60-70]* % in Denemarken hebben. Een van de respondenten heeft grote bedenkingen geuit met betrekking tot de Deense markt, waar de partijen een gecombineerd marktaandeel van meer dan [50-60]* % hebben, met het AstraZeneca-product Fusilade ([20-30]* %) en het Novartis-product Agil ([30-40]* %). Het enige andere geregistreerde product op deze markt is Gallant, van Dow, dat is gebaseerd op haloxyfob. De partijen wijzen erop dat Denemarken, in tegenstelling tot andere landen waar zes à zeven na-opkomst-graminiciden staan geregistreerd, een restrictief registratiebeleid voor nieuwe producten voert wanneer al een bepaald aantal waardevolle alternatieven op de markt zijn. Maar ook in andere landen hebben zowel distributeurs als landbouwvoorlichters en boerenverenigingen gewezen op de zeer sterke positie die de nieuwe entiteit door de combinatie van Fusilade en Agil/Falcon op de markt voor na-opkomst-graminiciden zou innemen. [...]* De partijen hebben aangegeven welke producten het best werken tegen specifieke grassen in oliegewassen. Novartis zegt dat voor het gras agropyron repens Fusilade het beste product is en AstraZeneca laat weten dat voor de grassen agropyron repens, avena fatua en alepecurus myosuroides Agil/Falcon of Fusilade het meest effectief is. Agil/Falcon en Fusilade worden derhalve door de partijen beschouwd als technisch zeer goede producten in vergelijking met de producten van de concurrentie.

(398) Het wegvallen van Agil/Falcon als concurrent van Fusilade zal derhalve op de Deense, Duitse en Britse markt voor na-opkomst-graminiciden voor oliegewassen een machtspositie doen ontstaan of versterken.

HERBICIDEN VOOR RIJST

(399) De partijen hebben in de aanmelding aangegeven dat AstraZeneca in 1997 en 1998 in Frankrijk geen herbiciden voor rijst heeft verkocht, terwijl Novartis die jaren een marktaandeel van [90-100]* % in Frankrijk had. Een respondent in het marktonderzoek van de Commissie meldde daarentegen dat AstraZeneca in 1996, 1997 en 1998 wel afzet had in Frankrijk. Op 10 mei 2000, kort voordat de mededeling van punten van bezwaar zou worden verstuurd, bevestigde AstraZeneca dat de aanmelding op dit punt incorrect was. Als gevolg hiervan is de Commissie niet in staat geweest om deze markt aan een volledig marktonderzoek te onderwerpen. Toch meent de Commissie uit de door de partijen verstrekte gegevens te moeten concluderen dat de transactie uit het oogpunt van de mededinging bedenkingen geeft.

(400) In de aanmelding stellen de partijen dat de markt voor rijstherbiciden in 1997 en 1998 een waarde vertegenwoordigde van [...]* EUR. Volgens AstraZeneca wordt in Frankrijk alleen in de Camargue rijst geteeld. AstraZeneca zegt dat het enige rijstherbicide waarover het beschikt, Ordram Stauffer is (concentratie 750 g/l), dat op de werkzame stof molinaat is gebaseerd. De ex-fabrikant van AstraZeneca heeft in 1998 en 1999 respectievelijk voor een bedrag van [...]* EUR en [...]* EUR van dit product afgezet. Volgens AstraZeneca is molinaat als generiek product in Frankrijk verkrijgbaar. Geschat wordt dat Sipcam zowel in 1998 als 1999 voor een bedrag van [...]* EUR aan generiek molinaat heeft afgezet. AstraZeneca stelt tevens dat het totale marktvolume zoals dat in de aanmelding staat vermeld, onjuist is, en dat de markt in werkelijkheid een waarde van ongeveer [...]* EUR op het niveau van de eindverbruiker en van [...]* EUR op het niveau van de ex-fabrikant vertegenwoordigt. Op basis hiervan zou AstraZeneca in 1998 een marktaandeel van ongeveer [10-20]* % en in 1999 van ongeveer [10-20]* % hebben gehad.

(401) In 1998 verkocht Novartis voor een bedrag van ongeveer [...]* EUR aan producten van de merken Sofit en Setoff, wat goed was voor een marktaandeel van [40-50]* % volgens de herziene schatting van het totale marktvolume en van [90-100]* % volgens de cijfers die zijn verstrekt in de aanmelding. Volgens de partijen is dit percentage sinds de registratie van het product Gulliver, van DuPont, echter aan het afnemen en bedroeg de afzet van Novartis in 1999 nog slechts [...]* EUR, wat goed is voor een marktaandeel van [30-40]* %, volgens de herziene schatting van de totale markt.

(402) Volgens de door AstraZeneca verstrekte schatting van het marktvolume, zou het gecombineerde marktaandeel in 1998 [60-70]* % en in 1999 [40-50]* % zijn geweest. De oorspronkelijke schatting van de partijen van het totale marktvolume was echter aanzienlijk lager. Op grond hiervan meent de Commissie dat de door AstraZeneca genoemde percentages kunnen worden beschouwd als minimumpercentages. Voorts hebben de partijen niet aangegeven dat een van de andere concurrenten mogelijk een substantieel marktaandeel heeft. De stelling van AstraZeneca dat de overlapping zal verdwijnen, omdat al is besloten om met de verkoop van Ordram Stauffer te stoppen, een formulering van molinaat die alleen in Frankrijk wordt verkocht, wordt in het kader van de onderhavige beoordeling buiten beschouwing gelaten, omdat het simpelweg stopzetten van de verkoop van deze formulering het verkoopapparaat van de tussenonderneming de mogelijkheid zou geven deze afzetvermindering te compenseren met de verkoop van de overige producten van Novartis. Verder kan worden opgemerkt dat AstraZeneca heeft aangegeven dat het nog niet is gestopt met de fabricage van dit product. Zelfs als de fabricage in 2000 zou worden stopgezet, zoals AstraZeneca zegt te doen, dan nog zou de tussenonderneming uit de bestaande voorraad kunnen blijven verkopen. Voorts heeft AstraZeneca aangegeven dat Ordram Stauffer nog tot 2008 staat geregistreerd, waarmee de onderneming tot op dat tijdstip op elk moment kan terugkomen op haar besluit om de fabricage van het product stop te zetten. Tot slot verkoopt AstraZeneca in andere landen nog een andere formulering met deze merknaam, die eventueel op een later tijdstip in Frankrijk zou kunnen worden geïntroduceerd, hoewel de onderneming zegt dat dit oneconomisch zou zijn.

(403) Zoals hierboven is vermeld, behoort de Franse markt voor rijstherbiciden niet tot de markten die volgens het CO-fomulier gevolgen van de fusie zullen ondervinden. Toch erkennen de partijen dat er gegronde redenen zijn om uit mededingingsoogpunt bezwaren tegen de fusie te uiten. Zij hebben derhalve voorgesteld dat AstraZeneca tot 2008 een exclusieve vergunning verleent voor de productie en verkoop van de op molinaat gebaseerde formulering met de merknaam "Ordram-Sopra" en voor enigerlei vervangende formulering die daar aanzienlijke overeenkomsten mee vertoont en die Syngenta eventueel voor toepassing in rijstgewassen in Frankrijk zou registreren, tenzij voor een dergelijke productievergunning geen koper kan worden gevonden, in welk geval AstraZeneca een exclusieve vergunning zal verlenen voor het gebruik en de distributie van Ordram-Sopra (of de vervanging ervan, als hierboven beschreven) voor toepassing in rijstgewassen in Frankrijk en bedoelde formulering (of de vervanging ervan, als hierboven beschreven) naar behoefte aan de koper zal leveren.

(404) Deze verbintenis zal de overlapping op de Franse markt voor rijstherbiciden wegnemen. Op grond hiervan meent de Commissie dat de nakoming van deze verbintenis de bovengenoemde bezwaren uit de weg ruimt. Vandaar dat de Commissie de aanmelding niet onvolledig heeft verklaard.

HERBICIDEN VOOR FRUIT EN NOTEN

(405) In de aanmelding stellen de partijen dat in 1998 in de EER voor een totaalbedrag van ongeveer [...]* EUR aan herbiciden voor fruit en noten werd omgezet. De twee belangrijkste nationale markten waren Frankrijk ([...]* EUR) en Spanje ([...]* EUR).

(406) De partijen stellen dat het traditionele onderscheid tussen "selectieve" en "niet-selectieve" herbiciden niet van toepassing is op blijvende gewassen, zoals wijnstokken en fruitbomen. In plaats daarvan maken de partijen in deze markt onderscheid tussen herbiciden met residuele of residuele plus bladwerking ("selectieve") en herbiciden met uitsluitend bladwerking ("niet-selectieve"). De selectieve herbiciden worden hoofdzakelijk vóór opkomst en de niet-selectieve na opkomst gebruikt. Volgens de partijen is het gebruik van niet-selectieve na-opkomst-herbiciden toegenomen in vergelijking met het gebruik van selectieve voor-opkomst-herbiciden en zal die trend zich voortzetten, omdat zij milieuvriendelijker en kosteneffectiever zijn. Van deze ontwikkeling heeft met name het product RoundUp, van Monsanto, geprofiteerd.

(407) Uitgaande van bovenstaande classificatie zijn de productassortimenten van de partijen in de categorie fruit en noten tot voor kort vrij complementair geweest. AstraZeneca was vooral actief met niet-selectieve herbiciden, zoals Gramoxone (paraquat), Giror (paraquat+amitrol) en Touchdown (sulfosaat), terwijl Novartis vooral sterk was in selectieve herbiciden met producten op basis van de werkzame stoffen terbutylazine, diuron, terbumeton, norflurazon, diclobenil en simazine. Alleen in Frankrijk is deze complementariteit minder duidelijk, zoals hieronder zal worden uitgelegd.

