EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002D0458

2002/458/EG: Beschikking van de Commissie van 1 maart 2000 betreffende de steunregelingen die Griekenland in 1992 en 1994 heeft toegepast met het oog op de vereffening van de schulden van landbouwcoöperaties (inclusief steun voor de reorganisatie van de zuivelcoöperatie AGNO) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 686)

PB L 159 van 17.6.2002, p. 1–26 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2002/458/oj

32002D0458

2002/458/EG: Beschikking van de Commissie van 1 maart 2000 betreffende de steunregelingen die Griekenland in 1992 en 1994 heeft toegepast met het oog op de vereffening van de schulden van landbouwcoöperaties (inclusief steun voor de reorganisatie van de zuivelcoöperatie AGNO) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 686)

Publicatieblad Nr. L 159 van 17/06/2002 blz. 0001 - 0026


Beschikking van de Commissie

van 1 maart 2000

betreffende de steunregelingen die Griekenland in 1992 en 1994 heeft toegepast met het oog op de vereffening van de schulden van landbouwcoöperaties (inclusief steun voor de reorganisatie van de zuivelcoöperatie AGNO)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 686)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(2002/458/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maker(1) en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

EERSTE INLEIDING VAN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 88, LID 2

(1) De Griekse minister van Landbouw heeft de Commissie bij brief van 7 juni 1993 in kennis gesteld van het voornemen van de Griekse regering artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 toe te passen met het oog op de vereffening van de schulden die diverse soorten coöperaties over de periode 1982-1989 bij de Griekse Landbouwbank (GLB) hadden uitstaan.

(2) Aanvankelijk beschouwde de Commissie deze brief als een kennisgeving in de zin van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. Vervolgens werd de Commissie ervan op de hoogte gebracht dat de steun waarin artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 voorziet, reeds was verleend, op zijn minst aan de zuivelcoöperatie AGNO, zonder voorafgaande goedkeuring door de Commissie. Op basis hiervan heeft de Commissie besloten deze bepaling in het register van de niet-gemelde steunmaatregelen in te schrijven (NN 168/97).

(3) Bij brief SG(97) D/10773 van 19 december 1997 heeft de Commissie Griekenland in kennis gesteld van haar besluit om de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de maatregel betreffende de vereffening van schulden van coöperaties in het kader van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92. Het dossier is geregistreerd als steunmaatregel C 82/97.

TWEEDE INLEIDING VAN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 88, LID 2

(4) Op 20 november 1995 heeft de Commissie een brief ontvangen met een klacht over steun aan de zuivelcoöperatie AGNO in Noord-Griekenland. Volgens de klager hebben de Griekse autoriteiten besloten om via de GLB AGNO te helpen haar schulden geheel of gedeeltelijk af te lossen, waarbij het mogelijk gaat om een bedrag van 13 miljard GRD. AGNO had vermoedelijk ook geprofiteerd van belastingconcessies waarvan landbouwcoöperaties in Griekenland gebruik kunnen maken.

(5) Na verzoeken om aanvullende informatie hebben de Griekse autoriteiten en de diensten van de Commissie, op verzoek van de Griekse autoriteiten, twee bilaterale vergaderingen gehouden, namelijk op 16 mei en 23 juli 1997. Het resultaat hiervan was dat de Griekse autoriteiten aanvullende informatie hebben verstrekt in hun brieven van 9 juni en 29 augustus 1997.

(6) Na deze uitwisseling van informatie met de Griekse autoriteiten werd duidelijk dat AGNO heeft geprofiteerd van de volgende maatregelen, die alle door de GLB zijn uitgevoerd:

- 851 miljoen GRD in het kader van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 (steunmaatregel NN 168/97) en 529,89 miljoen GRD in het kader van artikel 19, lid 1, van Griekse wet nr. 2198/94 (niet gemeld) als vergoeding van door de kernramp van Tsjernobyl veroorzaakte verliezen;

- 10,145 miljard GRD in het kader van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 (niet gemeld), in de vorm van een consolidatielening voor een schuld die door aanzienlijke vertraging bij de uitvoering van een investeringsproject is ontstaan;

- 1,899 miljard GRD in het kader van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989, waarin is bepaald dat de banken hun klanten consolidatieleningen mogen toekennen (niet gemeld).

(7) Bij brief SG(97) D/10775 van 19 december 1997 heeft de Commissie Griekenland in kennis gesteld van haar besluit om de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de algemene bepalingen betreffende de consolidatie van de schulden van landbouwcoöperaties en ten aanzien van de steun voor de reorganisatie van de zuivelcoöperatie AGNO. Het dossier is geregistreerd als steunmaatregel C 78/97.

DERDE INLEIDING VAN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 88, LID 2

(8) De Commissie heeft vroeger reeds schulddelgingen door de Griekse staat via de GLB ten gunste van landbouwcoöperaties onderzocht. Bij brief SG(98) D/4020 van 20 mei 1998 heeft de Commissie de Griekse regering in kennis gesteld van haar besluit om de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de artikelen 14 tot en met 17 quinquies van Griekse wet nr. 2538/97 van 1 december 1997, die de Griekse staat de mogelijkheid bieden de schuld van meer dan 200 coöperaties en unies daarvan, ondernemingen en landbouwers via de GLB te delgen steunmaatregel C 32/98)(2). In totaal ging het om een te delgen schuld van 163 miljard GRD.

(9) Vervolgens heeft Griekenland de Raad verzocht met dergelijke maatregelen in te stemmen op grond van artikel 88, lid 2, derde alinea, van het EG-Verdrag. Bij besluit van 15 december 1998 heeft de Raad dit verzoek ingewilligd(3).

(10) Bijgevolg heeft deze beschikking geen betrekking op de artikelen 14 tot en met 17 quinquies van Griekse wet nr. 2538/97.

COMMENTAAR

(11) Beide besluiten van de Commissie tot inleiding van de procedure zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(4). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregelen te maken.

(12) Bij brief van 18 maart 1998, geregistreerd op 19 maart 1998, en bij brief van 31 maart 1998, geregistreerd op 8 april 1998, hebben de Griekse autoriteiten de Commissie hun opmerkingen meegedeeld over respectievelijk steunmaatregel C 78/97 en steunmaatregel C 82/97.

(13) Bij brief van 30 april 1998, geregistreerd op 4 mei 1998, en bij brief van 7 mei 1998, geregistreerd op diezelfde datum, heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van de Coöperatie van Griekse industriële zulvelbedrijven (Sevgap) over respectievelijk steunmaatregel C 78/97 en steunmaatregel C 82/97. De Commissie heeft deze opmerkingen bij brief van 25 mei 1998 doorgezonden aan Griekenland om het de mogelijkheid te bieden te repliceren. Voorts heeft zij op 12 maart 1999 opmerkingen ontvangen van de Griekse landbouwbank over de consolidatie van de schulden van AGNO en van andere landbouwcoöperaties.

(14) Bij brieven van 18 augustus 1998, geregistreerd op 20 augustus 1998, heeft Griekenland zijn opmerkingen gemaakt over het schrijven van de Segvap.

(15) Bij brief van 12 maart 1999 heeft de GLB haar opmerkingen gemaakt over de beide procedures op grond van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag.

II. BESCHRIJVING

ARTIKEL 32, LID 2, VAN GRIEKSE WET NR. 2008/92

(16) In artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 is bepaald dat de Griekse staat schulden die primaire, secundaire of tertiaire coöperaties, verenigingen en ondernemingen over de jaren 1982 en 1989 bij de GLB hebben uitstaan, mag overnemen en vereffenen als en voorzover die schulden zijn aangegaan voor de uitvoering van sociale maatregelen of sommige andere interventiemaatregelen in opdracht of voor rekening van de Griekse staat.

(17) In artikel 32, lid 3, van Griekse wet nr. 2008/92 is bepaald dat de genoemde passiva slechts mogen worden overgenomen en vereffend als is voldaan aan de basisvoorwaarde dat de coöperatie, de vereniging of de onderneming levensvatbaar wordt geacht.

(18) Volgens de brief van de Griekse autoriteiten van 7 juni 1993 heeft de Griekse regering zich ertoe verbonden deze wetsbepalingen toe te passen om de schulden die verschillende ondernemingen over de periode 1982-1989 bij de GLB hadden uitstaan, te vereffenen. De begunstigden moesten levensvatbaar worden geacht op grond van herstructureringsplannen die door een speciaal daartoe opgericht comité waren goedgekeurd. Volgens deze brief was de Griekse regering de verplichting aangegaan de GLB een deel van de achterstallige betalingen van 61 landbouwcoöperaties te vergoeden, namelijk voor een bedrag van 91,769 miljard GRD op een totaal van 266,126 miljard GRD.

(19) In de brief van de Griekse autoriteiten van 7 juni 1993 wordt erop gewezen dat deze schulden het gevolg zijn van verlagingen van de kleinhandelsprijzen, die de consument ten goede kwamen. Hierdoor waren de Griekse autoriteiten van mening dat de betrokken bedragen niet konden worden teruggevorderd. Uit een eerste evaluatie van de regeling is evenwel gebleken dat hiervoor ook schulden in aanmerking komen die om andere redenen zijn gemaakt, bijvoorbeeld in het kader van afzetmaatregelen, voor investeringen, wegens gebrek aan eigen kapitaal, wegens door buitengewone gebeurtenissen veroorzaakte verliezen, enz.

(20) In hun brief van 9 juni 1997 betreffende steunmaatregel C 78/97 hebben de Griekse autoriteiten bevestigd dat zij analoge wetsbepalingen hebben toegepast om de schade te vergoeden die de zuivelcoöperatie AGNO heeft geleden als gevolg van de kernramp van Tsjernobyl. Deze coöperatie was opgenomen in de lijst van 61 organisaties die waren vermeld in de bijlage bij de brief van 7 juni 1993 van de Griekse autoriteiten.

(21) In de brief tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag heeft de Commissie Griekenland verzocht uitvoerige inlichtingen te verstrekken over de interventiemaatregelen en de sociale maatregelen van de Griekse regering in de landbouwsector en over het standpunt van Griekenland ten aanzien van de verenigbaarheid van dit beleid met het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Voorts heeft de Commissie gevraagd om inlichtingen over de criteria die worden toegepast om de levenvatbarheid van de landbouwcoöperaties te beoordelen, en over de overeenstemming met het beleid van de Gemeenschap voor de herstructurering van bedrijven in moeilijkheden.

(22) In het specifieke geval van de steun die aan AGNO is verleend in het kader van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92, was de Commissie van mening dat de kernramp van Tsjernobyl kan worden beschouwd als een "buitengewone gebeurtenis" in de zin van artikel 87, lid 2, onder b), van het EG-Verdrag. Zij heeft evenwel twijfels geuit over de toepasbaarheid van deze bepaling van het Verdrag om schade te vergoeden die zich minstens vijf jaar na deze ramp heeft gemanifesteerd. Voorts heeft de Commissie de indruk dat het toegekende bedrag (1,38 miljard GRD, inclusief 529,89 miljoen GRD in het kader van artikel 19, lid 1, van Griekse wet nr. 2198/94) tot overcompensatie van de schade kan hebben geleid.

(23) Na ophelderingen terzake hebben de Griekse autoriteiten meegedeeld dat de Griekse staat schulden ten belope van een totaalbedrag van 37,835 miljard GRD heeft vereffend voor 116 coöperaties die op basis van herstructurerings- en rationaliseringsplannen levensvatbaar werden geacht. Griekenland heeft de afzonderlijke notities voorgelegd die als basis voor de schulddelging door de GLB hebben gediend en waarin voor elke coöperatie het bedrag en de reden van de vereffening zijn vermeld.

(24) Uit de analyse van de afzonderlijke notities blijkt dat de maatregelen betrekking hadden op coöperaties in alle subsectoren van de landbouwproductie. In de 116 notities zijn zeer uiteenlopende redenen voor de schulddelging vermeld. De belangrijkste zijn:

- productiesteun,

- verzameling en afzet van landbouwproducten,

- opslag van landbouwproducten,

- uitvoer van landbouwproducten,

- aankoop van voor het productieproces benodigde materialen,

- exploitatiekosten,

- beheer van bestrijdingsmiddelen namens SYNEL en van diervoeders namens KYDEP,

- schuld bij de GLB (niet gespecificeerd),

- schade als gevolg van het prijzenbeleid,

- compensatie voor administratieve maatregelen (vermindering van de steun van de Gemeenschap, uitvoerverbod, controles),

- schade als gevolg van het sociale beleid,

- schade door de kernramp van Tsjernobyl,

- investeringen.

ARTIKEL 5 VAN GRIEKSE WET NR. 2237/94

(25) Griekse wet nr. 2237/94 is een wet ter uitvoering van Verordening (EEG) 2079/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor vervroegde uittreding in de landbouwsector(5). In Griekse wet nr. 2237/94 is echter ook een reeks bepalingen betreffende schulden van landbouwcoöperaties opgenomen. Volgens artikel 5 van deze wet kan de GLB binnen bepaalde grenzen landbouwcoöperaties helpen bij het betalen van uitstaande schulden. Deze regeling geldt voor alle op 31 december 1993 uitstaande schulden die zijn toe te schrijven aan objectieve en externe omstandigheden (bijvoorbeeld niet aan een verkeerd beheer).

(26) Volgens deze wet hoeft tijdens de eerste helft van de looptijd van de herschikte lening geen rente te worden betaald. Daarna is rente verschuldigd die gelijk is aan 50 % van het normale markttarief voor dergelijke leningen. De looptijd van de leningen is vastgesteld op tien jaar. De GLB heeft evenwel de mogelijkheid om voor uitzonderlijke gevallen waar het deficit bijzonder groot is, de terugbetalingsperiode tot 15 jaar te verlengen, met een aflossingsvrije periode van drie jaar, of de rente te verlagen tot minder dan 50 % van het markttarief.

(27) Volgens de genoemde wet kunnen de coöperaties slechts worden gesteund als zij eerst een studie over de haalbaarheid van een ontwikkelings- of moderniseringsplan voorleggen waaruit blijkt dat zij in staat zijn de herschikte schulden terug te betalen. Daarnaast kunnen aan de steunverlening bepaalde voorwaarden worden verbonden (bijvoorbeeld administratieve en organisatorische modernisering, inkrimping van het personeelsbestand, verhoging van het eigen vermogen, enz.).

(28) De Griekse autoriteiten hebben kopieën van de rondzendbrieven nrs. 150/94 en 22/95 van de GLB toegestuurd, die uitvoeringsbepalingen bevatten voor artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94.

(29) Griekenland heeft verklaard dat een groot aantal coöperaties (116) van deze schuldherschikkingsregeling heeft geprofiteerd. Eén van deze coöperaties was het zuivelbedrijf AGNO.

