EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003D0595

2003/595/EG: Beschikking van de Commissie van 5 maart 2003 betreffende een in Duitsland ten uitvoer gelegde steunregeling ter bevordering van de verkoop en export van producten uit Mecklenburg-Vorpommern (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 519)

PB L 202 van 9.8.2003, p. 15–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2003/595/oj

32003D0595

2003/595/EG: Beschikking van de Commissie van 5 maart 2003 betreffende een in Duitsland ten uitvoer gelegde steunregeling ter bevordering van de verkoop en export van producten uit Mecklenburg-Vorpommern (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 519)

Publicatieblad Nr. L 202 van 09/08/2003 blz. 0015 - 0023


Beschikking van de Commissie

van 5 maart 2003

betreffende een in Duitsland ten uitvoer gelegde steunregeling ter bevordering van de verkoop en export van producten uit Mecklenburg-Vorpommern

(kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 519)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2003/595/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

1. PROCEDURE

(1) In juni 2001 kreeg de Commissie kennis van het bestaan van richtsnoeren inzake de verlening van steun voor de verkoop en export van producten uit Mecklenburg-Vorpommern (hierna: de richtsnoeren van de deelstaat). Deze richtsnoeren leken in een aantal opzichten niet in overeenstemming te zijn met artikel 87 van het EG-Verdrag. Aangezien zij reeds op 25 mei 1998 waren uitgevaardigd, werden zij als niet-aangemelde steunmaatregel geregistreerd onder nummer NN 55/2001.

(2) Bij brief D/52684 van 2 juli 2001 heeft de Commissie Duitsland verzocht om in het licht van de vigerende staatssteunregels zijn opmerkingen over de richtsnoeren van de deelstaat te maken. Zij heeft bij brief van 30 augustus 2001 (A/36853) diens opmerkingen hieromtrent ontvangen.

(3) Bij brief SG(2001) D/293172 van 28 december 2001 heeft de Commissie Duitsland in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van deze steunmaatregel de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden.

(4) Duitsland heeft op dit besluit gereageerd bij brief van 4 februari 2002 (A/30809).

(5) Op 7 juni 2002 heeft in Berlijn een bespreking plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van Duitsland en van de Commissie.

(6) Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt(1). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken, doch heeft geen opmerkingen ontvangen.

2. BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

2.1. Doel van de maatregel

(7) Het specifieke doel van de door de deelstaat uitgevaardigde richtsnoeren is om ingang te vinden of te hervinden op supraregionale markten en exportmarkten. Het gaat hierbij om markten buiten Mecklenburg-Vorpommern, dat wil zeggen markten binnen Duitsland en in andere EU-lidstaten, alsmede markten in derde landen.

2.2. Vorm van de steunverlening en rechtsgrondslag

(8) De steun wordt verleend in de vorm van een niet-terugvorderbare subsidie. Als rechtsgrondslag dienen de richtsnoeren van de deelstaat, die op 25 mei 1998 in werking traden. Zij werden zonder kennisgeving vooraf als de minimis-regeling uitgevaardigd en bevatten een uitdrukkelijke verwijzing naar de de minimis-regels als vervat in Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun(2), en in de mededeling van de Commissie inzake de minimis-steun(3).

2.3. Subprogramma's

(9) De richtsnoeren van de deelstaat omvatten vier subprogramma's:

- Subprogramma (A): introductie van producten op de markt,

- Subprogramma (B): handelsbeurzen en deelname aan tentoonstellingen in Duitsland en daarbuiten,

- Subprogramma (C): gezamenlijke kantoren in het buitenland,

- Subprogramma (D): personele ondersteuning voor de buitenlandse handel.

2.4. Begunstigden van de steun

(10) De begunstigden van de steun zijn kleine en middelgrote ondernemingen (hierna: KMO's) in de zin van Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen(4). Voor steunverlening in het kader van subprogramma B ("Handelsbeurzen en deelname aan tentoonstellingen in Duitsland en daarbuiten") komen bovendien in aanmerking: jaarbeursorganisaties, Kamers van Koophandel, verenigingen, beroepsorganisaties, beroepsgroepen, gilden, gemeentebesturen enzovoorts, op voorwaarde dat zij namens andere ondernemingen of hun eigen leden optreden en de steun aan die ondernemingen doorgeven.

2.5. Subsidiabele kosten

(11) In het kader van de vier subprogramma's komen voor steun in aanmerking:

(12) Programma's voor de introductie van producten op de markt:

- Adviezen voor de bepaling van marketingdoelstellingen voor specifieke ondernemingen;

- Adviezen voor de opstelling van marketingplannen of onderdelen daarvan (bijvoorbeeld productstyling, prijsstelling, reclamestrategieën, marketingorganisatie);

- Adviezen voor de presentatie en demonstratie van prototypen;

- Adviezen voor de organisatie van goederenbeurzen;

- Evenementen voor de stimulering van de export, de verkenning van nieuwe afzetmarkten en samenwerkingsvormen en de ontwikkeling van multisectorale herkomstlogo's ter verbetering van het productimago;

- De subsidie bedraagt maximaal 20500 EUR per onderneming.