(408) In de aanmelding stellen de partijen dat zij in 1998 op het niveau van de EER op de markt voor herbiciden voor fruit en noten een aandeel hadden van [30-40]* % (N [10-20]* % + AZ [10-20]* %) en op deze markt voor een totaalbedrag van [...]* EUR hebben afgezet. Hun gecombineerde marktaandeel was hoger dan [20-30]* % in Griekenland ([20-30]* %), Italië ([20-30]* %), Denemarken ([30-40]* %), Frankrijk ([40-50]* %) en Portugal ([50-60]* %). In een latere verklaring zijn de cijfers voor Portugal echter herzien, omdat de marktaandelen van de partijen in de oorspronkelijke verklaring zouden zijn overschat. Op basis van deze herziene cijfers zouden de partijen in 1998 een marktaandeel van [20-30]* % en in 1999 van [30-40]* % hebben gehad. Het marktonderzoek heeft ruimschoots bevestigd dat het huidige gecombineerde marktaandeel in andere landen dan Frankrijk niet dusdanig is dat de concentratie waarschijnlijk een machtspositie zou doen ontstaan of versterken, waarbij ook het complementaire karakter van de productassortimenten van de partijen in aanmerking is genomen.

(409) Opgemerkt moet echter worden dat AstraZeneca plannen heeft om in verscheidene landen producten gebaseerd op de werkzame stof flazasulfuron op de markt te brengen. Dergelijke producten zijn in 1999 in Frankrijk en Spanje geregistreerd en in 1999 in Frankrijk verkocht (AstraZeneca heeft geen informatie verstrekt over eventuele verkopen in Spanje dat jaar). Voor 2000 worden registraties verwacht in Portugal en Oostenrijk en voor 2001 in Duitsland, Italië en Griekenland. Zoals hieronder wordt beschreven, wordt verwacht dat de op flazasulfuron gebaseerde producten Katana en Mission zeer succesvol zullen zijn in Frankrijk, dat het enige land is waarvoor AstraZeneca verkoopprognoses heeft verstrekt.

Frankrijk

(410) Als vermeld in overweging 407, zijn de productassortimenten van de partijen in andere landen dan Frankrijk grotendeels complementair, in de zin dat de producten van AstraZeneca vooral niet-selectief zijn, terwijl die van Novartis vooral selectief zijn. Dit is niet het geval in Frankrijk, waar Novartis actief is op het segment voor niet-selectieve herbiciden, met de producten Weedazol (ata) en Glifazol (ata+glyfosaat). Voorts heeft AstraZeneca in 1999 twee nieuwe producten geïntroduceerd, Katana en Mission, die op de werkzame stof flazasulfuron zijn gebaseerd. Er is enige onenigheid geweest over de vraag of Katana en Mission niet-selectief zijn, zoals in eerste instantie door de partijen werd beweerd, of selectief, zoals door een concurrent wordt beweerd. In een later stadium hebben de partijen echter verklaard dat Katana en Mission in het segment voor herbiciden met residuele werking zullen concurreren, hetgeen erop lijkt te wijzen dat zij als "selectief" moeten worden geclassificeerd.

(411) Volgens de partijen vertegenwoordigde de Franse markt in 1999 een totale waarde van [...]* EUR, wat een toename is ten opzichte van het jaar daarvoor, toen deze nog een waarde van [...]* EUR vertegenwoordigde. Het segment voor druivenherbiciden is met [...]* EUR veel groter dan dat voor herbiciden voor fruit en noten, dat een waarde vertegenwoordigt van [...]* EUR. De partijen stellen dat zij in deze twee segmenten de volgende aandelen hadden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(412) Volgens de aanmelding waren de andere belangrijke spelers op de Franse markt in 1998 Monsanto ([20-30]* %, Dow ([10-20]* %) en Aventis [5-10]* %. Het gecombineerde marktaandeel van de partijen is derhalve [...]* zo groot als dat van de nummer twee, Monsanto. Bovendien is de positie van Monsanto hoofdzakelijk het resultaat van de verkoop van RoundUp, zijn succesvolle niet-selectieve herbicide. De partijen, daarentegen, beschikken over een evenwichtig assortiment van zowel selectieve als niet-selectieve herbiciden.

(413) De toch al sterke positie van de partijen zou door de regelgevingsdruk op de goedkope werkzame stof diuron nog verder kunnen worden versterkt. Hoewel er in Frankrijk geen concrete plannen lijken te bestaan voor een verbod op het gebruik van diuron, is de toegestane gebruiksintensiteit verlaagd en wordt zo mogelijk nog verder verlaagd. Als dat gebeurt, zal het marktaandeel van de duurdere AstraZeneca-producten Katana en Mission en van de op terbutylazine gebaseerde Novartis-producten toenemen.

(414) De bedenkingen die uit mededingingsoogpunt ten aanzien van de Franse markt bestaan, komen echter vooral voort uit de recente introductie van de AstraZeneca-producten Katana en Mission, die op de werkzame stof flazasulfuron zijn gebaseerd. Deze producten zijn alleen geregistreerd voor toepassing als druivenherbiciden. Te oordelen naar een persbericht, zijn zij in het najaar van 1999 geïntroduceerd, waarschijnlijk half september. [...]*

(415) De partijen stellen dat de concurrentie in het segment voor niet-selectieve na-opkomst-herbiciden buitengewoon groot is, omdat Monsanto een agressief prijsbeleid heeft gevoerd om zijn marktaandeel te vergroten, een beleid dat inmiddels door de concurrentie is overgenomen. Zij stellen dat de nieuwe producten Katana en Mission in het segment voor herbiciden met residuele werking concurreren. Zij stellen echter ook dat de bijzonder gunstige verkoopprognoses voor de Commissie geen reden zouden mogen zijn om uit mededingingsoogpunt bedenkingen te hebben, omdat flazasulfuron eigendom is van ISK en door AstraZeneca alleen maar wordt gedistribueerd. Aangezien er tussen ISK en AstraZeneca een hechte samenwerking bestaat bij de ontwikkeling van deze en andere producten, is het nodig dat de partijen uitleggen waarom het feit dat ISK flazasulfuron in eigendom heeft, Syngenta ervan zou weerhouden een machtspositie te verwerven. Voorts stellen de partijen dat flazasulfuron in de komende twee jaar waarschijnlijk sterke concurrentie zal gaan ondervinden van nieuwe producten. Zij noemen met name producten op basis van de werkzame stoffen azafenadin (DuPont), thiazopyr (Rohm en Haas) en flumioxazine (BASF/American Cyanamid). Uit het marktonderzoek is echter niet gebleken dat de introductie van deze nieuwe producten de positie van de partijen in het segment voor herbiciden met residuele werking in aanzienlijke mate zal aantasten. [Bedrijfsgeheimen van de concurrenten].* Tot slot stellen de partijen dat flazasulfuron, indien succesvol, oudere producten in dit segment, zoals het huidige assortiment van Novartis, waarschijnlijk zal kannibaliseren. Ofschoon het waar is dat de producten in het huidige assortiment van Novartis enig marktaandeel zullen verliezen, moet ook worden opgemerkt dat Novartis in 1998 een aandeel had van [50-60]* % in dit segment en in 1999 van [40-50]* %. Op basis van de verkoopprognoses voor Katana en Mission zouden deze producten in 2001 een aandeel van [40-50]* % in het segment voor (selectieve) herbiciden met residuele werking hebben. Tenzij Katana en Mission de afzet van het gehele productassortiment van Novartis in dit segment vervangen, zal het toch al hoge aandeel van Novartis in dit segment waarschijnlijk nog aanzienlijk toenemen. Als we ervan uitgaan dat de huidige marktdeelnemers allemaal een even hoog percentage in de afzet verliezen, zou het aandeel van de partijen zelfs oplopen tot [60-70]* % in 2001.

(416) De partijen zeggen in hun antwoord op de mededeling van punten van bezwaar dat bovengenoemde ramingen speculaties zijn waarvan het niet aannemelijk is dat zij zullen uitkomen. Zij wijzen er met name op dat flazasulfuron kampt met selectiviteitsproblemen en dat het marktpotentieel van dit product derhalve wordt verminderd door de noodzaak om resistentie te voorkomen. De ramingen zijn echter gebaseerd op de verkoopprognoses die AstraZeneca tijdens het onderzoek van de onderhavige zaak heeft verstrekt en worden in grote lijnen bevestigd door andere marktdeelnemers alsook door interne documenten van AstraZeneca. De partijen hebben geen gegevens voorgelegd waaruit voldoende duidelijk blijkt dat AstraZeneca het marktpotentieel van flazasulfuron aanzienlijk heeft overschat.

(417) De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat de concentratie op de Franse markt voor herbiciden voor fruit en noten een machtspositie zal doen ontstaan.

HERBICIDEN VOOR SOJABONEN

(418) Italië is de enige nationale markt waarop beide partijen actief zijn en het gecombineerde marktaandeel meer is dan [30-40]* %. In deze markt, die in 1998 een waarde vertegenwoordigde van [...]* EUR, had AstraZeneca in 1998 een marktaandeel van [20-30]* % en Novartis van [10-20]* %. Van het genoemde marktaandeel van AstraZeneca is echter [10-20]* % bereikt met de distributie van producten van BASF. BASF heeft 1999 aangekondigd de distributieovereenkomst met AstraZeneca te beëindigen, waarna het gecombineerde marktaandeel van de partijen minder dan [20-30]* % zal zijn. Voorts zijn in Italië alle belangrijke na-opkomst-graminiciden verkrijgbaar en worden daar in aanzienlijke hoeveelheden verkocht. Om deze redenen zou de voorgestelde concentratie in Italië op de markt voor herbiciden voor sojabonen geen machtspositie doen ontstaan of versterken, en evenmin op een afzonderlijke relevante markt voor na-opkomst-graminiciden.

HERBICIDEN VOOR GROENTEGEWASSEN

(419) Er is geen nationale markt waarop de activiteiten van de partijen elkaar overlappen en het gecombineerde marktaandeel meer is dan [30-40]* %. Voorts wordt het na-opkomst-graminicide Agil/Falcon, van Novartis, alleen in Italië en het Verenigd Koninkrijk in aanzienlijke hoeveelheden voor gebruik in groentegewassen verkocht (respectievelijk [5-10]* en [10-20]* % van de totale afzet van graminiciden), waar Fusilade, van AstraZeneca, niet zo belangrijk is als op andere markten. Fusilade is in Italië slechts goed voor [10-20]* % van de afzet van groentegraminiciden en in het Verenigd Koninkrijk zelfs maar voor [0-5]* %. Om deze redenen zou de voorgestelde concentratie op de markt voor groenteherbiciden noch op een afzonderlijke relevante markt voor na-opkomst-graminiciden een machtspositie doen ontstaan of versterken.