(30) AGNO is een unie van 74 coöperaties en 35 producentengroepen die werkzaam zijn in de zuivelsector in Noord-Griekenland (Macedonië). AGNO is bedrijvig in alle met de zuivelsector verband houdende activiteiten, gaande van de productie van diervoeders tot en met de afzet van zuivelproducten. In 1994 nam AGNO in Griekenland de derde plaats in wat de verkoop van rauwe melk betreft (een marktaandeel van 14 %). AGNO is ook actief op het gebied van de productie van andere soorten melk, kaas, yoghurt en andere zuivelproducten. Op het ogenblik van de schuldherschikking had AGNO een omzet van 19,8 miljard GRD en had zij 912 werknemers in dienst.

(31) De GLB heeft aan AGNO een lening verstrekt voor de regularisering van schulden die uiterlijk op 31 december 1993 moesten zijn terugbetaald. Met deze lening is een totaalbedrag van 10,145 miljard GRD gemoeid. Dit bedrag omvat kosten van een investeringsproject om zuivelinstallaties op een andere plaats te vestigen en te moderniseren. Een extreem lange aanbestedingsprocedure heeft een nadelig effect gehad op het financieringsplan voor de investeringen. Er was uitgegaan van kosten ten belope van 8,5 miljard GRD, maar bij de voltooiing van het project bleken de totale kosten 13,5 miljard GRD te bedragen, d.i. een verhoging met 58 %.

(32) Volgens de Griekse autoriteiten profiteren AGNO en ook andere coöperaties van een schuldherschikking nadat zij een haalbaarheidsstudie hadden ingediend die de GLB heeft beoordeeld en goedgekeurd aan de hand van strenge bankcriteria, en mits zij een concreet programma voor de herstructurering van de zuivelsector uitvoeren, waarop een speciaal comité van deskundigen toezicht houdt.

(33) Een eerste reeks maatregelen voor het financiële herstel van AGNO omvat een aantal verlagingen van de bedrijfskosten; zo wordt het personeel over drie jaar ingekrompen met 150 personen, worden de overuren met 80 % verminderd, worden de bovenwettelijke loonbestanddelen met 20 % verlaagd, wordt 2 % gekort op de reclameuitgaven en gaat er 50 miljoen GRD af van de algemene kosten. Tot deze maatregelen behoren ook ingrepen om voor nieuwe financiële middelen te zorgen, zoals een herstel van het vermogen van de coöperatie, een verhoging van het lidmaatschapsgeld van de coöperatie met 50000 GRD, de toepassing van een speciale heffing op geleverde melk (1,5 GRD/kg gedurende de eerste drie jaren en 3 GRD/kg vanaf 1998) en de verkoop van onroerend goed. Er staat ook een tweede reeks maatregelen op stapel.

(34) In haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag heeft de Commissie geoordeeld dat de bijstand die op grond van Griekse wet nr. 2237/94 aan de coöperaties met het oog op schuldvereffening is verleend, een steunmaatregel van de staten is in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(35) Ten eerste ligt het voor de hand de GLB te beschouwen als een "openbaar bedrijf" in de zin van Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven(6). Ten tweede is de Commissie van mening dat de GLB niet heeft gehandeld volgens het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie, aangezien de consolidatieleningen tegen uiterst gunstige voorwaarden aan ondernemingen in moeilijkheden zijn verstrekt. Ten derde is de Commissie van oordeel dat dergelijke maatregelen niet zouden zijn genomen onder normale marktvoorwaarden.

(36) In het kader van de beoordeling van de steunmaatregelen is de Commissie de mening toegedaan dat artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 niet in overeenstemming is met de algemene voorschriften die zijn vastgesteld in de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(7) (hieronder "kaderregeling" genoemd), die van toepassing was op de datum waarop de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag is ingeleid, en evenmin met de bijzondere voorschriften voor steunmaatregelen in de landbouwsector(8), die in plaats van de algemene voorschriften kunnen worden toegepast. Deze conclusie geldt ook voor de steun die overeenkomstig deze bepalingen aan AGNO is toegekend.

BESLUIT NR. 1620 VAN DE GOUVERNEUR VAN DE BANK VAN GRIEKENLAND VAN 5 OKTOBER 1989

(37) Besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Griekse Bank van 5 oktober 1989 staat de kredietinstellingen in Griekenland toe uitstaande schulden die in enigerlei vorm van lening in GRD of vreemde valuta zijn aangegaan, te regulariseren. Voorts geeft dit besluit de banken de mogelijkheid leningen in aandelen om te zetten. Deze bepaling geldt voor alle banken, zowel voor de staatsbanken als voor de privé-banken.

(38) In 1992 zijn bij besluit nr. 2091 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 11 juni 1992 minimumrentetarieven voor deze consolidaties vastgesteld: 18 % voor kortlopende leningen en 17 % voor leningen met een middellange of lange looptijd. Deze minimumtarieven zijn vervolgens afgeschaft bij besluit nr. 2326 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 4 augustus 1994.

(39) De Griekse autoriteiten hebben meegedeeld dat AGNO ook geprofiteerd heeft van een schuldherschikking ten bedrage van 1,899 miljard GRD in het kader van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989. De lening was toegekend voor tien jaar (inclusief een periode van twee jaar gedurende welke alleen rente, maar geen kapitaal moest worden afgelost) tegen het rentetarief dat gold voor leningen met een middellange looptijd.

(40) Evenals voor artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 is Griekenland van mening dat het bij deze bepaling niet gaat om staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(41) Gezien het parallellisme tussen dit mechanisme en het reeds beschreven mechanisme besloot de Commissie op basis van de schaarse inlichtingen waarover zij toen beschikte, de procedure van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag ook ten aanzien van deze bepalingen in te leiden.

BELASTINGVRIJSTELLING

(42) In zijn brief van 20 november 1995 wijst de klager er ook op dat aan AGNO staatssteun is verleend via de Griekse wetten nr. 2238/94 en nr. 2169/93. Aangezien deze wetten betrekking hebben op de algemene financiering van landbouworganisaties en op het algemene belastingrecht, is de Commissie van mening dat het hier niet gaat om aan landbouwcoöperaties verleende staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

III. OPMERKINGEN VAN DERDEN

(43) De enige derde partij die betreffende de procedures C 78/97 en C 82/97 opmerkingen heeft gemaakt, was Segvap, de klager in deze zaak.

(44) Algemeen is de klager van oordeel dat de Griekse autoriteiten steeds opnieuw en reeds sinds geruime tijd overheidsmiddelen gebruiken om bedrijven te financieren, niet op basis van objectieve criteria, maar op basis van hun rechtsstatus. De klager meent dat dit beleid nadelig is en discriminerend ten opzichte van niet-coöperatieve bedrijven die geen dergelijke steun krijgen. Als gevolg hiervan overleven bedrijven met structurele tekortkomingen en geringe productiviteit die zich niet aan een op concurrentie gerichte omgeving kunnen aanpassen. Tot slot is de klager van oordeel dat dit beleid nadelig is voor de landbouweconomie in Griekenland en de Europese Unie.

ARTIKEL 32, LID 2, VAN GRIEKSE WET NR. 2008/92

(45) Meer specifiek inzake artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 voert de klager aan dat het bij de maatregel gaat om staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Er worden namelijk staatsmiddelen aangewend die uitsluitend aan welbepaalde bedrijven ten goede komen.

(46) In artikel 87, leden 2 en 3, zijn soorten steunmaatregelen vermeld die verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden geacht. De klager meent dat alleen artikel 87, lid 3, onder c), van toepassing zou kunnen zijn. Inzake deze bepaling is de klager evenwel van oordeel dat de maatregel niet voldoet aan de voorwaarden om in het licht van de communautaire kaderregeling als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te worden geacht.

(47) Meer in het bijzonder wijst de klager erop dat Griekenland op geen enkele manier heeft aangetoond dat er herstructureringsprogramma's zijn opgesteld om de levensvatbaarheid van de begunstigde bedrijven te herstellen, de vereiste vermindering van de productiecapaciteit door te voeren, de concurrentiepositie op de betrokken markt te verbeteren en te zorgen voor een evenredige verhouding tussen de verleende steun en de eigen bijdrage van de begunstigden tot de herstructurering. Er bestaat geen echt programma dat de financiële gezondheid van de coöperaties garandeert; er is alleen een opeenvolging van schuldregelingen.

(48) De klager wijst de Commissie op het feit dat dergelijke schulddelgingen allesbehalve eenmalig zijn. Zij vinden meer bepaald plaats op grond van Griekse wet nr. 2198/94, in het kader waarvan een schuldregeling voor in totaal 500 miljard GRD is getroffen, van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 en van Griekse wet nr. 2538/97.

(49) Wat specifiek de steun voor AGNO in het kader van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 betreft, is de klager van oordeel dat de schuld ten bedrage van 851 miljoen GRD niet aan het kernongeval van Tsjernobyl kan worden toegeschreven. Voorts voert de klager aan dat alle zuivelbedrijven (inclusief AGNO) gedurende het hele jaar 1986 zijn doorgegaan met de levering van rauwemelkproducten. Het is ook zeer onwaarschijnlijk dat AGNO 19000 ton melk zou hebben vernietigd. Het grootste gedeelte ervan is gedehydreerd tot melkpoeder, dat vervolgens voor de productie van andere zuivelproducten is gebruikt.

(50) De klager verzoekt de Commissie artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 onverenigbaar te verklaren met de gemeenschappelijke markt.

ARTIKEL 5 VAN GRIEKSE WET NR. 2237/94

(51) De klager is van mening dat het onderscheid dat de Griekse autoriteiten maken tussen de GLB en de Griekse staat nieuw is en duidelijk in tegenspraak is met de geest van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(52) Volgens de klager zijn de voorwaarden van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 duidelijk gunstiger dan de algemene voorschriften voor de regularisering van schulden die in besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 zijn vastgesteld, met name wat betreft de rentetarieven (50 % van het markttarief) en de looptijd van de leningen (in verhouding tot de normale bankpraktijk).

(53) De klager is het niet eens met de Griekse autoriteiten dat de voorwaarden voor de herschikking van de schulden van AGNO uitsluitend op basis van bankpraktijken en -criteria zijn vastgesteld. De voorwaarden waarop de consolidatieleningen zijn verstrekt, zijn volgens hem ongewoon gunstig en de Griekse autoriteiten zouden de toegepaste criteria moeten verduidelijken. Voorts zou een verslag moeten worden gepubliceerd over de uitvoering van het herstructureringsprogramma.

BELASTINGVRIJSTELLING

(54) De klager is het niet eens met de oorspronkelijke conclusie van de Commissie dat in het kader van Griekse wet nr. 2238/94 inzake de algemene belastingwetgeving in Griekenland geen staatssteun ten behoeve van landbouwcoöperaties is verleend. Hij voert aan dat de coöperaties die belastingvrijstelling krijgen, worden begunstigd ten opzichte van andere bedrijven die onder dezelfde objectieve omstandigheden actief zijn.

IV. OPMERKINGEN VAN GRIEKENLAND

(55) De Griekse autoriteiten hebben hun opmerkingen in verschillende fasen gemaakt. Eerst hebben zij hun fundamentele bezwaren geuit tegen de inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag. Vervolgens heeft Griekenland de opmerkingen van de Griekse autoriteiten over de standpunten van de klager toegestuurd. Ten slotte heeft de GLB haar opmerkingen gemaakt. Gelet op de aard en de status van de GLB (zie overweging 108) worden deze opmerkingen beschouwd als een nieuwe voorlegging van opmerkingen door de Griekse autoriteiten, en niet als opmerkingen van derden.

ARTIKEL 32, LID 2, VAN GRIEKSE WET NR. 2008/92

(56) In hun eerste opmerkingen over de inleiding van de genoemde procedure hebben de Griekse autoriteiten erop gewezen dat de coöperaties een bijzondere positie in de landbouweconomie innemen, dat de leden hoofdelijk aansprakelijk zijn en dat deze coöperaties verplicht zijn de productie van hun leden over te nemen en die tegen de best mogelijke marktprijzen te verkopen (ongeacht of zij daar ten slotte in slagen of niet). Voorts brengt Griekenland naar voren dat deze coöperaties de belangen vertegenwoordigen van grote groepen landbouwers in berg- en semi-bergstreken en in probleemgebieden.

(57) Tijdens de betrokken periode (1982-1989) werd Griekenland niet alleen getroffen door de kernramp van Tsjernobyl, maar ook door tal van natuurrampen, die een negatieve invloed hadden op de financiële situatie van de coöperaties. De Griekse autoriteiten hebben een lijst bijgevoegd van 24 natuurrampen die Griekenland in die periode schade hebben berokkend. Volgens de Griekse autoriteiten werden de rampen veroorzaakt door overstromingen, hevige winden, sneeuwstormen, hevige neerslag, ziekten, slechte weersomstandigheden, vriesweer, lage temperaturen, een schurftkwaal, droogte en een hittegolf. Deze natuurrampen en slechte weersomstandigheden hebben tal van landbouwproducten en regio's getroffen.

(58) Volgens Griekenland zijn, om deze problemen te verhelpen, overheidsmiddelen aangewend waarmee is ingegrepen in de vorming van de prijzen waartegen de coöperaties hun producten konden verkopen. De schulden werden pas herschikt nadat ze door een comité waren gecertificeerd en erkend.

(59) Griekenland heeft kopieën voorgelegd van de verslagen die de comités voor elke coöperatie hebben opgesteld. Uit deze verslagen blijkt dat het totaalbedrag van de herschikte schulden (37,835 miljard GRD) aanzienlijk lager is dan de oorspronkelijke ramingen (91,676 miljard GRD). In totaal gaat het om 116 coöperaties die allemaal levensvatbaar werden geacht op basis van de rationaliseringsprogramma's die zij hadden ingediend.

(60) Wat meer bepaald de steun betreft die aan AGNO is verleend op grond van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92, heeft Griekenland erop gewezen dat de tussenperiode nodig was om de gegevens over elke kandidaat te onderzoeken (er waren eerste- en tweedegraadscontrolecomités).

(61) Volgens Griekenland is het bedrag van 91 miljoen GRD, d.i. het verschil tussen het werkelijk toegekende bedrag van 851 miljoen GRD en het bedrag van 760 miljoen GRD dat theoretisch kan worden geacht met het werkelijke verlies overeen te stemmen, niet ongerechtvaardigd. In 1986 heeft AGNO 8,5 miljoen kg minder verkocht dan in 1985. Een groot deel van deze overschotmelk is door verschillende kaasfabrikanten gepasteuriseerd, wat tot een verlies van 10,7 GRD/kg heeft geleid. Het totale verlies bedraagt bijgevolg 91 miljoen GRD.

(62) Voorts is Griekenland van oordeel dat het rentebedrag van 529,89 miljoen GRD dat op grond van artikel 19 van Griekse wet nr. 2198/94 is herschikt, geen overcompensatie vormt voor het totale verlies van 851 miljoen GRD. Griekenland is zelfs van mening dat, om de te late betaling volledig te vergoeden, een totaal rentebedrag van 959,79 miljoen GRD had moeten worden herschikt.