(13) Uitgaven in verband met handelsbeurzen en deelname aan tentoonstellingen in Duitsland en daarbuiten:

- Noodzakelijke uitgaven die rechtstreeks verband houden met de opbouw en het gebruik van stands (huur van de stand, opbouw van de stand, aansluiting op stroom, water en riolering, vermelding in catalogussen, reclame voor het evenement, vertolking, vervoer en verzekering);

- De subsidie bedraagt maximaal 7690 EUR per onderneming.

(14) Uitgaven in verband met gezamenlijke kantoren in het buitenland:

- Noodzakelijke uitgaven die rechtstreeks verband houden met de vestiging en exploitatie van gedeelde kantoorruimte (verplaatsbare kantooruitrusting en kantoormachines, kosten van gewone kantoorbenodigdheden, kosten van buitenlands personeel, indien de gekozen rechtsvorm was afgestemd op de oprichting en exploitatie van een gezamenlijk kantoor);

- De subsidie bedraagt maximaal 25000 EUR per onderneming.

(15) Uitgaven in verband met personele ondersteuning:

- Het brutosalaris vóór loon- en inkomstenbelasting van een medewerker op het gebied van de buitenlandse handel voor een periode van een jaar en in uitzonderlijke gevallen twee jaar;

- De subsidie bedraagt maximaal 24600 EUR per onderneming.

3. REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(16) De deelstaat Mecklenburg-Vorpommern heeft de richtsnoeren als de minimis-regeling ten uitvoer willen leggen. De Commissie heeft echter in haar besluit tot inleiding van de formele onderzoekprocedure aangegeven ernstig te twijfelen aan de verenigbaarheid van deze richtsnoeren met de toepasselijke regels inzake de minimis-steun. Zij was van oordeel dat de richtsnoeren staatssteun behelzen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en had ernstige twijfels over de verenigbaarheid van de uit hoofde van de richtsnoeren verleende steun met de gemeenschappelijke markt.

(17) In haar besluit tot inleiding van de formele onderzoekprocedure heeft de Commissie de richtsnoeren van de deelstaat op een aantal punten bestempeld als onverenigbaar met de regels inzake de minimis-steun. Deze punten betreffen:

- de toekenning van exportsteun;

- het toegestane plafond voor de minimis-steun;

- het feitelijke toepassingsgebied;

- het controlemechanisme voor de minimis-steun.

(18) Ten aanzien van de subprogramma's die exportsteun behelzen, wees de Commissie erop dat exportsteun uitdrukkelijk is uitgesloten van de twee bovengenoemde regelingen inzake de minimis-steun(5). Daarnaast uitte zij twijfels over de verenigbaarheid van de steunverlening voor onder meer de opstelling van marketingplannen, de presentatie en demonstratie van prototypen, de vestiging en exploitatie van gezamenlijke kantoren in het buitenland, de organisatie van goederenbeurzen, de organisatie van evenementen voor de verbetering van de export en de verkenning van nieuwe afzetmarkten en samenwerkingsvormen in het buitenland alsmede de aanstelling van een medewerker ter ondersteuning van de activiteiten van de begunstigde op het gebied van de buitenlandse handel, die de taal van het betrokken doelland beheerst en over de nodige kennis respectievelijk ervaring beschikt.

(19) Niettemin was de Commissie van oordeel dat bijstand voor deelname aan handelsbeurzen, uitvoering van studies of inschakeling van consultants met het oog op de introductie van een nieuw of bestaand product op een nieuwe markt, in de regel geen exportsteun is(6).

(20) In dit verband wees de Commissie tevens op het feit dat de in de richtsnoeren gekozen bewoordingen om aan te geven dat "steun voor de uitvoer" van de cumuleringsregel (dat wil zeggen dat de steunbetalingen uit hoofde van de minimis-regelingen het plafond van 100000 EUR niet te boven mogen gaan) is uitgesloten, niet voldoende duidelijk maken dat voor exportactiviteiten sowieso geen de minimis-steun is toegestaan. De Commissie was van oordeel dat dit niet op een ondubbelzinnige en onomstotelijke wijze uit de tekst blijkt.

(21) Ten aanzien van de berekening van het de minimis-plafond, met inbegrip van de cumulering, betwijfelde de Commissie in hoge mate of de in de richtsnoeren gekozen bewoordingen in overeenstemming waren met de door de Commissie uitgevaardigde regels. Hierin is bepaald dat het totale bedrag aan de minimis-steun per onderneming niet hoger mag zijn dan 100000 EUR over een periode van drie jaar. De richtsnoeren voorzien weliswaar in een plafond voor een periode van drie jaar, maar alleen voor steun die na 19 augustus 1992 is toegekend.

(22) Ten aanzien van de sectorale toepasbaarheid van de de minimis-regels wees de Commissie erop dat zij onder meer niet van toepassing zijn op de sectoren landbouw, visserij en aquacultuur. In de richtsnoeren van de deelstaat wordt steunverlening voor de verwerking van landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten echter niet uitdrukkelijk uitgesloten.