C.4 INSECTICIDEN

(420) Wat insecticiden betreft, is Europa slechts goed voor ongeveer [10-20]* %, of 1100 miljoen EUR, van de wereldmarkt voor landbouwinsecticiden, die een waarde van ongeveer 5500 miljoen EUR vertegenwoordigt. De markt voor insecticiden vormt bijgevolg het kleinste segment voor gewasbeschermingsmiddelen in Europa. De enige markten op het niveau van de EER waarop voor meer dan 100 miljoen EUR wordt omgezet, zijn de markten voor respectievelijk insecticiden voor fruit en noten (300 miljoen EUR) en insecticiden voor groenten (115 miljoen EUR).

INSECTICIDEN VOOR GRAANGEWASSEN

(421) Hoewel graangewassen door verscheidene insectensoorten worden belaagd, vormen bladluizen toch verreweg de grootste plaag. De markt voor graaninsecticiden kan dan ook als een markt voor stoffen voor de verdelging van bladluizen worden beschouwd. Bladluizen zijn bladinsecten. De partijen hebben op Europees niveau een sterke marktpositie ([30-40]* %) alsook in België ([70-80]* %), Denemarken ([40-50]* %), Frankrijk [40-50]* % en Duitsland ([30-40]* %). Het marktaandeel in Duitsland is, mede gelet op de verkoopcijfers die door de concurrenten zijn verstrekt, naar alle waarschijnlijkheid iets meer dan [30-40]* %. De naaste concurrenten op de markt voor graaninsecticiden zijn Aventis, met een aandeel van [10-20]* % in Europa, [10-20]* % in België en [10-20]* % in Frankrijk, en Bayer, met een aandeel van [5-10]* % in de EER, [10-20]* % in Frankrijk en [10-20]* % in Duitsland. Syngenta zou bijgevolg op alle hierboven genoemde markten ruwweg [...]* keer zo groot zijn als de naaste concurrent.

(422) Verscheidene distributeurs en landbouwvoorlichters hebben er tijdens het marktonderzoek op gewezen dat de partijen zullen beschikken over de meest effectieve insecticiden, de zogeheten pyrethroïden, die toepassing vinden als bladinsecticide. De pyrethroïden werden begin jaren zeventig voor het eerst in de handel gebracht. De werkzame stof van Novartis is tau-fluvalinaat, dat onder de merknamen "Mavrik" en "Klartan" wordt verkocht. AstraZeneca verkoopt lambda-cyhalothrin, onder de merknaam "Karate". Lambda-cyhalothrin is het op één na best verkochte pyrethroïde ter wereld, op de voet gevolgd door het Aventis-product deltamethrin (merknaam "Decis"). In de EER is lambda-cyhalothrin nummer één onder de pyrethroïden, gevolgd door deltamethrin (Aventis), cypermethrin en tau-fluvalinaat (Novartis). Het marktaandeel van de pyhretroïden zal naar alle waarschijnlijkheid verder toenemen, omdat insecticiden op basis van de andere twee belangrijke chemische groepen, organofosfaten en carbamaten, zich gesteld zien voor een mogelijk ongunstige regelgeving inzake het registratieproces.

(423) De partijen stellen dat hun twee pyrethroïden, tau-fluvalinaat en lambda-cyhalothrin, spoedig hun octrooibescherming zullen verliezen, respectievelijk in 2000 en 2003. [...]* Het op twee na belangrijkste phyrethroïde in de EER, cypermethrin, wordt al door verscheidene generieke leveranciers geproduceerd. Het verlopen van een octrooi is echter maar één van de noodzakelijke voorwaarden voor concurrentie van generieke producten. Een andere belangrijke voorwaarde is dat de producenten van deze generieke producten erin slagen om hun product te registreren, wat vaak een langdurig en kostbaar proces is. Bovendien blijkt uit deze documenten dat het gevaar van een ongunstige regelgeving voor organofosfaten, de pyrethroïden mogelijkheden biedt voor middellange- tot langetermijngroei, dat de marktaandelen van de pyrethroïden stijgen en dat hun potentieel nog niet volledig benut lijkt. In de EER is het marktaandeel van Syngenta gestegen van [30-40]* % in 1997 tot [40-50]* % in 1998, terwijl in die periode sprake was van een krimpende markt. Vandaar dat de partijen hun sterke positie op de markt voor graaninsecticiden in de nabije toekomst waarschijnlijk zullen handhaven.

(424) Om bovengenoemde redenen is de Commissie tot de slotsom gekomen dat de concentratie op de Belgische, Deense, Franse en Duitse markt voor bladinsecticiden voor graangewassen een machtspositie zal doen ontstaan.

INSECTICIDEN VOOR VOEDERGEWASSEN

(425) De partijen zouden in Frankrijk een gecombineerd marktaandeel hebben van [50-60]* % (Novartis [20-30]* %, AZ [20-30]* %). In Frankrijk wordt voor een bedrag van [...]* EUR afgezet. Aangezien voedergewassen vrijwel uitsluitend in Frankrijk worden geteeld, zouden de partijen ook een zeer hoog marktaandeel in de EER hebben ([40-50]* %). Concurrenten op deze markt zijn Bayer, met [10-20]* % van de totale afzet in Frankrijk, en Aventis met [10-20]* %. De overgrote meerderheid van de producten die op deze markt worden verkocht, zijn gebaseerd op pyrethroïden, die goed zijn voor bijna [80-90]* % van de totale afzet. Bijgevolg geldt dezelfde redenering als in het geval van graaninsecticiden is gevolgd.

(426) De conclusie is bijgevolg dat de concentratie op de Franse markt voor bladinsecticiden voor voedergewassen een machtspositie zal doen ontstaan.

INSECTICIDEN VOOR AARDAPPELEN

(427) De marktleider voor aardappelinsecticiden in de EER is Aventis, dat een aandeel heeft van [40-50]* %, gevolgd door de partijen, die een gecombineerd aandeel hebben van [10-20]* %. Aventis dankt zijn leiderschap aan de sterke positie op de Nederlandse markt, die qua afzetvolume verreweg de belangrijkste markt in de EER is. De partijen worden marktleider in twee nationale markten. In België zou Syngenta goed zijn voor een marktaandeel van [40-50]* %, gevolgd door Aventis, met een aandeel van ongeveer [20-30]* %. In Frankrijk zouden de partijen [60-70]* % van de afzet voor hun rekening nemen, gevolgd door Aventis, met [10-20]* %. Zowel de Belgische als de Franse markt zijn klein: de totale afzet op deze markten bedraagt respectievelijk [...]* EUR en [...]* EUR, wat een daling is ten opzichte van 1997, toen de cijfers respectievelijk [...]* EUR en [...]* EUR waren. AstraZeneca zet op deze markt ook bodeminsecticiden af, terwijl Novartis geen nematiciden fabriceert. Vandaar dat het gecombineerde aandeel in de markt voor bladinsecticiden voor aardappelen, waarop de activiteiten van de partijen elkaar niet overlappen, iets lager is. Het gevolg hiervan zou kunnen zijn dat het marktaandeel van de partijen in België minder dan [30-40]* % is en meer in de buurt ligt van het marktaandeel van de op één na grootste speler. De Commissie hoeft op basis van deze elementen echter geen oordeel te vellen over de vraag of de aangemelde transactie op de Belgische markt voor aardappelinsecticiden een machtspositie zou doen ontstaan, omdat eventuele mededingingsproblemen zouden worden weggenomen met de uitvoering van de door de partijen voorgestelde verbintenissen met betrekking tot de Franse, Duitse, Belgische en Deense markt voor graaninsecticiden en de Franse markten voor insecticiden voor respectievelijk voeder- en aardappelgewassen, waar de fusie naar het oordeel van de Commissie tot het in het leven roepen van een machtspositie zou leiden.

(428) Novartis stelt dat zijn productassortiment aan het verouderen is. De omzet in Frankrijk (en België) is vrijwel volledig gegenereerd met de verkoop van het product Mavrik, dat is gebaseerd op het pyrethroïde tau-fluvalinaat, waarop het octrooi in 2000 zal verlopen. Novartis heeft echter twee nieuwe bladinsecticiden in de pijplijn zitten, die volgens de plannen begin 2000 zullen zijn geregistreerd. Novartis staat op het punt om de nieuwe werkzame stof pymetrozine te lanceren, die volgens Novartis een unieke chemische verbinding is die uitstekend werkt tegen bladluizen en zuigende insecten. Dit product heeft een nieuwe werkwijze en is bedoeld ter vervanging van de organofosfaten, carbamaten en pyrethroïden. Het product zal volgens de plannen in 2000 en 2001 in de belangrijkste aardappelproducerende landen van de EER worden geregistreerd. Daarnaast zal Novartis de nieuwe werkzame stof thiomethoxam lanceren [...]*. Thiamethoxam behoort tot de moderne chemische groep van de neonicotinoïden en werkt volgens interne documenten van Novartis uitstekend tegen zowel zuigende als vretende insecten. Het kan tevens worden gebruikt voor de bestrijding van bodeminsecten. Daarnaast heeft AstraZeneca onlangs fosthiazaat gelanceerd, een nieuw nematicide dat het voor ISK in het Verenigd Koninkrijk distribueert. Bijgevolg zullen de partijen hun sterke positie in Frankrijk waarschijnlijk behouden, omdat Aventis en Bayer pas in [...]* nieuwe concurrerende producten zullen lanceren, respectievelijk Acetamiprid en Thiacloprid, en ten minste één van deze producten waarschijnlijk geen substantieel effect zal hebben(85).

