Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001Q1208

    Reglement van orde van het bij de Europese Investeringsbank ingestelde Comité voor de Investeringsfaciliteit

    PB L 325 van 8.12.2001, p. 28–30 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_rules/2001/1208/oj

    32001Q1208

    Reglement van orde van het bij de Europese Investeringsbank ingestelde Comité voor de Investeringsfaciliteit

    Publicatieblad Nr. L 325 van 08/12/2001 blz. 0028 - 0030


    Reglement van orde van het bij de Europese Investeringsbank ingestelde Comité voor de Investeringsfaciliteit

    Artikel 1

    1. Het Comité voor de Investeringsfaciliteit, hierna het "Comité" te noemen bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, en wel een per lidstaat, en een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, hierna genoemd de "Commissie". Slechts de vertegenwoordigers van de lidstaten hebben stemrecht.

    De voorzitter en de vice-voorzitter van het Comité worden uit de leden van het Comité voor een periode van twee jaar gekozen. De verkiezing vindt bij geheime stemming plaats aan het begin van de eerste vergadering van het Comité. De voorzitter wordt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen uit de kandidaten gekozen. De vice-voorzitter wordt volgens dezelfde procedure gekozen.

    De Europese Investeringsbank, hierna genoemd de "Bank", draagt zorg voor het secretariaat en de ondersteunende dienstverlening van het Comité.

    2. Iedere lidstaat benoemt een vertegenwoordiger, alsmede een stemgerechtigde plaatsvervanger. De plaatsvervangers zijn slechts ter vergadering van het Comité aanwezig als plaatsbekleder van de vertegenwoordiger. Indien in een uitzonderlijk geval de vertegenwoordiger noch de plaatsvervanger een vergadering van het Comité kan bijwonen, kan de vertegenwoordiger volmacht geven aan een andere vertegenwoordiger, dan wel worden vervangen door een ad hoc aan te wijzen derde. De lidstaten stellen de Bank en het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de namen en adressen van hun vertegenwoordigers en plaatsvervangers, en wel via hun Permanente Vertegenwoordigingen bij de Europese Gemeenschappen.

    3. De Commissie benoemt ten behoeve van de bijwoning van de vergaderingen van het Comité een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger en stelt de Bank en het secretariaat-generaal van de Raad in kennis van hun namen. De aangewezen personen kunnen worden bijgestaan door functionarissen en andere personeelsleden van de Commissie.

    4. De Bank benoemt ten behoeve van de werkzaamheden van het Comité een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger en stelt de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad in kennis van hun namen. De aangewezen personen kunnen worden bijgestaan door functionarissen van de Bank.

    5. Een vertegenwoordiger van het secretariaat-generaal van de Raad zal verzocht worden de vergaderingen van het Comité als waarnemer bij te wonen.

    Artikel 2

    Het Comité vergadert ten minste vier maal per jaar, na oproeping door de voorzitter. Voorts kan het Comité op verzoek van een vertegenwoordiger van een lidstaat, van de Commissie of van de Bank door de voorzitter worden bijeengeroepen.

    Convocaties en de in artikel 5, lid 1, bedoelde documenten worden door het secretariaat aan de vertegenwoordigers en hun plaatsvervangers verzonden, samen met bijzonderheden met betrekking tot de voor de vergadering voorgestelde agenda.

    Artikel 3

    Het Comité besluit ten aanzien van alle onderwerpen met een meerderheid van 145 stemmen, waarbij ten minste 8 lidstaten vóór moeten stemmen. Het gewicht van de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten wordt als volgt bepaald:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Artikel 4

    1. Volgens de voorwaarden van artikel 3 heeft het Comité de volgende taken:

    a) met betrekking tot de Investeringsfaciliteit, het goedkeuren van:

    i) de operationele richtsnoeren en voorstellen tot hun herziening;

    ii) de investeringsstrategieën en de bedrijfsplannen, overeenkomstig artikel 30, lid 1, onder 2, van het Intern Akkoord;

    iii) de jaarverslagen;

    iv) alle documenten met betrekking tot het algemene beleid, met inbegrip van evaluatierapporten;

    b) het uitbrengen van advies over:

    i) voorstellen voor de toekenning van een rentesubsidie, overeenkomstig artikel 30, lid 2, onder 1, van het Intern Akkoord;

    ii) voorstellen voor projecten waaromtrent de Commissie een negatief advies heeft uitgebracht;

    iii) andere voorstellen op basis van de algemene beginselen zoals vastgelegd in de operationele richtsnoeren.

    2. De Bank stelt de in artikel 4, lid 1, onder a) bedoelde documenten op en legt deze voor aan het Comité. De in artikel 4, lid 1, onder b) bedoelde voorstellen worden door de Bank aan het Comité voorgelegd en behelzen bijzonderheden omtrent:

    a) de beschrijving van het project en de relevantie ervan in het kader van de ontwikkelingsstrategie voor het desbetreffende land, als opgenomen in de country strategy documentatie;

    b) de met het project te bereiken ontwikkelingsdoelstelling, waaronder de duurzaamheid van de geplande maatregelen;

    c) de algemene opzet van het project en de redenen om het uit te voeren;

    d) de kosten, financiering en risico's van het project;

    e) het effect van het project op lokale, nationale en regionale schaal, uitgaande van de bepalingen van de ACS-EG-Overeenkomst van Cotonou, met name op het gebied van het milieu;

    f) de goedkeuring of het advies van de Commissie, overeenkomstig artikel 30, lid 4, van het Intern Akkoord.

    3. De gedetailleerde regels voor de technische uitvoering van het project en het daarvoor geplande tijdschema worden in principe in de bijlage weergegeven.