(23) Voorts betwijfelde de Commissie in hoge mate of de richtsnoeren van de deelstaat wel beantwoorden aan de eisen van het controlemechanisme, die zijn neergelegd in de laatste alinea van de mededeling inzake de minimis-steun en in artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 69/2001.

(24) Toetsing aan Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen(7) deed bovendien twijfels rijzen over de verenigbaarheid van de uit hoofde van de richtsnoeren verleende steun die niet door de de minimis-regels wordt gedekt. Waarschijnlijk bleef de toepassing van de richtsnoeren van de deelstaat niet beperkt tot de KMO's en werd het bepaalde in artikel 5, onder b), van Verordening (EG) nr. 70/2001 niet nagekomen. Deze verordening is krachtens artikel 1, lid 2, onder a), niet van toepassing op activiteiten die verband houden met de productie, verwerking of verhandeling van de in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten. Luidens artikel 1, lid 2, onder b), is zij evenmin van toepassing op steun voor exportgerelateerde activiteiten. Daarenboven zijn alle verdere voorwaarden die in Verordening (EG) nr. 70/2001 zijn neergelegd, in de richtsnoeren van de deelstaat buiten beschouwing gelaten. Bij de Commissie rezen dan ook ernstige twijfels over de verenigbaarheid van de richtsnoeren van de deelstaat met de gemeenschappelijke markt.

(25) Bij de beoordeling van de steun die niet door de de minimis-regels wordt gedekt, heeft de Commissie zich gebaseerd op de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen(8). Mecklenburg-Vorpommeren is aangemerkt als steungebied in de zin van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag. Aangezien er in geen enkele steunzaak sprake bleek te zijn van initiële investeringen in de zin van punt 4.4 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen, heeft de Commissie zich gericht op de bepalingen voor bedrijfssteun (punten 4.15 en 4.17). Krachtens de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen is bedrijfssteun ter bevordering van de export tussen lidstaten verboden. Maar ook al zouden de richtsnoeren van de deelstaat niet alleen op exportbevordering zijn gericht, feit blijft dat verlening van bedrijfssteun aan een aantal voorwaarden is gebonden, namelijk dat de steun tijdelijk en degressief van aard is en in verhouding staat met de te overwinnen handicaps. De Commissie heeft geen aanwijzingen kunnen vinden die erop duiden dat de steun op deze gronden als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt zou kunnen worden beschouwd.

4. OPMERKINGEN VAN DUITSLAND

(26) Duitsland stelde in zijn reactie dat het subprogramma A ("Marktintroductie") in overeenstemming was met de bepalingen inzake de minimis-steun, omdat uitsluitend subsidies werden verleend voor adviesdiensten en studies met het oog op de marktintroductie van producten van de begunstigde onderneming, welke volgens overweging 4 van Verordening (EG) nr. 69/2001 geen exportsteun behelzen. Duitsland beschouwde de maatregelen in het kader van dit subprogramma dan ook niet als steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Aangezien de maatregelen "geen steunmaatregelen" waren, zouden zij niet hoeven te voldoen aan de criteria van Verordening (EG) nr. 70/2001 en de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen(9).

(27) Duitsland was voorts van mening dat alle maatregelen in het kader van subprogramma B ("Handelsbeurzen en deelname aan tentoonstellingen in Duitsland en daarbuiten") onder de de minimis-regels vallen. Duitsland wees hierbij op het feit dat volgens overweging 4 van Verordening (EG) nr. 69/2001 steunverlening voor de deelneming aan handelsbeurzen in de regel geen exportsteun is en derhalve volgens artikel 2, lid 1, van de genoemde verordening geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag inhoudt. Een toetsing aan Verordening (EG) nr. 70/2001 en aan de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen zou derhalve niet nodig zijn(10).

(28) Ten aanzien van subprogramma C ("Gezamenlijke kantoren in het buitenland") voerde Duitsland aan dat deze kantoren niet als distributienet fungeren (meestal gaat het om kantoren ter plaatse, bemand door een persoon), maar veeleer als contact- en coördinatiepunt dat ook openstaat voor ondernemingen die niet rechtstreeks bij een dergelijk gezamenlijk kantoor betrokken zijn. Deze kantoren zouden de faciliteiten bieden voor het leggen van de eerste contacten met buitenlandse autoriteiten en bedrijven. In veel gevallen zouden bedrijven uit zeer uiteenlopende bedrijfstakken gezamenlijk gebruik maken van de aanwezige infrastructuur, zoals kantooruitrusting en secretariaat. Daarom werden de betrokken maatregelen door Duitsland niet beschouwd als steun voor exportgerelateerde activiteiten in de zin van artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001, maar als steun voor adviesdiensten in de zin van overweging 4 van de genoemde verordening, welke in overeenstemming is met de de minimis-regels en geen steun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag(11).

(29) De maatregelen in het kader van subprogramma D ("Subsidies voor personele ondersteuning op het gebied van de buitenlandse handel") hielden volgens Duitsland geen rechtstreeks verband met exportgerelateerde activiteiten, aangezien het hierbij ging om medewerkers die alleen zorg dragen voor algemene faciliteiten ten behoeve van de buitenlandse handel, zoals diensten op het gebied van vreemde talen, maar niet betrokken zijn bij activiteiten die rechtstreeks aan de geëxporteerde hoeveelheden, de opzet en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer gerelateerd zijn. Duitsland ging er bijgevolg van uit dat de maatregelen in het kader van dit subprogramma verenigbaar zijn met Verordening (EG) nr. 69/2001 en geen steun behelzen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag(12).