(429) Om bovengenoemde redenen - het feit dat de partijen in Frankrijk een marktaandeel hebben van [60-70]* %; de op één na grootste speler, Aventis, slechts eenderde van het marktaandeel van de partijen heeft; en de partijen nog dit jaar een zeer veelbelovende nieuwe stof zullen introduceren, verscheidene jaren voordat Aventis dat zal doen - is de Commissie tot de slotsom gekomen dat de concentratie op de Franse markt voor bladinsecticiden voor aardappelen een machtspositie zal doen ontstaan.

INSECTICIDEN VOOR GROENTEN

(430) In de EER wordt in totaal voor ongeveer [...]* EUR aan insecticiden voor groentegewassen afgezet. Syngenta zou met een marktaandeel van [20-30]* % marktleider worden, gevolgd door Bayer, met een marktaandeel van [20-30]* %, Aventis met [10-20]* % en American Cyanamid met [5-10]* %. In Duitsland en Frankrijk zouden de partijen duidelijk marktleider worden. In Duitsland werd in 1998 voor een totaalbedrag van [...]* EUR aan groente-insecticiden afgezet. Het aandeel van Syngenta hierin zou [40-50]* % zijn geweest. Novartis voegde slechts [0-5]* % toe aan de [40-50]* % van AstraZeneca. Vandaar dat in het geval van Duitsland kan worden aangenomen dat, gezien de bijzonder kleine toevoeging van marktaandeel, de leidende positie van AstraZeneca niet wezenlijk zal veranderen. Op de Franse markt voor groente-insecticiden werd in 1998 voor een totaalbedrag van [...]* EUR verkocht. Syngenta zou met een marktaandeel van [40-50]* % (AZ [20-30]* % + N [10-20]* %) duidelijk marktleider worden in Frankrijk. Aventis zou met [20-30]* % de nummer twee worden. De partijen waren in staat om hun marktaandeel te verhogen van [30-40]* % in 1997 tot [40-50]* % in 1998. Dit is een behoorlijk stabiele markt.

(431) De partijen stellen dat zij zich op verschillende gewassen en insectensoorten richten. Het assortiment van Novartis is gebaseerd op de werkzame stoffen abamectin en cyromazine. Abamectin wordt hoofdzakelijk verkocht voor gebruik in broeikassen voor de bestrijding van met name, maar niet uitsluitend, bladmineerders, mijten en tripsen in tomaten. Cyromazine wordt hoofdzakelijk verkocht voor de bestrijding van bladmineerders in sla. Zeneca verkoopt lambda-cyhalothrin en pirimicarb, die worden gebruikt als middel voor de verdelging van bladluizen in groentegewassen die in het open veld worden geteeld. De grens tussen kas- en veldgroente alsook die tussen de verschillende soorten groenten is echter niet zo scherp dat van afzonderlijke markten kan worden gesproken. Bovendien zouden de partijen beschikken over een groot assortiment aan sleutelmoleculen, wat hen in staat stelt tot het aanbieden van een complete oplossing voor gewasproblemen.

(432) Voorst stellen de partijen dat de werkzame stoffen van Novartis niet alleen concurrentie van generieke producten ondervinden maar ook zullen moeten wedijveren met nieuwe producten van Aventis (acetamiprid), American Cyanamid (clorfenapyr), Dow (spinosad) en DuPont (indoxacarb), terwijl Novartis zelf slechts één nieuw product in Frankrijk zal introduceren: pymetrozine.

(433) Van de nieuwe producten van de concurrentie is spinosad, van Dow, het meest veelbelovende. Spinosad zal vanaf [...]* in Frankrijk worden verkocht en men verwacht in 2003 voor een bedrag van [...]* EUR van dit product op de Franse markt te zullen afzetten. De introductie van de andere nieuwe producten zal de positie van de partijen echter niet belangrijk aantasten. De werkzame stof van Aventis zal pas in [...]* worden geïntroduceerd, lang nadat Novartis zijn nieuwe product op de markt heeft gebracht. De verkoopprognose voor acetamiprid is [...]*. Chlorfenapyr, van American Cyanamid, zal in Frankrijk niet eerder dan [...]* op de markt worden gebracht en is bovendien slechts voor toepassing in broeikassen bestemd. Het zal geen wezenlijk effect op de markt hebben. Het nieuwe product van DuPont, indoxacarb, zal in [...]* in Frankrijk worden geïntroduceerd. Het heeft een zeer nauw werkingsspectrum. Vandaar dat de verkoopprognose voor 2003 niet hoger is dan [...]*.

(434) Novartis brengt zijn product pymetrozine in 2000 in Frankrijk op de markt. Pymetrozine wordt door Novartis zelf omschreven als een vitaal groeiproduct. De verwachting is dat het in [...]* in Europa een [...]* zo hoog verkoopcijfer zal hebben als in 1999, toen het voor het eerst in Europa werd geïntroduceerd. De voorspelling is dan ook dat het product al in 2001 een marktaandeel van ongeveer [5-10]* % in de EER zal hebben. Deze verkoopprognoses stellen pymetrozine ten minste op hetzelfde niveau, wat afzetvolume betreft, als het nieuwe Dow-product spinosad. De partijen beschikken op dit moment echter over het grootste klantenbestand: een marktaandeel van [40-50]* % ten opzichte van minder dan [5-10]* % voor Dow. Bijgevolg zullen de partijen hun sterke positie in Frankrijk waarschijnlijk handhaven.

(435) Om bovengenoemde redenen - de hogere afzet van de partijen in een stabiele markt, het feit dat hun gecombineerde marktaandeel ([40-50]* %) meer dan twee keer zo groot is als dat van de naaste concurrent, en het feit dat de partijen over één van slechts twee nieuwe veelbelovende stoffen beschikken en de andere stof van een zeer kleine speler is - is de Commissie tot de slotsom gekomen dat de concentratie op de markt voor bladinsecticiden voor groentegewassen in Frankrijk een machtspositie zal doen ontstaan.

Conclusie met betrekking tot insecticiden

(436) Gezien alle hierboven genoemde factoren meent de Commissie dat de voorgestelde fusie een machtspositie zal doen ontstaan op de Belgische, Deense, Franse en Duitse markt voor bladinsecticiden voor graangewassen en op de Franse markten voor bladinsecticiden voor respectievelijk voedergewassen, aardappelen en groenten.

C.5 GROEIREMMERS

(437) De producten van de partijen overlappen elkaar op de markt voor groeiremmers voor siergewassen in België, Frankrijk en Nederland. De grootste markt is Nederland, met een totale afzet van [...]* EUR, waar volgens de partijen Novartis in 1998 een marktaandeel van [40-50]* % en in 1999 van [30-40]* % had, terwijl AstraZeneca in diezelfde jaren een marktaandeel had van respectievelijk [10-20]* % en [5-10]* %. In Frankrijk wordt in totaal voor [...]* EUR afgezet. Novartis had op deze markt een aandeel van [70-80]* % in 1998 en van ongeveer [50-60]* % in 1999, terwijl AstraZeneca in 1998 een marktaandeel had van [...]* en in 1999 nog maar van [5-10]* %. In België wordt in totaal voor [...]* EUR afgezet. Novartis had in 1998 een aandeel van [50-60]* % in deze markt en het daaropvolgende jaar van [50-60]* %, terwijl AstraZeneca in 1998 een aandeel had van [30-40]* % en in 1999 van [20-30]* %. Volgens de partijen zijn de enige andere grote spelers op deze markten Fine AgroChemicals, met een marktaandeel in Nederland van [40-50]* % in 1998 en [40-50]* % in 1999, en in Frankrijk van [10-20]* % in 1998 en ongeveer [10-20]* % in 1999, en Dow AgroSciences, met een marktaandeel in België van ongeveer [10-20]* % in zowel 1998 als 1999. Uit het marktonderzoek komt echter naar voren dat de partijen het marktaandeel van Fine Agrochemicals mogelijk te hoog inschatten. Het gecombineerde marktaandeel van de partijen in Nederland zou bijgevolg wel eens [60-70]* % kunnen zijn.

(438) De partijen stellen dat Novartis zich uitsluitend bezighoudt met de niet-exclusieve distributie van producten waarvan het handelsmerk en de registratie eigendom zijn van de producent, UniRoyal. De partijen wijzen er ook op dat daminozide de belangrijkste werkzame stof op deze markt is - goed voor [60-70]* % van de totale afzet in de EER. Daminozide wordt geproduceerd door UniRoyal en Fine AgroChemicals. Novartis verkoopt het UniRoyal-product onder de handelsnaam "Alar" in België, Nederland en Frankrijk ("Alar 65" in Nederland en "Alar 85" in België en Frankrijk). In België en Nederland verkoopt Fine Chemicals zijn formuleringen onder de handelsnaam "Dazide" en andere handelsnamen aan een aantal lokale distributeurs, terwijl Dazide in Frankrijk door de SIPCAM-groep wordt gedistribueerd. Novartis meent dat de producten van elke producent goed zijn voor ongeveer de helft van de afzet van daminozide. In België heeft Novartis ook Atrinal verkocht. Het heeft dit product inmiddels echter uit zijn assortiment gehaald en de nog resterende voorraad zal eind 2000 helemaal zijn verkocht.

(439) Het AstraZeneca-product Bonzi is gebaseerd op de werkzame stof paclobutrazol. AstraZeneca verhandelt dit product in België en Nederland, terwijl Bonzi in Frankrijk door Etablissement Puteaux wordt gedistribueerd. In Nederland distribueert AstraZeneca bovendien twee verschillende formuleringen van het product Berelex, van Abbott Labs. Abbott Labs verkoopt dezelfde formuleringen onder andere merknamen ook aan andere ondernemingen.

(440) Ondanks het feit dat de distributieovereenkomst van Novartis niet-exclusief van aard is, lijkt het UniRoyal-product momenteel door niemand anders te worden gedistribueerd. Bovendien heeft UniRoyal een exclusieve licentie voor de distributie in de Verenigde Staten van het AstraZeneca-product Bonzi. Dit betekent dat het voor UniRoyal moeilijk zou kunnen worden om na de fusie voor Alar van distributeur te veranderen.