(63) Griekenland concludeert dat het bij de steun die in het kader van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 is toegekend, gaat om een vergoeding van verliezen die zijn veroorzaakt door een buitengewone gebeurtenis, namelijk de kernramp van Tsjernobyl, en dat deze steun bijgevolg voldoet aan artikel 87, lid 2, onder b), van het EG-Verdrag.

(64) In antwoord op de beweringen van de klager herinnert Griekenland eraan dat ook enkele particuliere zuivelbedrijven voor de door de kernramp van Tsjernobyl veroorzaakte schade zijn vergoed en dat de Commissie na toetsing aan de artikelen 87 en 88 daartegen geen bezwaar heeft gemaakt(9).

(65) In antwoord op de opmerkingen van de klager over de inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag benadrukt Griekenland dat de echte begunstigden van elke schuldherschikkingsregeling de producenten/leden van coöperaties zijn die financieel verlies hebben geleden als gevolg van rampen of buitengewone gebeurtenissen. Griekenland herinnert eraan dat de coöperaties er statutair toe verplicht zijn de volledige productie van hun leden over te nemen, in tegenstelling tot andere bedrijven, die vrij zijn om te kiezen welke hoeveelheden en welke kwaliteit zij aankopen. Bijgevolg gelden voor de coöperaties op de markt andere regelingen en kunnen zij ipso facto niet op dezelfde wijze worden behandeld.

(66) Schuldherschikkingen op grond van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de landbouwcoöperaties financieel gezond blijven en om duurzame samenwerking tussen deze coöperaties en de GLB mogelijk te maken, wat voordelen oplevert voor beide partijen. In dit opzicht is het optreden van de GLB in overeenstemming met het beginsel van de particuliere investeerder.

(67) De Griekse autoriteiten hebben gegevens bijgevoegd uit de levensvatbaarheidsstudies die elke coöperatie moest voorleggen om voor schuldherschikking in aanmerking te komen.

ARTIKEL 5 VAN GRIEKSE WET NR. 2237/94

(68) Volgens de Griekse autoriteiten vormt artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 betreffende de consolidatie van schulden van landbouwcoöperaties geen steunmaatregel van de staten in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Griekenland beweert dat de regularisering van schulden een normale bankpraktijk is die in alle lidstaten wordt toegepast en niet leidt tot extra gebruik van overheidsmiddelen.

(69) Griekenland gaat niet akkoord met het standpunt van de Commissie dat de GLB, toen zij de schulden van AGNO krachtens artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 herschikte, handelde tegen het beginsel van de particuliere investeerder. Griekenland wijst erop dat de GLB vrij kan beslissen of zij artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 al dan niet wenst toe te passen, en dat de raad van bestuur en de algemene vergadering van de aandeelhouders van de GLB tot de toepassing ervan hebben besloten op basis van het beginsel van de particuliere investeerder. De GLB heeft deze procedure ook gevolgd voor alle andere coöperaties waarvan de schulden op grond van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 zijn herschikt.

(70) Griekenland heeft meegedeeld dat voor de zuivelcoöperatie AGNO in het kader van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 schulden zijn herschikt voor een totaalbedrag van 10,145 miljard GRD, waarvan 3,12 miljard GRD voor vervallen, niet-afgeloste kortetermijnschulden, 4,725 miljard GRD voor leningen met middellange looptijd (vooral bestemd voor de hervestiging van de zuivelafdeling) en 2,3 miljard GRD voor contractueel vastgestelde renten over de periode 1 januari 1994-31 maart 1995.

(71) De Griekse autoriteiten wijzen erop dat rondzendbrief nr. 150/94 van de GLB een reeks criteria bevat voor de toepassing van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94, die niet alleen betrekking hebben op de aflossing van de schuld aan de GLB, maar ook op het duurzame herstel van de levensvatbaarheid van de schuldenaars.

(72) Griekenland is de mening toegedaan dat de genomen maatregelen realistisch zijn en bijdragen tot de financiële gezondheid van de coöperaties, wat blijkt uit de aan de Commissie voorgelegde studies over de levensvatbaarheid. Griekenland heeft ook een voortgangsverslag over de uitvoering van de maatregelen voor de reorganisatie van AGNO toegestuurd. Dit verslag dateert van 31 oktober 1996.

(73) AGNO heeft een bijzondere heffing op melkleveringen ingesteld. In totaal heeft deze heffing in 1996 en 1997 240,44 miljoen GRD opgebracht. Door dit bedrag konden de activa van de coöperatie aanzienlijk worden verhoogd.

(74) De Griekse autoriteiten beweren dat artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94, in tegenstelling tot wat de Commissie beweert, bepalingen bevat die de vermindering of de stopzetting van productiecapaciteit opleggen. Om dit te illustreren wijst Griekenland erop dat het herstructureringsplan voor AGNO de stopzetting inhoudt van verlieslatende activiteiten, zoals de productie van diervoeders ten behoeve van de leden.

(75) Volgens de Griekse autoriteiten zou Griekenland, op grond van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG van de Commissie(10), de sectorale beperkingen betreffende de verwerking en de afzet van zuivelproducten niet hoeven toe te passen omdat het gebied onder doelstelling 1 valt.

(76) Griekenland voegt eraan toe dat de jaarbalansen van AGNO positieve bedrijfsresultaten laten zien en dat de coöperatie de rente op de kortlopende leningen volledig heeft betaald, alsmede een deel van de rente op de leningen met middellange looptijd. Door de toepassing van de herstructureringsmaatregelen en de vermindering van de uitgaven kon een positief financieel resultaat worden geboekt, wat de levensvatbaarheid van AGNO garandeert.

(77) In zijn antwoord op de opmerkingen van de klager voegt Griekenland er verder aan toe dat de herstructurering van de schulden van AGNO gebaseerd is op de resultaten van de haalbaarheidsstudie, maar ook op een vergelijking met de voordelen die de bank zou hebben bij alternatieve oplossingen (bijvoorbeeld maatregelen van parate executie).

(78) In dit verband wijst Griekenland erop dat AGNO, volgens de financiële situatie van 31 december 1994, een totale schuld van 21,58 miljard GRD had, waartegenover een totaalbedrag van 44,14 miljard GRD aan garanties stond. Het grootste deel van haar schuld staat uit bij de GLB (16,75 miljard GRD), terwijl het grootste deel van de financiële garanties voortvloeit uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de leden van AGNO (30,55 miljard GRD).

(79) Volgens Griekenland had de haalbaarheidsstudie uitgewezen dat de coöperatie haar schulden op normale wijze zou kunnen aflossen als zij een financieel saneringsplan toepaste. De bank verwachtte dan ook via de herschikking van de schulden van AGNO 16,75 miljard GRD plus rente te ontvangen, alsmede aanzienlijke inkomsten uit de overige banktransacties met deze klant. Als daarentegen maatregelen van parate executie werden genomen (bijvoorbeeld inbeslagneming, openbare verkoop, enz.), verwachtten de Griekse autoriteiten in totaal 2,64 miljard GRD te ontvangen.

BESLUIT NR. 1620 VAN DE GOUVERNEUR VAN DE BANK VAN GRIEKENLAND VAN 5 OKTOBER 1989

(80) Inzake besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 voegt Griekenland eraan toe dat dit besluit het algemene kader bevat voor de herstructurering van de schulden van ondernemingen aan banken, maar de banken tegelijk vrij laat om de specifieke voorwarden voor de aflossing van de schulden door hun klanten vast te stellen. Met name zijn de banken vrij om de periode te bepalen waarin de ondernemingen hun schulden moeten betalen, en kunnen zij vrij de rente vaststellen die na de schuldherschikking moet worden betaald.

(81) Aanvankelijk werd een minimumrente opgelegd van 18 % per jaar voor bedrijfskapitaal en 17 % per jaar voor leningen op middellange termijn. Sinds 4 augustus 1994 zijn deze minimumrentetarieven afgeschaft, waardoor de banken de rente naar eigen goeddunken kunnen vaststellen, rekening houdend met eventuele specifieke omstandigheden, zelfs op het niveau van de individuele klant.

(82) Griekenland is dan ook van mening dat artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 alleen tot doel heeft het algemene kader van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 te specificeren en de toepassing van dit besluit door de GLB mogelijk te maken. Volgens Griekenland was deze specificering nodig om een strikter kader voor de schuldherschikkingen vast te stellen, met name door de invoering van strenge criteria waaraan de kandidaat-ondernemingen moeten voldoen en van bepalingen die gelden ingeval de voorwaarden voor de schuldherschikking niet worden nageleefd.

OPMERKINGEN VAN DE GLB

(83) In haar commentaar van 12 maart 1999 bevestigt de GLB de door de Griekse autoriteiten meegedeelde opmerkingen en gegevens. Met haar commentaar beoogt zij aanvullende inlichtingen te verstrekken.

(84) Wat de herschikking van de schulden van een aantal coöperaties betreft, verklaart de GLB dat zij in 1994 werd geconfronteerd met een situatie waarbij verschillende landbouwcoöperaties, waaronder AGNO, wegens een combinatie van factoren hun schulden niet konden afbetalen. De hoge aflossingskosten (meestal bestaande uit samengestelde rente) brachten de verdere werkzaamheden van de coöperaties ernstig in gevaar. Aangezien deze coöperaties belangrijke klanten van de GLB waren, had de GLB er groot financieel belang bij dat zij zouden overleven. De GLB wees erop dat zij niet alleen het in deze coöperaties geïnvesteerde kapitaal zou verliezen, maar ook aanzienlijke toekomstige bronnen van inkomsten, doordat de bankdiensten die zij aan deze coöperaties verleent, zouden wegvallen.

(85) De GLB is van mening dat haar besluit om de schulden van de coöperaties te herschikken, volledig in overeenstemming is met de wijze waarop een particuliere bank in soortgelijke omstandigheden zou hebben gehandeld. De GLB heeft alle verzoeken tot schuldherschikking op basis van commerciële criteria onderzocht en deze slechts ingewilligd voorzover de coöperaties aan de algemene voorwaarden van de GLB voor schuldherschikking voldeden.

(86) De GLB voert aan dat de beweringen van de Commissie inzake het verband tussen het besluit van de Griekse regering en het optreden van de GLB onterecht zijn. Volgens de GLB had de bank artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 niet nodig om de schulden van haar klanten te kunnen herschikken. Besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 had immers alle banken in Griekenland (zowel de particuliere banken als de staatsbanken) de vrijheid gegeven om voor hun klanten schuldregelingen te treffen. Voorts houdt, volgens de GLB, artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 voor de GLB geen enkele verplichting in om de schulden van coöperaties te herschikken en verleent het de coöperaties geen enkel recht om een schuldherschikking van de GLB te eisen.

(87) Naar eigen zeggen ging de GLB alleen met de herschikking van de schulden akkoord om haar commerciële belangen veilig te stellen. Met dat doel voor ogen heeft de GLB in de rondzendbrieven nrs. 150/94 en 22/95 de voorwaarden vastgesteld waaraan moet worden voldaan om voor schuldherschikking in aanmerking te komen. Deze voorwaarden houden o.m. in dat:

- een plan voor het herstel van de levensvatbaarheid moet worden opgesteld, met maatregelen die de financiële gezondmaking en de terugbetaling van de schulden garanderen. Tot deze maatregelen behoren: de vermindering van de exploitatiekosten (door inkrimping van het personeelsbestand en andere passende kostenbesparende maatregelen), de stopzetting van verlieslatende activiteiten, de verplichting om niet-rendabele activa te verkopen en de verhoging van het aandelenkapitaal (door de invoering van een heffing op producten en de verhoging van de participatie van de leden);

- een tijdschema voor de financiële sanering moet worden opgesteld, waarin is bepaald wanneer deze sanering moet zijn voltooid;

- het schuldherschikkingscontract wordt geannuleerd als bij de aflossingen meer dan zes maanden vertraging wordt opgelopen, en dat in dit geval naar de vorige situatie wordt teruggegrepen;

- de financiële lasten van de coöperaties moeten worden verlaagd;

- nieuwe kredieten slechts worden verleend als aan alle voorwaarden en bepalingen van het schuldherschikkingscontract wordt voldaan;

- elke begunstigde coöperatie er contractueel toe verplicht is al haar bankdiensten door de GLB te laten verrichten;

- de verhouding tussen de aan de GLB geboden garanties en de bij de GLB gemaakte schuld 110:100 moet bedragen;

- de GLB systematisch grondige controles verricht op de uitvoering van het ondernemingsplan.

(88) De GLB voegt eraan toe dat verschillende coöperaties niet aan de criteria voldeden en dat hun verzoeken werden afgewezen. Voorts heeft de GLB overeenkomstig de rondzendbrieven nrs. 150/94 en 22/95 de kredietlijnen voor een aantal coöperaties stopgezet en heeft zij het nodige gedaan om de uitstaande kredieten terug te vorderen.

(89) Wat de schuldherschikking in het kader van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 betreft, is de GLB van mening dat de schade die AGNO als gevolg van de kernramp van Tsjernobyl heeft geleden, niet overgecompenseerd is. Het toegekende bedrag van 1,38 miljard GRD omvat niet alleen het rechtstreekse verlies ten bedrage van 760 miljoen GRD (het bedrag dat AGNO heeft verloren door de vernietiging van 19000 ton besmette melk, waarvoor de verkoopprijs gemiddeld 40 GRD per kilogram bedroeg), maar ook het verlies ten bedrage van 91 miljoen GRD dat AGNO door de gedwongen verkoop van gepasteuriseerde melk aan kaasfabrikanten heeft geleden, en de rente op deze verliezen ten bedrage van 529,89 miljoen GRD. In dit verband wijst de GLB erop dat AGNO de marktprijs van 40 GRD per kilogram heeft betaald, in plaats van de toen geldende richtprijs van 34 GRD per kilogram.

(90) Volgens de GLB heeft AGNO in 1986 8500 ton minder rauwe melk en yoghurt verkocht dan in 1985. De coöperatie heeft deze hoeveelheid melk toen noodgedwongen tot kaas moeten verwerken. Op dat ogenblik betaalde AGNO haar leden tot 44,5 GRD per kilogram melk die tot kaas werd verwerkt, d.i. 10,5 GRD meer dan de toen geldende richtprijs van 34 GRD per kilogram. Door dit prijsverschil heeft AGNO volgens het GLB 91 miljoen GRD verloren (8500 ton × 10,5 GRD/kg). De GLB voegt eraan toe dat AGNO in 1987 alleen al 5,23 ton melk tot kaas heeft verwerkt. AGNO had haar leveranciers van rauwe melk 30,03 GRD per kilogram moeten betalen, maar volgens de GLB betaalde AGNO haar producenten in het kader van het prijsinterventiebeleid van de Griekse regering 44,5 GRD per kilogram melk.

