EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000H0517

2000/517/EG: Aanbeveling van de Raad van 19 juni 2000 betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap

PB L 210 van 21.8.2000, p. 1–40 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2000/517/oj

32000H0517

2000/517/EG: Aanbeveling van de Raad van 19 juni 2000 betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 210 van 21/08/2000 blz. 0001 - 0040


Aanbeveling van de Raad

van 19 juni 2000

betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap

(2000/517/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 99, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de bespreking door de Europese Raad van 19 juni in Santa Maria da Feira,

Overwegende dat het Europees Parlement een resolutie over de aanbeveling van de Commissie heeft aangenomen,

BEVEELT AAN:

I. ALGEMENE RICHTSNOEREN VOOR HET ECONOMISCH BELEID

1. INLEIDING

Globalisering en het vooruitzicht van een nieuwe, op kennis gebaseerde economie bieden belangrijke kansen voor de Europese Unie en haar burgers. Om deze kansen te kunnen benutten moet er meer vaart gezet worden achter de huidige hervorming van de Europese economie. Daartoe bouwen deze globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) voort op de bestaande strategie en breiden deze uit, en geven zij operationele inhoud aan de conclusies van de Europese Raad van Lissabon. De richtsnoeren zijn vooral gericht op de gevolgen voor de middellange en lange termijn van het structureel beleid, op hervormingen die bedoeld zijn om het economisch groeipotentieel, de werkgelegenheid en de sociale samenhang te bevorderen, en op de overgang naar een op kennis gebaseerde economie. Het proces van Cardiff en het proces van Luxemburg zullen in dit verband nader ingaan op hun respectieve thema's.

De globale richtsnoeren voor het economisch beleid

Het Verdrag bepaalt dat de lidstaten hun economisch beleid moeten voeren teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie en in het kader van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) (artikel 98). Ook bepaalt het dat de lidstaten hun economisch beleid moeten beschouwen als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en het moeten coördineren in het kader van de Raad (artikel 99). Daartoe heeft de Raad sedert het begin van fase 2 van de Economische en Monetaire Unie (EMU) op aanbeveling van de Commissie elk jaar de GREB vastgesteld. Deze vormen de kern van het economische beleidscoördinatieproces en leveren het kader voor de vaststelling van de algemene beleidsdoelstellingen en -richtlijnen van de lidstaten en de Unie. De GREB krijgen nog meer betekenis door het verslag van de Raad over de economische beleidscoördinatie dat werd goedgekeurd door de Europese Raad van Helsinki en de speciale Europese Raad van Lissabon ("Werkgelegenheid, economische hervorming en sociale samenhang"), waarin de Europese Raad besloot ieder voorjaar een bijeenkomst over economische en sociale vraagstukken te houden.

Om de Europese Raad in staat te stellen tijdig op zijn jaarlijkse voorjaarsbijeenkomst effectieve politieke leiding te geven aan deze omschakeling en ervoor te zorgen dat de Raad (Economische en Financiële Zaken) in staat is gebruik te maken van de werkzaamheden van andere Raadsformaties, zal de wijze van opstelling van de GREB gewijzigd worden.

Vanaf dit jaar zullen de GREB aan andere relevante Raadsformaties worden toegezonden opdat zij de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de uitvoering daarvan op hun respectieve werkterreinen. Tegelijkertijd zal deze Raadsformaties worden verzocht hun werkzaamheden te richten op de formulering van de GREB voor het komende jaar en ervoor te zorgen dat hun bijdragen eind januari van het volgende jaar beschikbaar zijn.

In het licht van deze werkzaamheden zal de Commissie op basis van onder meer de stabiliteits- en convergentieprogramma's, het gezamenlijk werkgelegenheidsverslag en de Cardiff-rapporten, en haar eigen beoordeling van de uitvoering van de GREB, het oriënterend debat in de Raad (Ecofin) die voorafgaat aan de jaarlijkse voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad, voorbereiden.

Op basis daarvan zal de Raad (Ecofin) een document opstellen. De Europese Raad zal worden verzocht zijn besprekingen in het deel van de jaarlijkse voorjaarsbijeenkomst dat rechtstreeks met de GREB verband houdt, te concentreren op de voornaamste kwesties die daarin uiteengezet worden.

De Raad (Ecofin) zal op aanbeveling van de Commissie en in het licht van de door de Europese Raad in de voorjaarsbijeenkomst vastgestelde prioriteiten, alsook van eventuele opmerkingen van andere Raadsformaties over de aanbeveling van de Commissie, een ontwerp voor de GREB opstellen aan de hand waarvan de Europese Raad in juni zijn conclusies zal bespreken. De Raad (Ecofin) zal vervolgens de GREB aannemen, zoals bepaald in het Verdrag.

De lidstaten staan over het algemeen voor dezelfde uitdagingen en beleidsbehoeften. De algemene aanbevelingen die in onderdeel 3 worden gegeven, gelden dan ook voor alle lidstaten. De lidstaten verschillen evenwel wat betreft economische resultaten en vooruitzichten, alsook structuren en instellingen. Dit betekent dat binnen de algehele strategie de beleidsprioriteiten in iedere lidstaat iets anders liggen. Daarom worden in deel II economische richtsnoeren voor ieder land afzonderlijk gegeven. In dit verband moet worden opgemerkt dat de richtsnoeren per land op het punt van arbeidsmarktvraagstukken een aanvulling vormen op de werkgelegenheidsrichtsnoeren 2000 en een ondersteuning zijn van de uitvoering van de herziene nationale actieplannen. Deze plannen zijn pas onlangs door de lidstaten voorgelegd en zullen nader beoordeeld worden in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid dat wordt opgesteld in het bestek van het volgende werkgelegenheidspakket.

Deelname aan de eurozone impliceert de noodzaak van intensievere beleidscoördinatie. Daartoe zullen de ministers van de lidstaten van de eurozone informeel bijeen blijven komen in de Euro-11-groep, onverminderd de rol van de Raad (Ecofin) in het middelpunt van de economische beleidscoördinatie en het economisch besluitvormingsproces. De Euro-11-groep verdiept haar besprekingen over aangelegenheden van gemeenschappelijk belang, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg. In dat verband schenkt zij onder meer aandacht aan aangelegenheden zoals de ontwikkeling van de wisselkoers van de euro, de huidige toestand van de betalingsbalansen, ontwikkelingen op de kapitaalmarkt, alsmede de conjuncturele positie van en de situatie van de begroting in de deelnemende lidstaten.

De Euro-11-groep zal het voortdurend toezicht op begrotingsontwikkelingen en -beleid in de lidstaten die deelnemen aan de eurozone, handhaven en zo nodig uitbreiden. Dit zal het debat stimuleren dat erop gericht is het fiscaal beleid van de lidstaten niet uit de pas te laten lopen met de GREB of met de in het Verdrag genoemde criteria. Wat externe aangelegenheden betreft die onder haar bevoegdheid vallen, zal de Euro-11-groep gemeenschappelijke eurozonestandpunten in internationale fora blijven innemen. De Euro-11-groep hecht ook bijzonder belang aan de vruchtbare dialoog met de Europese Centrale Bank (ECB), die regelmatig bijeenkomsten van de groep bijwoont. De Euro-11-groep blijft op basis van de ervaringen van de afgelopen twee jaar een gemeenschappelijke taal ontwikkelen en versterken - welke zo nodig wordt voorbereid door het Economisch en Financieel Comité -, alsook standpunten waarover onderling overeenstemming is bereikt, een en ander om te bewerkstelligen dat er samenhangende standpunten over aangelegenheden van gemeenschappelijk belang naar buiten worden gebracht.

2. VOORNAAMSTE PRIORITEITEN EN BELEIDSEISEN

2.1. Toestand van de EU-economie aan het begin van het nieuwe millennium

De achtergrond van de GREB 2000 wordt gevormd door de economische situatie en de vooruitzichten uit de voorjaarsprognoses 2000 van de Commissie. De Raad heeft voorts geput uit de bevindingen en conclusies van het verslag van de Commissie over de uitvoering van de GREB 1999. Daarin werd geconcludeerd dat de GREB 1999 over het algemeen naar behoren zijn uitgevoerd. Over het geheel genomen is er een passende macro-economische politiek gevoerd. De hervormingen van de arbeidsmarkten geven echter een wisselend resultaat te zien: in veel lidstaten werd een op activering gericht beleid gevoerd, maar slechts in weinig lidstaten werden regelingen in belasting- en uitkeringsstelsels die de arbeidsparticipatie ontmoedigen, aangepakt. Bovendien dient actiever gekeken te worden naar al te stringente wetgeving op de arbeidsbescherming, teneinde na te gaan langs welke wegen de werkgelegenheid kan worden bevorderd. Economische hervormingen gaven vooral vooruitgang te zien bij de uitvoering van de internemarktwetgeving en de liberalisatie van de sectoren telecommunicatie en elektriciteit. In dat verband zullen de indicatoren van structurele prestaties, waartoe tijdens de Top van Lissabon besloten is, die tegen het eind van dit jaar beschikbaar zullen zijn, bijdragen tot bespoediging van de economische hervormingen voor een sterker concurrerende Europese economie. Enige, maar niet voldoende verbetering is waar te nemen bij het in de hand houden van de staatssteun en de ontwikkeling van de risicokapitaalmarkten. Weinig vooruitgang is gerealiseerd op een aantal andere terreinen, waaronder de naleving van de voorschriften voor overheidsaanbestedingen en de bevordering van O & O en innovatie.

De erfenis van de jaren negentig. In het laatste decennium heeft de Europese Unie de economische integratie aanzienlijk bevorderd en een solide kader voor de economische politiek gecreëerd. De werking van de interne markt is verder verbeterd en een aantal voorheen overgereguleerde bedrijfstakken wordt momenteel geliberaliseerd en aan de krachten van de concurrentie onderworpen. Er is een op stabiliteit gerichte monetaire politiek tot stand gebracht, die wordt ondersteund door een steeds verbeterd budgettair beleid en passende loonontwikkelingen. De euro is met succes ingevoerd. Er is een algemeen kader voor de coördinatie van de economische politiek ingesteld, waaraan vorig jaar het Europees werkgelegenheidspact is toegevoegd waarvan ook een macro-economische dialoog deel uitmaakt.

Ondanks deze prestaties waren de economische resultaten van de Europese Unie in de jaren negentig teleurstellend, zowel in vergelijking met het verleden als met de Verenigde Staten.

>PIC FILE= "L_2000210NL.000401.EPS">

De economische groei was relatief zwak, de werkgelegenheid vertoonde geen nettogroei en de werkloosheid is nog steeds groter dan aan het begin van het decennium. De levensstandaard in de Europese Unie ligt gemiddeld ongeveer 35 % lager dan in de Verenigde Staten, ondanks de convergentie van de productie per werkuur naar het VS-peil na een inhaalbeweging die vier decennia heeft geduurd. De grote achterstand in inkomen per hoofd van de bevolking is voor een deel toe te schrijven aan de lage en stagnerende participatie- en werkgelegenheidsgraden. Bovendien zijn de investeringen in de Europese Unie in de jaren negentig reëel nauwelijks toegenomen en is de investeringsquote nog gedaald, terwijl de investeringen in de Verenigde Staten bijna verdubbeld zijn.