(441) De concentratie zou zowel in België als Nederland tot het bijeenbrengen van de twee belangrijkste merken op de markt voor groeiremmers voor siergewassen leiden. De concurrentie die Alar van de kant van Dazide ondervindt, zou minder efficiënt worden door de toevoeging van Bonzi, de andere belangrijke groeiremmer, aan het assortiment van Novartis. In Frankrijk zou de sterke positie van Novartis door de toevoeging van Bonzi nog verder versterkt worden.

(442) Om deze redenen is de Commissie tot de slotsom gekomen dat de concentratie op de Belgische, Nederlandse en Franse markt voor groeiremmers een machtspositie zou doen ontstaan of versterken.

C.6 ZAADBEHANDELING VOOR GRANEN IN SPANJE

(443) Op de Spaanse markt voor zaadbehandeling voor graangewassen werd in 1998 in totaal voor [...]* EUR afgezet. AstraZeneca is met een marktaandeel van [50-60]* % marktleider. Novartis heeft een marktaandeel van [5-10]* %. Aventis zou met een aandeel van [10-20]* % de nummer twee op deze markt worden.

(444) AstraZeneca is buiten Spanje niet actief op deze markt. Novartis, daarentegen, is op het niveau van de EER met een marktaandeel van [50-60]* % (nummer één of twee in de meeste andere lidstaten) duidelijk marktleider.

(445) De activiteiten van AstraZeneca zijn volledig gebaseerd op formuleringen van een niet langer geoctrooieerde werkzame stof, maneb, die van derden wordt betrokken. [50-60]* % van de afzet heeft betrekking op producten die uitsluitend deze stof bevatten, [30-40]* % heeft betrekking op mengsels met een andere werkzame stof waarop het octrooi is verlopen, permethrin, die wordt geproduceerd en waarop oorspronkelijk een octrooi is genomen door AstraZeneca, en slechts [5-10]* % (equivalent aan een marktaandeel van [5-10]* %) heeft betrekking op mengsels met een werkzame stof waarop AstraZeneca het octrooi heeft.

(446) De partijen stellen dat de positie van AstraZeneca onhoudbaar is, omdat het zich gesteld ziet voor drie generieke fabrikanten die onvermengd maneb verkopen. Hoewel deze generieke fabrikanten een product aanbieden dat naar hun mening in technisch opzicht van dezelfde kwaliteit is, en ondanks het feit dat zij al aanzienlijke tijd op de markt actief zijn, behoudt AstraZeneca zijn hoge marktaandeel. De partijen wijzen er ook op dat [...]*.

De Commissie meent derhalve dat de voorgestelde transactie op de Spaanse markt voor zaadbehandeling voor graangewassen een machtspositie kan doen ontstaan.

CONCLUSIE

(447) De Commissie is tot de slotsom gekomen dat de transactie zoals die oorspronkelijk is aangemeld, onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst, omdat deze ertoe zou leiden dat op de volgende markten een machtspositie ontstaat:

Markten voor fungiciden:

- fungiciden voor graangewassen in Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Zweden en Finland;

- fungiciden voor suikerbieten in Frankrijk, Italië, Spanje en België;

- fungiciden voor aardappelen in Zweden;

- fungiciden voor de bestrijding van meeldauw in druiven in Oostenrijk, en fungiciden voor de bestrijding van Botrytis in druiven in Oostenrijk en Frankrijk.

Markten voor herbiciden:

- herbiciden voor maïs in Frankrijk, Duitsland, Nederland en België;

- herbiciden voor aardappelen in België en Frankrijk;

- na-opkomst-graminiciden voor aardappelen in Denemarken;

- na-opkomst-graminiciden voor suikerbieten in het Verenigd Koninkrijk, België en Denemarken;

- na-opkomst-graminiciden voor oliegewassen in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken;

- herbiciden voor fruit en noten in Frankrijk.

Markten voor bladinsecticiden:

- graangewassen in België, Denemarken, Frankrijk en Duitsland;

- voedergewassen in Frankrijk;

- aardappelen in Frankrijk;

- groenten in Frankrijk.

Markten voor zaadbehandeling:

- granen in Spanje.

Markten voor groeiremmers:

- sierplanten in België, Nederland en Frankrijk.

D. VERBINTENISSEN

FUNGICIDEN

MARKTEN VOOR FUNGICIDEN VOOR GRAANGEWASSEN

(448) De partijen verbinden zich tot het wereldwijd afstoten van de activiteiten van Novartis met betrekking tot op een strobilurine gebaseerde fungiciden, inclusief trifloxystrobine en de mengsels met cyproconazool en propiconazool alsook de productie-eenheid in Muttenz, waar cyproconazool en (delen van) trifloxystrobine momenteel worden geproduceerd. De koper zou toegang krijgen tot dan wel verzekerd zijn van de levering van propiconazool en de relevante tussenproducten die voor de productie van trifloxystrobine nodig zijn. De koper zal zich akkoord moeten verklaren tot loonproductie van cyproconazool voor Novartis, voorzover het product niet wordt gebruikt voor de productie van trifloxystrobine.

(449) Behalve de rechten betreffende de activiteiten met betrekking tot fungiciden die op een strobilurine zijn gebaseerd, krijgt de koper voor de EER het recht op de productie en verkoop onder een eigen handelsnaam van producten op basis van zuiver cyproconazool. Syngenta zal voor een periode van maximaal vijf jaar niet het recht hebben om in de EER producten op basis van zuiver cyproconazool te verkopen.

(450) De partijen hebben ook voorgesteld om wereldwijd de activiteiten van AstraZeneca met betrekking tot de werkzame stof flutriafol af te stoten (uitgezonderd de mengsels met azoxystrobine), een stof die in zeer beperkte hoeveelheden als graanfungicide wordt verkocht.

(451) Voorts hebben de partijen zich ertoe verbonden om in Denemarken, Zweden en Finland alle huidige (d.w.z. niet op een strobilurine gebaseerde) formuleringen van Novartis die toepassing vinden als graanfungicide, af te stoten.

(452) Het afstoten van de Novartis-activiteiten met betrekking tot op een strobilurine gebaseerde fungiciden, zal ervoor zorgen dat er in het belangrijke (en groeiende) strobilurine-segment ook na de fusie nog tussen drie ondernemingen zal worden geconcurreerd, te weten Syngenta, BASF en de koper. Uitgaande van de verkoopprognoses van de grote ondernemingen, zal door de afstoting het marktaandeel in Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk in 2004 respectievelijk [5-10]* %, [10-20]* % en [10-20]* % lager zijn dan geraamd. Daarmee zal het marktaandeel van Syngenta in deze landen minder dan [30-40]* % zijn en hoogstens [0-5]* % boven dat van BASF komen te liggen. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat de tussenonderneming de producten op basis van een zuiver strobilurine van de markt zal halen, omdat de koper het product toch zal verhandelen. De tussenonderneming zal derhalve niet in een positie verkeren om de concurrenten die beschikken over niet op een strobilurine gebaseerde producten voor toepassing in tankmengsels, verkoopmogelijkheden te ontnemen. Weliswaar zal de tussenonderneming niettemin de mogelijkheid hebben om nieuwe mengsels te ontwikkelen op basis van de op een strobilurine gebaseerde producten van AstraZeneca en de producten van Novartis (of een derde partij) die op een andere werkzame stof dan een strobilurine zijn gebaseerd, maar de koper van de strobilurine-activiteiten van Novartis zal op zijn beurt de mogelijkheid hebben om (in dezelfde periode) mengsels te ontwikkelen met het assortiment producten dat op trifloxystrobine is gebaseerd en de eigen stoffen (of die van een derde). Door de koper van de strobilurine-activiteiten in de aanloopperiode voor de EER het exclusieve recht op de productie en verkoop van onvermengd cyproconazool te verlenen, zal de tussenonderneming niet in een positie verkeren om het potentieel van de trifloxystrobine-activiteiten, inclusief de handel in het mengsel van trifloxystrobine en cyproconazool, te ondermijnen.

(453) Met de afstoting van het huidige assortiment van Novartis in de Noordse landen wordt de overlapping op de Deense, Zweedse en Finse markt weggenomen.

(454) Op grond hiervan meent de Commissie dat er op de markten voor graanfungiciden geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

MARKTEN VOOR FUNGICIDEN VOOR SUIKERBIETEN

(455) Het voorstel van de partijen om wereldwijd de activiteiten van AstraZeneca met betrekking tot flutriafol af te stoten, zou de overlapping op de markten voor fungiciden voor suikerbieten volledig wegnemen. Daarnaast wordt het mengsel van trifloxystrobine en cyproconazool ook voor gebruik in suikerbieten geregistreerd. Verwacht wordt dat dit mengsel een belangrijk product op deze markten zal worden (marktaandeel van ongeveer [10-20]* %). Op grond hiervan meent de Commissie dat er op de markten voor fungiciden voor suikerbieten geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

ZWEEDSE MARKT VOOR FUNGICIDEN VOOR AARDAPPELEN

(456) De partijen verbinden zich ertoe de activiteiten met betrekking tot het mengproduct Epok (fluazinam, een stof van ISK, en metalaxyl-m, een stof van Novartis) in hun geheel en voor de hele EER over te dragen aan de oorspronkelijke licentiehouder. De onderneming waaraan ISK de rechten op Epok verleent, zal van Syngenta metalaxyl-m krijgen geleverd, echter uitsluitend voor de samenstelling van Epok. Het enige andere product dat door Novartis op de Zweedse markt voor aardappelfungiciden wordt verkocht, is Ridomil MZ (metalaxyl+mancozeb). De registratie van dit product is per 31 maart 2001 ingetrokken en zal niet worden vervangen. De verbintenis heeft zodoende tot gevolg dat de overlapping op de Zweedse markt voor aardappelfungiciden wordt weggenomen. Op grond hiervan meent de Commissie dat er op deze markt geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

OOSTENRIJKSE MARKT VOOR FUNGICIDEN VOOR DE BESTRIJDING VAN ECHTE MEELDAUW IN DRUIVEN

(457) Het afstoten van de activiteiten met betrekking tot trifloxystrobine zal ook gevolgen hebben voor deze markt, omdat de bestrijding van echte meeldauw in druiven een van de sterke punten van trifloxystrobine is. Daarnaast hebben de partijen zich verbonden om het Novartis-product dat op penconazool is gebaseerd, af te stoten. Dit product had in 1999 een marktaandeel van [20-30]* %. Met de afstoting ervan zou het marktaandeel van de tussenonderneming bijgevolg met [20-30]* % verminderen. Op grond hiervan meent de Commissie dat er op deze markt geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

FRANSE EN OOSTENRIJKSE MARKTEN VOOR FUNGICIDEN VOOR DE BESTRIJDING VAN BOTRYTIS IN DRUIVEN

(458) De partijen verbinden zich ertoe de distributieovereenkomst voor de producten Sumisclex en Sumico voor de EER weer over te dragen aan Sumitomo, samen met de technische databank en documentatie. Hiermee wordt het grootste deel van de overlapping weggenomen. De nog resterende stof van AstraZeneca, fluazinam, heeft een marktaandeel van ongeveer [0-5]* % (het potentieel wordt op [5-10]* % geraamd). Het resterende pro forma-aandeel van de tussenonderneming zou minder dan [30-40]* % zijn en vergelijkbaar met dat van Aventis.

