This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32002G0713(01)
Resolution of the Council and of the representatives of the Governments of the Member States, meeting within the Council of 27 June 2002 regarding the framework of European cooperation in the youth field
Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen van 27 juni 2002 over het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken
Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen van 27 juni 2002 over het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken
PB C 168 van 13.7.2002, p. 2–5
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
In force
Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen van 27 juni 2002 over het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken
Publicatieblad Nr. C 168 van 13/07/2002 blz. 0002 - 0005
Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen van 27 juni 2002 over het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2002/C 168/02) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN, Overwegende hetgeen volgt: (1) In het Witboek van de Commissie, getiteld "Een nieuw elan voor Europa's jeugd", wordt voorgesteld een nieuw kader voor de Europese samenwerking in jeugdzaken in te stellen. (2) De Raad Onderwijs en Jeugdzaken van 29 november 2001 heeft het Witboek gunstig onthaald en voorgesteld het debat voort te zetten om een kader voor de toekomstige samenwerking vast te stellen. (3) In zijn conclusies van 14 februari 2002 erkent de Raad Onderwijs en Jeugdzaken dat het Witboek de basis vormt voor het opzetten van een kader voor de Europese samenwerking in jeugdzaken, dat twee elementen omvat: enerzijds gebruikmaking van de open coördinatiemethode, en anderzijds een versterkte inachtneming van het aspect jeugd in het beleid op andere gebieden. De Raad heeft zich er daarbij tevens toe verbonden de werkzaamheden voort te zetten om te komen tot dit kader, opdat de Raad (Onderwijs en Jeugdzaken) van 30 mei 2002 het kan aannemen. (4) De Raad Onderwijs en Jeugdzaken heeft reeds verscheidene resoluties aangenomen die betrekking hebben op participatie van jongeren(1), op hun sociale integratie(2), op het stimuleren van het initiatief, de ondernemingszin en de creativiteit van jongeren(3), op de meerwaarde van jongerenvrijwilligerswerk(4), alsmede de verklaring over de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat op internet door een intensievere samenwerking met jongeren. (5) Het Europees Parlement en de Raad hebben bij Besluit nr. 1031/2000/EG van 13 april 2000 het op artikel 149 van het Verdrag gebaseerde communautair actieprogramma "Jeugd"(5) aangenomen en de Commissie heeft dit programma uitgevoerd opdat jongeren de kennis, vaardigheden en bekwaamheden kunnen verwerven die een grondslag van hun verdere ontwikkeling kunnen vormen, en zij als verantwoordelijke burgers actief aan de samenleving kunnen deelnemen. (6) Volgens de verklaring van Laken, die gehecht is aan de conclusies van de Europese Raad van 14-15 december 2001, is één van de fundamentele uitdagingen voor de Europese Unie de vraag "hoe de burgers, in de eerste plaats de jongeren, nader tot het Europese project en de Europese instellingen te brengen", HERINNEREN ERAAN DAT 1. er in het kader van de in het Witboek uiteengezette Europese samenwerking in jeugdzaken complementaire aspecten zijn die op een praktische manier moeten worden aangepakt. a) de open coördinatiemethode toepassen op de thematische prioriteiten op het gebied van jeugdzaken; b) meer rekening houden met jongeren op andere beleidsterreinen. BENADRUKKEN DAT 2. voor de toepassing van de open coördinatiemethode een flexibele aanpak zal worden gevolgd, die is afgestemd op jeugdzaken en die de bevoegdheden van de lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel eerbiedigt; 3. in elk voorstel voor een initiatief in het kader van de Europese samenwerking in jeugdzaken rekening moet worden gehouden met de beginselen van gelijkheid tussen mannen en vrouwen en van non-discriminatie die respectievelijk in de artikelen 2 en 3, lid 2, en in de artikelen 12 en 13 van het Verdrag zijn vastgelegd; 4. al dan niet georganiseerde jongeren, alsmede jongerenorganisaties als vertegenwoordigers van jongeren, zowel op Europees als op nationaal niveau, bij het samenwerkingskader betrokken moeten worden; 5. de kandidaat-lidstaten met alle mogelijke passende middelen bij het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken betrokken moeten worden. 