Het feit dat verbeteringen van de randvoorwaarden niet tot uiting komen in krachtiger economische prestaties wijst op de ernst van de macro-economische onevenwichtigheden en structurele rigiditeiten die heersten aan het begin van het vorige decennium. Deels weerspiegelt dit ook de late start van de economische hervormingen in veel lidstaten en de tijd die verloopt voordat een beleidsmix vruchten afwerpt. In dit verband moet worden opgemerkt dat sommige lidstaten in het afgelopen decennium zeer goede economische resultaten hebben geboekt. Hoewel de meeste aan het begin van de jaren negentig ook door de recessie werden getroffen, beleefden zij daarna een krachtig herstel waardoor de werkloosheid aanzienlijk afnam, in sommige gevallen tot een peil dat niet was geëvenaard sedert het begin van de jaren zeventig. Uiteraard speelden nationale factoren een rol, maar deze landen hebben gemeen dat hun snelle macro-economische aanpassing hand in hand ging met een algemeen structureel hervormingspakket en dat deze onderling versterkende strategie vastberaden werd uitgevoerd.

>PIC FILE= "L_2000210NL.000501.EPS">

Gunstige vooruitzichten voor groei. Sedert het begin van de zomer 1999, toen de laatste GREB werden vastgesteld, valt in de Europese Unie een steeds krachtiger en algemener economisch herstel waar te nemen. Dit is ten dele het gevolg van een gunstig economisch klimaat. In belangrijkere mate is dit echter het resultaat van een gezond macro-economisch beleid dat in toenemende mate wordt ondersteund door structurele beleidsmaatregelen van de lidstaten. Dit proces dient krachtig te worden voortgezet. Onder deze omstandigheden en indien er, zoals wordt verwacht, sprake blijft van een passende loonontwikkeling, is een jaarlijkse niet-inflatoire groei van ongeveer 3 % voor de Europese Unie als geheel een realistische voorspelling voor de komende jaren. Gevaren voor de prijsstabiliteit dienen echter nauwlettend in het oog te worden gehouden.

De groei van de werkgelegenheid is toegenomen, grotendeels ten gevolge van verschuivingen in de vraag in de richting van arbeidsintensievere dienstensectoren en inspanningen om het effectieve arbeidsaanbod te vergroten. Dankzij gunstige macro-economische omstandigheden en structurele maatregelen die de lidstaten genomen hebben, zal de werkgelegenheid naar verwachting in een hoog tempo blijven groeien, waardoor de werkloosheid verder blijft afnemen.

>PIC FILE= "L_2000210NL.000502.EPS">

2.2. Voornaamste uitdagingen

Tegen deze gezonde achtergrond worden de Europese beleidsmakers in de komende jaren en daarna geconfronteerd met nieuwe uitdagingen en kansen. De voornaamste uitdagingen zijn: terugkeer tot volledige werkgelegenheid, overgang naar een op kennis gebaseerde economie, de snelle vergrijzing van de bevolking en verbetering van de sociale samenhang. Alle lidstaten staan voor deze uitdagingen, maar er zijn grote verschillen in de mate waarin zij eraan blootgesteld zijn en de mate waarin zij zich al hebben voorbereid.

Herstel van de volledige werkgelegenheid. De werkloosheid blijft te hoog. Hoewel zij geleidelijk is afgenomen, bedraagt zij nog steeds ca. 9 % van de beroepsbevolking in de Europese Unie en zijn er in de meeste lidstaten nog aanzienlijke verschillen tussen mannen en vrouwen. Bovendien zijn de werkgelegenheids- en participatiegraden in de Unie zeer laag, vooral die van vrouwen en oudere werknemers in veel landen. Het niet-deelnemen aan de arbeidsmarkt leidt tot aanzienlijke economische en sociale kosten. De aanpak van deze problemen impliceert vooral het scheppen van arbeidsplaatsen in de dienstensector, het verhogen van de participatiegraad van de vrouwen en een grotere participatie van oudere werknemers. Zoals de bijzondere Europese Raad van Lissabon heeft beklemtoond, is het algemene doel de werkgelegenheidsgraad op te trekken van het huidige gemiddelde van 61 % tot zo dicht mogelijk bij 70 % in 2010 en de participatiegraad van de vrouwen van 51 % tot 60 % voor de Europese Unie als geheel. Voorts spoorde de bijzondere Europese Raad van Lissabon de lidstaten aan, te overwegen nationale doelstellingen voor een grotere arbeidsparticipatie vast te stellen. Als deze doelstellingen op middellange tot lange termijn worden gehaald, zou de EU-economie niet alleen op een pad van duurzame hogere groei komen, maar zouden ook de openbare financiën en de sociale zekerheid van de lidstaten aanzienlijk worden verlicht en zou de sociale uitsluiting effectief kunnen worden bestreden.

>PIC FILE= "L_2000210NL.000601.EPS">

Bevordering van een op kennis gebaseerde economie. Innovatie en vermeerdering van kennis worden steeds meer de drijvende krachten achter concurrentievermogen, productiviteit, economische groei, werkgelegenheid en levensstandaard. De Unie moet echter een inhaalbeweging maken om op het niveau van de Verenigde Staten te komen wat betreft innovatiecapaciteit en de productie en verspreiding van informatie- en communicatietechnologie (ICT). Voorts zijn er ernstige kwalificatietekorten, voornamelijk op het gebied van natuurwetenschappen en techniek, en ontbreekt het bij veel werknemers aan basiskennis op ICT-gebied en aan de deskundige kennis die nodig is in de informatiemaatschappij. Het hoofd bieden aan deze uitdagingen zal dan ook meer openbare en particuliere investeringen in menselijk potentieel, een modernisering van het maatschappelijk kapitaal, verdere liberalisering en structurele hervormingen vergen die zullen leiden tot aanpassing van economische structuren, sterker concurrerende markten, grotere flexibiliteit in de toewijzing van middelen tussen sectoren, bedrijven en activiteiten, alsook een betere afstemming van kwalificaties op de behoeften van de arbeidsmarkt.

Voorbereiding op de vergrijzing van de bevolking. Op basis van de huidige demografische ontwikkelingen zal de Europese Unie naar verwachting vanaf 2010 een sterke stijging van het aandeel van de oudere, niet-actieve leeftijdsgroepen en een afname van de beroepsbevolking te zien geven. Afgezien van de mogelijk belangrijke effecten hiervan op de totale besparingen, zal onder overigens gelijke omstandigheden de stijgende afhankelijkheidsratio aanzienlijke gevolgen hebben voor de bijdrage van arbeid aan de economische groei en de houdbaarheid van de openbare financiën. Een stijging van de afhankelijkheidsratio zal leiden tot lagere economische groei, tenzij zij wordt gecompenseerd door een toenemende werkgelegenheidsgraad en een aanhoudende verbetering van de factor productiviteitsgroei. Wat de budgettaire gevolgen van de vergrijzing betreft, zal een ongewijzigd beleid leiden tot een sterke stijging van de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg. De lidstaten dienen dit probleem aan te pakken door alomvattende strategieën, bestaande uit maatregelen om de houdbaarheid van de openbare financiën te verzekeren, hervorming van de pensioen- en gezondheidszorgstelsels en stimulansen ter verhoging van de participatiegraad, vooral die van oudere werknemers. In verband met deze uitdaging heeft de Europese Raad van Lissabon aangedrongen op nauwere samenwerking tussen de lidstaten, met name wat betreft de ontwikkeling van de sociale bescherming, waarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar de houdbaarheid van pensioenstelsels op langere termijn.

>PIC FILE= "L_2000210NL.000701.EPS">

Verbetering van de sociale samenhang. Hoewel de Europese burger gemiddeld een hoge levensstandaard heeft en sociaal goed beschermd is, is er nog steeds zeer veel sociale uitsluiting. Werkloosheid blijft de voornaamste oorzaak daarvan. De uitsluiting is met name toe te schrijven aan de hoge langdurige werkloosheid en het geconcentreerde karakter van de werkloosheid (bepaalde regio's, gemeenschappen, sociale groepen en categorieën werknemers). Hoewel dit probleem ook andere dan arbeidsmarktaspecten heeft, is de beste bescherming tegen sociale uitsluiting een baan. De belangrijkste bijdrage die de economische politiek op dit punt kan leveren, is dan ook het scheppen van betere randvoorwaarden voor hoge werkgelegenheid en lage werkloosheid.

Het doorvoeren van hervormingen in de internationale context. In een steeds sterker geïntegreerde mondiale economie is het voor de Europese Unie niet voldoende om zich in afzondering te beraden op eigen economische hervormingen; hervormingen moeten niet alleen binnen de Europese Unie aan elkaar getoetst worden, maar ook via benchmarking vergeleken worden met de economieën die wereldwijd het best presteren. Als de lidstaten de vruchten willen plukken van een beter kader voor economische beleidsvorming, moet ook een passend extern beleid worden gevoerd. De Unie moet daarom doorgaan met het voeren van een gemeenschappelijk handelsbeleid ten gunste van open en concurrerende markten, teneinde een zo hoog mogelijke mate van groei, welvaart en stabiliteit te verwezenlijken. Er bestaat een zeer sterke verwevenheid tussen enerzijds het openstaan voor internationale handel in investeringen en anderzijds groei. De Unie is als een van de grootste eengemaakte markten in de wereld zeer gebaat bij verdere liberalisering en is bereid zelf hiertoe bij te dragen in het kader van de WTO-onderhandelingen.

2.3. Toepassing van de strategie: versterking van het groeipotentieel van de EU-economie

Herstel van volledige werkgelegenheid, het creëren van een op kennis gebaseerde economie, voorbereiding op de vergrijzing van de bevolking en behoud van sociale samenhang zijn uitdagingen die met elkaar verbonden zijn - ook internationaal - en die moeten worden benaderd op basis van een coherente, allesomvattende economische beleidsstrategie voor de middellange tot lange termijn. Hoewel deze doelstellingen bij de huidige conjuncturele opleving in het verschiet komen te liggen, zou een verhoging van de potentiële groei van de Europese Economie een belangrijk element vormen voor het handhaven van een niet-inflatoire groei op middellange termijn. Dit vergt, behalve macro-economische stabiliteit en gezonde, duurzame overheidsfinanciën, het creëren van doelmatige, geïntegreerde en concurrerende markten. Doelmatige markten versterken aanzienlijk het vermogen om in menselijk en materieel kapitaal te investeren, hetgeen nodig is voor groei, en vormen de belangrijkste bron van innovatie en dynamiek.