(30) Duitsland erkende dat de in de richtsnoeren van de deelstaat gebruikte bewoordingen ten aanzien van het toegestane bedrag van de de minimis-steun inderdaad misleidend zouden kunnen zijn, maar in de praktijk zou de vastgestelde limiet van 100000 EUR per onderneming over een periode van drie jaar nimmer overschreden zijn. Bovendien zouden alle ondernemingen zijn geïnformeerd over het de minimis-karakter van de steun en waren zij verplicht alle gegevens te verstrekken over eventuele andere de minimis-steunbedragen die zij in de voorgaande drie jaar hadden ontvangen. Duitsland benadrukte dat de nieuwe de minimis-steun pas werd verleend, nadat was geverifieerd dat de de minimis-limiet voor de betrokken periode van drie jaar daardoor niet zou worden overschreden.

(31) Duitsland gaf toe dat het grote aantal activiteiten dat onder de richtsnoeren van de deelstaat valt, niet conform het toepassingsgebied van de mededeling inzake de minimis-steun is en evenmin spoort met artikel 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 69/2001. Duitsland bevestigde dat de begunstigden niet betrokken zijn bij activiteiten die verband houden met de productie, verwerking of verhandeling van de in bijlage I bij het EG-Verdrag genoemde producten. Duitsland beloofde voorts de richtsnoeren van de deelstaat in hun geheel op te heffen.

(32) Duitsland was van mening dat in dit verband noch Verordening (EG) nr. 70/2001, noch de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen van toepassing zijn en dat alle maatregelen conform de de minimis-regels zijn uitgevoerd en derhalve geen staatssteun inhouden.

5. BEOORDELING VAN DE MAATREGEL

5.1. De maatregel als staatssteun

(33) De Commissie dient te beoordelen of de richtsnoeren van de deelstaat in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. In beginsel heeft iedere vorm van overheidssteun ten gunste van een bepaalde categorie ondernemingen een zekere invloed op de mededingingsverhoudingen en kan daarmee de handel tussen de lidstaten nadelig beïnvloeden. Toch heeft niet alle steun een merkbare invloed op het handelsverkeer en de concurrentie tussen de lidstaten. Tegen deze achtergrond zijn steunbedragen die een absoluut maximumbedrag niet overschrijden, vrijgesteld van de aanmeldingsplicht van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, en vallen als de minimis-steun buiten het toepassingsgebied van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. De Commissie constateert dat de richtsnoeren van de deelstaat uitsluitend voorzien in geringe steunbedragen die mogelijkerwijs als de minimis-steun kunnen worden beoordeeld.

(34) Een definitie van wat volgens de Commissie onder de minimis-steun moet worden verstaan, werd voor het eerst gegeven in de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf(13) uit 1992. De hierin vervatte definitie werd vervolgens gewijzigd bij de mededeling van de Commissie inzake de minimis-steun(14). Daarbij werd het totaalbedrag aan de minimis-steun dat mag worden verleend gedurende een periode van drie jaar vanaf het moment van toekenning van de eerste de minimis-steun, opgetrokken tot maximaal 100000 EUR per onderneming. Deze regel geldt echter niet voor steun in verband met uitgaven op het gebied van landbouw en visserij en evenmin voor steun ten behoeve van exportgerelateerde activiteiten, dat wil zeggen steun die rechtstreeks is gerelateerd aan de uitgevoerde hoeveelheden, de opzet en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer.

(35) Bij artikel 1 van Verordening (EG) nr. 69/2001 is het toepassingsgebied van de de minimis-regel uitgebreid in die zin dat thans betrekkelijk veel sectoren onder de verordening vallen. Zij is echter niet van toepassing op steun in de vervoerssector en evenmin op steun voor werkzaamheden die verband houden met de productie, verwerking of verhandeling van de in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten. De verordening geldt ook niet voor steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer. Luidens artikel 2 van Verordening (EG) nr. 69/2001 mag het totale bedrag aan de minimis-steun die aan eenzelfde onderneming wordt verleend, niet hoger zijn dan 100000 EUR over een periode van drie jaar.

(36) Gezien het feit dat Verordening (EG) nr. 69/2001 op 2 februari 2001 in werking trad, terwijl de te toetsen richtsnoeren van de deelstaat reeds vanaf 25 mei 1998 van kracht waren, is het de vraag of Verordening (EG) nr. 69/2001 met terugwerkende kracht toepasbaar is dan wel of de mededeling inzake de minimis-steun moet worden aangehouden voor de minimis-steun die vóór die datum is verleend (consecutio legis).