(91) De GLB bevestigt dat AGNO, om de genoemde verliezen te financieren, opnieuw grote bedragen bij de GLB moest lenen. De schadevergoeding is pas op 31 augustus 1993 betaald. Rekening houdend met de referentietarieven die tussen 1988 en 1993 in Griekenland golden, was op het verlies van 851 miljoen GRD een rente van 959,79 miljoen GRD verschuldigd. De GLB voert dan ook aan dat de herschikking van een rentebedrag van 529,89 miljoen GRD geen overcompensatie is van de daadwerkelijk geleden verliezen.

(92) De GLB deelt mee dat de financiële situatie van AGNO vóór 1994 aanzienlijk verslechterd was door de vertraging bij de afbetaling van de door Tsjernobyl veroorzaakte schulden en de vertraging bij de uitvoering van het investeringsproject. AGNO haalde haar normale productiepeil niet meer. Hierbij kwam nog dat er op de markt een sterke concurrentie heerste en dat de marktverkoop was gedaald.

(93) Aangezien AGNO onmogelijk haar schulden kon vereffenen, stond de GLB voor de keuze: ofwel moest zij AGNO dwingen bankroet te gaan ofwel moest zij haar schulden herschikken. Volgens de GLB wees de kosten-batenanalyse van de twee opties uit dat het gunstiger was de schulden van de coöperatie te herschikken. Bij ontbinding en liquidatie zou de GLB in totaal (na betaling van de preferente schuldeisers) 2,64 miljard GRD aan kredieten terugkrijgen. Dit zou slechts een klein deel zijn van de volledige schuld van 16,75 miljard GRD die AGNO bij de GLB had uitstaan. Voorts wijst de GLB erop dat voor de schuldherschikkingsregeling garanties waren geboden voor in totaal 44,23 miljard GRD (waarvan 30,55 miljard GRD voortvloeiden uit de aansprakelijkheid van de leden, 7,11 miljard GRD uit vaste activa en 4,84 miljard GRD uit vorderingen).

(94) Volgens de GLB is op 7 juli 1995 met de bank overeenstemming bereikt over de maatregelen voor de herstructurering van AGNO en zijn toen twee contracten gesloten voor de herschikking van schulden ten bedrage van respectievelijk 10,145 en 1,899 miljard GRD. De herstructureringsmaatregelen omvatten het volgende:

- verhoging van het eigen kapitaal met 290 miljoen GRD in de periode 1995-1997;

- invoering van een bijzondere heffing van 1,5 GRD per kilogram melk geleverd tot en met 31 december 1995 en van 3 GRD per kilogram melk geleverd vanaf 1 januari 1996;

- besparing van 200 miljoen GRD per jaar door de vermindering van het aantal overuren en van de salaristoeslagen van het personeel;

- vermindering van het aantal teruggezonden producten, waardoor in totaal 210 miljoen GRD wordt bespaard in het eerste jaar en vervolgens 250 miljoen GRD per jaar;

- vermindering van de uitgaven voor marketing en reclame tot 2 % van de omzet, d.i. 540 miljoen GRD;

- een besparing van 500 miljoen GRD in 1995 en 1996 door de afvloeiing van 150 werknemers;

- een jaarlijkse besparing van 50 miljoen GRD door een algemene vermindering van de productiekosten;

- annulering van geplande investeringen en van alle andere investeringen in andere dan de melkverwerkende afdeling;

- uitbreiding van het productengamma en verhoging van de kwaliteit van de producten;

- invoering van moderne marketingtechnieken, waaronder het geven van aanmoedigingspremies aan het verkooppersoneel, de inschakeling van exclusieve vertegenwoordigers, de wijziging van het distributie- en het factureer systeem.

(95) Op basis van deze herstructureringsmaatregelen heeft de GLB geconcludeerd dat AGNO over voldoende mogelijkheden beschikt om opnieuw levensvatbaar te worden en haar schulden af te betalen. De GLB heeft er bijgevolg mee ingestemd de schulden van AGNO ter herschikken. Hierbij ging het onder meer om een bedrag van 10,145 miljard GRD. Volgens de GLB vloeit deze schuld niet alleen voort uit de uitvoering van het investeringsproject, maar ook uit leningen die voor de exploitatie van het hele bedrijf zijn aangegaan en uit de daarop te betalen rente. In de herschikkingsregeling is bepaald dat deze schuld in een periode van 15 jaar moest worden terugbetaald, met een aflossingsvrije periode van drie jaar waarin AGNO niets aan de GLB hoefde terug te betalen. Rente was alleen verschuldigd vanaf de tweede helft van de periode van 15 jaar, tegen een tarief dat 50 % lager was dan de marktrente.

(96) Doordat AGNO zo diep in de schulden zat, was er ook een groot deel van de schuld waarop artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 niet van toepassing was, aangezien de aflossingsperiode pas na 31 december 1993 verstreek. Daarom besloot de GLB een bedrag van 1,899 miljard GRD te herschikken op basis van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989. Er werd overeengekomen dat dit bedrag moest worden terugbetaald over een periode van tien jaar, met een aflossingsvrije periode van twee jaar, waarin alleen rentebetalingen moesten worden verricht en wel tegen 21,5 %.

(97) Inzake de uitvoering van het plan voor het herstel van de levensvatbaarheid voegt de GLB eraan toe dat uit het eerste verslag, dat op 14 februari 1996 is gepubliceerd, was gebleken dat de oorspronkelijke maatregelen ontoereikend waren om de vooropgestelde financiële doelstellingen te bereiken. Op basis van dit verslag werden de volgende aanvullende maatregelen genomen:

- verhoging van de bijzondere heffing op melkleveringen van 3 naar 4 GRD per kilogram. De opbrengst van deze maatregel werd geraamd op 230 miljoen GRD per jaar;

- besparingen ten bedrage van 80 miljoen GRD door de wijziging van het systeem voor de betaling van de melkleveranciers;

- vermindering van de uitgaven voor marketing tot 550 miljoen GRD in 1996 en in 1997. Dit zou in deze jaren een besparing van 950 miljoen GRD per jaar opleveren;

- ontslag van 81 werknemers vóór 31 januari 1996, wat in 1995 en in 1996 tot een besparing van 283 miljoen GRD zou leiden;

- jaarlijkse besparing van 20 miljoen GRD bij de aanwerving van seizoenpersoneel;

- verhoging van de bijzondere heffing, die leveranciers van voor de diervoeding bestemde melk moeten betalen, met 0,5 GRD per kilogram geleverde melk, wat jaarlijks 35 miljoen GRD zou opbrengen;

- samenwerking met een producent van diervoeders, wat tot een jaarlijkse besparing van 91 miljoen GRD zou leiden;

- samenwerking met een distributeur op de Atheense markt, wat een extra winst van ongeveer 100 miljoen GRD zou opleveren;

- betaling door de melkproducenten van een uitstaande schuld van 75 miljoen GRD in 1996 en 1997;

- jaarlijkse besparing van 196 miljoen GRD en 60 miljoen GRD doordat de producenten van diervoeders hun schulden betalen, respectievelijk hun voorafbetalingen verrichten;

- overeenkomst met de producenten en het personeel die het mogelijk maakte hun vorderingen tegen AGNO te bevriezen op het prijzenpeil van 1995, en uitstel van de betaling van 2,5 miljard GRD tot 1999.

(98) Uit een tweede verslag over 1996 bleek evenwel dat bij de uitvoering van bepaalde maatregelen een kleine vertraging was opgelopen en dat AGNO cashflowproblemen had waardoor de coöperatie de financiële doelstellingen niet kon halen. Voor de periode juni-september 1996 werden aanvullende maatregelen aanbevolen, waaronder:

- aanrekening, na zeven dagen, van rente op bedragen die de producenten verschuldigd zijn voor de door hen aangekochte diervoeders;

- verlaging van dagvergoedingen en uitgaven voor dienstreizen van het personeel van AGNO;

- een bijzondere heffing van 1 % op maandsalarissen van ten hoogste 200000 GRD en van 2 % op maandsalarissen van meer dan 200000 GRD;

- verplichting voor de leden van AGNO om hun hele melkproductie aan AGNO te leveren;

- aanrekening van rente op ongedekte cheques en onderhandelingen over de betaling van bevroren schulden van klanten;

- gedetailleerd financieringsplan dat AGNO in staat stelt het nodige bedrijfskapitaal te krijgen en de middellangetermijnschulden af te lossen.

(99) De GLB bevestigt dat zij, doordat zij na het sluiten van de schuldherschikkingscontracten in 1995 strikt toezicht hield op de werking van AGNO, de mogelijkheid had de beheersbesluiten van AGNO te beïnvloeden om haar financiële risico's ten opzichte van AGNO te beperken. Na 1996 heeft het management van AGNO evenwel besluiten genomen die ingingen tegen de belangen van de GLB, waardoor het duidelijk werd dat de GLB zich actiever met het beheer van AGNO moest inlaten om ervoor te zorgen dat de overeengekomen herstructureringsmaatregelen werden uitgevoerd en de vooruitzichten op terugbetaling van de schulden niet werden ondermijnd of zelfs helemaal werden tenietgedaan.

(100) De GLB heeft dan beseft dat zij zich, gezien haar financiële betrokkenheid bij AGNO, actiever met het beheer van de coöperatie moest bezighouden. Bijgevolg heeft zij, met de instemming van de raad van bestuur van AGNO, in augustus 1997 vier technische raadgevers benoemd. Op 1 mei 1998 heeft zij met de instemming van de algemene vergadering van AGNO de rechtstreekse verantwoordelijkheid voor het beheer van AGNO overgenomen.

V. BEOORDELING

TOEPASBAARHEID VAN ARTIKEL 87, LID 1, VAN HET EG-VERDRAG

(101) Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(102) De te beoordelen maatregelen betreffen coöperaties die actief zijn in alle sectoren van de productie, de be- en verwerking en de afzet van landbouwproducten in Griekenland. In het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid geldt voor het grootste deel van deze producten een gemeenschappelijke marktordening. In alle verordeningen tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor een bepaalde sector is een specifieke bepaling opgenomen volgens dewelke de artikelen 87, 88 en 89 van het EG-Verdrag, behoudens andersluidende bepalingen in die verordeningen, van toepassing zijn op de productie van en de handel in de onder die verordeningen vallende producten.

GEBRUIK VAN STAATSMIDDELEN

(103) Behalve de in de klacht vermelde belastingvrijstelling zijn alle maatregelen ten behoeve van de landbouwcoöperaties in het algemeen, en van AGNO in het bijzonder, genomen door toedoen van de GLB.

(104) Hoewel de GLB officieel een particuliere onderneming is, is de enige aandeelhouder ervan de Griekse staat, wordt de raad van bestuur bij besluit van de regering benoemd en kan de Griekse staat de vaststelling van de voorschriften voor de functionering van deze bank in grote mate beïnvloeden. Bijgevolg ligt het voor de hand de GLB te beschouwen als een "openbaar bedrijf" in de zin van artikel 2 van Richtlijn 80/723/EEG(11) betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven.

(105) Voor de schuldregelingen en -herschikkingen door de GLB moeten dus staatmiddelen worden aangewend. In het kader van de toetsing door de Commissie van bepaalde maatregelen aan de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag wordt de aanwending van de middelen van de GLB gelijkgesteld met maatregelen die door een lidstaat worden genomen of met staatsmiddelen worden bekostigd, in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Opdat aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 1, wordt voldaan, moet evenwel worden aangetoond dat de handelwijze van de GLB niet strookt met het beginsel van een particuliere investeerder in een markteconomie.

BEÏNVLOEDING VAN HET HANDELSVERKEER

(106) Het grootste deel van de onderzochte maatregelen betreft begunstigden die actief zijn in alle takken van de landbouwsector in Griekenland. In 1998 bedroeg de productiewaarde van de landbouwproducten in de Europese Unie 213,467 miljoen EUR(12), terwijl de Griekse landbouwproductie in datzelfde jaar een waarde van 8,834 miljoen EUR had, d.i. 4,1 % van de totale Europese productie. Tussen Griekenland en de Unie bestaat een belangrijke handel in landbouwproducten. Tussen 1988 en 1998 is de totale waarde van de door Griekenland ingevoerde producten gestegen van 1476 miljoen EUR naar 2,911 miljoen EUR en in die periode heeft Griekenland producten naar de overige Europese landen uitgevoerd voor een waarde van minstens 842 miljoen EUR en hoogstens 1,796 miljoen EUR.

CONCURRENTIEVERSTORING

(107) In de landbouwsector is de Commissie altijd ervan uitgegaan dat bepaalde maatregelen de handel tussen lidstaten kunnen beïnvloeden als er tussen hen handel in de betrokken producten wordt gevoerd. Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat de betrokken maatregelen de handelsstroom tussen Griekenland en de overige lidstaten ongunstig beïnvloeden.

(108) Afgezien van het gebruik van staatsmiddelen en de beïnvloeding van de handelsstromen, heeft de Commissie geconstateerd dat de maatregel selectief is, met andere woorden de herschikking van de bij de GLB uitstaande schulden geldt uitsluitend voor een bepaalde groep marktdeelnemers (116 coöperaties). Deze schuldherschikkingen beïnvloeden rechtstreeks de financiële toestand van deze ondernemingen ten opzichte van ondernemingen in Griekenland en de overige lidstaten die geen beroep op dergelijke maatregelen kunnen doen.

VOORDELEN OVEREENKOMSTIG HET CRITERIUM VAN DE ONDER NORMALE MARKTVOORWAARDEN HANDELENDE KAPITAALVERSTREKKER(13)

Artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92

(109) De Commissie constateert dat het standpunt van de Griekse autoriteiten inzake het steunkarakter van deze maatregel tegenstrijdig is. In hun eerste commentaar op de inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag hebben de Griekse autoriteiten de schuldregelingen in verband gebracht met natuurrampen en buitengewone gebeurtenissen die voldoen aan artikel 87, lid 2, onder b). Dus waren zij aanvankelijk van mening dat het bij de maatregel ging om een steunmaatregel van de staten in de zin van artikel 87, lid 1.

(110) In een latere fase heeft Griekenland aangevoerd dat de schuldregelingen bedoeld waren om te zorgen voor een duurzaam financieel evenwicht van de coöperaties en om samenwerking met de GLB, met het oog op wederzijds voordeel, mogelijk te maken. Hieruit kan worden afgeleid dat Griekenland heeft geconcludeerd dat het optreden van de GLB strookte met het beginsel van de particuliere investeerder.

(111) Op dit punt kan de Commissie het niet eens zijn met het standpunt van de Griekse regering. Zij is van mening dat een particuliere bank in geen enkele omstandigheid zou verzaken aan de totaliteit of een deel van haar vorderingen ten opzichte van een onderneming, louter en alleen omdat die onderneming daardoor economisch levensvatbaar kan worden.

(112) Met name gaat de Commissie er niet mee akkoord dat een particuliere investeerder in een markteconomie zou verzaken aan de kredieten die hij aan 116 landbouwcoöperaties heeft toegekend voor een totaalbedrag van 37,835 miljard GRD, zonder dat hij een tegenprestatie van deze begunstigden zou eisen.