(459) De overlapping op de Oostenrijkse markt is het gevolg van de distributie van het AstraZeneca-product chlorothalonil door een Oostenrijke onderneming. De partijen hebben zich verbonden ertoe deze distributeur toegang te geven tot de databank van AstraZeneca, terwijl de distributeur het recht heeft om chlorothalonil van een generieke producent te betrekken, waarmee de distributeur onafhankelijk van de tussenonderneming wordt.

(460) Op grond hiervan meent de Commissie dat er op deze markten geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

HERBICIDEN

HERBICIDEN VOOR MAÏS

(461) De partijen hebben voor de markt voor maïsherbiciden de navolgende verbintenissen voorgesteld.

(462) Wat het segment voor de voor-opkomst-bestrijding van grassen betreft, heeft AstraZeneca aangeboden om wereldwijd alle activiteiten met betrekking tot de werkzame stof acetochloor af te stoten, waaronder begrepen alle formuleringen en mengsels, alle daarmee verband houdende intellectuele eigendomsrechten (in het bijzonder octrooien en handelsnamen), knowhow, documentatie en registratierechten. Deze verbintenis impliceert dat AstraZeneca aan de entiteit die de acetochloor-activiteiten verwerft, alle gerelateerde contracten met Monsanto overdraagt, inclusief de samenwerkingsverbanden voor de registratie en productie van acetochloor en de registratieovereenkomst in Europa. Daarnaast zal AstraZeneca de "safener" dichlormid afstoten, ten gunste van de ondernemer die de acetochloor-activiteiten verwerft.

(463) Met de verbintenis die AstraZeneca met betrekking tot zijn acetochloor-activiteiten aangaat, wordt de (potentiële) overlapping die de partijen in het segment voor de voor-opkomst-bestrijding van grassen zouden hebben, grotendeels weggenomen. AstraZeneca behoudt in dit segment alleen het product EPTC, maar dit is een oud nicheproduct, dat voor de toekomst niet erg veel marktpotentieel heeft (reden waarom EPTC niet bij het communautaire beoordelingsproces zal worden meegenomen). Hoe dan ook, Syngenta zal door het afstoten van acetochloor in dit segment krachtige concurrentie gaan ondervinden.

(464) Wat het segment voor de na-opkomst-bestrijding van breedbladige onkruiden betreft, hebben de partijen formeel voorgesteld om de activiteiten die op de werkzame stof sulcotrion zijn gebaseerd, af te stoten. Met deze verbintenis wordt de overlapping die de partijen op dit moment in dit segment hebben, weggenomen. Hoewel het waar is dat de partijen met ingang van [...]* geleidelijk het nieuwe AstraZeneca-product mesotrione zullen introduceren, is de verwachting dat sulcotrion in de toekomst een sterk product in dit segment zal blijven en op de huidige en toekomstige producten van Syngenta concurrentiedruk zal blijven uitoefenen.

(465) Teneinde in Frankrijk de overlapping in het segment voor de na-opkomst-bestrijding van grassen weg te nemen, hebben de partijen aangeboden om in Frankrijk te stoppen met de handel in onvermengd atrazine en gerelateerde handelsnamen aan de eigenaren terug te geven. Dit zou de concurrenten in Frankrijk die generiek atrazine produceren, in staat moeten stellen tot het veroveren van het grootste deel van het huidige aandeel van Novartis in dit segment [10-20]* % (totaal marktaandeel: [0-5]* %). Deze verbintenis, en het feit dat Aventis in Frankrijk mededistributeur van nicosulfuron is, heeft de Commissie tot de slotsom gebracht dat er met betrekking tot het segment voor de na-opkomst-bestrijding van grassen in Frankrijk geen mededingingsbezwaren meer bestaan.

(466) Wanneer de partijen de verbintenissen die zij met betrekking tot acetochloor, sulcotrion en atrazine zijn aangegaan, nakomen, zullen zij het volgende gecombineerde marktaandeel hebben:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(467) Door de drie voorgestelde verbintenissen wordt de huidige overlapping op drie van de vier markten voor maïsherbiciden ten aanzien waarvan de Commissie uit mededingingsoogpunt bedenkingen had, te weten Duitsland (marktaandeel na afstoting: [30-40]* %), Nederland ([20-30]* %) en België ([20-30]* %), weggenomen. Het aandeel op de Franse markt wordt met [30-40]* % verminderd. Aangezien het pakket ook het recentelijk geïntroduceerde acetochloor omvat, meent de Commissie dat op deze markten geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

AARDAPPELHERBICIDEN IN FRANKRIJK EN BELGIË

(468) De partijen verbinden zich ertoe in de EER alle Novartis-activiteiten af te stoten die op de herbicideformuleringen Patoran en Igrater zijn gebaseerd. Door deze verbintenis wordt de overlapping weggenomen die als gevolg van de voorgestelde concentratie op de Belgische en Franse markt voor aardappelherbiciden zou ontstaan. Op grond hiervan meent de Commissie dat er op deze markten geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

NA-OPKOMST-GRAMINICIDEN VOOR AARDAPPELEN, SUIKERBIETEN EN OLIEGEWASSEN

(469) De partijen verbinden zich ertoe in de EER alle Novartis-activiteiten af te stoten die betrekking hebben op de formuleringen die op de werkzame stof propaquizafop zijn gebaseerd en die in de EER onder de merknamen Agil en Falcon worden verkocht voor toepassing in breedbladige gewassen (aardappelen, suikerbieten, oliegewassen, sojabonen, katoen en groenten). Door deze verbintenis wordt de overlapping weggenomen op alle nationale markten voor na-opkomst-graminiciden voor aardappelen, suikerbieten en oliegewassen. Op grond hiervan meent de Commissie dat er op deze markten geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

HERBICIDEN VOOR FRUIT EN NOTEN IN FRANKRIJK

(470) De partijen verbinden zich tot het beëindigen van de overeenkomst van AstraZeneca met ISK voor de distributie van flazasulfuron voor wijnstokken in Frankrijk. [Subsidiair]* zal Novartis in essentie zijn volledige assortiment van selectieve druivenherbiciden met een geldige registratie afstoten (voor sommige producten wordt een licentie verleend en voor andere worden de distributieovereenkomsten met derden beëindigd)(86). Het mededingingsbezwaar dat de Commissie in de mededeling van punten van bezwaar vaststelde, was de combinatie van de veelbelovende, op flazasulfuron gebaseerde, producten Katana en Mission, met de sterke positie van Novartis in het segment voor selectieve druivenherbiciden. Op grond hiervan meent de Commissie dat er op deze markten geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

INSECTICIDEN

(471) De partijen verbinden zich ertoe wereldwijd alle activiteiten van Novartis af te stoten die betrekking hebben op een pyrethroïde en op de werkzame stof tau-fluvalinaat zijn gebaseerd, inclusief merknamen (in het bijzonder Mavrik), alle gerelateerde intellectuele eigendomsrechten, knowhow, documentatie en registratierechten. Novartis zal tevens aan de koper de rechten overdragen die hem ingevolge de leveringsovereenkomst met BASF toekomen. Daarnaast verbinden de partijen zich tot het verlenen van een exclusieve licentie voor onvermengd pirimicarb, van AstraZeneca, inclusief de merknaam Pirimor, voor gebruik in groente- en andere gewassen in Frankrijk.

(472) Bij nakoming van de voorgestelde verbintenis zal of de overlapping verdwijnen of het gecombineerde marktaandeel van de partijen zal duidelijk onder de [30-40]* % komen te liggen. Door de verkoop van de Novartis-activiteiten met betrekking tot tau-fluvalinaat zal de overlapping op de markt voor aardappelinsecticiden volledig en die op de markt voor insecticiden voor graan- en voedergewassen bijna volledig verdwijnen. Het verlenen van een licentie voor onvermengd pirimicarb (AstraZeneca) zal het gecombineerde aandeel van de partijen in de markt voor groente-insecticiden met [5-10]* % verminderen, tot [30-40]* %. Op grond hiervan meent de Commissie dat er op deze markten geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

GROEIREMMERS

(473) De partijen verbinden zich ertoe dat Novartis binnen de EER stopt met de verkoop van de producten met de merknaam "Alar" en de distributieovereenkomst met Uniroyal beëindigt dan wel dat Novartis aan een derde partij, aan te wijzen door Uniroyal, de distributierechten voor de EER voor deze producten verleent. Bij nakoming van deze verbintenis zal op de markt voor groeiremmers in België, Nederland en Frankrijk geen sprake meer zijn van overlapping. Op grond hiervan meent de Commissie dat er op deze markten geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd.