(37) Verordening (EG) nr. 69/2001 geeft geen uitsluitsel over de mogelijkheid van toepassing met terugwerkende kracht. Zij bevat echter ook geen bepalingen die zich tegen toepassing op eerdere gevallen verzetten, mits het in artikel 3 bedoelde controlemechanisme op de nodige punten wordt aangepast. Aangezien er geen uitdrukkelijk andersluidende bepalingen zijn, is de Commissie van oordeel dat de de minimis-steun die vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 69/2001 is toegekend, aan de bepalingen van deze verordening moet worden getoetst. Door bepaalde categorieën maatregelen van de aanmeldingsplicht uit te zonderen, wordt een vaste procedure in het leven geroepen die rechtstreeks op nog hangende zaken zou moeten kunnen worden toegepast. Bovendien spoort een rechtstreekse toepassing van de verordening met het streven naar deregulering en decentralisatie. Alleen voor steunmaatregelen die niet onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 vallen en daardoor niet voor vrijstelling in aanmerking komen, zal de Commissie de regels toepassen die ten tijde van de steunverlening van kracht waren. Aangezien Verordening (EG) nr. 69/2001 over het algemeen ruimhartiger geformuleerd is dan de daarvoor geldende de minimis-regels en deze regels in ieder geval van toepassing zijn, indien de steun krachtens de verordening niet is vrijgesteld, mag worden aangenomen dat de legitieme verwachtingen van de begunstigden van de richtsnoeren en het beginsel van de rechtszekerheid voldoende worden beschermd. Economisch gezien is de Commissie van mening dat steunmaatregelen die thans in een geïntegreerde markt krachtens de bepalingen van Verordening (EG) nr. 69/2001 niet als "steun" in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag worden beschouwd, ook geen "steun" konden vormen in het verleden toen de integratie van de markt nog niet zo vergevorderd was. De Commissie zal in het onderhavige geval dan ook Verordening (EG) nr. 69/2001 aanhouden, ook al zou zij mogelijk haar toevlucht moeten nemen tot de regels die ten tijde van de uitvoering van de maatregel van kracht waren, indien de betrokken maatregel op grond van de verordening niet mag worden vrijgesteld.

(38) Het begrip "exportsteun" wordt in artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001 nader omschreven en daarbij uitdrukkelijk van de de minimis-regel uitgesloten. In dit verband wordt onder "exportsteun" verstaan:

- steun die rechtstreeks aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd;

- steun voor de opzet en exploitatie van een distributienet;

- steun voor andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer.

(39) De Commissie dient thans te beoordelen of de maatregelen in het kader van de richtsnoeren van de deelstaat "exportsteun" behelzen in de zin van artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001.

(40) Op basis van de door Duitsland verstrekte informatie heeft de Commissie vastgesteld dat subprogramma A inderdaad voorziet in steun voor adviesdiensten en de opstelling van marketingstrategieën (zoals marketingplannen, presentatie van prototypen, organisatie van handelsbeurzen) met het oog op de introductie van een nieuw of bestaand product op een nieuwe markt, welke niet onder de definitie van artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001 valt. Luidens overweging 4 van voornoemde verordening zijn dergelijke maatregelen in de regel geen exportsteun, ook al duiden de woorden "in de regel" erop dat steun voor adviesdiensten niet onder alle omstandigheden geoorloofd is. De Commissie is evenwel van mening dat de steunverlening voor adviesdiensten binnen het subprogramma A geen "exportsteun" in de zin van Verordening (EG) nr. 69/2001 behelst.

(41) De Commissie is verder van oordeel dat de maatregelen van subprogramma B door overweging 4 van Verordening (EG) nr. 69/2001 worden gedekt en daarom geen "exportsteun" in de zin van artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001 vormen.

(42) De maatregelen van subprogramma C hebben betrekking op de vestiging van een gezamenlijk kantoor binnen de Gemeenschap, in de EER of in derde landen, waaronder de landen die officieel kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie. Subsidiabel zijn kosten die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de vestiging en exploitatie van een gezamenlijk kantoor, zoals verplaatsbare kantooruitrusting en kantoormachines, kosten van gewone kantoorbenodigdheden en kosten van buitenlands personeel. Deze gezamenlijke kantoren zijn bedoeld om kleine en middelgrote ondernemingen informatie te verschaffen over de buitenlandse markten en hulp te bieden bij het leggen van de eerste contacten.

(43) De Commissie is van oordeel dat steunverlening in het kader van dit subprogramma neerkomt op verstrekking van niet-gespecificeerde middelen aan de begunstigden en daarom als bedrijfssteun moet worden aangemerkt. Op grond van de informatie waarover de Commissie beschikt, kan niet worden uitgesloten dat de steun toch wordt aangewend om een commerciële handelsvertegenwoordiging op te richten en in stand te houden, die mogelijk de basis vormt voor een buitenlands distributienet. Deze maatregelen zouden volgens de Commissie kunnen leiden tot steun voor de "opzet en exploitatie van een distributienet" of andere "lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer". Daarmee vallen zij overeenkomstig artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001 niet onder het toepassingsgebied van deze verordening binnen de Gemeenschap en moeten zij derhalve als ongeoorloofde "exportsteun" worden aangemerkt.