>PIC FILE= "L_2000210NL.000801.EPS">

Deze strategie zou vastberaden door alle beleidsactoren moeten worden gevolgd, teneinde een evenwichtige en algemene beleidsmix te bereiken die tot onderling versterkende voorwaarden leidt voor investeringen, groei en het scheppen van arbeidsplaatsen, alsook voor innovatiecapaciteit, kennisverwerving en vermindering van de sociale uitsluiting. De hoofdpunten, die in hoofdstuk 3 worden beschreven, zijn de volgende:

i) op groei en stabiliteit gerichte macro-economische politiek;

ii) het versnellen van het huidige proces van begrotingsconsolidatie;

iii) verbetering van kwaliteit en houdbaarheid van de openbare financiën;

iv) bevordering van passende loonontwikkelingen;

v) stimulering van de kenniseconomie;

vi) efficiënt werkende product(goederen en diensten)-markten;

vii) bevordering van de kapitaalmarkten door verdere integratie en verdieping;

viii) activering van arbeidsmarkten, en

ix) versterking van duurzame ontwikkeling.

3. BELEIDSAANBEVELINGEN

3.1. Op groei en stabiliteit gerichte macro-economische politiek

De algehele benadering van de macro-economische politiek speelt een hoofdrol in de bevordering van de groei en de werkgelegenheid en het behoud van prijsstabiliteit. Op korte termijn moet deze benadering leiden tot continuering van het huidige herstel en volledige verwezenlijking van het groeipotentieel. Op middellange termijn moet zij bijdragen tot randvoorwaarden voor adequate besparings- en investeringsniveaus waardoor de economie op de weg van houdbare, hogere, niet-inflatoire groei en werkgelegenheid wordt gebracht.

De economische omstandigheden en vooruitzichten in de eurozone zijn aanzienlijk verbeterd naarmate het herstel zich heeft verbreed en aan kracht heeft gewonnen. De voornaamste beleidsuitdaging is thans, te bewerkstelligen dat het huidige herstel uitgroeit tot een langdurige periode van krachtige economische groei en stijgende werkgelegenheid. Een passende en spanningsvrije economische beleidsbenadering bestaat uit:

i) een monetair beleid dat met kracht gericht is op behoud van prijsstabiliteit, overeenkomstig het Verdrag;

ii) aanhoudende inspanningen door de lidstaten om de huidige begrotingsconsolidatie te versnellen, teneinde zo snel mogelijk een begrotingsevenwicht of -overschot te bereiken en op middellange termijn te behouden, en de overheidsschuld terug te dringen;

iii) een verantwoordelijk gedrag vanwege de sociale partners om een loonontwikkeling te bereiken die verenigbaar is met prijsstabiliteit en het creëren van werkgelegenheid.

>PIC FILE= "L_2000210NL.000901.EPS">

De lidstaten buiten de eurozone dienen ook een gezonde monetaire en budgettaire politiek te voeren om de wisselkoersverplichtingen te kunnen nakomen (Denemarken en Griekenland, de twee lidstaten die deelnemen aan het WKM2) of hun inflatiedoelstelling te halen en aldus de voorwaarden voor wisselkoersstabiliteit tot stand te brengen (voor de andere twee lidstaten: Zweden en het Verenigd Koninkrijk).

>PIC FILE= "L_2000210NL.001001.EPS">

3.2. Het versnellen van het huidige proces van begrotingsconsolidatie

Een gezonde begrotingssituatie, in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, schept de voorwaarden voor een goede werking van de automatische stabilisatoren zonder risico op overschrijding van de begrotingstekortdrempel van 3 % van het BBP. Een gezonde begrotingssituatie zal ook een gunstige invloed hebben op rentevoeten, het genereren van private investeringen, de verdere verlaging van de schuldquote en het vergroten van het vertrouwen van investeerders door een grotere geloofwaardigheid van het budgettaire raamwerk van de EMU. Aangezien verwacht wordt dat de groei het potentiële percentage zal overschrijden, is een procyclische koers van de begrotingspolitiek niet aan te raden. Omdat voor de Europese Unie als geheel geen verbetering van de achterliggende tekortpositie wordt verwacht, bestaat er overeenstemming over het versnellen van de begrotingsconsolidatie. Wegens de economische en budgettaire verschillen tussen de lidstaten moeten de draagwijdte, de timing en de snelheid van verdere aanpassingen worden afgestemd op de omstandigheden in elk land. In het algemeen zullen de lidstaten evenwel:

i) profiteren van budgettaire verbeteringen die te danken zijn aan de beter dan verwachte economische groei, teneinde in 2000 een begrotingssituatie te bereiken die duidelijk beter is dan de doelstellingen die in de geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's zijn opgenomen. Dit is in overeenstemming met de aanbeveling van vorig jaar om de begrotingscorrecties voor het grootste deel al in 200 uit te voeren, en zal in de meeste lidstaten gemakkelijker te halen zijn dankzij de beter dan verwachte resultaten in 1999;

ii) nu de sterke groei aanhoudt, een begrotingsevenwicht of overschot trachten te bereiken eerder - en, in de regel, in 2001 - dan in de geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's is gepland, zodat voldoende ruimte zal bestaan om de gevolgen van negatieve conjunctuurschommelingen op te vangen, en

iii) waar nodig budgettaire consolidatie-inspanningen leveren die verder gaan dan het minimum, teneinde het stabiliteits- en groeipact na te leven, en zodoende extra ruimte voor conjuncturele stabilisatie te creëren, onverwachte budgettaire ontwikkelingen op te kunnen vangen, de schuld sneller te doen afnemen en zich voor te bereiden op de budgettaire gevolgen van de vergrijzing van de bevolking.

Nettofinancieringsoverschot (+) of -tekort (-) van de overheid volgens de geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.3. Verbetering van kwaliteit en houdbaarheid van de overheidsfinanciën

De gunstige economische vooruitzichten maken het mogelijk algemene hervormingen door te voeren, zoals herstructurering van de uitgaven en verlichting van de belastingdruk, en tegelijk de consolidatie voort te zetten. De samenstelling en kwaliteit van de budgettaire consolidatie zijn van belang voor de bevordering van de werkgelegenheid en een soepele werking van de EMU. De overheidsuitgaven moeten worden geherstructureerd om de investeringen in materieel en immaterieel kapitaal te ondersteunen en zodoende het groeipotentieel van de economie te verhogen; belastinghervormingen die gericht zijn op verlaging van de belastingdruk en opheffing van distorsies, zullen een essentiële rol spelen in de verhoging van het groei- en werkgelegenheidspotentieel. Bovendien moeten de belastingstelsels worden afgestemd op de uitdagingen van de economische integratie en de technische veranderingen, met inbegrip van de noodzaak om schadelijke belastingconcurrentie te bestrijden. De stelsels van sociale zekerheid moeten de economische veranderingen ondersteunen en moeten worden aangepast om arbeid aantrekkelijk te maken, arbeidsbelemmeringen op te heffen en op een efficiënte wijze kwaliteitsdiensten aan te bieden. Tegelijkertijd moet door modernisering van de welvaartsstaat ervoor worden gezorgd dat structurele verandering de bestaande sociale problemen, zoals werkloosheid, uitsluiting en armoede, niet vergroot. Het is nodig de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange en lange termijn te verzekeren en daarbij rekening te houden met demografische en andere structurele ontwikkelingen op lange termijn. De lidstaten moeten:

i) de houdbaarheid van hun overheidsfinanciën verbeteren, voornamelijk door uitgavenbeperkingen en niet zozeer door belastingverhogingen;

ii) mechanismen en instellingen invoeren of stimuleren die ertoe bijdragen dat de uitgaven in de hand worden gehouden; in dit verband zou de invoering van uitgavenlimieten kunnen worden overwogen;

iii) de overheidsuitgaven heroriënteren om zodoende een groter relatief belang toe te kennen aan investeringen in materieel en menselijk kapitaal, O & O, innovatie en informatietechnologie, teneinde een aanzienlijke jaarlijkse stijging van de investering in menselijk potentieel per hoofd van de bevolking te bereiken;

>PIC FILE= "L_2000210NL.001201.EPS">

iv) de uitkeringsstelsels herzien om ervoor te zorgen dat arbeid loont;

v) de belastingdruk verlagen, vooral die op de laagstbetaalden, teneinde werkgelegenheid binnen het kader van een voortgezette budgettaire consolidatie te stimuleren;

vi) onverwijld pensioenstelsels en stelsels voor gezondheidszorg herzien, zulks gelet op de budgettaire uitdagingen van een vergrijzende bevolking;

vii) de doelmatigheid en doorzichtigheid van de belastingstelsels verbeteren, vooral door verbreding van de belastinggrondslag, verlaging van de belastingtarieven en toepassing van de vereiste handhavingsprocedures;

viii) het BTW-stelsel hervormen door vereenvoudiging en modernisering van de voorschriften, een meer uniforme toepassing van de bestaande bepalingen en versterking van de administratieve samenwerking, en de lopende discussies over de belasting op e-handel afsluiten, want deze is van groot belang voor de goede werking van de interne markt, en

ix) de belastingscoördinatie voortzetten om schadelijke belastingconcurrentie te voorkomen, en een overeenkomst bereiken over het belastingpakket in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Helsinki van december 1999.

In navolging van de lidstaten moet ook de Gemeenschap het beginsel van begrotingsdiscipline naleven. Dit moet voor alle rubrieken van de financiële vooruitzichten gelden, zoals overeengekomen door de Europese Raad van Berlijn van 1999, en onder eerbiediging van het Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure. Binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten en onder eerbiediging van het Interinstitutioneel Akkoord moet een betere toewijzing van de middelen van de Gemeenschap plaatsvinden om de economische effecten van de EU-begroting te verhogen.

3.4. Bevordering van passende loonontwikkelingen

In de loonontwikkeling in de lidstaten moet de uiteenlopende economische en werkgelegenheidssituatie tot uiting kunnen komen. De regeringen kunnen de juiste randvoorwaarden tot stand brengen om de onderhandelingen tussen de sociale partners te vergemakkelijken. Om de loonontwikkeling te laten bijdragen tot een werkgelegenheidvriendelijke beleidsmix, dienen de sociale partners een verantwoordelijk gedrag aan de dag te blijven leggen en loonovereenkomsten te sluiten die in overeenstemming zijn met de algemene principes van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Dit houdt het volgende in:

>PIC FILE= "L_2000210NL.001301.EPS">

i) de nominale loonstijgingen moeten verenigbaar blijven met prijsstabiliteit. Dit betekent dat de totale loonstijgingen in de eurozone niet mogen leiden tot prijsstijgingen, zodat deze binnen de doelstelling van de ECB voor prijsstabiliteit blijven;

ii) er moet gewezen worden op het belang van reële loonontwikkelingen in verband met een sterke economische groei; de reële verhoging van de lonen moet in verhouding staan tot de stijging van de arbeidsproductiviteit, waarbij rekening moet worden gehouden met de behoefte aan versterking, waar nodig, en vervolgens instandhouding van de rentabiliteit van capaciteitverhogende en werkgelegenheidscheppende investeringen. Dit betekent dat in landen waar de algemene groei van de arbeidsproductiviteit vertraagt, minder ruimte is voor reële loonsverhogingen. Arbeidstijdverkortingen mogen niet leiden tot een reële stijging van de arbeidskosten per eenheid product. Opdat de hogere rentabiliteit tot uitbreiding van de investeringen in de Unie zou leiden, is het van essentieel belang een voor de investeringen bevorderlijk klimaat te scheppen in termen van vraagverloop, arbeidsmarktvoorwaarden, belastingen en regelgeving;

iii) bij de bepaling van de lonen tijdens de collectieve onderhandelingen moet rekening worden gehouden met productiviteitsverschillen (volgens bekwaamheid, beroepskwalificatie, of geografisch gebied), en

iv) het beleid ter vermindering van de loonverschillen tussen mannen en vrouwen als gevolg van de facto discriminatie moet worden voortgezet.