ZAADBEHANDELING VOOR GRAANGEWASSEN IN SPANJE

(474) De partijen verbinden zich ertoe de zaadbehandelingsactiviteiten van AstraZeneca in Spanje af te stoten en de koper zo nodig toegang te geven tot de noodzakelijke werkzame stoffen. Op grond hiervan meent de Commissie dat er op deze markten geen machtspositie in het leven wordt geroepen en dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar worden genoemd, daarmee uit de weg zijn geruimd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onder voorbehoud van de volledige nakoming van de verbintenissen zoals die in het kort in de overwegingen 18, 403 en 448-474 en met alle bijzonderheden in de bijlage I en II zijn omschreven, wordt de op 18 februari 2000 aangemelde concentratie, waarbij de ondernemingen Novartis AG ("Novartis") en AstraZeneca PLC ("AstraZeneca") hun gewasbeschermingsactiviteiten zullen verzelfstandigen en in de nieuwe naamloze vennootschap Syngenta AG ("Syngenta") zullen samenvoegen en waarbij Novartis ook zijn zaadbehandelingsactiviteiten aan Syngenta zal overdragen, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst verklaard.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot:

Novartis AG Schwarzwaldallee 215 CH - 4058 Basel Switzerland

AstraZeneca PLC 15 Stanhope Gate London W1Y 6LN United Kingdom

Gedaan te Brussel, 26 juli 2000.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1. Verordening gerectificeerd in PB L 257 van 21.9.1990, blz. 13.

(2) PB L 180 van 9.7.1997, blz. 1.

(3) PB C 92 van 16.4.2004.

(4) Beschikking 97/469/EG van de Commissie (Zaak IV/M.737, Ciba-Geigy/Sandoz), PB L 201 van 29.7.1997, blz. 1.

(5) Beschikking van de Commissie van 26 februari 1999 in zaak IV/M.1403 - Astra/Zeneca.

(6) Delen van deze tekst zijn weggelaten om te voorkomen dat vertrouwelijke informatie wordt bekendgemaakt. Deze gedeelten staan tussen vierkante haken en zijn aangegeven met een asterisk.

(7) Beschikking van 9 augustus 1999 in zaak IV/M.1378 - Hoechst/Rhône-Poulenc (PB C 254 van 7.9.1999, blz. 5). Beschikking van 17 juli 1996 in zaak IV/M.737 - Ciba-Geigy/Sandoz (PB L 201 van 29.7.1997, blz. 1).

(8) Een kruising tussen twee planten met verschillende aantallen genen geeft een hoge opbrengst en een rijk gehalte aan proteïne.

(9) Triazolen zijn breedwerkende fungiciden die als bladspray of zaadcoating wereldwijd kunnen worden gebruikt voor een grote variëteit van gewassen, zoals met name voor tarwe, gerst, wijnstokken, bananen, boomfruit, gras en diverse groentegewassen. Triazolen zijn systemisch en verplaatsen zich binnen de plant en hebben in het algemeen een curatieve werking. Triazolen zijn werkzaam tegen een laag totaal verbruik per hectare en ze bestrijden schimmels door het remmen van de synthese van ergosterol (een belangrijk onderdeel van de celmembranen) via remming van het 14-demethalyse enzym. Dit enzym verschilt van de enzymen die door morfolines worden geremd.

(10) Morfolines (waaronder piperidines) zijn fungiciden met een relatief nauw spectrum die voornamelijk in Europa worden gebruikt als fungiciden voor bladtoepassing op tarwe en gerst. Morfolines zijn werkzaam tegen een matig totaal verbruik per hectare en ze bestrijden schimmels door het remmen van de synthese van ergosterol. Morfolines zijn systemisch en verplaatsen zich binnen de plant en hebben een curatieve werking. Ze zijn ook bij verdamping werkzaam.

(11) Systemisch betekent dat een chemische stof zich binnen de plant verplaatst zodat bescherming wordt geboden aan (nieuwe) plantdelen die niet rechtstreeks zijn besproeid.

(12) Werkzaam door verdamping betekent het vermogen van een chemische stof om ziekten te bestrijden enkel door middel van zijn vluchtige bestanddeel. De chemische stof hecht zich niet aan de plant en dringt ook niet in de plant.

(13) "A Compilation of Strobilurin Related Questions and Answers", een document dat wordt uitgegeven in het VK.

(14) Zie de gegevens in "Perspectives Agricoles, Février 2000, blz. 61-65" inzake de bruto- en nettowinst die het gevolg is van het wel of niet behandelen met strobilurine.

(15) Zie de gegevens in "Welche Fungizidstrategien im Weizen 2000?", gepubliceerd in Top Agrar 1/2000, blz. 52-57.

(16) Zoals de naam reeds doet veronderstellen zijn "breedbladige onkruiden" onkruiden met blad. Grasonkruiden zijn grasachtige onkruiden. Binnen deze onkruidsoorten is het mogelijk om een extra onderscheid aan te brengen tussen eenjarige onkruiden en perennerende onkruiden. Eenjarige onkruiden zijn die onkruiden die hun levenscyclus in één enkel seizoen afronden (van zaadontkieming tot zaadproductie). Perennerende onkruiden blijven meer dan een seizoen over.

(17) Een herbicide kan breed werkzaam zijn ofwel omdat de werkzame stof die erin is opgenomen zelf breed werkzaam is, of omdat het middel zowel werkzame stoffen tegen grasonkruiden als werkzame stoffen tegen breedbladige onkruiden bevat.

(18) Beschikking van 22. december 1993, PB C 9 van 13.1.1994.

(19) Beschikking van 1. oktober 1993, PB C 273 van 9.10.1993.

(20) Zoals door een concurrent werd bevestigd, is voldoende werkzaamheid tegen slechts een of twee commercieel belangrijke eenjarige grassen niet voldoende om een commercieel product te creëren. Bovendien zijn herbiciden ter bestrijding van grasonkruiden en herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden vanuit de aanbodzijde evenmin substitueerbaar. Dit wordt veroorzaakt door het bestaan van octrooien en de officiële registratieprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen (dit zal gedetailleerd worden besproken in de paragraaf over de geografische marktafbakening).

(21) Zie ook: bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht, punt 2 (PB C 372 van 9.12.1997, blz. 5).

(22) Bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht, punt 57.

(23) Vóór het inzaaien worden in de maïsteelt weinig herbiciden gebruikt, met uitzondering van het gebruik van niet-selectieve herbiciden zoals glyfosaat (bv. Roundup, Monsanto) of paraquat (Gramoxone, Zeneca) die worden gebruikt om de akkers voor te bereiden op beplanting.

(24) De boeren beschouwen de na-opkomst-herbiciden - in ieder geval vóór het inzaaien - echter als een substituut voor de voor-opkomst-herbiciden. De prijzen van de voor-opkomst-herbiciden worden derhalve beheerst door de prijzen van de na-opkomst-herbiciden. Bovendien zijn er, bij de voor-opkomst, breedwerkende middelen die een substantieel verband leggen tussen het breedbladige segment en het grassegment. De gevolgen van de concentratie voor herbiciden die geen na-opkomst-graminiciden zijn, worden derhalve beoordeeld op basis van herbiciden naar soort gewas.

(25) Er is echter zowel tussen de vier gewassen als tussen landen een bepaalde variatie.

(26) In de context van herbiciden voor wijngaarden en boomgaarden hebben de partijen herbiciden met een residuele of een residuele+bladactiviteit als "selectief" gedefinieerd en de herbiciden met enkel een bladactiviteit als "niet-selectief". Een herbicide heeft residuele activiteit als het werkzaam blijft voor, normaliter, een periode van een maand of langer. Een herbicide dat werkzaam is via de bladeren is gewoonlijk slechts twee tot drie dagen werkzaam. Momenteel verkoopt Novartis in Frankrijk een paar bladherbiciden voor gebruik in fruit en noten. Deze worden echter niet als niet-selectieve herbiciden in de traditionele zin verkocht.

(27) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(28) PB L 210 van 10.8.1999, blz. 13.

(29) [Bedrijfsgeheim Novartis - prijsverschillen]*.

(30) Aanbevelingen van de ITCF in "Perspective Agricoles, février 2000", blz. 61 e.v.

(31) Met het oog op de resistentieontwikkeling wordt een maximum van twee behandelingen met strobilurines aanbevolen.

(32) Dr. Manfred Bartels in Top Agrar 1/2000, blz. 53.

(33) [....]*

(34) [...]*

(35) [...]*

(36) Alleen Novartis en BASF hebben ramingen gegeven voor de totale EER-markt. De raming van BASF voor 2000 komt het dichtst bij de totale marktwaarde die het resultaat is van het marktonderzoek voor 1999. Alleen BASF heeft ramingen voor de nationale markten verstrekt. Zelfs voor Duitsland en het VK ligt de raming voor 2000 betrekkelijk dicht bij de marktwaarde van 1999 die het resultaat is van het marktonderzoek van de Commissie. Dit geldt niet voor Frankrijk, waar de raming van BASF voor 2000 aanzienlijk lager is dan de verkoop in 1999. Ten behoeve van de consistentie wordt echter gebruikgemaakt van de raming.

(37) De gegevens die de Commissie ter beschikking staan, maken het niet mogelijk om een vergelijkbare projectie te maken voor de Scandinavische landen.

(38) Zie het artikel van Dr. Manfred Bartels, o.c., en Perspectives Agricoles, februari 2000.

(39) [....]*

(40) Zie Journée UIPP, Fongicides Céréales, 12.10.1999, "Traitements et interventions de printemps".

(41) De gegevens van 1999, verstrekt als antwoord op een vragenlijst, lijken op een andere methode te zijn gebaseerd dan de informatie die is verstrekt in het CO-formulier. Dit geldt voor alle gegevens van 1999 die in dit onderdeel over suikerbietfungiciden aan de orde komen.

(42) [...]*

(43) Novartis geeft aan dat Aventis in 1999 een verkoop heeft van [5-10]* % die, geheel of gedeeltelijk, het resultaat van de verkoop van de producten van Novartis kan zijn.