(44) Subprogramma D voorziet in steun voor de financiering van het brutosalaris van een medewerker op het gebied van de buitenlandse handel voor de periode van een jaar en in uitzonderlijke gevallen twee jaar. Via deze maatregelen moeten KMO's worden aangemoedigd medewerkers in dienst te nemen die over de nodige talenkennis en ervaring op het gebied van de buitenlandse handel beschikken om de onderneming de buitenlandse markt te kunnen binnenleiden.

(45) De Commissie is van mening dat deze maatregelen per definitie als lopende uitgave in verband met exportactiviteiten in de zin van artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001 kunnen worden aangemerkt. Zij vallen derhalve buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001.

(46) Kort samengevat kan uit de punten (40) tot en met (45) worden geconcludeerd dat de subprogramma's A en B geen "exportsteun" in de zin van artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001 behelzen en derhalve onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Ten aanzien van de subprogramma's C en D komt de Commissie tot de bevinding dat zij "exportsteun" in zin van artikel 1, onder b), van voornoemde verordening omvatten en bijgevolg niet onder het toepassingsgebied van de verordening vallen.

(47) De subprogramma's A en B vormen geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, wanneer aan alle voorwaarden van Verordening (EG) nr. 69/2001 wordt voldaan.

(48) De Commissie komt tot de slotsom dat de richtsnoeren van de deelstaat in de gekozen bewoordingen formeel gezien niet in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 69/2001. Met name de bepalingen over cumulatie met andere de minimis-steun zijn op zijn minst misleidend en daarnaast wordt steunverlening voor werkzaamheden in verband met de productie, verwerking of verhandeling van de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten niet uitdrukkelijk uitgesloten. De Commissie stelt evenwel vast dat de richtsnoeren van de deelstaat na de inleiding van de formele onderzoekprocedure werden opgeheven en zij heeft zich er voorts van vergewist dat de in dit kader toegekende steun alleen ten goede is gekomen aan de onder Verordening (EG) nr. 69/2001 vallende sectoren zonder overschrijdingen van het de minimis-plafond. Dat brengt de Commissie tot de conclusie dat de richtsnoeren van de deelstaat, voor zover zij geen betrekking hadden op "exportsteun" in de zin van artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001, overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn toegepast. De in het kader van de subprogramma's A en B verleende steun vormt derhalve geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(49) De subprogramma's C en D kunnen, voor zover zij betrekking hebben op investeringssteun en/of bedrijfssteun voor de genoemde activiteiten binnen de Gemeenschap, de handel tussen de lidstaten nadelig beïnvloeden. Deze steunmaatregelen moeten dan ook worden aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Volgens de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen(15) en gezien de specifieke situatie van de betrokken gebieden geldt dit eveneens voor maatregelen die handelsstromen tussen een lidstaat en de EER betreffen, alsmede voor landen die officieel kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie(16), aangezien de economische verbondenheid van de Gemeenschap met de toekomstige lidstaten op grond van de Europaovereenkomst steeds hechter wordt.

(50) Bij exportmaatregelen in derde landen(17) dient de Commissie te beoordelen of zij in het licht van de vaste rechtspraak, en met name het arrest in de zaak Tubemeuse, de handel tussen de lidstaten niet nadelig beïnvloeden en om die reden als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag moeten worden beschouwd.

(51) De Commissie stelt vast dat de financiële steun op grond van subprogramma C niet hoger mocht zijn dan 25600 EUR over een periode van drie jaar. De daadwerkelijk uitgekeerde steun bedroeg gemiddeld 18853 EUR.

(52) In haar analyse houdt de Commissie rekening met de specifieke kenmerken van elk individueel geval. Gezien de zeer geringe steunbedragen, de beperking van de steunregeling tot kleine en middelgrote ondernemingen en het uitzonderlijke karakter van de betrokken steunmaatregelen is de Commissie van oordeel dat de in subprogramma C opgenomen maatregelen voor de financiering van gezamenlijke kantoren in het buitenland, de handel tussen de lidstaten niet nadelig beïnvloeden en derhalve geen steun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(53) De Commissie stelt vast dat de financiële steun op grond van subprogramma D niet hoger mocht zijn dan 24600 EUR over een periode van drie jaar. De daadwerkelijk uitgekeerde steun bedroeg gemiddeld 10018 EUR.

(54) In haar analyse houdt de Commissie rekening met de specifieke kenmerken van elk individueel geval. Gezien de zeer geringe steunbedragen, de beperking van de steunregeling tot kleine en middelgrote ondernemingen en het uitzonderlijke karakter van de betrokken steunmaatregelen, is de Commissie van mening dat de in subprogramma D opgenomen maatregelen voor de financiering van medewerkers op het gebied van de buitenlandse handel, de handel tussen de lidstaten niet nadelig beïnvloeden en derhalve geen steun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

5.2. Rechtmatigheid van de steun

(55) De Commissie betreurt de onjuiste toepassing van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag op grond waarvan Duitsland de steun heeft verleend.