3.5. Stimulering van een op kennis gebaseerde samenleving

De Europese Unie moet haar innovatiecapaciteit verbeteren als essentieel onderdeel van haar strategie ter bevordering van groei en werkgelegenheid. De effecten van de verspreiding van innovaties en technologie zullen beperkt blijven, tenzij zij deel uitmaken van een algemeen hervormingsproces op de product-, kapitaal- en arbeidsmarkten. Meer concurrentie op de product- en kapitaalmarkten en goed functionerende financiële markten zijn van essentieel belang voor de bevordering van innovaties en de verspreiding van technologie. De lidstaten moeten:

i) adequate randvoorwaarden tot stand brengen om de deelname van de particuliere sector in de financiering van O & O, O & O-partnerschappen en hoogtechnologische startende ondernemingen te stimuleren, bijvoorbeeld door fiscale maatregelen en verbetering van de werking van de risicokapitaalmarkten;

ii) de concurrentie op de product- en kapitaalmarkten aanmoedigen, in het bijzonder door het wegnemen van belemmeringen voor inkomende en uitgaande producten en inkomend en uitgaand kapitaal, teneinde het bedrijfsleven meer prikkels te geven om te innoveren en de verspreiding van technologie en informatie te bevorderen;

iii) zorgen voor doelmatige en passende openbare financiering van basisonderzoek, centra van excellentie creëren en de samenwerking tussen onderzoekinstellingen en het bedrijfsleven stimuleren en zorgen voor de verspreiding van informatie; de communautaire regels voor overheidssteun moeten strikt worden toegepast;

iv) goedkope en snelle toegang tot het Internet mogelijk maken;

v) maatregelen nemen om de versnippering en segmentering van O & O te verminderen en samenwerking in de Europese Unie intensiveren, teneinde een Europese ruimte van onderzoek en innovatie tot stand te brengen; de vorming van netwerken tussen onderzoekcentra tegen 2001 bevorderen en belemmeringen voor de mobiliteit van onderzoekers tegen 2002 afschaffen; op basis van een voorstel van de Commissie tegen eind 2001 een Europees octrooisysteem invoeren, en

>PIC FILE= "L_2000210NL.001401.EPS">

vi) krachtiger inspanningen leveren op het gebied van onderwijs en opleiding, zowel particulier als openbaar, om het aanpassingsvermogen van de beroepsbevolking te vergroten en het ontstaan van werkloosheid en sociale uitsluiting door gebrek aan vaardigheden te voorkomen; levenslang leveren van informatiemaatschappijvaardigheden stimuleren; het bedrijfsleven, werknemers en onderwijsinstellingen aansporen deel te nemen aan levenslang leren; tegen 2010 het aantal jongeren van 18 tot 24 jaar met alleen een diploma van lager secundair onderwijs en die geen vervolgopleiding volgen, met de helft verminderen; het aantal onderzoekers en hoger opgeleide technici vergroten; aan alle scholen het Internet en multimediamiddelen ter beschikking stellen tegen eind 2001 en de vereiste vakbekwaamheid van leerkrachten tegen eind 2002; de informatietechnologie op ruimere schaal gebruiken op de scholen.

3.6. Efficiënt werkende productmarkten (goederen en diensten)

Goed functionerende productmarkten zijn van essentieel belang voor de EU-landen om de kansen te kunnen benutten die worden geboden door de invoering van de euro, de mondialisering en de nieuwe technologieën, en zij spelen een belangrijke rol bij het aanpakken van de werkgelegenheidsproblemen. Op dit gebied is al veel vooruitgang geboekt, vooral als gevolg van de structurele hervormingen in de lidstaten en de impuls die uitgaat van het Cardiff-proces. In de dienstensector is de vooruitgang echter het traagst. Tegen het einde van 2000 moet een strategie zijn ontworpen om de belemmeringen voor de handel in diensten op te heffen. De lidstaten moeten:

i) de internemarktwetgeving ten volle en effectief uitvoeren, vooral op het gebied van overheidsaanbestedingen en technische normen; maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat in 2003 zowel overheidsaanbestedingen als de belangrijkste openbare dienstverlening on line beschikbaar zijn; de hoeveelheid nationale technische regelgeving tot het strikt noodzakelijke minimum terugbrengen; de werking van het beginsel van wederzijdse erkenning verbeteren;

ii) de onafhankelijkheid van de mededingingsautoriteiten verzekeren; deze machtigen om de artikelen 81 (kartels) en 82 (misbruik van machtsposities) van het EU-Verdrag met transparante en effectieve instrumenten uit te voeren;

iii) de overheidssteun verminderen, vooral de ad-hocsteun, en deze heroriënteren op horizontale doelstellingen; de controle op de overheidssteun en de evaluatie ervan verbeteren;

iv) tegen eind 2001 de liberalisatie van de telecommunicatiesector voltooien en, in het bijzonder, bewerkstelligen dat voor het einde van 2000 de concurrentie in de plaatselijke netwerken versterkt wordt;

v) de liberalisatie in de sectoren energie (elektriciteit en gas), posterijen en vervoer bespoedigen, met als doel een echte interne markt op deze terreinen te creëren; de communautaire richtlijnen voor de liberalisatie van de nutsvoorzieningen ten volle uitvoeren; zorgen dat de voordelen van lagere prijzen en hoge kwaliteit van de diensten onverwijld worden doorgegeven aan de consumenten en de industriële gebruikers via adequate regulering en rekening houdend met de openbaredienstverplichtingen; stelselmatige evaluatie van hervormingen in netwerkindustrieën is nodig nadat deze zijn geïmplementeerd;

vi) de concurrentie in de dienstensectoren vergroten, vooral in de financiële diensten, de distributie en de zakelijke dienstverlening; op basis van een voorstel van de Commissie overeenstemming bereiken over een strategie voor het opheffen van belemmeringen, tegen eind 2000, voor diensten, en maatregelen nemen om het potentieel van de elektronische handel tot ontwikkeling te brengen;

vii) de administratieve formaliteiten voor het bedrijfsleven verminderen teneinde een vriendelijker bedrijfsklimaat voor innovatieve ondernemingen, en in het bijzonder voor het opzetten van middelgrote en kleine bedrijven en de bedrijfsvoering in deze sector, te scheppen, en een strategie opstellen voor verdere gecoördineerde acties te vereenvoudiging van de regelgeving tegen het jaar 2001;

viii) een systematische benadering ontwikkelen voor het kader van regelgeving voor diensten waarmee gebieden in kaart zouden kunnen worden gebracht waarop marktelementen aangewend kunnen worden voor het leveren van bepaalde openbare diensten; maatregelen nemen ter verbetering van de doelmatigheid van de overheidsdiensten door bevordering van het gebruik van nieuwe management- en communicatietechnieken (e-handel, Internet, on-lineaanbestedingen) en door stimulering van transparante partnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector, en

ix) toezicht uitoefenen op de effectieve uitvoering van de diverse redengevende hervormingen, teneinde concrete resultaten te behalen in termen van economische doelmatigheid en voordelen voor de consument.

3.7. Bevordering van de kapitaalmarkten door verdere integratie en verdieping

Efficiënt werkende, geïntegreerde financiële markten verbeteren de allocatie van het kapitaal en verlagen de kosten ervan. Zij vergemakkelijken het proces van structurele hervormingen en spelen een essentiële rol in de ondersteuning van het vrije ondernemerschap. Dit zou kunnen bijdragen aan een grotere winstgevendheid en investeringsquote. Gezonde financiële systemen dragen ook bij tot macro-economische stabiliteit. Sedert de invoering van de euro zijn belangrijke vorderingen gemaakt bij de integratie van de financiële markten, niet in het minst dankzij de uitvoering van de actieplannen voor financiële diensten en risicokapitaal. Dit is een belangrijke beleidsprioriteit, ten aanzien waarvan er zo spoedig mogelijk actie moet worden genomen; de speciale Europese Raad van Lissabon heeft aangedrongen op volledige uitvoering van deze actieplannen tegen respectievelijk 2005 en 2003. Daarenboven moet bij de plannen en hun uitvoering rekening worden gehouden met de feitelijke marktontwikkelingen, zodat de integratie zoveel mogelijk marktgestuurd verloopt. Het is noodzakelijk:

i) de breedst mogelijke toegang tot investeringskapitaal in de gehele Europese Unie, ook voor het MKB, mogelijk te maken door middel van een enkel "paspoort voor emittenten";

ii) de beleggers een geïntegreerde markt te bieden door de belemmeringen voor de belegging in en door pensioenfondsen af te schaffen, de belegger de nodige bescherming te bieden, het onderscheid tussen beroepsbelegger en kleine belegger te verduidelijken, de bedrijfsvoeringsregels te herzien en het kader voor de activiteiten van de institutionele beleggers te verbeteren;

iii) de integratie van de markten voor overheidspapier verder te bevorderen door meer overleg over en doorzichtigheid van de schuldemissietechnieken en -instrumenten en verbetering van de werking van de grensoverschrijdende verkoop- en repomarkten;

iv) de doelmatigheid van de effectenclearing- en -vereffeningssystemen te verbeteren teneinde de grensoverschrijdende activiteiten te vergemakkelijken en te bevorderen;

v) de doelmatigheid van grensoverschrijdende betalingen in de detailhandel te vergroten, door het verbeteren van de procedures voor het verwerken van grensoverschrijdende betalingen en de communicatie met klanten;

vi) de vergelijkbaarheid van de financiële staten van bedrijven die toegang tot een geïntegreerde financiële markt behoeven, te verhogen en de Europese Unie in staat te stellen snel mee te gaan met de internationale ontwikkelingen op het gebied van de jaarrekeningen;

vii) sneller de fiscale maatregelen ter bevordering van de start van nieuwe bedrijven en de investeringen in durfkapitaal in te voeren, de faillissementswetgeving te wijzigen om ondernemers een tweede kans te geven, en de eigendomsregelingen voor werknemers te bevorderen;

viii) een intensievere samenwerking tussen de regelende en toezichthoudende instanties van de financiële markten in de Europese Unie tot stand te brengen, en

ix) werk te maken van de EU-regelgeving inzake het overnamebod en over de herstructurering en liquidatie van kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen.