(113) De Commissie is dan ook van mening dat voor deze maatregel aan alle voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is voldaan. Het steunbedrag is in dit geval het volledige bedrag van de schulddelging.

Artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94

(114) Volgens de Griekse autoriteiten vormt artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 betreffende de consolidering van schulden van landbouwcoöperatie geen steunmaatregel van de staten in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Griekenland wijst erop dat het herschikken van schulden een normale bankpraktijk is die in alle lidstaten wordt toegepast en niet leidt tot extra gebruik van staatsmiddelen.

(115) De Commissie deelt dit standpunt van de Griekse autoriteiten niet.

(116) De Commissie heeft erop gewezen dat er wettelijke bepalingen bestaan op grond waarvan alle banken in Griekenland schuldherschikkingsregelingen kunnen treffen. De specifieke voorwaarden voor de uitvoering van deze schuldherschikkingen worden door de betrokken banken zelf vastgesteld overeenkomstig hun commerciële bankpraktijken. Door de vaststelling van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 kan de GLB deze transacties ook onder specifiekere voorwaarden uitvoeren. De Commissie mag bijgevolg aannemen dat deze transacties niet zouden hebben plaatsgevonden onder normale marktvoorwaarden, d.i. als de GLB zou hebben gehandeld overeenkomstig het beginsel van de particuliere kapitaalverstekker die louter commerciële bankcriteria toepast.

(117) Ten eerste is het gamma ondernemingen dat voor de maatregel in aanmerking komt, aanzienlijk beperkt omdat aan een subsidieerbaarheidscriterium moet worden voldaan. Artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 heeft namelijk specifiek betrekking op landbouwcoöperaties en kan niet worden toegepast voor andere soorten ondernemingen. Bovendien is het zo dat, terwijl de banken meestal zelf het rentetarief voor de schuldherschikkingsregelingen vaststellen, in artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 zeer gunstige voorwaarden voor deze regelingen zijn vastgesteld, namelijk een looptijd tot hoogstens 15 jaar, een aflossingsvrije periode van drie jaar en een rentetarief van 50 % van de marktrente die normaal voor dergelijke leningen geldt.

(118) Bijgevolg is de Commissie van mening dat deze maatregel selectief is en de concurrentie in de interne markt verstoort, aangezien de begunstigde coöperaties concurrentievoordelen krijgen die niet in overeenstemming zijn met het beginsel van de particuliere kapitaalverstrekker.

(119) De Commissie is van oordeel dat de steunintensiteit minstens overeenkomt met de toekenning van een nieuwe lening voor het totaalbedrag van de schuld van de coöperatie, met een looptijd van tien of 15 jaar en een rentetarief van 50 % van de normale marktrente voor consolidatieleningen. Aangezien de steunregeling in 116 gevallen is toegepast en de Commissie niet kan uitsluiten dat minstens enkele coöperaties onder normale marktvoorwaarden geen schuldherschikking zouden hebben gekregen, kan de steunintensiteit in sommige gevallen tot 100 % bedragen, namelijk wanneer een dergelijke coöperatie onder normale omstandigheden geen schuldherschikkingsregeling had kunnen krijgen (punt 41 van de mededeling van de Commissie inzake de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EEG-Verdrag en van artikel 5 van Richtlijn 80/723/EEG op openbare bedrijven in de industriesector(14)).

(120) Voorts vereist het Griekse argument, als zou het voor de GLB financieel voordeliger zijn de schuld van de coöperaties te herschikken dan deze coöperaties, inclusief AGNO, te dwingen bankroet te gaan, diepgaander onderzoek. De Commissie meent dat dit onderzoek geval per geval moet worden verricht.

(121) Meer bepaald heeft de zuivelcoöperatie AGNO in ten minste vier gevallen steun van de Griekse regering gekregen in de vorm van schuldkwijtscheldingen of schuldherschikkingen door de GLB (de Griekse wetten nrs. 2008/92, 2198/94, 2237/94 en 2538/97). Elke particuliere investeerder zou op een bepaald ogenblik zijn participatie in een dergelijke coöperatie ter discussie stellen om verdere schade te voorkomen.

(122) Ten tweede hebben de Griekse autoriteiten niet aangetoond dat particuliere banken dezelfde regelingen onder dezelfde voorwaarden hebben getroffen om de schuld van de landbouwcoöperaties te verlichten.

(123) Ten derde was de schuld van AGNO bij de GLB opgelopen tot 16,754 miljard GRD, terwijl de nettoactiva van AGNO een marktwaarde hadden van ongeveer 7 miljard GRD. De schuld van AGNO bij de andere banken was kleiner (698 miljoen GRD) dan die bij de GLB, wat erop wijst dat, zelfs als het bankwezen in zijn geheel zou instemmen met gunstige leenvoorwaarden voor AGNO(15), de door de GLB geboden faciliteit niet te vergelijken was met die van de andere banken. Voorts merkt de Commissie op dat, hoewel de nominale waarde van de gegeven garanties (44,23 miljard GRD) hoger is dan de te herschikken schuld, het grootste deel van de garanties voortvloeit uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de leden (30,55 miljard GRD) of uit vorderingen (4,84 miljard GRD). Per definitie is de mobilisering van dergelijke garanties uiterst moeilijk en zelfs onzeker aangezien die afhangt van de aard van de vorderingen(16).

(124) De Commissie is dan ook van mening dat aan alle voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is voldaan.

Besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989

(125) Besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 biedt kredietinstellingen in Griekenland een wettelijk kader voor de herschikking van de schulden die bij hen uitstaan in de vorm van leningen in Griekse drachme of vreemde deviezen.

(126) Gedurende een bepaalde periode waren hiervoor minimumrentetarieven vastgesteld. Op het ogenblik dat de geconsolideerde leningen krachtens artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 aan AGNO en andere coöperaties werden toegekend, waren deze minimumtarieven al niet meer van toepassing.

(127) Aangezien de bepalingen van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 zonder onderscheid gelden voor zowel de staatsbanken als de particuliere banken die op de Griekse markt actief zijn, en schuldherschikking een normale bankpraktijk is in alle Europese staten, concludeert de Commissie dat deze bepaling niet selectief is. Bijgevolg vormt deze bepaling op zich geen steunmaatregel van de staten in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Voorzover de overheidsbanken zich op deze bepalingen hebben gebaseerd om schulden te herschikken, moet geval per geval worden onderzocht wat het steunkarakter van elke maatregel is.

Op grond van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 aan AGNO toegekende lening

(128) Zoals vermeld in overweging 127, heeft de Commissie geconcludeerd dat de bepalingen van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 op zich geen steunmaatregel van de staten vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(129) Aangezien het gaat om algemene bepalingen van nationaal recht die schuldherschikking door de banken mogelijk maken, wordt met de genoemde conclusie niet vooruitgelopen op de evaluatie van de specifieke handelwijze van de GLB, die op grond van deze administratieve bepalingen de schuld van de coöperaties heeft herschikt. Deze bepalingen kunnen namelijk resulteren in een steunmaatregel van de staten als kan worden aangetoond dat de handelwijze van de GLB niet te rechtvaardigen is op grond van het beginsel van de particuliere kapitaalverstrekker in een markteconomie.

(130) De schuldherschikkingsregelingen voor AGNO hadden betrekking op een totaalbedrag van 12,044 miljard GRD: 10,145 miljard GRD krachtens Griekse wet nr. 2237/94 en 1,899 miljard GRD krachtens besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989. De Griekse autoriteiten wijzen erop dat dit laatste bedrag niet in aanmerking kwam voor een regeling op grond van Griekse wet nr. 2237/94. Bovendien kan de GLB niet worden gelijkgesteld met een particuliere kapitaalverstrekker, aangezien zij herhaaldelijk steun aan AGNO heeft toegekend.

(131) De Commissie heeft erop gewezen dat de regeling voor dit laatste bedrag samenhangt met de herschikking van de grote schuld waarop artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag van toepassing is. Zelfs als de voorwaarden voor de herschikking voor AGNO minder gunstig zijn dan die op grond van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94, is het toegepaste rentetarief (21,5 %) nog steeds lager dan het referentietarief dat op dat ogenblik in Griekenland gold (26,47 %). De Commissie is van mening dat deze aanvullende regeling deel uitmaakt van een totaalplan om AGNO te helpen bij de aflossing van haar schulden en, bijgevolg een steunmaatregel van de staten vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(132) De Commissie is van mening dat het steunequivalent van deze maatregel overeenkomt met een nieuwe lening die is aangegaan voor het totaalbedrag van de schuld en waarover voor de volledige looptijd rente verschuldigd is die gelijk is aan het verschil tussen de marktrente (ten minste de referentierente die in die periode in Griekenland gold) en het over de hele looptijd van de lening aangerekende rentetarief (zie overweging 119).

Belastingvrijstelling

(133) De klager voert aan dat een gedifferentieerde behandeling van de coöperaties in het kader van de Griekse algemene belastingwetgeving of van de wetgeving inzake coöperaties een nationale steunmaatregel vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(134) Overeenkomstig punt 23 van de mededeling van de Commissie over de toepassing van de regels betreffende steunmaatregelen van de staten op maatregelen op het gebied van de directe belasting op ondernemingen(17) betekent de differentiële aard van sommige maatregelen niet noodzakelijk dat zij als steunmaatregelen van de staten moeten worden beschouwd. Het kan gaan om algemene maatregelen die gerechtvaardigd zijn door de aard of de algemene opzet van het belastingstelsel. Meer bepaald kan, zoals vermeld in punt 25 van de genoemde mededeling van de Commissie, de aard van het belastingstelsel rechtvaardigen dat coöperaties die al hun winst aan hun leden uitkeren, niet als coöperatie worden belast indien de belasting bij hun leden wordt geheven.

(135) Aangezien deze situatie overeenkomt met die welke de Griekse autoriteiten hebben beschreven, heeft de Commissie geen enkele reden om de differentiële behandeling van de coöperaties in het kader van het Griekse belastingstelsel te beschouwen als een steunmaatregel van de staten in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

MOGELIJKE AFWIJKINGEN IN HET KADER VAN ARTIKEL 87 VAN HET EG-VERDRAG

(136) Het in artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vervatte verbod op de toekenning van staatssteun is evenwel niet absoluut. Met uitzondering van de in artikel 87, lid 2, onder b), vastgestelde afwijking, die Griekenland aanvoert als rechtsgrond voor de toekenning van de steun in het kader van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92, zijn de afwijkingen die in artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag zijn vastgesteld, duidelijk niet van toepassing.

ARTIKEL 87, LID 2, ONDER b), VAN HET EG-VERDRAG

(137) In hun antwoord op de inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag voeren de Griekse autoriteiten artikel 87, lid 2, onder b), aan, waarin is bepaald dat steunmaatregelen tot herstel van schade die door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen is veroorzaakt, geacht worden verenigbaar te zijn met de gemeenschappelijke markt.

(138) Ook al moet volgens het EG-Verdrag zelf steun ter compensatie van de economische effecten van een natuurramp of een daarmee gelijk te stellen gebeurtenis als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd, dan nog is het zo dat alle gevallen van een dergelijke steunverlening overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag moeten worden aangemeld en dat de lidstaat de steun moet motiveren. Alleen zo kan de Commissie zich ervan gewissen dat dergelijke steun wel degelijk onder artikel 87, lid 2, onder b), valt.

(139) Ten eerste heeft de Commissie er nota van genomen dat artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 in de eerste plaats beoogt de schulden te delgen die landbouwcoöperaties hebben gemaakt bij de uitvoering van sociale en interventiemaatregelen van de Griekse staat. Hoewel Griekenland aanvoert dat de Griekse staat deze interventiemaatregelen heeft ingesteld met het oog op de vergoeding van de schade die is veroorzaakt door de 24 natuurrampen die Griekenland tussen 1982 en 1989 hebben getroffen, slaagt Griekenland er niet in aan te tonen dat er een causaal verband is tussen deze natuurrampen en het ingrijpen van de staat in de prijsvorming van de producten. Zo is het verband tussen de vergoeding van schade die bij de uitvoer van sinaasappelen, de afzet van abrikozen, de bouw van een koeleenheid en de opslag van tafelolijven is opgelopen, en natuurrampen, van welke aard dan ook, die onder artikel 87, lid 2, onder b), van het EG-Verdrag vallen, op zijn minst onduidelijk.

(140) Ten tweede blijkt uit de 116 evaluatienota's die de Griekse autoriteiten hebben toegestuurd en waarin de redenen voor de herschikking van de schulden van de afzonderlijke coöperaties zijn vermeld, dat de schade in geen van deze gevallen veroorzaakt is door natuurrampen ten gevolge van slechte weersomstandigheden. Voor slechts zes coöperaties (waaronder de zuivelcoöperatie AGNO) zijn schuldregelingen getroffen in verband met de kernramp van Tsjernobyl.

(141) Ten derde wijst de Commissie erop dat de Griekse staat de coöperaties pas na 1992 heeft vergoed voor schade die vermoedelijk aan de landbouwproductie is toegebracht door natuurrampen en buitengewone gebeurtenissen die tussen 1982 en 1989 hebben plaatsgevonden. In sommige gevallen kan de schadevergoeding dus tot tien jaar na de schadetoebrengende gebeurtenis zijn toegekend.

(142) Overeenkomstig haar vaste praktijk(18) is de Commissie van oordeel dat, wanneer de steun pas jaren na de betrokken gebeurtenis wordt toegekend, er een reëel gevaar is dat de betaling van die steun dezelfde economische gevolgen zal hebben als steun voor de bedrijfsvoering. Bijgevolg hecht de Commissie, behoudens specifieke rechtvaardigingsgronden die bijvoorbeeld de aard en de omvang van de gebeurtenis of het pas later of nog steeds optreden van de schade betreffen, geen goedkeuring aan nationale steunmaatregelen die meer dan drie jaar na de betrokken gebeurtenis worden aangemeld. Deze vaste praktijk is recentelijk gecodificeerd in punt 11.1.2 van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector(19). De administratieve moeilijkheden die de Griekse autoriteiten aanvoeren, kunnen niet worden geacht een aanvaardbare rechtvaardiging te zijn, aangezien de wet, die in 1992 is goedgekeurd, reeds voorziet in een regeling van schade die dateert van 1982.

(143) Bovendien wijst de Commissie erop dat, inzake de steun die in het kader van Griekse wet nr. 2008/92 aan de zuivelcoöperatie AGNO is toegekend om de gevolgen van de kernramp van Tsjernobyl te ondervangen, ten minste een deel van de schade voortvloeit uit de vergelijking tussen de gemiddelde prijzen die AGNO aan haar producenten heeft betaald, en de richtprijzen voor diezelfde grondstoffen. Bijgevolg is dit verlies een gevolg van de hogere productieprijzen voor melk en niet van de buitengewone gebeurtenis op zich.