5.3. Verenigbaarheid van de steun

(56) In deze afdeling zal de Commissie de verenigbaarheid van de maatregelen beoordelen, voor zover zij betrekking hebben op steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Zij zal zich in dit geval dan ook richten op de uitvoering van de subprogramma's C en D binnen de Gemeenschap, de EER en de kandidaat-lidstaten. Een elementair beginsel van het staatssteunbeleid van de Commissie is dat dergelijke steun niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Als bijzonder kwalijk gelden maatregelen ter ondersteuning van de export binnen de Gemeenschap, aangezien zij rechtstreeks van invloed zijn op de markt van een andere lidstaat. Vervalsing van de mededinging door financiering van maatregelen ter versterking van de marktpositie in een andere lidstaat is niet alleen in strijd met de staatssteunregels, maar ook met artikel 10 van het EG-Verdrag. Dit gaat in tegen het algemene doel van het communautaire economische beleid, namelijk om te komen tot een gemeenschappelijke markt zonder belemmeringen, beperkingen en distorsies volgens het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging.

(57) Ondanks het feit dat de maatregelen werden uitgevoerd in de deelstaat Mecklenburg-Vorpommeren, die een steungebied is in de zin van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag, is de steunverlening strijdig met de voorschriften voor regionale steunverlening die zijn neergelegd in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen. Volgens de Commissie behelzen de betrokken maatregelen bedrijfssteun, zoals bedoeld in de punten 4.15 en 4.17 van bovengenoemde richtsnoeren. Krachtens punt 4.17 van deze richtsnoeren is bedrijfssteun ter bevordering van de uitvoer tussen lidstaten niet toegestaan(18). Duitsland heeft evenwel geen argumenten aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat de desbetreffende voorschriften van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (met name dat de steun degressief moet zijn en in verhouding dient te staan met de te overwinnen handicaps) in acht zijn genomen. Er zijn dan ook geen tekenen die erop duiden dat de "exportsteun" als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt zou kunnen worden beschouwd.

(58) Ondanks het feit dat de steun beperkt was tot kleine en middelgrote ondernemingen, druisen de steunmaatregelen in tegen Verordening (EG) nr. 70/2001. Hierin wordt steun voor exportgerelateerde activiteiten, dat wil zeggen steun die rechtstreeks is gerelateerd aan de uitgevoerde hoeveelheden, de opzet en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met exportactiviteiten, uitdrukkelijk uitgesloten. Daarnaast zijn nog andere bepalingen van Verordening (EG) nr. 70/2001 niet in acht genomen. De Commissie stelt vast dat de "exportsteun" niet in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 70/2001. Bovendien worden de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, door de steunverlening zodanig veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Dit betekent dat de steun ook niet op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag kan worden beschouwd als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(59) De Commissie stelt vast dat de uitzonderingsbepalingen van artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag niet van toepassing zijn op de richtsnoeren van de deelstaat, aangezien de steunmaatregel geen van de daarin omschreven doelstellingen beoogt en Duitsland ook geen argumenten daartoe heeft aangedragen.

(60) De in het kader van de richtsnoeren verleende steun dient geen belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang en beoogt evenmin de opheffing van een ernstige verstoring van de economie in een lidstaat, de bevordering van de cultuur of de instandhouding van het culturele erfgoed. Hiermee vallen de richtsnoeren van de deelstaat eveneens buiten de uitzonderingsbepalingen van artikel 87, lid, 3, onder b) en d), van het EG-Verdrag.

6. CONCLUSIE

(61) De richtsnoeren van de deelstaat werden niet bij de Commissie aangemeld en moeten derhalve als onrechtmatige steun worden aangemerkt overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. Steun die buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 is verleend, is om die reden onrechtmatig.

(62) De in het kader van de subprogramma's A en B verleende steun behelst geen "exportsteun" in de zin van artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001. Hij valt binnen het toepassingsgebied van deze verordening en vormt geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(63) Verordening (EG) nr. 69/2001 is niet van toepassing op de subprogramma's C en D van de richtsnoeren van de deelstaat. Deze programma's voorzien namelijk in steun voor exportgerelateerde activiteiten, dat wil zeggen steun die rechtstreeks aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer is gerelateerd. Dergelijke steun met als oogmerk de bevordering van de export binnen de Europese Gemeenschap en binnen de EER en de landen die officieel kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie, behelst staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en is niet verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(64) Bij haar onderzoek heeft de Commissie rekening gehouden met de specifieke kenmerken in dit individuele geval, vooral met de geringe omvang van de steunbedragen, de beperking van de steunregeling tot kleine en middelgrote ondernemingen en het uitzonderlijke karakter van de betrokken maatregelen. Daarbij is zij tot de conclusie gekomen dat de in de subprogramma's C en D van de richtsnoeren opgenomen maatregelen ter bevordering van de export naar landen buiten de Gemeenschap en buiten de EER alsmede buiten de officiële kandidaat-lidstaten, de handel tussen de lidstaten niet nadelig beïnvloeden en derhalve niet voldoen aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(65) Volgens de vaste praktijk van de Commissie en overeenkomstig artikel 87 van het EG-Verdrag dient alle onrechtmatige en niet met het EG-Verdrag verenigbare steun van de begunstigde te worden teruggevorderd, voor zover deze steun niet door de de minimis-regel wordt gedekt. Deze praktijk wordt bevestigd bij artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag(19). Op grond van dit artikel dient de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen. Om definitief te kunnen vaststellen in hoeveel gevallen terugvordering dient te geschieden, wordt Duitsland opgedragen een lijst van ondernemingen op te stellen die buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie vallen en steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag hebben ontvangen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De richtsnoeren voor de verlening van steun voor de verkoop en export van producten uit Mecklenburg-Vorpommeren (hierna: "de richtsnoeren van de deelstaat") behelzen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Indien de richtsnoeren onder artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vallen, is de steun onrechtmatig.