6. VERZOEKEN DE COMMISSIE EN DE LIDSTATEN ER BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN wat de open coördinatiemethode en de horizontale inachtneming van de dimensie jeugd op andere voor jongeren relevante beleidsterreinen en initiatieven aangaat, waar nodig op toe te zien dat in het beleid en in de initiatieven die jongeren betreffen, zowel op nationaal als op Europees niveau, aandacht wordt besteed aan aangelegenheden als de behoeften, de positie, de levensomstandigheden en de verwachtingen van de jongeren. BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE OPEN COÖRDINATIEMETHODE 7. BEKRACHTIGEN de vier thematische prioriteiten zoals die in het Witboek zijn voorgesteld, en die tevens in de Raadsconclusies (14 februari 2002) als belangrijk zijn aangemerkt: a) participatie, b) informatie, c) vrijwilligersactiviteiten door jongeren, d) beter begrip en kennis van jongeren. 8. ONDERSTREPEN DAT deze thematische prioriteiten het best op een flexibele, gefaseerde en geleidelijke manier kunnen worden aangepakt, met gebruikmaking van onder andere, in voorkomend geval, elementen uit de open coördinatiemethode zoals die in de conclusies van de Europese Raad van Lissabon en daarna zijn vastgelegd. 9. BENADRUKKEN DAT de thematische prioriteiten gericht moeten zijn op het volgende: a) participatie - de participatie van jongeren in de uitoefening van het actieve burgerschap stimuleren; - jongeren betrekken bij de besluitvorming, en met name het werk van jongerenverenigingen en verschillende vormen van actieve participatie van jongeren in de civiele samenleving steunen; - de participatie op lokaal niveau versterken om de sociale samenhang binnen de gemeenschappen te versterken; - uitwisseling van goede praktijken aanmoedigen, onder andere, door bevordering en stimulering van netwerken, b) informatie - de bestaande voorlichtingsvoorzieningen voor jongeren versterken, met name door meer voorlichting te verstrekken aan personen die met en voor jongeren werken; - de koppeling van deze voorzieningen en het gebruik van nieuwe technologieën stimuleren, c) vrijwilligersactiviteiten door jongeren - jongeren meer kansen geven om hun solidariteit te betonen en zich vrijwillig in te zetten, en het creëren van netwerken tussen alle betrokken actoren bevorderen; - vrijwilligersactiviteiten stimuleren waardoor jongeren een gevoel van betrokkenheid en actief burgerschap, alsook hun individuele en sociale vaardigheden, kunnen ontwikkelen en nuttige kennis en bekwaamheden kunnen verwerven, die bijdragen tot hun participatie in de samenleving in het algemeen en tot grotere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt; - de erkenning van en de waardering voor vrijwilligersactiviteiten bevorderen, onder andere door de overheid, het bedrijfsleven en de civiele samenleving, d) beter begrip en kennis van jongeren - de bundeling van jeugdstudies op nationaal en Europees niveau onder meer door onderzoeksstructuren en jongerenorganisaties vergemakkelijken; - het vormen van netwerken door onderzoeksstructuren bevorderen; bijdragen aan het creëren van studie- en onderzoeksinstrumenten (bijv. indicatoren); - in het licht van bestaande studies nagaan welke verdere werkzaamheden eventueel moeten worden verricht ter ondersteuning van de huidige prioriteiten, alsmede van aspecten van de autonomie van jongeren en andere relevante onderwerpen voor de toekomst. 10. NEMEN NOTA VAN DE IN HET WITBOEK UITEENGEZETTE VOORNEMENS VAN DE COMMISSIE EN VERZOEKEN DE COMMISSIE: a) in overleg met de lidstaten voor elke prioriteit, met inbegrip van de kernvraagstukken, een vragenlijst op te stellen die aan de lidstaten wordt toegestuurd; b) - op basis van de antwoorden van de lidstaten voor elke prioriteit een syntheseverslag op te stellen waarin de goede praktijken en de vernieuwende methoden worden omschreven die voor de lidstaten een gemeenschappelijk belang inhouden, - aan de Raad ontwerpen voor gemeenschappelijke doelstellingen voor te leggen na overleg met het Europees Jeugdforum, zonder andere vormen van overleg op Europees niveau uit te sluiten; c) volgens het in punt 19 voorgestelde indicatieve tijdschema en op basis van de verslagen van de lidstaten overgaan tot de follow-up van de gemeenschappelijke doelstellingen van elke prioriteit, hetgeen tot aanpassing daarvan kan leiden; d) het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's op een passende manier te informeren. 