(44) Berekend door gebruik te maken van het antwoord van AstraZeneca op de vragenlijst en dit antwoord te vermenigvuldigen met dezelfde factor (een stijging van [20-30]* %) als de resultaten van het onderlinge verband tussen het antwoord van AZ voor 1998 en de gegevens in het CO-formulier.

(45) Dit wordt ook geïllustreerd door het feit dat de producten die in vroege na-opkomst-behandelingen worden gebruikt vaak niet verschillen van die welke voor de voor-opkomst-behandelingen worden gebruikt. Dit is bijvoorbeeld van toepassing op de chemische klasse van de acetanilides (alachloor, acetochloor, metolachloor, dimethenamid, flufenacet) die gewoonlijk wordt ondergebracht bij de klasse van de voor-opkomst-herbiciden, hoewel [10-20]* % wordt toegepast in vroege na-opkomst-behandelingen. De na-opkomst-behandelingen (in de strikte zin van het woord) worden doorgaans 4-10 weken na het planten toegepast. Producten die doorgaans in na-opkomst-behandelingen worden toegepast zijn sulcotrion, rimsulfuron en nicosulfuron.

(46) De cijfers in deze tabel zijn op ronde percentages afgerond. Dit verklaart waarom het totaal van de cijfers in de eerste en de tweede kolom niet altijd overeen lijkt te komen met het totaal in de derde kolom. In de landen die niet in de tabel worden genoemd (Finland, Ierland, Zweden, Luxemburg, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein) is de teelt van maïs onbelangrijk. In Oostenrijk [5-10]* %, Griekenland [0-5]* %, Italië [0-5]* % en Frankrijk [0-50]* % hebben Novartis en AstraZeneca bovendien nog een extra verkoop via derden. Hoewel die extra verkoop betrekkelijk gering is, zijn deze cijfers verwerkt in de bovenstaande gegevens over de marktaandelen.

(47) Volgens de partijen zijn de belangrijkste overblijvende grassen: Elymus repens (kweek), Cynodon dactylon (handjesgras) en Sorghum halepense (wilde sorgo). De belangrijkste eenjarige grasonkruiden zijn: Avena fatua (oot), Alopecurus myosuroides (duist), Apera spica-venti (pluimgras), Lolium multiflorum (Italiaans raaigras), Echinochloa crus-galli (hanepoot), Digitaria sanguinalis (harig vingergras), Setaria spp. (naaldaar), Panicum spp. (Panicum) en Poa spp. (beemdgrassen). De belangrijkste overblijvende breedbladige onkruiden zijn: Convolvulus arvensis (akkerwinde), Cirsium arvense (akkerdistel) en Rumex obtusifolius (ridderzuring). De belangrijkste eenjarige breedbladige onkruiden zijn: Amaranthus retroflexus (papegaaikruid), Chenopodium album (witte ganzevoet), Mercurialis annua (bingelkruid), Galium aparine (kleefkruid), Geranium spp. (ooievaarsbek), Lamium pupureum (paarse dovenetel), Matricaria spp. (kamille), Papaver rhoeas (gewone klaproos), Polygonum spp. (duizendknoop), Capsella bursa pastoris (herderstasje), Sinapis arvensis (herik), Solanum nigrum (zwarte nachtschade), Stellaria media (vogelmuur), Veronica spp. (ereprijssoorten) en Viola arvensis (akkerviooltje).

(48) In hun reactie op de mededeling van punten van bezwaar beweren de partijen dat isoxaflutool (Aventis) een breedwerkende herbicide is. Aventis zelf beschouwt dit middel echter als een herbicide voor breedbladige onkruiden (evenals de concurrenten die over isoxaflutool opmerkingen hebben gemaakt). De partijen beschouwen terbutylazine (generiek) als een herbicide voor breedbladige onkruiden; bepaalde concurrenten en de "Pesticide Manual" (de pesticidenhandleiding) van de Britse Raad voor Gewasbescherming classificeren het middel als een breedwerkende herbicide. De partijen beschouwen rimsulfuron (DuPont) als een breedwerkende herbicide; DuPont geeft echter toe dat het een graminicide is. In hun reactie op de mededeling van punten van bezwaar merken de partijen nicosulfuron aan als een breedwerkende herbicide. In zijn antwoord op de vragenlijst van de Commissie (2ph2, vraag 49) en in zijn interne documenten classificeert AstraZeneca nicosulfuron echter als een graminicide (bv. in de ABR-productinstructies). Deze visie wordt bevestigd door de "Pesticides Manual" en het "Farm Chemicals Handbook 2000". De partijen zijn ook van mening dat er meer werkzame stoffen van de concurrenten moeten worden opgenomen, omdat die de komende jaren op de markt zullen worden gebracht. Het standpunt van de Commissie is dat deze stoffen niet moeten worden opgenomen, omdat hun introductie nog niet in de komende twee tot drie jaar zal plaatsvinden, of omdat ze niet belangrijk genoeg worden geacht (op basis van de marktprognose van de ondernemingen voor deze stoffen).

(49) Op basis van de 30 hiervoor genoemde belangrijke onkruiden hebben de partijen (Novartis) en hun concurrenten de onkruiden verder gecategoriseerd naar gelang van hun economische belang.

(50) De cijfers zijn verstrekt door Novartis op basis van zijn gegevensbron, Impact. Vanwege het feit dat enkele producten tweemaal zijn meegeteld (met name breedwerkende producten, maar ook producten die zowel vóór opkomst als na opkomst kunnen worden gebruikt) kunnen de cijfers niet worden opgeteld.

(51) Acetochloor en alachloor behoren tot dezelfde chemische klasse, de acetalinides (waartoe ook metolachloor, flufenacet en dimethenamid behoren). In het algemeen heeft acetochloor een betere werkzaamheid bij de bestrijding van onkruiden dan alachloor. Er is ook gesteld dat acetochloor voor de boer een betere oplossing is dan dimethenamid en flufenacet. Acetochloor en metolachloor worden beide beschouwd als de beste van hun klasse.

(52) Bovendien is het waard te vermelden dat acetochloor in het eerste jaar dat het in Hongarije op de markt werd gebracht een marktaandeel behaalde van [10-20]* % en in de Tsjechische Republiek zelfs een marktaandeel van [20-30]* %.

(53) De registratiestukken voor safeners vallen ook onder de gegevensbescherming. Volgens AstraZeneca (AZ reactie op 4ph2, vraag 15) is dit van toepassing op de safener voor acetochloor, vooral omdat de grootschalige tests te duur zijn om te worden herhaald, hetgeen een toegangsdrempel opwerpt.

(54) [Bedrijfsgeheim van Monsanto]*

(55) [...]*

(56) [...]*

(57) [...]*

(58) [...]*

(59) [...]*

(60) [...]*

(61) [...]*

(62) [...]*

(63) [...]*

(64) [...]*

(65) [...]*

(66) [...]*

(67) [...]*

(68) [...]*

(69) "Safeners" zijn chemische stoffen die worden gebruikt in combinatie met werkzame stoffen voor de verdelging van onkruid en die de fytotoxiciteit van deze stoffen tot voor de moderne landbouw aanvaardbare niveaus verlagen. Niet alle herbiciden vereisen het gebruik van een "safener", maar acetochloor en metolachloor doen dat wel.

(70) [...]*

(71) Antwoord van N op 4ph2, vraag 67; post-octrooistrategie van Novartis West-Europa met betrekking tot dicamba.

(72) [...]*.

(73) [Bedrijfsgeheim van BASF]*

(74) [Bedrijfsgeheim van Monsanto]*

(75) [Bedrijfsgeheim van Aventis]* [Bedrijfsgeheim van Bayer]* [Bedrijfsgeheim van BASF]* [Bedrijfsgeheim van Dow]*

(76) [Bedrijfsgeheim van Aventis]* [Bedrijfsgeheim van BASF]* [Bedrijfsgeheim van DuPont]* [Bedrijfsgeheim van Dow]* [Bedrijfsgeheim van American Cyanamid]* [Bedrijfsgeheim van Monsanto]*

(77) [...]*

(78) [...]*

(79) [Bedrijfsgeheim van Aventis]* [Bedrijfsgeheim van BASF]* [Bedrijfsgeheim van Bayer]*

(80) [Bedrijfsgeheim van AmCy]* [Bedrijfsgeheim van Monsanto]* De verkrijgbaarheid van generieke producten is minder een probleem - althans, voorzover die geregistreerd zijn - vanwege het grote aantal leveranciers en de ruime beschikbaarheid van registratiepakketten. Dit is niet het geval voor terbuthylazine in Duitsland, waar Novartis als enige onderneming een registratie heeft.

(81) [...]*

(82) [...]*

(83) In zaak IV/M.1378 Hoechst/Rhône Poulenc (Aventis) bestonden ernstige twijfels over de positie van de fuserende partijen in de productie van herbiciden die Isoproturon (IPU) bevatten, hetzij onvermengd of vermengd met andere werkzame stoffen (zaak IV/M.1378 Hoechst/Rhône Poulenc (Aventis), overweging 31).

(84) De partijen stellen in een latere verklaring dat in de aanmelding bij het berekenen van de marktaandelen van AstraZeneca voor respectievelijk Griekenland en Ierland ten onrechte de afzet van niet-selectieve herbiciden is meegenomen. De partijen zouden dan geen gecombineerd marktaandeel van meer dan [20-30]* % in deze twee landen hebben.

(85) [Bedrijfsgeheim van concurrenten]*

(86) De Commissie neemt kennis van het feit dat de registraties voor Axian en Caragard in april 1998 zijn verlopen. Vandaar dat deze producten geen onderdeel vormen van de verbintenis.

BIJLAGE I

De volledige en oorspronkelijke tekst van de voorwaarden en verplichtingen als bedoeld in artikel 1 kunnen op de volgende website van de Commissie worden geraadpleegd:

http://europa.eu.int/comm/ competition/index_en.html

BIJLAGE II

De volledige en oorspronkelijke tekst van de voorwaarden en verplichtingen als bedoeld in artikel 1 kunnen op de volgende website van de Commissie worden geraadpleegd:

http://europa.eu.int/comm/ competition/index_en.html

Top