(144) Om de bovenstaande redenen is de Commissie van oordeel dat de bepalingen van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 niet voldoen aan het bepaalde in artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag.

ARTIKEL 87, LID 3, VAN HET EG-VERDRAG

(145) De Commissie is van mening dat de steunmaatregelen niet bedoeld zijn om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen in de zin van artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag. Zij zijn evenmin bedoeld om de cultuur of de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen in de zin van artikel 87, lid 3, onder d). Bijgevolg moet worden onderzocht of voor de toepassing van de beoogde maatregelen een afwijking geldt op grond van artikel 87, lid 3, onder a), of artikel 87, lid 3, onder c).

Artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92

(146) In het kader van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 zijn alleen schulden kwijtgescholden die voortvloeiden uit de toepassing van sociale en interventiemaatregelen van de Griekse staat. Hoewel de Commissie, toen zij de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag inleidde, de Griekse autoriteiten heeft verzocht alle gegevens betreffende deze sociale en interventiemaatregelen mee te delen en dit nationale beleid aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid te toetsen, hebben de Griekse autoriteiten de gevraagde inlichtingen niet verstrekt.

(147) Uit de analyse van de ontwerpwet en van de 116 gevallen waarin effectief een schulddelging is toegestaan, kan worden geconcludeerd dat alle redenen tot kwijtschelding betrekking hebben op uitgaven die de coöperaties hebben gemaakt om bepaalde activiteiten te kunnen uitoefenen. Bij alle redenen die voor de schulddelging zijn aangehaald (productiesteun, verzameling en afzet van landbouwproducten, opslag van landbouwproducten, aankoop van voor het productieproces benodigde materialen, lopende exploitatiekosten, beheer van bestrijdingsmiddelen en diervoeders, schulden bij de GLB, schade als gevolg van het prijzenbeleid, compensatie voor administratieve maatregelen, vergoeding voor door het ongeval van Tsjernobyl veroorzaakte schade, en investeringen) gaat het volgens de Commissie om steun voor de bedrijfsvoering, die zij bijgevolg niet kan goedkeuren op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag.

(148) Met name moet de steun waarmee de door het ongeval van Tsjernobyl veroorzaakte schade is vergoed, als steun voor de bedrijfsvoering worden beschouwd, aangezien die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 87, lid 2, onder b), van het EG-Verdrag. Zo ook moet steun waarmee coöperaties zijn vergoed voor de uitvoering van investeringen, als steun voor de bedrijfsvoering worden beschouwd aangezien de vergoeding retroactief is uitbetaald en bijgevolg alleen de financiële toestand van de coöperaties heeft verbeterd nadat de investering was uitgevoerd, maar geen stimulans heeft geboden voor de uitvoering van investeringen en dus evenmin voor de ontwikkeling van de sector(20).

(149) In hun opmerkingen bevestigen de Griekse autoriteiten dat de maatregel genomen is om de zware schuldenlast van de begunstigden te verlichten en dat de begunstigden, die wellicht baat zullen hebben bij de ontwikkeling van bepaalde economische activiteiten of bepaalde regio's, geen enkele tegenprestatie hebben geleverd. De loutere verklaring dat de coöperatie levensvatbaar is, kan niet als tegenprestatie worden beschouwd. Dat coöperaties er statutair toe verplicht zijn de volledige productie van hun leden over te nemen, doet niets aan deze conclusie af, aangezien geen enkele onderneming verplicht is de rechtsvorm van een coöperatieve vereniging aan te nemen. Gelet op de beginselen in de jurisprudentie(21), ziet de Commissie zich genoodzaakt te concluderen dat de maatregel niet valt onder de afwijking van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag.

(150) Hoewel de Griekse autoriteiten zich niet uitdrukkelijk op artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag hebben beroepen, hebben zij aangevoerd dat de maatregelen een regionale dimensie hebben, aangezien de coöperaties de belangen weerspiegelen van grote groepen landbouwers die actief zijn in berg- en semi-bergstreken en probleemgebieden.

(151) In punt I.6 van de mededeling van de Commissie van 1988 inzake de wijze van toepassing van artikel 92, lid 3, onder a) en c), van het EEG-Verdrag op regionale steunmaatregeler(22) is bepaald dat de Commissie, als erkenning van de bijzondere problematiek van onder artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag vallende regio's, bij wijze van uitzondering bepaalde productiesteun aan deze regio's kan goedkeuren op de in de vijf streepjes van dat punt opgesomde voorwaarden. In het tweede streepje is het volgende bepaald: De steun moet bedoeld zijn om een duurzame en evenwichtige ontwikkeling van de economische bedrijvigheid te bevorderen en mag communautair gezien geen overcapaciteit in de bedrijfstak tewegbrengen waardoor het daaruit voortvloeiende probleem voor de bedrijfstak in de Gemeenschap ernstiger wordt dan het aanvankelijke regionale probleem; in dit verband is een sectorale benadering vereist en moeten met name de communautaire voorschriften, richtlijnen en beleidsvoornemens die gelden voor bepaalde sectoren (staal, scheepsbouw, synthetische vezels, textiel en kleding) en de landbouw, alsmede voor bepaalde agro-industrieën in acht worden genomen(23).

(152) In de landbouwsector, die de productie, de be- en verwerking en de afzet van onder bijlage I vallende producten omvat, is het sinds jaren de vaste praktijk van de Commissie steun voor de bedrijfsvoering voor alle bedrijvigheden en in alle regio's, ook die welke onder artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag vallen, te verbieden.

(153) Uit onderzoek van de lange lijst van toegekende steunbedragen blijkt onmiddellijk dat de maatregel naar alle waarschijnlijkheid de werking van de gemeenschappelijke marktordeningen, die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn vastgesteld, ondermijnt. De coöperaties zijn namelijk vergoed voor uitgaven voor activiteiten die normaal in het kader van de betrokken gemeenschappelijke marktordeningen plaatsvinden.

(154) Volgens de vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie mogen de lidstaten geen nationale maatregelen vaststellen die het mechanisme voor de prijsbepaling ondergraven dat bij de gemeenschappelijke marktordening is ingesteld(24). Aangezien het gemeenschappelijk landbouwbeleid, op grond van de uitzondering betreffende de mededinging in artikel 36 van het EG-Verdrag(25), voorrang heeft op de bepalingen inzake de toekenning van staatssteun, kunnen nationale maatregelen die beletten dat de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten wordt uitgevoerd, nooit op grond van een afwijking als steunmaatregel worden goedgekeurd.

(155) Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 een steunmaatregel van de staten in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormt, die niet in aanmerking komt voor een van de in artikel 87, lid 2 of lid 3, vastgestelde afwijkingen.

(156) Deze conclusie, die geldt voor de afzonderlijke gevallen waarin de steunregeling is toegepast, geldt ook voor de steun die aan de zuivelcoöperatie AGNO is toegekend (851 miljoen GRD).

(157) Inzake de steun die aan AGNO is toegekend op grond van artikel 19 van Griekse wet nr. 2198/94 (529,89 miljoen GRD), heeft de Commissie erop gewezen dat het bij die steun gaat om rente over een te laat betaalde vergoeding voor schade die door de kernramp van Tsjernobyl is veroorzaakt. Aangezien de reden waarom de steun is toegekend dezelfde is als die voor de steun welke op grond van artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 is toegekend, geldt ook in dit geval dezelfde conclusie.

ARTIKEL 5 VAN GRIEKSE WET NR. 2237/94

(158) In artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag is bepaald dat steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

(159) Hoewel de Griekse autoriteiten zich niet uitdrukkelijk op deze bepaling hebben beroepen, moeten de bepalingen van Griekse wet nr. 2237/94 hieraan worden getoetst.

(160) Aanvankelijk heeft de Commissie deze bepalingen beoordeeld in het licht van de kaderregeling die gold op het ogenblik dat de steun werd toegekend en dat de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag werd ingeleid(26). Deze kaderregeling is later gewijzigd bij de nieuwe richtsnoeren inzake staatssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, die op 1 januari 1998 in werking zijn getreden; hierin zijn bijzondere bepalingen opgenomen betreffende de toekenning van dergelijke steun in de landbouwsector(27). Deze richtsnoeren zijn in het midden van 1999 gecodificeerd(28). Met het oog op rechtszekerheid wordt de maatregel beoordeeld volgens de criteria die golden op het ogenblik waarop de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag werd ingeleid.

(161) In punt 2.2 van de communautaire kaderregeling van 1994 is bepaald dat de lidstaten, indien zij dit wensen, voor dergelijke steun aan de landbouw de bijzondere voorschriften van de Commissie inzake staatssteun in de landbouwsector kunnen blijven toepassen. Aangezien de maatregelen niet vooraf aan de Commissie zijn meegedeeld en Griekenland niet erkende dat het om een steunmaatregel ging, is nog niet uitgemaakt op welke voorschriften de Commissie zich moet baseren om na te gaan of de maatregelen in overeenstemming zijn met het Verdrag.

(162) Daarom moet de Commissie alle aspecten van de betrokken communautaire kaderregeling overlopen, d.i. reddings- en herstructureringssteun overeenkomstig de bijzondere voorschriften voor de landbouwsector en herstructureringssteun overeenkomstig de algemene criteria.

Bijzondere voorschriften voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in de landbouwsector

(163) Volgens de bijzondere voorschriften voor de landbouwsector die in plaats van de algemene voorschriften konden worden toegepast, moet de steun drastisch in omvang beperkt worden tot specifieke bestanddelen van de kapitaalvoorraad van het betrokken landbouwbedrijf. De Commissie volgde hierbij het beleid dat, als een landbouwbedrijf in gevaar was doordat het zijn schulden niet kon betalen, de lidstaat de betrokken investeringen mocht veiligstellen door binnen specifieke grenzen steun toe te kennen.

(164) De regels die de Commissie doorgaans in de landbouwsector hanteerde(29), kunnen als volgt worden samengevat:

a) de steun (bijvoorbeeld de bekostiging van te betalen rente) moet bestemd zijn om de financiële lasten te verlichten van bestaande leningen die zijn aangegaan om investeringen te financieren;

b) het gecumuleerde subsidie-equivalent van de eventueel bij het aangaan van de leningen toegekende steun en de nieuwe steun mag niet hoger zijn dan het percentage dat de Commissie in de regel toestaat:

- voor investeringen in de primaire productie: 75 % in probleemgebieden in de zin van artikel 21, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/97 van de Raad(30) en elders 35 %;

- voor investeringen in verwerking en afzet: 55 % (75 % in de regio's van doelstelling 1) op voorwaarde dat bij die investeringen de uitsluitingen in acht worden genomen die zijn vastgesteld in de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten(31).

c) De nieuwe steun moet verband houden met een aanpassing van de op nieuwe leningen te betalen rente aan de schommeling van het rentetarief, waarbij het steunbedrag niet hoger mag zijn dan de wijziging die de rente op nieuwe leningen heeft ondergaan, of moet ten goede komen aan landbouwbedrijven die garanties qua levensvatbaarheid bieden, met name in het geval dat deze landbouwbedrijven in gevaar kunnen komen en eventueel zelfs failliet kunnen gaan door de financiële lasten van de bestaande leningen.

(165) De Commissie concludeert dat de betrokken steunmaatregelen niet voldoen aan de bijzondere criteria voor de herstructurering van landbouwbedrijven, omdat de te herstructureren schulden niet noodzakelijk verband houden met de uitvoering van investeringen. Artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 kan namelijk betrekking hebben op leningen die worden aangegaan om andere redenen, voorzover die verband houden met objectieve en externe omstandigheden.

Reddingssteun

(166) Bij wijze van algemene opmerking is de Commissie van oordeel dat de geest en de letter van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 niet stroken met het algemene doel van de redding van bedrijven in moeilijkheden, maar alleen bedoeld zijn om bedrijven in moeilijkheden een kort uitstel te bieden zodat een oplossing op lange termijn kan worden gevonden. De bepalingen inzake reddingssteun zijn evenwel bedoeld om een oplossing op lange termijn te bieden voor de financiële problemen van landbouwcoöperaties.

(167) Volgens de criteria van de Commissie:

- moet reddingssteun bestaan uit kasssteun in de vorm van een kredietgarantie of van leningen die moeten worden afgelost tegen een normale marktrente;

- moet reddingssteun qua bedrag beperkt zijn tot het strikt noodzakelijke voor de voortzetting van de exploitatie van de onderneming (bijvoorbeeld dekking van de loonkosten, lopende leveringen);

- mag reddingssteun alleen worden uitgekeerd voor de periode die nodig is om de noodzakelijke en haalbare herstelmaatregelen vast te stellen (over het algemeen niet langer dan zes maanden);

- moet reddingssteun worden gerechtvaardigd door dringende sociale redenen en mag hij geen negatieve gevolgen hebben voor de situatie van de industrie in andere lidstaten;

- moet reddingssteun in beginsel een eenmalig karakter hebben.

(168) De Commissie beschikt niet over de nodige gegevens om na te gaan of de tweede, de vierde en de vijfde voorwaarde zijn vervuld. Zij wijst er evenwel op dat duidelijk niet is voldaan aan de eerste en de derde voorwaarde. De consolidatieleningen zijn immers toegekend voor een looptijd van 15 jaar en tegen een rentetarief dat 50 % lager ligt dan de normale marktrente.

(169) Bijgevolg voldoet artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 niet aan de communautaire criteria voor de redding van ondernemingen in moeilijkheden.

Algemene communautaire kaderregeling voor de herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden

(170) Inzake de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden komt het door de Commissie toegepaste algemene beginsel hierop neer dat herstructureringssteun alleen wordt toegestaan als kan worden aangetoond dat goedkeuring van deze steun in het belang van de Gemeenschap is.

(171) Formeel gezien voorziet artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 in een regeling voor de herstructurering van landbouwcoöperaties in moeilijkheden. Overeenkomstig de punten 4.1 en 4.2 van de toe te passen kaderregeling is de Commissie van mening dat steunregelingen voor de herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden alleen kunnen worden goedgekeurd als deze ondernemingen voldoen aan de definitie van middelgrote en kleine bedrijven (MKB) die is gegeven in de toen geldende kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen(32). Elke steunmaatregel voor grote ondernemingen moet overeenkomstig de kaderregeling afzonderlijk worden aangemeld.

(172) Artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 bevat geen enkele uitdrukkelijke bepaling die de steun beperkt tot middelgrote en kleine bedrijven in de zin van de communautaire definitie. De Commissie wijst erop dat, hoewel de betrokken bepalingen niet naar behoren zijn aangemeld overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, volgens de Griekse autoriteiten 116 landbouwcoöperaties van deze regeling gebruik hebben gemaakt.

(173) Eén van de begunstigden was de zuivelcoöperatie AGNO, die niet kon worden beschouwd als een MKB in de zin van de communautaire kaderregeling. Eind 1993 had AGNO namelijk 912 werknemers in dienst (maximum voor MKB's: 250) en bedroeg haar omzet 60 miljoen EUR (maximum op het ogenblik dat de steun werd toegekend: 20 miljoen EUR).