De Unie moet tot de internationale financiële stabiliteit bijdragen door een werkelijke dialoog aan te gaan met haar voornaamste handelspartners en door een bijdrage te leveren aan de versterking van het internationale financiële bestel. De Unie moet blijven streven naar de sluiting, tijdens de volgende WTO-onderhandelingsronde, van een multilateraal kader van investeringsregels, teneinde de voorspelbaarheid en de stabiliteit van het internationale investeringsklimaat te verbeteren.

>PIC FILE= "L_2000210NL.001701.EPS">

3.8. Activering van de arbeidsmarkten

De Europese Raad van Lissabon heeft de strategie van Europa uitgezet om volledige werkgelegenheid te verwezenlijken door versnelling van het structurele hervormingsproces en voorbereiding van de overgang naar een kenniseconomie, door modernisering van het Europees sociaal model, door te investeren in mensen en sociale uitsluiting te bestrijden, en door toepassing van een passende macro-economische beleidsmix. De arbeidsmarktresultaten verbeteren maar er zijn grote verschillen tussen de lidstaten, deels als gevolg van de ongelijke vorderingen bij de uitvoering van de structuurhervormingen en actieve maatregelen om de inzetbaarheid en het aanpassingsvermogen te verhogen. De landen die de meeste vooruitgang hebben geboekt omdat zij een gezond macro-economisch beleid hebben gevoerd, oogsten de vruchten daarvan in de vorm van hogere werkgelegenheid en lagere structurele werkloosheid. Er zijn echter nog grote problemen: de werkloosheid blijft onaanvaardbaar hoog en geconcentreerd in bepaalde groepen en regio's, en er is een te hoog percentage langdurig werklozen. De lage werkgelegenheidsgraad, met name van vrouwen en oudere personen in de actieve leeftijd, beperkt het groeipotentieel van de Europese Unie. Bovendien wijst de demografische ontwikkeling in de Europese Unie op een stagnatie van de groei van de actieve bevolking. Om deze problemen aan te pakken en de voordelen van de kenniseconomie ten volle te benutten, moet de geïntegreerde vierpijlerstrategie van de werkgelegenheidsrichtsnoeren op snelle en doorzichtige wijze worden uitgevoerd. De nadruk op investeren in menselijk kapitaal vormt een van de voornaamste aanvullingen van het Europese sociale model. De lidstaten moeten:

i) de omschakeling van passieve naar actieve maatregelen stimuleren en een algemene preventieve strategie tegen langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid implementeren in overeenstemming met de werkgelegenheidsrichtsnoeren; in het bijzonder moeten zij de inzetbaarheid verhogen door verlaging van de belastingen en de socialezekerheidspremies, vooral met betrekking tot de laagstbetaalden; de toegang tot arbeidsmarktopleiding, onderwijs en levenslang leren vergemakkelijken en streven naar herintegratie van de werklozen door gerichte actieve programma's; de sociale partners en de overheid betrekken bij de inspanningen ter verbetering van onderwijs, opleiding en kansen voor levenslang leren;

ii) de belastingen en de sociale zekerheid opnieuw bezien en zo nodig hervormen om te komen tot doelmatige prikkels en beloningen voor arbeidsparticipatie; passieve inkomenssteun en uitkeringscriteria toetsen en zo nodig hervormen; de overgang van uitkeringsgerechtigden naar andere dure, passieve systemen buiten de arbeidsmarkt voorkomen, en actieve maatregelen voor de arbeidsmarkt ontwikkelen om langdurige werkloosheid ten gevolge van louter passieve systemen te voorkomen;

iii) de arbeidsmobiliteit verhogen, onder meer door wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en verbetering van de overdraagbaarheid van pensioenrechten, teneinde de mobiliteit tussen sectoren en regio's in de Europese Unie te ondersteunen;

>PIC FILE= "L_2000210NL.001801.EPS">

iv) in samenwerking met de sociale partners de organisatie van de arbeid moderniseren, onder meer door flexibele arbeidstijdregelingen, maatregelen ter vergemakkelijking van deeltijdwerk en een toetsing van de strenge arbeidsbeschermingswetgeving en de hoge ontslagvergoedingen; arbeidsduurverminderingen die bij wet of sociale overeenkomst tot stand komen, vergezeld doen gaan van inspanningen ter voorkoming van stijging van de arbeidskosten per eenheid, waarbij rekening moet worden gehouden met de toekomstige arbeidsaanbodbehoeften;

v) een effectiever gelijkekansenbeleid voor mannen en vrouwen voeren, onder meer door verbetering van de prikkels op het gebied van belastingen en sociale voordelen en door maatregelen om werk en gezinsleven met elkaar te verzoenen, en

vi) de inspanningen opvoeren om tot overeenstemming te komen over maatregelen om tegen eind 2000 een niemand uitsluitende arbeidsmarkt te creëren.

3.9. Versterking van duurzame ontwikkeling

De bevordering van milieuvriendelijke technologieën, producten en gedragingen kan bijdragen tot een meer duurzame ontwikkeling. Een deugdelijk milieubeleid dat de voordelen van de vrijemarktinstrumenten benut, draagt ook bij tot de doelmatigheid van de economische structuren en dus tot de groei en de werkgelegenheid. De lidstaten moeten:

i) op de markt gebaseerde maatregelen invoeren of versterken, zoals belastingen, retributies, verzekerings/aansprakelijkheidsregelingen en verhandelbare vergunningen, die een prijs zetten op de schaarse middelen; de EU-doelstellingen in het kader van het Kyotoprotocol helpen verwezenlijken; bijdragen tot verbreking van het verband tussen ecologische druk en economische groei;

ii) sectorale subsidies en belastingvrijstellingen, alsook andere bestaande maatregelen die negatieve milieueffecten hebben, opnieuw bekijken, waarbij volledig rekening wordt gehouden met andere relevante economische en sociale factoren, en

iii) ernaar streven een akkoord te bereiken over een geschikt kader voor een energiebelasting op Europees niveau.

II. RICHTSNOEREN PER LAND

1. BELGIË

Na de vertraging van 1999 wordt in 2000 een versnelling van de economische bedrijvigheid verwacht, gesteund door de binnenlandse vraag, met name het gezinsverbruik en de investeringen, en een aanhoudend uitvoeroverschot. De werkgelegenheidsschepping zal naar verwachting in 2000 voortgaan en in 2001 nog krachtiger worden wanneer de verlaging van de belastingen op de arbeid effect begint te sorteren.

Begrotingspolitiek

België heeft verdere vooruitgang geboekt op het gebied van de budgettaire aanpassing, want in 1999 viel het begrotingstekort terug tot 0,9 % van het BBP, hetgeen minder is dan het streefcijfer van het stabiliteitsprogramma, en daalde de staatsschuld tot 114,4 % van het BBP. Overeenkomstig het geactualiseerde stabiliteitsprogramma 2000-2003 zal België de begrotingsconsolidatie voortzetten op basis van hoge primaire overschotten, teneinde in 2002 een begrotingsevenwicht en in 2003 een schuldquote van dichtbij de 100 % van het BBP te bereiken. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) betere begrotingsresultaten in 2000 dan het streefcijfer van 1 % van het BBP dat als tekort in de begroting en het geactualiseerde stabiliteitsprogramma is opgenomen, gezien de betere begrotingsresultaten van 1999 en de gunstiger dan begrote groeivooruitzichten voor 2000;

ii) de reële jaarlijkse toename van de primaire uitgaven moet binnen de impliciet uit de verbintenissen in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma voortvloeiende limiet van 1,5 % worden gehouden, zodat de belastingdruk, met name die op arbeid, kan worden verlicht en tegelijk wordt gezorgd voor een lager begrotingstekort;

iii) het primaire overschot moet boven de 6 % van het BBP worden gehouden, zodat het begrotingstekort verder kan worden teruggedrongen en de schuldquote snel verlaagd, en

iv) de opbrengsten van privatiseringen of andere verkopen van overheidsactiva moeten worden besteed aan verlaging van de staatsschuld.

Productmarkten

België is zeer goed geïntegreerd in de Europese economie. De openheid van de Belgische economie werkt concurrentie in de hand, vooral op de goederenmarkten. Er zijn echter nog problemen in bepaalde dienstensectoren. Bij de omzetting van de internemarktwetgeving in nationale voorschriften zijn vorderingen gemaakt, maar een en ander moet worden bespoedigd. De Belgische overheid heeft toegezegd de administratieve lasten voor het bedrijfsleven tegen het einde van deze regeringsperiode met 25 % te verminderen. Ondanks recente inspanningen ligt de verhouding tussen de O & O-uitgaven en het BBP nog onder het EU-gemiddelde. De inspanningen ter stimulering van de ICT-penetratie, die onder het gemiddelde ligt, moeten worden voortgezet. Derhalve dient België hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) het gebrek aan concurrentie in de dienstensector aanpakken, dat bijdraagt tot hoge prijzen en een zwakke productiviteit in sectoren als energie, telecommunicatie, spoorwegvervoer en zakelijke dienstverlening;

ii) de liberalisatie van de sectoren elektriciteit en gas bespoedigen en de bevoegdheden van de regelende instanties voor energie en telecommunicatie vergroten;

iii) zorgen voor een spoedige uitvoering en een nauwgezette controle van de verschillende maatregelen ter vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, en

iv) de doorzichtigheid van de verhoudingen tussen de particuliere en de openbare sector verhogen, met name in het kader van de partnerschappen tussen particuliere en openbare sector, om concurrentieverstoring te voorkomen.

Kapitaalmarkt

Verscheidene hervormingen zijn ondernomen om de marktwerking in een toenemend concurrerende omgeving te verbeteren. Het durfkapitaal wordt gedomineerd door de openbare sector en wordt gekenmerkt door een hoog percentage beginstadium- en hightech-investeringen. Hoewel de concentratie van de inspanningen op de beginstadiumoperaties over het algemeen positief mag worden genoemd, kan het tekort aan particulier durfkapitaal, en met name aan brugfinanciering, op langere termijn de uitbreiding van de durfkapitaalmarkt afremmen. Derhalve dient België hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) inspanningen om het particuliere, en dus minder het openbare, durfkapitaal te stimuleren door verbetering van de fiscale voorwaarden. In het bijzonder moet worden gedacht aan herstructurering van de vennootschapsbelasting door verlaging van de belastingtarieven en verbreding van de belastinggrondslag.