11. VERZOEKEN DE LIDSTATEN: a) op basis van de vragenlijst van de Commissie met inachtneming van het in punt 19 voorgestelde indicatieve tijdschema op elke prioriteit in te gaan. De vragenlijst zal zodanig zijn opgebouwd dat bestaande mechanismen, beleidsinitiatieven, maatregelen die de lidstaten voornemens zijn op korte en middellange termijn te nemen en voorbeelden van goede praktijken kunnen worden vermeld. Ook thema's voor toekomstige bespreking die met het onderwerp verband houden, mogen worden voorgelegd; b) vooraleer te antwoorden op de vragenlijst van de Commissie, kanalen te creëren die hun voor overleg met jongeren, jongerenverenigingen en, in voorkomend geval, met de nationale jeugdraden of soortgelijke instanties geschikt lijken; c) binnen hun bevoegdheidsterrein en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel de door hen passend geachte maatregelen te nemen om de door de Raad vastgelegde gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken, alsmede de follow-upprocedure op gang te brengen op basis waarvan het verslag kan worden opgesteld; d) met het oog op de follow-up van de maatregelen die in het licht van de onder c) voorgestelde gemeenschappelijke doelstellingen genomen worden, in voorkomend geval op hun niveau follow-upmechanismen, met inbegrip van indicatoren, vast te leggen om de vorderingen voor elke thematische prioriteit te evalueren. 12. NEMEN NOTA VAN DE VOLGENDE PROCEDURES: a) De Raad zal in voorkomend geval voor elke prioriteit, rekening houdend met een ontwerp van de Commissie, de gemeenschappelijke doelstellingen en een tijdschema voor follow-upverslagen van de lidstaten bepalen. b) De Raad zal in voorkomend geval, rekening houdend met een ontwerp van de Commissie, de voorgestelde aanpassingen van de gemeenschappelijke doelstellingen bepalen. c) De Raad vervult gedurende de opeenvolgende voorzitterschappen, in samenwerking met de Commissie, een centrale rol door de continuïteit en het behoud van het elan van het proces te waarborgen. d) De Raad kan, in samenwerking met de Commissie, de toepassing van de open coördinatiemethode in jeugdzaken opnieuw bezien in het licht van de geboekte vooruitgang en op grond van de in punt 18 vastgelegde evaluatie. BETREFFENDE DE HORIZONTALE ASPECTEN (MEER REKENING HOUDEN MET JONGEREN OP ANDERE BELEIDSTERREINEN) 13. WENSEN DAT a) het aspect jeugd meer in acht wordt genomen op andere beleidsterreinen en in andere programma's op nationaal en Europees niveau, zulks overeenkomstig de prioriteiten in het Witboek (onderwijs, levenslang leren, mobiliteit, werkgelegenheid en sociale integratie, bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat, autonomie) en andere door de Raad in samenwerking met de Commissie te bepalen prioriteiten; b) de initiatieven ten behoeve van jongeren op nationaal en communautair niveau in hun samenhang worden gezien. 14. NEMEN NOTA VAN DE IN HET WITBOEK UITEENGEZETTE VOORNEMENS VAN DE COMMISSIE EN VERZOEKEN DE COMMISSIE na te gaan op welke manier en met welke middelen in haar voorstellen en haar communautaire programma's en initiatieven rekening kan worden gehouden met vraagstukken die jongeren betreffen. 15. NEMEN NOTA VAN HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE een werkgroep in te stellen die zich zal beraden op de autonomie van jongeren. 16. WIJZEN EROP DAT de Raad zich ertoe verbindt er binnen zijn bevoegdheid op toe te zien dat op andere beleidsterreinen met de belangen van jongeren rekening wordt gehouden. 17. VERZOEKEN DE LIDSTATEN te trachten waar mogelijk de algemene doelstellingen inzake de horizontale beschouwing van de jeugddimensie op andere beleidsterreinen in het kader van hun eigen bevoegdheidsterreinen toe te passen. BETREFFENDE DE EVALUATIE VAN HET KADER VOOR SAMENWERKING IN JEUGDZAKEN 18. NEMEN NOTA VAN DE IN HET WITBOEK UITEENGEZETTE VOORNEMENS VAN DE COMMISSIE EN VERZOEKEN DE COMMISSIE OM, in samenwerking met de lidstaten, uiterlijk aan het einde van de eerste uitvoeringsexercitie van de vier thematische prioriteiten een evaluatieverslag over het samenwerkingskader op te stellen. Na raadpleging van het Europees Jeugdforum, maar zonder dat daarmee andere vormen van overleg worden uitgesloten, zal dit verslag ter bespreking aan de Raad worden toegezonden. Dit verslag behelst: a) een evaluatie van de open coördinatiemethode en, in voorkomend geval, voorstellen voor wijzigingen van de open coördinatiemethode; b) een samenvatting van de nationale en de Gemeenschapsinitiatieven inzake de horizontale inachtneming van de jeugddimensie op andere beleidsterreinen op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie. 19. STELLEN het volgende indicatieve tijdschema VOOR: a) De open coördinatiemethode zal vanaf juli 2002 toegepast worden, met als prioriteit: participatie en informatie. b) Andere prioriteiten zullen op een gefaseerde, flexibele en geleidelijke manier aan bod komen overeenkomstig een door de volgende voorzitterschappen in overleg met de lidstaten en de Commissie te bepalen tijdschema. c) Wat de inachtneming van het aspect jeugd op andere beleidsterreinen en in andere programma's betreft, zal het tijdschema op de betrokken processen worden afgestemd. d) Het in punt 18 vermelde evaluatieverslag over het kader voor samenwerking zal in 2004 door de Raad besproken worden. (1) PB C 42 van 17.2.1999, blz. 1. (2) PB C 374 van 28.12.2000, blz. 5. (3) PB C 196 van 12.7.2001, blz. 2. (4) PB C 50 van 23.2.2002, blz. 3. (5) PB L 117 van 18.5.2000, blz. 1.