(174) Bijgevolg heeft de Commissie geconcludeerd dat de regeling voor de herstructurering van de coöperaties niet tot MKB's beperkt was, zoals vereist in de communautaire kaderregeling. Daarom kan de Commissie een dergelijke regeling niet toestaan.

(175) Hierbij dient te worden opgemerkt dat de Griekse autoriteiten hebben nagelaten om, zoals geëist in het besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag, gedetailleerde gegevens te verstrekken over de uitvoering van de regeling voor alle 116 begunstigden; zij hebben zich beperkt tot het specifieke geval van AGNO.

(176) Inhoudelijk kan herstructureringssteun slechts worden goedgekeurd als aan de volgende algemene voorwaarden is voldaan:

a) Herstel van de levensvatbaarheid

Elk herstructureringsplan moet de levensvatbaarheid en de gezondheid op lange termijn van de onderneming binnen een redelijk tijdsbestek herstellen op grond van realistische veronderstellingen inzake de omstandigheden waaronder de onderneming in de toekomst zal functioneren. De verbetering van de levensvatbaarheid moet voornamelijk voorvloeien uit de interne maatregelen en mag slechts op externe factoren worden gebaseerd voorzover de veronderstellingen inzake de ontwikkeling van die factoren in brede kring worden aanvaard. Om aan het criterium van levensvatbaarheid te voldoen moet de onderneming dankzij het herstructureringsplan in staat worden gesteld alle kosten met inbegrip van afschrijvingen en financiële lasten te dekken en een minimale kapitaalopbrengst te behalen, zodat de onderneming op eigen kracht op de markt zal kunnen concurreren.

b) Vermijding van buitensporige vervalsing van de mededinging

Er moeten maatregelen worden genomen om nadelige gevolgen voor concurrenten zoveel mogelijk te voorkomen. Wanneer uit een objectieve beoordeling van vraag en aanbod blijkt dat er een overschot aan productiecapaciteit bestaat, moet het herstructureringsplan naar evenredigheid van de toegekende steun bijdragen tot de herstructurering van de betrokken markt in de Europese Gemeenschap door onomkeerbare vermindering of sluiting van productiecapaciteit.

c) Steun in verhouding tot de kosten en baten van de herstructurering

Het bedrag en de intensiteit van de steun moeten tot het voor de uitvoering van de herstructurering strikt noodzakelijke minimum worden beperkt en in verhouding staan tot de voordelen die voor de Gemeenschap worden verwacht. Bijgevolg wordt van de begunstigden van de steun verwacht dat zij met eigen middelen of via externe commerciële financiering een belangrijke bijdrage leveren aan het herstructureringsplan. Om het mededingingvervalsende effect te beperken, mag de steun niet leiden tot een kasoverschot dat de onderneming voor agressieve, marktverstorende activiteiten zou kunnen gebruiken.

d) Volledige uitvoering van het herstructureringsplan en inachtneming van de voorwaarden

De onderneming moet het door de Commissie goedgekeurde herstructureringsplan volledig uitvoeren en alle door de Commissie opgelegde verplichtingen nakomen.

e) Controle en jaarlijks verslag

Adequate verslagen die met regelmatige tussenpozen worden uitgebracht, moeten het mogelijk maken de uitvoering van het gesubsidieerde herstructureringsplan te volgen.

(177) Wat het herstel van de levensvatbaarheid betreft, is in artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94, in samenhang met de rondzendbrieven nrs. 150/94 en 22/95 van de GLB, bepaald dat de maatregel slechts kon worden toegepast als een haalhaarheidsstudie met betrekking tot de modernisering en de ontwikkeling van de coöperatie werd uitgevoerd. Uit deze haalbaarheidsstudie moest blijken dat de landbouwcoöperatie haar financiële verplichtingen ten aanzien van de GLB kon nakomen.

(178) In de betrokken schuldregelingen kon de GLB bepalingen opnemen die de administratieve en organisatorische modernisering van de coöperatie moesten garanderen. Deze bepalingen konden betrekking hebben op een verlaging van de exploitatiekosten (maatregelen om het personeelsbestand in te krimpen en/of andere passende kostenbesparende maatregelen), de verkoop van onrendabele activa en een verhoging van het eigen kapitaal (via heffingen op geleverde producten en een verhoging van de participatie van de leden).

(179) De haalbaarheidsstudie kon ook gedetailleerde tijdschema's voor de voltooiing van de financiële herstructurering bevatten (afzonderlijk schema voor elke coöperatie), alsmede bepalingen inzake de terugkeer naar de vroegere schuldregelingen en inzake regelmatig en grondig toezicht op de uitvoering van het herstructureringsplan.

(180) Aangezien artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 betrekking heeft op de vermindering van de schuld die coöperaties bij de GLB hadden uitstaan en een regelmatige afbetaling vergemakkelijkt, gaat de Commissie ermee akkoord dat de voor elke coöperatie verrichte haalbaarheidsstudie kan worden beschouwd als een herstructureringsplan in de zin van de kaderregeling. Deze haalbaarheidssstudies zijn namelijk bedoeld om te voorzien in financiële steun voor een herstructureringsproces dat uitsluitend via interne maatregelen wordt uitgevoerd.

(181) Wat de naleving van de tweede voorwaarde betreft, is in artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 geen enkele bepaling opgenomen met betrekking tot maatregelen van de Griekse staat om nadelige gevolgen voor concurrenten zoveel mogelijk te neutraliseren. Bovendien geldt de steunregeling voor coöperaties in de hele landbouwsector, met inbegrip van subsectoren waar de productiecapaciteit structureel te groot is, zoals de zuivelsector, waarvoor in punt 2.3 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG(33) sectorale beperkingen zijn vastgesteld, waarnaar wordt verwezen in de kaderregeling inzake staatssteun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten, die gold op het ogenblik dat de procedure van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag is ingeleid. Het genoemde artikel 5 noch de bepalingen voor de uitvoering ervan bevatten een bepaling om de gesteunde coöperaties ertoe te verplichten door middel van een onomkeerbare vermindering of sluiting van productiecapaciteit bij te dragen tot de herstructurering van de betrokken markt op Europees niveau.

(182) In verband hiermee moet worden opgemerkt dat, in tegenstelling tot wat de Griekse autoriteiten beweren, Beschikking 94/173/EG van toepassing was op alle regio's van de Gemeenschap, zij het dat voor de regio's van doelstelling 1, zoals Griekenland, sommige uitzonderingscriteria konden worden toegepast. Beschikking 94/173/EG moet worden beschouwd als een indicator voor de beoordeling van de overcapaciteit in sommige sectoren waarvoor confinancieringsmaatregelen of staatssteun worden overwogen. Zij is evenwel geen absolute referentie. Eventueel kunnen andere indicatoren die op overcapacitieit wijzen (bijvoorbeeld marktonderzoek), worden gehanteerd.

(183) De Griekse autoriteiten voeren aan dat de huidige wetgeving bepalingen bevat die verplichten tot een vermindering of stopzetting van de productiecapaciteit, en met name tot stopzetting van verlieslatende activiteiten. De Commissie is van oordeel dat Griekse wet nr. 2237/94 noch de bepalingen voor de uitvoering ervan een vermindering van de productie van de coöperaties opleggen; zij bevatten alleen een verplichting tot verkoop van onrendabele activa. De stopzetting van productieactiviteiten en de verkoop van onrendabele activa zijn volledig verantwoord om de activa en de passiva opnieuw in evenwicht te brengen en zijn dan ook noodzakelijk om de levensvatbaarheid van de coöperatie veilig te stellen. Volgens de Commissie bevatten deze bepalingen evenwel geen verplichting tot productievermindering die zou kunnen worden beschouwd als een reële tegenprestatie van de begunstigde van de maatregel met het oog op de herstructurering van de betrokken sector op communautair niveau.

(184) In punt 3.2.3 van de communautaire kaderregeling zijn specifieke voorwaarden voor herstructureringssteun in steungebieden vastgesteld. Volgens deze bepalingen kan de Commissie, als dit voor de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën verantwoord is, in steungebieden (artikel 87, lid 3, onder a) en c), van het EG-Verdrag) een enigszins flexibeler benadering hanteren ten aanzien van de vereiste capaciteitsvermindering als er sprake is van een markt met structurele overcapaciteit. De Commissie kan evenwel niet aanvaarden dat volledig van deze eis wordt afgeweken. De Griekse autoriteiten hebben namelijk geen enkele rechtvaardiging gegeven voor hun besluit om zich in een dergelijke mate flexibel op te stellen ten aanzien van een maatregel die invloed heeft op alle sectoren van de landbouwproductie in heel Griekenland.

(185) Bij de derde voorwaarde gaat het om de verhouding tussen de kosten van de herstructureringssteun en de baten die eruit voortvloeien voor de Gemeenschap.

(186) Ten eerste bevat artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 noch de bepalingen voor de uitvoering ervan een bepaling die het totale steunbedrag voor elke coöperatie beperkt tot het voor de herstructurering noodzakelijke minimum. Daarom kan de Commissie niet garanderen dat de goedgekeurde steun in alle gevallen tot het strikt noodzakelijke minimum is beperkt.

(187) Voorts kan de Commissie niet garanderen dat de overeengekomen schuldregelingen voor geen enkele van de 116 coöperaties hebben geleid tot een kasoverschot (of herstel van de leningscapaciteit) dat kon worden aangewend voor agressieve, marktverstorende activiteiten.

(188) De Commissie is ook van mening dat maatregelen als de verhoging van het eigen kapitaal, de vaststelling van een heffing per eenheid geleverd product en de verkoop van onrendabele activa kunnen worden beschouwd als bijdragen van de begunstigden tot de herstructurering, op voorwaarde dat de uit deze heffingen en verkopen resulterende middelen ter beschikking worden gesteld voor de financiering van de herstructurering. Informatie over de omvang van de middelen die met deze maatregelen worden beoogd, zou de Commissie in staat stellen te oordelen of de betrokken bijdrage "aanzienlijk" is in de zin van de communautaire kaderregeling. Hierbij moet evenwel worden opgemerkt dat in artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 noch in de bepalingen voor de uitvoering ervan is vastgesteld hoe hoog de bijdrage van de begunstigden moet zijn om als "aanzienlijk" te worden beschouwd.

(189) Inzake de vierde voorwaarde (volledige uitvoering van het herstructureringsplan) merkt de Commissie op dat de GLB toezicht heeft gehouden op de uitvoering van de ondernemingsplannen. In minstens één geval hebben de Griekse autoriteiten erop gewezen dat de oorspronkelijke herstructureringsmaatregelen ontoereikend waren om de levensvatbaarheid van de coöperatie te garanderen. Als gevolg hiervan zijn twee reeksen aanvullende herstructureringsmaatregelen opgelegd. In dit geval heeft de GLB rechtstreeks het beheer van de coöperatie op zich genomen. Hoewel de precieze details over de overname door de GLB van de controle op de betrokken coöperatie onduidelijk zijn, blijkt uit dit optreden dat de herstructureringsprogamma's niet in alle gevallen volledig zijn uitgevoerd. Voorts is de directe controle door de GLB in tegenspraak met de voorschriften, aangezien daarin is bepaald dat, als bij de afbetaling een vertraging van meer dan zes maanden wordt geconstateerd, de schuldherschikkingsregelingen moeten worden geannuleerd en moet worden teruggekeerd naar de vorige toestand. Bovendien valt niet uit te sluiten dat, als de herstructureringsprogramma's niet strikt worden toegepast en de GLB de controle op een coöperatie heeft overgenomen, verdere steun aan deze coöperatie wordt verleend(34). Bijgevolg kan de Commissie niet garanderen dat de maatregelen tot herstel van de levensvatbaarheid in alle regelingen die krachtens artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 zijn goedgekeurd, volledig zijn uitgevoerd.

(190) Inzake de vijfde voorwaarde merkt de Commissie op dat in de gepubliceerde uitvoeringsbepalingen is vastgesteld dat nauwgezet toezicht moet worden gehouden op de herschikkingsregelingen. Griekenland heeft evenwel geen gedetailleerd verslag over de volledige uitvoering van deze maatregelen voorgelegd, zoals de Commissie bij de inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag had gevraagd.

(191) Gelet op het voorgaande concludeert de Commissie dat artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 niet in overeenstemming is met de communautaire kaderregeling. Bijgevolg kan zij de regeling, ook al had die alleen betrekking op kleine en middelgrote bedrijven in de zin van de betrokken communautaire kaderregeling, niet goedkeuren.

Het specifieke geval van de steun die aan de zuivelcoöperatie AGNO is toegekend in het kader van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 en van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989

(192) Artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 omvat een regeling voor de herstructurering van landbouwcoöperaties in moeilijkheden. Het zuivelbedrijf AGNO is slechts een van de begunstigde van deze regeling. In de regel gaat de Commissie ervan uit dat de toetsing, aan de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag, van afzonderlijke gevallen waarin deze regeling is toegepast, geen invloed heeft op de conclusie inzake de (on)verenigbaarheid van de regeling met de interne markt. De Commissie is evenwel van mening dat, rekening houdend met het feit dat zowel de aanklacht als de opmerkingen van de Griekse autoriteiten en van de GLB op de zuivelcoöperatie AGNO zijn toegespitst, het nuttig is de aan AGNO toegekende steun ter verduidelijking te toetsen aan de algemene criteria voor de redding en de herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden.

(193) Aangezien de steun aan AGNO zowel op grond van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 als in het kader van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 is verleend en in beide gevallen soortgelijke doelstellingen zijn nagestreefd en vergelijkbare middelen zijn aangewend, zal deze evaluatie betrekking hebben op beide regelingen.

(194) Met deze evaluatie wordt niet vooruitgelopen op het standpunt van de Commissie inzake de verenigbaarheid van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 met de voorschriften inzake staatssteun.

(195) Inzake de naleving van de eerste voorwaarde van de communautaire kaderregeling (herstel van de levensvatbaarheid), merkt de Commissie op dat de Griekse autoriteiten een reeks maatregelen ten uitvoer hebben gelegd. Deze maatregelen beogen het financiële evenwicht van de coöperatie te herstellen. Zij omvatten kostenbesparende maatregelen zoals de inkrimping van het personeelsbestand (150 banen in drie jaar), de vermindering van het aantal overuren en van de salaristoeslagen van het personeel, de vermindering van de uitgaven voor marketing en reclame tot 2 % van de omzet en een jaarlijkse besparing op de algemene uitgaven van 50 miljoen GRD. Voorts zijn deze maatregelen gericht op het verkrijgen van nieuwe middelen, bijvoorbeeld herstel van het kapitaal van de coöperatie, verhoging van het lidmaatschapsgeld van de coöperatie met 50000 GRD, invoering van een speciale heffing op geleverde melk (1,5 GRD/kg voor de eerste drie jaren en van 3 GRD/kg na 1996), verhoging van het eigen kapitaal en verkoop van onroerende goederen. Daarnaast moet AGNO moderne marketingtechnieken invoeren, haar productengamma uitbreiden, de kwaliteit van haar producten verbeteren en geplande investeringen in andere dan de melkverwerkende afdeling annuleren. Deze maatregelen kunnen worden beschouwd als een herstructureringsplan in de zin van de bovengenoemde kaderregeling.