Arbeidsmarkt

De Belgische arbeidsmarkt geeft een relatief goed resultaat te zien wat betreft de uitbreiding van de werkgelegenheid. Beginnend vanaf een lage werkgelegenheidsgraad, vooral van vrouwen en oudere werknemers, is het aanbod gestaag gestegen. De toename van de werkgelegenheid heeft de werkloosheid dus niet veel doen afnemen. België heeft nog steeds een van de hoogste werkloosheidspercentages van de kleinere lidstaten, met aanzienlijke regionale verschillen. De gedeelde verantwoordelijkheden van federale regering, gewesten en gemeenschappen vereisen grote coördinatie-inspanningen. Derhalve dient België prioriteit te geven aan het volgende:

i) maatregelen ter bevordering van de arbeidsmobiliteit tussen en binnen de regio's; stimulering van de sociale partners om tijdens de loononderhandelingen binnen het kader van de federale loonnorm meer rekening te houden met de plaatselijke omstandigheden en/of de financiële situatie van de bedrijven, gezien de grote geografische verschillen in werkloosheid. De sociale partners en de overheid dienen ook, elk op hun verantwoordelijkheidsterrein, meer aandacht te besteden aan verhoging van de kwalificaties en het onderwijsniveau van de werknemers, en

ii) actievere arbeidsmarktmaatregelen om stimulansen te creëren om te participeren en op nieuwe werkaanbiedingen in te gaan; deze maatregelen moeten worden gecombineerd met een onderzoek van de potentiële ontmoedigende effecten van belastingen en sociale zekerheid, waaronder de beschikbaarheid en de toegangsvoorwaarden bij aanwerving van met name laaggeschoolden, oudere werknemers en vrouwen.

2. DENEMARKEN

De economische groei zal zich in 2000 herstellen, daar de binnenlandse vraag, en in het bijzonder het gezinsverbruik, aantrekt en de vooruitzichten voor de exportmarkten beter worden. De werkloosheid bedroeg eind 1999 4,5 % van de beroepsbevolking, hetgeen het laagste peil is sedert de jaren zeventig, maar zal waarschijnlijk iets oplopen.

Begrotingspolitiek

De openbare financiën zijn in 1999 aanzienlijk verbeterd: het begrotingsoverschot bedroeg 3 % van het BBP, hetgeen een half procentpunt meer is dan bij de goedkeuring van de begroting werd verwacht. Voor 2000 wordt een overschot van 2,2 % van het BBP in het vooruitzicht gesteld, hetgeen volgens het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken geleidelijk zal oplopen tot ongeveer 3 % van het BBP in 2005. Bij de lagere overheden zijn de uitgaven herhaaldelijk overschreden. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) vastgehouden moet worden aan het streefdoel van de regering, de reële toename van het overheidsverbruik tot 1,2 % beperken in de begroting voor 2000; daartoe moet waakzaamheid worden betracht door de lagere overheden; gedacht moet worden aan betere institutionele regelingen, met inachtneming van de autonomie van de lagere overheden, als er risico bestaat dat het streefdoel niet zal worden gehaald, en

ii) de afname van de belastingen en de uitgaven in procent van het BBP, zoals gepland in het geactualiseerde convergentieprogramma, moet verder worden nagestreefd, gezien de gezonde situatie van de overheidsfinanciën, want dat zal de economische prikkels verhogen en bijdragen tot meer gunstige vooruitzichten inzake groei en werkgelegenheid op middellange termijn.

Productmarkten

Denemarken is een van de landen die het verst zijn gegaan in de hervorming van de productmarkten, in het bijzonder de netwerkindustrieën. Er is echter nog ruimte voor verbetering wat betreft prijspeil en productiviteit, mits het probleem van de ontoereikende concurrentie in bepaalde sectoren, zoals voeding en dranken, bouwmateriaal en detailhandel, wordt opgelost. Op het gebied van commerciële O & O bekleedt Denemarken een ongunstige plaats onder de Noordse landen. Derhalve dient Denemarken hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) maatregelen blijven nemen om het concurrentiebeleid te versterken en te zorgen dat dit ten volle wordt uitgevoerd; de concurrentieraad bevoegdheid geven om de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag toe te passen;

ii) de verbetering van de doelmatigheid van de relatief omvangrijke overheidssector voortzetten, bijvoorbeeld door stelselmatiger gebruik te maken van aanbestedingen, en

iii) de technologieoverdracht van onderzoekinstellingen naar het bedrijfsleven stimuleren en het ondernemerschap in hightech-sectoren stimuleren.

Kapitaalmarkt

Belangrijke hervormingen zijn doorgevoerd om de marktwerking te verbeteren en het risicokapitaal te ontwikkelen. De aandelenmarkt blijft echter nog relatief klein, vooral in vergelijking met de obligatiemarkt. In 1998 werd een markt voor groeibedrijven opgericht, maar er zijn nog weinig bedrijven op genoteerd. Ondanks de hervormingen blijft ook de durfkapitaalmarkt klein. Derhalve dient Denemarken prioriteit te geven aan het volgende:

i) de bronnen voor durfkapitaalinvesteringen uitbreiden door de kwantitatieve beperkingen op de beleggingen van pensioenfondsen te verminderen; dit proces moet rekening houden met de noodzaak van risicospreiding;

ii) bijzondere aandacht besteden aan de goede praktijken, als uiteengezet in de mededeling van oktober 1999 over risicokapitaal, op het gebied van belastingen op de investeringen in risicokapitaal, de faillissementswetgeving en de bevordering van vernieuwende aandelen- of optiebezitregelingen voor werknemers.

Arbeidsmarkt

De situatie op de arbeidsmarkt is in de laatste jaren aanzienlijk verbeterd, deel als gevolg van de algemene structuurhervormingen die sedert het midden van de jaren negentig zijn uitgevoerd. Gezien de hoge werkgelegenheidsgraad en de geringe werkloosheid zou het op langere termijn echter zeer moeilijk kunnen blijken het arbeidsaanbod op peil te houden. De demografische ontwikkelingen in de komende jaren werken dit niet in de hand, evenmin als de aangekondigde invoering van een zesde vakantieweek. Ondanks de recente veranderingen van de belastingvoorschriften blijft de belasting op de arbeid hoog en zijn de uitkeringsregelingen ruim en genereus. Derhalve dient Denemarken hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) uitvoering van de hervormingen om de belastingdruk op de arbeid te verlichten, met name het marginale belastingtarief op de lage inkomens, en meer stimulansen te geven om een baan te aanvaarden of te behouden; nauw toezien op de hervorming van de prepensioen- en verlofregelingen in het licht van de behoefte aan verhoging van het arbeidsaanbod.

3. DUITSLAND

De economische bedrijvigheid is in de tweede helft van 1999 duidelijk versneld en de uitvoerbijdrage is voor het eerst sedert het midden van 1998 weer positief geworden. Verwacht wordt dat de uitvoer krachtig zal blijven en de binnenlandse vraag zal worden ondersteund door de verwachte daling van de werkloosheid, zodat de groei dit jaar veel hoger zal zijn dan in 1999.

Begrotingspolitiek

De consolidatie van de openbare financiën is in 1999 voortgezet en het begrotingstekort is afgenomen tot 1,1 % van het BBP, terwijl in het oorspronkelijk stabiliteitsprogramma was gerekend op 2 %. Volgens het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van 1 februari 2000 zal het tekort in 2000 afnemen tot 1 % van het BBP. Deze beperkte daling - ondanks het ambitieuze besnoeiingspakket op federaal niveau - is onder meer toe te schrijven aan de lichte verslechtering van de financiën op regionaal niveau en de aanvulling van de reserves in de sociale zekerheid. In 2001 zullen de geplande hervormingen van de inkomens- en vennootschapsbelastingen het begrotingstekort doen toenemen tot naar raming 1,5 % van het BBP. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) ingeval de economische groei in 2000 hoger uitvalt dan de begrotingshypothese, de begrotingsmeevallers gebruiken om in 2000 tot lagere dan de geplande tekortstreefcijfers te komen;

ii) behoedzame uitvoering van de hervormingen van de inkomens- en vennootschapsbelastingen in 2001, teneinde de nieuwe groei van het overheidstekort en het risico van een blijvende verslechtering van het structurele tekort zo klein mogelijk te houden;

iii) strucuturele hervormingen van de sociale zekerheid (vooral van de pensioenen en de gezondheidszorg), want zij zijn de sleutel voor houdbare financiën op middellange termijn, en

iv) terugdringing van de schuldquote door de tekortstreefcijfers te respecteren en op alle overheidsniveaus gebruik te maken van de beschikbare privatiseringsmogelijkheden. Voorts moeten eenmalige inkomsten volledig worden gebruikt om de schuld te verminderen.

Productmarkten

Duitsland is goed geïntegreerd in de Europese productmarkten. Het prijspeil blijft evenwel relatief hoog, grotendeels door het hogere inkomensniveau per hoofd van de bevolking. Verscheidene hervormingen hebben de werking van de Duitse productmarkten evenwel verbeterd, vooral die op het gebied van het concurrentiebeleid en de liberalisatie van de netwerkindustrieën. Verdere verbetering is evenwel nog mogelijk. Derhalve dient Duitsland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) verhoogde openstelling van de overheidsaanbestedingen; bevordering van elektronische toegang tot overheidsaanbestedingen;

ii) liberalisering van de reclamevoorschriften overeenkomstig de Europese normen (bv. wegwerken van de beperkingen op kortingen en gratis producten), rekening houdend met de voorschriften van de nieuwe richtlijn inzake elektronische handel;

iii) verbetering van de structuren en de efficiëntie van de mededinging door gebruik te maken van de privatiseringsmogelijkheden;

iv) verdere verlaging van de staatssteun, vooral van ad-hoc- en sectorale steun;

v) herziening, in het licht van de opgedane ervaring, van de tot eind 2001 lopende nieuwe overeenkomst inzake betalingen voor elektriciteit, om ten volle de voordelen van de liberalisatie van de elektriciteitssector te kunnen genieten, en

vi) verdere inspanningen ter vermindering van de restricties en de administratieve lasten voor de MKB, in het bijzonder voor zakelijke diensten en ambachtelijke bedrijven.

Kapitaalmarkt

De Duitse financiële markt heeft in de laatste vijf jaar, en vooral in 1999, een dynamische ontwikkeling gekend. Bijzonder succesvol was de NeuerMarkt, de beurs voor snelgroeiende hightech-bedrijven. Dankzij de steun van de overheid en de recente marktontwikkelingen beleeft de Duitse durfkapitaalmarkt een sterke groei en bovendien worden grote bedragen geïnvesteerd in startende bedrijven. Derhalve dient Duitsland hoge prioriteit te verlenen aan het volgende:

i) de voorbeelden van goede praktijken, opgenomen in de mededeling van oktober 1999 over risicokapitaal, op het gebied van belastingen, faillissementswetgeving en ondersteuning van aandelen- of optiebezitregelingen.