2. De richtsnoeren van de deelstaat behelzen geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, indien wordt voldaan aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 69/2001.

Bijgevolg behelzen de subprogramma's A ("Marktintroductie") en B ("Handelsbeurzen en tentoonstellingen") geen staatssteun.

3. De richtsnoeren van de deelstaat behelzen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, indien de steun niet onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 valt.

Bijgevolg behelzen de subprogramma's C ("Gezamenlijke kantoren") en D ("Personele ondersteuning op het gebied van de buitenlandse handel") staatssteun, tenzij het bepaalde van lid 4 van toepassing is.

4. De richtsnoeren van de deelstaat vormen geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, indien de steun betrekking heeft op exportmaatregelen in landen buiten de Gemeenschap en buiten de EER alsmede buiten de landen die officieel kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie.

Artikel 2

Indien de richtsnoeren van de deelstaat betrekking hebben op steun voor exportmaatregelen binnen de Gemeenschap en binnen de EER alsmede in de landen die officieel kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie, zijn zij onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

Artikel 3

Duitsland treft de nodige maatregelen om de in artikel 2 genoemde, onrechtmatig verleende steun van de begunstigden terug te vorderen.

De terugvordering van de steun dient onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures te geschieden, voorzover die procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de beschikking toelaten. De terug te vorderen steun omvat rente die betaalbaar is vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot de datum van daadwerkelijke terugbetaling van de steun. Het rentepercentage wordt berekend aan de hand van de referentierente die is aangehouden bij de berekening van het subsidie-equivalent van de regionale bijstand.

Artikel 4

Duitsland doet de Commissie een lijst toekomen van ondernemingen die steun als bedoeld in artikel 2 van deze beschikking hebben ontvangen.

Artikel 5

Duitsland deelt de Commissie binnen twee maanden na de bekendmaking van deze beschikking mee welke maatregelen zijn getroffen om aan deze beschikking te voldoen.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 5 maart 2003.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB C 170 van 16.7.2002, blz. 2.

(2) PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(3) PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9.

(4) PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4.

(5) Exportsteun wordt gedefinieerd als steun die rechtstreeks aan de uitgevoerde hoeveelheden, de opzet en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer is gerelateerd (artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001 en voetnoot 3 van de mededeling inzake de minimis-steun).

(6) Overweging 4 van Verordening (EG) nr. 69/2001 en voetnoot 3 van de mededeling inzake de minimis-steun.

(7) PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33.

(8) PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

(9) Duitsland heeft meegedeeld dat in het kader van dit subprogramma gemiddeld circa 11128 EUR steun per onderneming is uitgekeerd in de periode 1998-2002.

(10) Duitsland heeft meegedeeld dat in het kader van dit subprogramma gemiddeld circa 1830 EUR steun per onderneming is uitgekeerd in de periode 1998-2002.

(11) Duitsland heeft meegedeeld dat in het kader van dit subprogramma gemiddeld circa 18853 EUR steun per onderneming is uitgekeerd in de periode 1998-2002.

(12) Duitsland heeft meegedeeld dat in het kader van dit subprogramma gemiddeld circa 10018 EUR steun per onderneming is uitgekeerd in de periode 1998-2002.

(13) PB C 213 van 19.8.1992, blz. 2.

(14) PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9.

(15) Met name het arrest van 21 maart 1990 in zaak C-142/87, België/Commissie ("Tubemeuse"), Jurisprudentie 1990, blz. 1-959, rechtsoverweging 31 tot en met 44.

(16) De volgende 13 landen, waarvan de aanvraag voor toetreding tot de Europese Unie door de Europese Raad is aanvaard, worden thans als "kandidaat-landen" beschouwd: Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië, Slowakije en Slovenië, alsmede Turkije overeenkomstig de conclusies van de desbetreffende Europese Raden.

(17) Onder "derde landen" wordt in het vervolg verstaan de landen buiten de Gemeenschap, de EER en de landen die officieel kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie.

(18) Ten aanzien van steun voor initiële investeringen in de zin van punt 4.4. van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen heeft de Commissie reeds goedkeuring verleend aan een Duitse en Oostenrijkse steunmaatregel die uitsluitend van toepassing is op KMO's welke actief zijn in landen die destijds geen EU-lidstaten waren en evenmin deel uitmaakten van de EER of landen die officieel kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie (Beschikking 97/257/EG, steunmaatregel C 49/95 - Duitsland (PB L 102 van 19.4.1997, blz. 36) en Beschikking 97/241/EG, steunmaatregel C 50/95 - Oostenrijk (PB L 96 van 11.4.1997, blz. 23)).

(19) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

Top