(196) Met het oog op de goedkeuring van het herstructureringsplan beperkt de GLB de financiële evaluatie tot de nettocashflow van de coöperatie en de netto-opbrengsten bij toepassing van het herstructureringsplan, verminderd met de bedragen die gedurende de hele afbetalingstermijn moeten worden afgelost. Volgens de Commissie biedt deze beoordelingmethode de mogelijkheid te berekenen of de coöperatie in staat is om de leningen met de nieuwe rentetarieven af te betalen, maar kan zij niet worden gelijkgesteld met een beoordeling van de levensvatbaarheid van de coöperatie in de zin van de kaderregeling, waarin is bepaald dat de rendabiliteit van de coöperatie moet worden geanalyseerd aan de hand van door particuliere kapitaal verstrekkers gehanteerde criteria.

(197) Dit is zeer belangrijk, vooral omdat de nettocashflow volgens het herstructureringsplan tussen 1998 en 2004 kleiner is dan 100 miljoen GRD, d.i. 0,5 % van de omzet van de coöperatie.

(198) Inzake de naleving van de tweede voorwaarde (capaciteitsvermindering) is de coöperatie actief in de zuivelsector, die gekenmerkt wordt door structurele overcapaciteit. Er geldt een reeks sectorale beperkingen, zowel voor de primaire productie (artikel 6 van Verordening (EG) nr. 950/97) als voor de be- en verwerking en de afzet van zuivelproducten (punt 2.2 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG). Overigens bevatten de aan AGNO opgelegde herstructureringsmaatregelen, ondanks de omvang van de coöperatie, geen bepalingen inzake capaciteitsvermindering.

(199) Inzake de derde voorwaarde (proportionaliteit) is de Commissie van oordeel dat de gunstige bepalingen van artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 op zich niet toereikend waren om AGNO in staat te stellen haar levensvatbaarheid te herstellen. Dit blijkt uit het feit dat de GLB, ondanks de toepassing van deze wetsbepalingen, nog eens 1,899 miljard GRD, ondanks de toepassing van deze wetsbepalingen, nog eens 1,899 miljard GRD heeft moeten herschikken met het oog op de redding en de herstructurering van deze coöperatie.

(200) De Commissie moet zich ervan vergewissen dat de begunstigde coöperatie een aanzienlijke bijdrage tot het herstructureringsproces levert. Volgens de berekeningsmethode die de Commissie normaliter toepast, heeft de consolidatielening een nettosubsidie-equivalent van ten minste 64,7 % (zie overweging 119). Aangezien met de hele lening een bedrag van 12,044 miljard GRD gemoeid is (10,145 miljard GRD + 1,899 miljard GRD), bedraagt de totale steun 7,79 miljard GRD. Daartegenover staat dat de begunstigde door de speciale heffing per kilogram geleverde melk, de verhoging van het eigen kapitaal en de verkoop van activa over de hele herstructureringsperiode een bijdrage van 3,025 miljard GRD levert, wat overeenkomt met 38 % van de totale herstructureringssteun. Volgens de Commissie kan deze eigen bijdrage als aanzienlijk worden beschouwd.

(201) Wat de vierde voorwaarde betreft (volledige uitvoering van het herstructureringsplan), blijkt duidelijk uit de opmerkingen van de Griekse autoriteiten dat de oorspronkelijke maatregelen die aan de coöperatie werden opgelegd, niet toereikend waren om het herstel van de levensvatbaarheid te garanderen. Als gevolg hiervan werden twee reeksen aanvullende maatregelen opgelegd. Voorts heeft AGNO opnieuw staatssteun gekregen in de vorm van een herschikking, krachtens Griekse wet nr. 2538/97, van een schuld ten bedrage van 570 miljoen GRD die zij bij de GLB had uitstaan. Ten slotte heeft de GLB in mei 1998 het beheer van AGNO overgenomen.

(202) Gelet op het voorgaande, zijn er twee mogelijkheden. Als de eerste reeks maatregelen realistisch was en volstond om de levensvatbaarheid van AGNO te herstellen, werden de herstructureringsmaatregelen niet volledig uitgevoerd. Werden de oorspronkelijke herstructureringsmaatregelen wel volledig toegepast, dan rijst, wegens de vaststelling van nieuwe maatregelen en de toekenning van nieuwe steun aan AGNO, twijfel inzake de juistheid van de oorspronkelijke evaluatie van de vooruitzichten op herstel van de levensvatbaarheid van het bedrijf.

(203) De beoordeling van de specifieke steun aan de zuivelcoöperatie AGNO bevestigt ook in dit geval de conclusie dat de algemene regeling die wordt toegepast krachtens artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94, en de steun die wordt toegekend in het kader van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989, niet in overeenstemming zijn met de communautaire kaderregeling.

(204) Voorts zou de Commissie de overname van het beheer van AGNO door de GLB kunnen toetsen aan de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag. Om procedurele redenen kan dit nieuwe element evenwel niet in het kader van deze beschikking worden beoordeeld.

VI. CONCLUSIE

(205) De Commissie is van oordeel dat de belastingbepalingen voor coöperaties die bij de Griekse wetten nrs. 2238/94 en 2169/93 zijn vastgesteld, en de bepalingen inzake schuldherschikkingen die zijn opgenomen in besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989, op zich geen steunmaatregelen van de staten vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. In het specifieke geval van de herschikking van de schuld van AGNO in het kader van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 is de Commissie evenwel van mening dat de betrokken regelingen wel een steunmaatregel van de staten vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(206) Daarentegen is de Commissie van oordeel dat artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92 (met inbegrip van de steun die aan de zuivelcoöperatie AGNO is verleend op grond van artikel 19 van Griekse wet nr. 2198/94) en artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94 steunmaatregelen van de staten vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(207) De Commissie betreurt het dat Griekenland deze steun onrechtmatig heeft toegekend in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag.

(208) Om de bovengenoemde redenen komen de steunmaatregelen die voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, niet in aanmerking voor een van de afwijkingen die zijn vastgesteld in artikel 87, lid 2 of lid 3. Zij zijn dan ook onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(209) In gevallen zoals deze, waar niet-aangemelde steun wordt toegekend voordat de Commissie haar definitieve besluit heeft genomen, verhindert het dwingende karakter van de in artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag vastgestelde procedureregels, waarvan het Hof van Justitie de rechtstreekse werking heeft erkend in zijn arresten van 19 juni 1973 (zaak 77-72; Carmine Capolongo tegen Azienda Agricola Maya(35), 11 december 1973 (zaak 120-73; Gebr. Lorenz GmbH tegen Bondsrepubliek Duitsland(36) en van 22 maart 1977 (zaak 78-76; Steinike & Weinlig tegen Bondsrepubliek Duitsland(37), dat de betrokken steunmaatregelen met terugwerkende kracht worden gelegaliseerd (arrest van 21 november 1991 in zaak C-354/90: Fédération nationale du commerce extérieur des produits alimentaires et autres tegen Frankrijk(38).

(210) In artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag(39) is bepaald dat, als negatieve beschikkingen worden gegeven in gevallen van onrechtmatige steun, de Commissie beschikt dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen. Deze terugbetaling is nodig om de vroegere situatie te herstellen, door alle financiële voordelen ongedaan te maken die de begunstigde van de onrechtmatig verleende steun heeft genoten sinds de datum waarop deze steun is uitgekeerd.

(211) In artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 659/1999 is bepaald dat de terug te vorderen steun de rente omvat die wordt berekend op basis van een door de Commissie vastgesteld passend percentage. De rente is betaalbaar vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot de datum van daadwerkelijke terugbetaling van de steun.

(212) De steun moet worden terugbetaald volgens de procedures waarin de Griekse wetgeving voorziet. De betrokken steunbedragen worden vermeerderd met rente die wordt berekend vanaf de datum waarop de steun is verleend tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op basis van het marktrentetarief dat wordt gehanteerd voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent in het kader van regionale steunregelinger(40).

(213) Deze beschikking doet niets af aan een eventueel onderzoek van de Commissie inzake de gevolgen van het optreden van de GLB voor de concurrentie in de landbouwsector in Griekenland.

(214) Deze beschikking doet niets af aan eventuele latere besluiten van de Commissie met betrekking tot de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds van de Landbouw (EOGFL),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De belastingbepalingen ten gunste van coöperaties die zijn vastgesteld bij de Griekse wetten nrs. 2238/94 en 2169/93, en de schuldherschikkingsregelingen in het kader van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989 vormen op zich geen steunmaatregelen van de staten in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

2. De volgende steunmaatregelen zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt:

a) artikel 32, lid 2, van Griekse wet nr. 2008/92;

b) artikel 5 van Griekse wet nr. 2237/94;

c) de toekenning, op grond van artikel 19 van Griekse wet nr. 2198/94, van een bedrag van 529,89 miljoen GRD aan de zuivelcoöperatie AGNO;

d) de herschikking, in het kader van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989, van de schuld van 1,899 miljard GRD die de coöperatie AGNO bij de Griekse Landbouwbank had uitstaan.

Artikel 2

1. De Griekse autoriteiten nemen alle nodige maatregelen om binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking de in artikel 1, lid 2, bedoelde en onwettig ter beschikking gestelde steun van de begunstigden terug te vorderen.

2. De terugvordering vindt plaats volgens de procedures waarin de Griekse wetgeving voorziet. De terug te vorderen steun omvat rente vanaf de datum waarop de steun de begunstigden ter beschikking is gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op grond van de referentierentevoet die wordt gehanteerd voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent in het kader van regionale steunregelingen.

Artikel 3

1. Griekenland deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.

2. Voorts wordt de Griekse autoriteiten verzocht binnen dezelfde periode bij de Commissie het volgende in te dienen:

a) een volledige lijst van de begunstigden van alle steunregelingen, met vermelding van de terug te vorderen bedragen en de verschuldigde rente;

b) alle beschikbare informatie over de overname van de controle op AGNO door de Griekse Landbouwbank en bewijsstukken waaruit blijkt dat dit optreden van deze bank niet tot de toekenning van nieuwe staatssteun aan AGNO leidt;

c) alle informatie die de Commissie nodig heeft om een onderzoek op grond van de artikelen 87 van het EG-Verdrag en 88 van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de relaties tussen de Griekse staat en de Griekse Landbouwbank en van de gevolgen die het optreden van deze bank heeft voor de concurrentie in de landbouwsector. Met het oog hierop dient Griekenland bij de Commissie alle terzake geldende wetsbepalingen en de balansen van de bank over de laatste tien jaar in, eventueel vergezeld van zijn opmerkingen;

d) een verslag betreffende alle schuldherschikkingen ten gunste van coöperaties die de Griekse Landbouwbank heeft toegepast op grond van besluit nr. 1620 van de gouverneur van de Bank van Griekenland van 5 oktober 1989, en een evaluatie van de verenigbaarheid daarvan met de artikelen 87 en 88.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 1 maart 2000.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB C 100 van 2.4.1998, blz. 7, en PB C 107 van 7.4.1998, blz. 19.

(2) PB C 376 van 4.12.1998, blz. 2.

(3) PB C 120 van 1.5.1999, blz. 16.

(4) Zie voetnoot 1.

(5) PB L 215 van 30.7.1992, blz. 91.

(6) PB L 195 van 29.7.1980, blz. 35. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/84/EEG (PB L 254 van 12.10.1993, blz. 16).

(7) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

(8) SEC(89) 343/2 van 7 maart 1989.

(9) Steunmaatregel N 54/87 - Brief van de Commissie SG(87) D/5035 van 15 april 1987.

(10) PB L 79 van 23.3.1994, blz. 29. Beschikking ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1750/1999 (PB L 214 van 13.8.1999, blz. 31), met ingang van 1 januari 2000.

(11) Zie voetnoot 6.

(12) Bron: Eurostat.

(13) Arrest van het Hof van 29 juni 1999 in zaak C-256/97 (DMT). Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(14) PB C 307 van 13.11.1993, blz. 3.

(15) Voetnoot 14 en Bulletin EG 9-1984, deel 3, punt 5, onder 3.2, derde geval, mutatis mutandis (wat de kapitaalinbreng van particuliere aandeelhouders betreft).

(16) Zie steunmaatregel C 47/95, in het kader waarvan Italië volgens de procedure van artikel 88, lid 2, derde alinea, van het EG-Verdrag van de Raad de toestemming heeft gekregen steun te verlenen om te voorkomen dat banken in geval van bankroet van coöperaties beslag zouden leggen op het persoonlijke vermogen van de leden van de coöperatie.

(17) PB C 384 van 10.12.1998, blz. 3.

(18) Zie steunmaatregel C 51/96.

(19) PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2.

(20) Arrest van het Hof van 17 september 1980 in zaak 730-79 (Philip Morris). Jurisprudentie 1980, blz. 2671-2693.

(21) Met name het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 8 juni 1995 in zaak T-459/93 (Siemens tegen Commissie), Jurisprudentie 1995, blz. II-1675, en de jurisprudentie waarnaar hierin is verwezen.

(22) PB C 212 van 12.8.1988, blz. 2. Zie ook de punten 2 en 4 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (PB C 74 van 10.3.1998, blz. 10).

(23) Arrest van het Hof van 14 januari 1997 in zaak C-165/97 - Spanje tegen Commissie (Piezas y Rodajes SA), Jurisprudentie 1997, blz. I-0135.

(24) Arrest van het Hof van 12 juni 1990 in zaak 35-88 (KYDEP), Jurisprudentie 1990, blz. I-3125.

(25) Arrest van het Hof in zaak 177-78 (Pigs and Bacon) Commissie tegen McCarren, Jurisprudentie 1979, blz. II-2161.

(26) Zie voetnoot 7.

(27) PB C 283 van 19.9.1997, blz. 2.

(28) PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(29) Zie voetnoot 8 en de steunmaatregelen N 864/97 en C 65/97.

(30) PB L 142 van 2.6.1997, blz. 1.

(31) PB C 29 van 2.2.1996, blz. 4.

(32) PB C 213 van 19.8.1992, blz. 10. Voor de huidige regeling zie PB C 213 van 23.7.1996, blz. 4.

(33) Zie voetnoot 10.

(34) Arrest van het Hof van 17 juni 1999 in zaak C-295/97 (Piaggio). Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(35) Jurisprudentie 1973, blz. 611.

(36) Jurisprudentie 1973, blz. 1471.

(37) Jurisprudentie 1977, blz. 595.

(38) Jurisprudentie 1991, blz. I-5505.

(39) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(40) PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

Top