Arbeidsmarkt

De Duitse arbeidsmarkt is in 1999 enigszins verbeterd, maar vooral in het westelijke gedeelte van het land. Het "Pact voor werkgelegenheid" heeft het kader vastgesteld voor de recente loonmatiging, met uitbreiding van de mogelijkheden tot deeltijdwerk voor oudere werknemers. Een verregaande belastinghervorming, die een verschuiving van de arbeid naar milieuheffingen inhoudt, is reeds uitgevoerd en er zijn plannen om daarin nog verder te gaan. De stijging van de pensioenen zal worden afgeremd, zodat de pensioenbijdragen stabiel kunnen blijven. Derhalve dient Duitsland prioriteit te geven aan het volgende:

i) het beleid voor het oostelijke gedeelte van het land, waar de problemen op de arbeidsmarkt tien jaar na de eenmaking nog steeds zeer groot zijn, moet kritisch worden bekeken. Daarbij moet vooral worden gelet op de doelmatigheid van de transfers en op de wijze waarop de sociale partners de banenschepping kunnen stimuleren door middel van een grotere arbeidsmarktflexibiliteit en gepaste loonstructuren;

ii) de inspanningen om de belastingdruk op de arbeid geleidelijk te verlichten door verlaging van de belastingen en de sociale bijdragen moeten worden voortgezet en gecontroleerd. Over de gehele loonschaal en met name aan de onderkant moeten de arbeidskosten verder worden gedrukt, doch steeds met inachtneming van de behoefte aan budgettaire consolidatie; de beleidsstrategie om van belasting op arbeid over te gaan op milieuheffingen, die reeds heeft bijgedragen tot een vermindering van de pensioenbijdragevoeten met ongeveer 5 %, moet worden voortgezet overeenkomstig de geplande verdere stappen van de hervorming;

iii) de negatieve prikkels in de stelsels van belastingen en sociale zekerheid die de participatie van alle groepen, en vooral van oudere werknemers, afremmen, moeten worden verminderd; gepaste beleidskeuzen moeten worden gemaakt om een te vroege uittreding uit de arbeidsmarkt te voorkomen en werk voor oudere werknemers te bevorderen.

4. GRIEKENLAND

De in 1994 begonnen opleving van de economische bedrijvigheid zet zich in een krachtig tempo voort. In 1999 overtrof de reële groei van het BBP in Griekenland het EU-gemiddelde voor het vierde achtereenvolgende jaar, ondanks een geringe vertraging als gevolg van externe ontwikkelingen. De consolidatie van de groeifase zal in de komende jaren een positieve invloed hebben op de arbeidsmarkt.

Begrotingspolitiek

Griekenland heeft zijn begrotingssituatie in 1999 verder verbeterd: het begrotingstekort is gedaald tot 1,6 % van het BBP, hetgeen minder is dan het streefcijfer uit het convergentieprogramma, en de overheidsschuld is afgenomen tot 104,4 % van het BBP. De snellere tekortverlaging was te danken aan de hogere dan verwachte begrotingsontvangsten, die de lichte overschrijding aan de uitgavenzijde ruimschoots compenseerden. Het geactualiseerde convergentieprogramma voorspelt een verdere verlaging van het tekort in 2000 en 2001. De budgettaire consolidatie wordt gedragen door een hoog primair overschot, deels te danken aan de hervormingen van de sociale zekerheid in de jaren negentig. Vooral in verband met de vergrijzing van de bevolking zijn nog verdere hervormingen van de sociale zekerheid gepland. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) het voor 2000 begrote tekort van 1,2 % van het BBP moet worden beschouwd als een bovenlimiet. Betere resultaten aan de ontvangstenzijde moeten leiden tot een lager begrotingstekort. De begrotingspolitiek moet in 2001 stringenter worden in geval van inflatoire druk;

ii) de uitgaven moeten in de hand worden gehouden door duidelijke, bindende normen, teneinde het aandeel van de primaire lopende uitgaven te verlagen;

iii) de hervorming van de sociale zekerheid moet worden voortgezet om het stelsel op lange termijn leefbaar te houden. Bovendien moet worden gestreefd naar verbetering van het activabeheer door de socialezekerheidsfondsen, gecombineerd met een verdere rationalisatie en controle van de uitgaven, en

iv) de voor 2000 en daarna geplande privatiseringen moeten worden uitgevoerd om de schuldquote sneller terug te dringen.

Productmarkten

Deels wegens zijn geografische ligging is Griekenland minder geïntegreerd in de Europese productmarkten dan de andere lidstaten. Het prijspeil is voor verscheidene prijscategorieën relatief hoog. De groeipercentages van de arbeidsproductiviteit zijn toegenomen, maar de productiviteitsniveaus liggen nog lager dan in de overige lidstaten. Ondanks de aanzienlijke vorderingen die zijn gemaakt bij de privatisering van overheidsbedrijven en enkele maatregelen die zijn genomen om het ondernemerschap en de innovaties te bevorderen, verlopen de hervormingen op de productmarkten vrij traag. Derhalve dient Griekenland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) verbetering van de omzetting van de EU-richtlijnen en uitvoering van de internemarktwetgeving;

ii) bespoediging van de liberalisering van de sectoren telecommunicatie, elektriciteit en gas;

iii) concrete maatregelen ten behoeve van startende bedrijven, en

iv) verdere maatregelen tot stimulering van O & O, verspreiding van ICT en de deelname van de particuliere sector in de financiering van O & O.

Kapitaalmarkt

Door de liberalisaties wordt de Griekse kapitaalmarkt steeds meer opengesteld voor de concurrentie. De beurs heeft baat gehad bij de hervormingen op het gebied van ondernemingsbestuur en noteringsvoorwaarden en de dematerialisatie van de effecten. Voorts worden de aandelen van dynamische kleine en middelgrote ondernemingen eerlang opgenomen op de nieuwe beurs die voor deze ondernemingen onlangs in het leven is geroepen naar het voorbeeld van de Europese "Nieuwe Markt". De durfkapitaalinvesteringen blijven echter de laagste in de Europese Unie. Dit beperkt de financieringsbronnen voor jonge, snelgroeiende bedrijven aanzienlijk. Recentelijk zijn er prikkels gegeven door belastingverlagingen en een programma voor financiële steun, waarvan de resultaten nog niet kunnen worden beoordeeld. Gelet op het bovenstaande dient Griekenland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de uitvoering van de acties die in het risicokapitaalactieplan 1998 zijn voorgesteld, bespoedigen en bijzondere aandacht besteden aan de voorbeelden van goede praktijken die worden gegeven in de mededeling van oktober 1999.

Arbeidsmarkt

De Griekse arbeidsmarkt werd in de jaren negentig gekenmerkt door, enerzijds, een toename van de participatiegraad en de werkgelegenheid en, anderzijds, een toename van de werkloosheid. Hoewel het aantal voltijdsequivalenten nu dicht bij het EU-gemiddelde ligt, blijven er belangrijke structurele problemen bestaan, zoals de lage werkgelegenheidsgraad, weinig deeltijdwerk, een geringe participatie van vrouwen en een hoge langdurige werkloosheid. Maatregelen zijn genomen om de arbeidsmarkt structureel te hervormen en de jeugdwerkloosheid en de langdurige werkloosheid preventief aan te pakken. De belastingdruk op de arbeid is verlicht. De inspanningen voor uitbreiding van deeltijdarbeid, die in Griekenland beneden het EU-gemiddelde ligt, zijn in 1999 vruchten beginnen af te werpen. Gelet op het bovenstaande dient Griekenland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) krachtige, coherente en meetbare maatregelen nemen om te voorkomen dat jonge en volwassen werklozen terechtkomen in de langdurige werkloosheid; in het bijzonder maatregelen treffen om de hervorming van de arbeidsbureaus te voltooien en preventief op te treden overeenkomstig de werkgelegenheidsrichtsnoeren 1 en 2; de inspanningen tot hervorming van de opleidings- en onderwijssystemen voortzetten en afstemmen op de behoeften van het bedrijfsleven;

ii) zorgen voor een volledige en effectieve uitvoering van de in 1998 overeengekomen arbeidsmarkthervormingen, in het bijzonder de uitbreiding van deeltijdwerk en meer flexibele arbeidstijden, en

iii) de loonvormingssystemen herzien met de sociale partners om de loonontwikkelingen af te stemmen op de productiviteitsverschillen op geografisch, sectoraal en ondernemingsniveau, en er met name voor zorgen dat het niet deelnemen aan sectorale overeenkomsten (met inachtneming evenwel van het bij de algemene collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde minimum) in het kader van de territoriale werkgelegenheidspacten een praktische mogelijkheid wordt.

5. SPANJE

In 1999 zijn de groei en de werkgelegenheid op een vast pad gebleven. De vooruitzichten voor 2000 zijn gunstig bij een matiger ontwikkeling van de binnenlandse vraag en een herstel van de uitvoer. De prijzen ontwikkelen zich sedert de tweede helft van 1999 minder gunstig dan verwacht, maar in 2000 zal vermoedelijk een verbetering optreden mits de loonovereenkomsten matig blijven.

Begrotingspolitiek

In 1999 is duidelijk vooruitgang geboekt op het gebied van de begrotingsconsolidatie: het begrotingstekort is teruggedrongen tot 1,1 % van het BBP, hetgeen een half procentpunt minder is dan het streefcijfer uit het oorspronkelijke stabiliteitsprogramma. Volgens het geactualiseerde stabiliteitsprogramma zal het tekort nog verder afnemen in 2000 en 2001 en zal het in 2002 en 2003 omslaan in een overschot, vooral dankzij besnoeiingen op de primaire lopende uitgaven. Dan zal ook de belastingdruk kunnen worden verlaagd. Om het probleem van de vergrijzing van de bevolking aan te pakken, is een pensioenreservefonds gecreëerd. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) de streefcijfers uit het geactualiseerde stabiliteitsprogramma moeten worden gehaald en mogelijk overtroffen, gezien de beter dan verwachte resultaten van 1999; reeds in 2000 zijn wellicht begrotingsrestricties nodig wegens het mogelijke oververhittingsrisico;

ii) uitvoering van de hervorming van de begrotingswet in 2000 om de primaire lopende uitgaven beter in de hand te kunnen houden, hetgeen van groot belang is voor de strategie van budgettaire consolidatie; aldus zullen de niet in de begroting opgenomen uitgaven hoofdzakelijk beperkt kunnen worden gehouden tot onvoorspelbare uitgaven;

iii) de in de begrotingswet 2000 gecreëerde pensioenfondsreserve geleidelijk verhogen met het oog op het langetermijnprobleem van de vergrijzing van de bevolking; bijkomende maatregelen nemen tijdens de nieuwe ronde onderhandelingen tussen de regering en de sociale partners over de hervorming van het pensioenstelsel die in 2000 moeten worden gevoerd op grond van het Pacto de Toledo 1995, en

iv) het bestaande stabiliteitspact tussen de regio's en de centrale overheid ten volle naleven, want de lagere overheden spelen een steeds belangrijkere rol op tal van uitgaventerreinen.