    Artikel 5

    1. In de uitvoering van artikel 4 draagt de Bank zorg voor toezending van de desbetreffende documenten en voorstellen aan de vertegenwoordigers in het Comité. Zij neemt daarbij de volgende termijnen voor toezending in acht:

    a) ten minste 4 werkweken voor de vastgestelde vergaderdatum in geval van uitvoering van artikel 4, lid 1, onder a);

    b) ten minste 2 werkweken voor de vastgestelde vergaderdatum in geval van uitvoering van artikel 4, lid 1, onder b).

    In uitzonderlijke gevallen kan de voorzitter, op met redenen omkleed verzoek van de Bank, bepalen dat van bovenstaande termijnen wordt afgeweken.

    2. De vertegenwoordigers doen de Bank hun schriftelijke opmerkingen of verzoeken om nadere inlichtingen ter zake van documenten waarvoor lid 1, onder a), en lid 1, onder b), gelden ten minste vijf respectievelijk drie werkdagen voor de desbetreffende vergaderdatum toekomen.

    3. Op voorstel van de voorzitter stelt het Comité aan het begin van de vergadering de agenda vast. Iedere vertegenwoordiger kan verzoeken dat er onderwerpen aan de agenda worden toegevoegd, evenwel uitsluitend ter bespreking. Daarbij kunnen inlichtingen mondeling worden verstrekt.

    4. Indien een vertegenwoordiger afwezig is, wordt deze geacht de voorgelegde documenten te hebben goedgekeurd dan wel hieromtrent een positief advies te hebben uitgebracht, tenzij zijn plaatsvervanger (of, bij wijze van uitzondering, een ad hoc vervanger) aanwezig is of indien hij de voorzitter van het Comité schriftelijk heeft bericht voornemens te zijn deze niet goed te keuren of daaromtrent geen positief advies uit te brengen dan wel zo hij, in een uitzonderlijk geval, volmacht heeft gegeven aan een andere vertegenwoordiger. Indien er stemvolmachten zijn afgegeven of een vervanger is aangewezen, wordt de voorzitter van het Comité hiervan in kennis gesteld.

    Een vertegenwoordiger mag slechts van een enkele vertegenwoordiger van een andere lidstaat een volmacht ontvangen.

    Artikel 6

    1. Op initiatief van de Bank kan het Comité via een schriftelijke procedure om advies worden gevraagd.

    Indien de Bank een voorstel via de schriftelijke procedure voorlegt, voorziet zij dit van alle daarop betrekking hebbende documenten. Een vertegenwoordiger wordt geacht met een voorstel te hebben ingestemd, tenzij hij binnen twee weken na voorlegging een afwijzende stem heeft uitgebracht.

    Indien een vertegenwoordiger uiterlijk vijf werkdagen voor het verstrijken van de in de vorige alinea genoemde periode van twee weken uitdrukkelijk om bespreking van het voorstel tijdens een vergadering van het Comité heeft gevraagd, roept de voorzitter het Comité overeenkomstig artikel 2 bijeen.

    Artikel 7

    1. Terwijl de Bank altijd overeenkomstig artikel 30, lid 5, van het Intern Akkoord handelt, kan het Comité documenten overeenkomstig artikel 30, lid 1, van het Intern Akkoord goedkeuren, dan wel daaromtrent overeenkomstig lid 2 van dat artikel positief advies uitbrengen, op voorwaarde dat daarin de door het Comité bepaalde wijzigingen worden aangebracht.

    2. Het Comité kan verlangen dat een verzoek of voorstel op bepaalde onderdelen wordt aangevuld voordat het wordt beoordeeld. In een dergelijk geval kan het verzoek of het voorstel nogmaals aan het Comité worden voorgelegd.

    3. De door het Comité uitgebrachte adviezen worden doorgezonden aan de beslissingsbevoegde organen van de Bank.

    Artikel 8

    1. Onder verantwoordelijkheid van de voorzitter stelt het secretariaat binnen twee weken na elke vergadering van het Comité een verslag op dat de voornaamste conclusies en de belangrijkste standpunten van de vertegenwoordigers behelst. Het secretariaat brengt eveneens verslag uit van de via een schriftelijke procedure kenbaar gemaakte standpunten en uitgebrachte stemmen. Deze verslagen worden verzonden aan de in artikel 1, lid 2, genoemde personen.

    2. Het verslag wordt als definitief beschouwd zodra het door het Comité is goedgekeurd, hetzij via een schriftelijke procedure hetzij tijdens een volgende vergadering.

    3. Alle voor het Comité bestemde correspondentie dient te worden gezonden aan het secretariaat, ter attentie van de voorzitter van het Comité.

    4. Personen die vergaderingen van het Comité bijwonen worden verzocht de vertrouwelijkheid te respecteren van het werk en de beraadslagingen van het Comité. Daarmee verband houdende documenten zijn bedoeld voor gebruik door de personen voor wie zij bestemd zijn; zij zijn verantwoordelijk voor het veilig bewaren en het waarborgen van de vertrouwelijkheid van die documenten.

    Artikel 9

    1. De huishoudelijke uitgaven van het Comité, met inbegrip van de reiskosten van één lid van de delegatie per lidstaat, worden gedragen door de Bank.

    2. De Bank stelt het Comité de ruimten en faciliteiten ter beschikking die het nodig heeft om zijn werk te verrichten.

    Artikel 10

    Alle mededelingen, correspondentie of documenten die uitgaan in verband met de uitvoering van deze regels, kunnen per elektronische post of per fax worden verzonden.

    Top