Productmarkten

Spanje is redelijk goed geïntegreerd in de Europese productmarkten. Diverse maatregelen zijn genomen om de concurrentie te stimuleren: betere omzetting van de internemarktwetgeving, vooruitgang op het gebied van de liberalisatie van de telecomsector, verbetering van de concurrentiewetgeving en oprichting van een eenloketsysteem voor het MKB. Het nieuwe programma voor wetenschappen en technologie beoogt een verhoging van de O & O-uitgaven in verhouding tot het BBP. Derhalve dient Spanje hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de hervorming 1999 van de concurrentiewetgeving verder uitvoeren, in het kader daarvan bijzondere aandacht besteden aan uitbreiding van de bevoegdheid en de middelen van de onafhankelijke concurrentieautoriteit om gevallen te onderzoeken;

ii) voortgaan met de vermindering van de sectorale steun (spoorwegen, kolen, scheepsbouw);

iii) maatregelen nemen ter versterking van het concurrentiekader in sectoren als elektriciteit, gas en detailhandel, de beperkingen op het grondaanbod opheffen en de prijs van water dichter bij de werkelijke kosten brengen, en

iv) de maatregelen ter vermindering van de administratieve formaliteiten voortzetten, vooral ten behoeve van het MKB met zijn hoge aandeel in de werkgelegenheid, en het geografische terrein dat het eenloketsysteem bestrijkt, uitbreiden.

Kapitaalmarkt

De kapitaalmarkt geeft een snelle ontwikkeling te zien als resultaat van de hervormingen ter vergemakkelijking van de toegang van bedrijven en ter bevordering van beleggingen in niet-genoteerde effecten, alsook dankzij het privatiseringsproces en het groeiende particuliere aandelenbezit. De durfkapitaalmarkt blijft echter nog klein. Derhalve dient Spanje prioriteit te geven aan het volgende:

i) verdere inspanningen leveren om de risicokapitaalmarkt te ontwikkelen, in het bijzonder om de aanloopinvesteringen te verhogen; aandacht besteden aan de voorbeelden van goede praktijken die in de mededeling van oktober 1999 over risicokapitaal worden gegeven op de gebieden faillissementswetgeving, bevordering van innoverende aandelenbezitregelingen voor werknemers, stimulering van de aandelenmarkt voor kleine en middelgrote bedrijven.

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarktresultaten van Spanje zijn in de laatste jaren aanzienlijk verbeterd: de werkloosheid is sterk afgenomen en de werkgelegenheid uitgebreid. Inspanningen zijn gedaan om een verschuiving teweeg te brengen van passieve naar actieve arbeidsmarktmaatregelen, onder meer door een krachtigere preventieve aanpak van de jeugdwerkloosheid en de langdurige werkloosheid. De belastingdruk op de arbeid is verlicht, vooral aan de onderkant van de loonschaal. De werkloosheid is echter nog de hoogste in de Europese Unie en er zijn nog aanzienlijke structurele problemen, zoals de dualiteit van vaste en tijdelijke contracten, de lage participatiegraad van vrouwen en grote regionale verschillen. Ook bestaat het risico dat de loondruk toeneemt. Derhalve dient Spanje hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) samen met de sociale partners het loonvormingssysteem en de regionale en plaatselijke werking van de sociale zekerheid herzien en maatregelen nemen ter verbetering van de werking van de woningmarkt, teneinde de arbeidsmobiliteit te bevorderen en de regionale werkloosheidsverschillen aan te pakken;

ii) verdere inspanningen leveren om de doeltreffendheid van de actieve arbeidsmarktmaatregelen te verbeteren en de coördinatie ervan met het passieve arbeidsmarktbeleid te versterken, teneinde een toename van de langdurige werkloosheid te voorkomen, en dit combineren met een herziening van de belastingen en de sociale zekerheid, teneinde prikkels te geven om werknemers aan te werven, werk te aanvaarden en deel te nemen aan de actieve arbeidsmarktprogramma's; de kwaliteit en doelmatigheid van de technische opleiding op scholen onderzoeken, en

iii) samen met de sociale partners de stringente wetgeving op de arbeidsbescherming voor vaste werknemers opnieuw bekijken en de ontslagbelemmeringen verlagen, teneinde het aandeel van de tijdelijke contracten te verminderen en de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te verhogen.

6. FRANKRIJK

De economische bedrijvigheid is in het midden van 1999 aangetrokken en de expansie schijnt thans een vast tempo te hebben aangenomen: voor 2000 wordt een krachtige groei verwacht met uitbreiding van de werkgelegenheid, temeer daar de werkgelegenheidsintensiteit van de groei in de voorbije jaren is toegenomen. Ondanks deze potentiële groei zal de inflatoire druk beperkt blijven als gevolg van de toegenomen concurrentie en loonmatiging.

Begrotingspolitiek

Frankrijk heeft zijn begrotingssituatie in 1999 aanzienlijk verbeterd: het begrotingstekort is teruggevallen tot 1,8 % van het BBP, hetgeen een half procentpunt minder is dan het streefcijfer uit het oorspronkelijke stabiliteitsprogramma. Volgens het geactualiseerde stabiliteitsprogramma zal deze ontwikkeling zich voortzetten in 2000 en daarna. De uitgaven zullen streng in de hand worden gehouden, zodat ook de belastingdruk zal kunnen worden verlaagd. Op middellange termijn zullen de openbare financiën, en vooral de pensioenen en de ziekteverzekering, steeds meer onder druk komen te staan van de vergrijzing van de bevolking. Als eerste antwoord op dit probleem is in 1999 een pensioenreservefonds in het leven geroepen. Gelet op het bovenstaande dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) het begrotingstekort in 2000 terugdringen tot onder het streefcijfer van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma, gelet op de betere dan geplande resultaten van 1999 en de gunstige groeivooruitzichten;

ii) onmiddellijk corrigerende maatregelen nemen als in belangrijke mate wordt afgeweken van de uitgavenstreefcijfers in bepaalde sectoren die in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma worden genoemd; dergelijke maatregelen waar mogelijk al in hetzelfde jaar of uiterlijk in het volgende jaar uitvoeren;

iii) de mogelijkheid te baat nemen om in geval van een ruimere budgettaire marge het tekort sneller te verminderen, om nog in 2000 of 2001 met een comfortabele marge aan de doelstellingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen;

iv) de hervorming van het pensioenstelsel die voor 2000 is gepland, richten op houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn en daarbij rekening houden met billijkheidsoverwegingen, onder meer tussen de generaties.

Productmarkten

Frankrijk is vrij goed geïntegreerd in de Europese productmarkten. De structuurhervormingen zijn in de laatste tijd bespoedigd en hebben geleid tot verbetering van de concurrentievoorwaarden en vermindering van de formaliteiten voor het bedrijfsleven. De gunstiger geworden macro-economische situatie biedt Frankrijk de kans door te gaan met hervormingen. Derhalve dient Frankrijk hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de omzetting van de internemarktrichtlijnen verbeteren, aangezien deze nogal gebrekkig verloopt en onlangs nog verslechterd is; moeilijkheden bij de toepassing van de internemarktvoorschriften oplossen; inspanningen blijven leveren om de procedures voor de plaatsing van overheidsaanbestedingen doorzichtiger te maken;

ii) geen omvangrijke ad-hocsteun toekennen, zoals in de jongste jaren het geval is geweest;

iii) de reeds begonnen liberalisatie van de netwerkindustrieën uitbreiden, vooral in de energiesector, en

iv) de formaliteiten voor het bedrijfsleven verder vereenvoudigen en innovatie stimuleren.

Kapitaalmarkt

Frankrijk heeft een volgroeide en efficiënt werkende kapitaalmarkt. De beurs heeft zich in de jaren negentig dynamisch ontwikkeld als gevolg van de moderne technieken, de oprichting van een markt voor snelgroeiende bedrijven, de privatiseringen en fiscale maatregelen ter ondersteuning van aandelenbeleggingen. Diverse maatregelen zijn genomen om de ontwikkeling van de risicokapitaalmarkt te stimuleren. Deze moet echter ondanks de recente groei verder worden ontwikkeld. Derhalve dient Frankrijk hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de beleggingen van de institutionele beleggers op de beurzen en in risicokapitaal stimuleren, en

ii) bijzondere aandacht besteden aan de in de mededeling van oktober 1999 over risicokapitaal voorgestelde acties als voorbeelden van goede praktijken ter verbetering van het fiscale kader, versterkte handhaving van de faillissementswetgeving en bevordering van aandelenbezitregelingen voor werknemers.

Arbeidsmarkt

De situatie op de Franse arbeidsmarkt is opvallend verbeterd, ook al blijft een werkloosheid van 10,6 % van de beroepsbevolking aan het einde van 1999 een van de hoogste in de Unie. De daling van de jeugdwerkloosheid is sterker geworden met de geleidelijke invoering van nieuwe, belangrijke maatregelen. Het nominale loonverloop is gematigd gebleven, ondanks de recente verbetering van de vraag naar arbeid. De volgende loonontwikkelingen moeten nauwgezet worden gevolgd, want zij zullen verder worden beïnvloed door de effecten van de geleidelijke invoering van de 35-urenweek. De effectieve belasting op de arbeid is relatief hoog, het nettoherplaatsingspercentage is nogal genereus en de regelgeving zou kunnen worden afgeslankt. Derhalve dient Frankrijk prioriteit te geven aan het volgende:

i) de beleidsmaatregelen voortzetten en evalueren die tot doel hebben de belastingdruk op de arbeid te verlichten, vooral die voor ongeschoolden en laagbetaalden, en in deze context socialezekerheidsregelingen herzien om armoedegevallen te voorkomen;

ii) de arbeidsbeschermingswetgeving herzien om het effect ervan op de werkgelegenheid te achterhalen;

iii) nauwlettend toezien op de onderhandelingen over de 35-urenweek om nadelige invloeden ervan op de loonkosten, het arbeidsaanbod en de arbeidsorganisatie op middellange termijn te voorkomen.

7. IERLAND

De groei was in 1999 weer uitzonderlijk hoog en ook voor 2000 wordt een krachtige, zij het iets geringere groei verwacht omdat de finale vraag sterk blijft stijgen. De thans weer oplopende inflatie is voor een gedeelte toe te schrijven aan eenmalige factoren en kan in de hand worden gehouden, maar er zijn tekenen van oververhitting, vooral op de arbeidsmarkt. De aanbodbeperkingen kunnen dus een bedreiging vormen, zowel wat betreft de inflatie als de groei op korte termijn.

Begrotingspolitiek

De toestand van de overheidsfinanciën was in 1999 weer zeer positief: het begrotingsoverschot bedroeg 2 % van het BBP. In het stabiliteitsprogramma wordt voorspeld dat ook de komende jaren met een overschot zullen worden afgesloten. Thans zijn echter tekenen aanwezig van een opwaartse druk op de prijzen en het ontstaan van aanbodbeperkingen, zowel materiële (bijvoorbeeld infrastructuur) als op de arbeidsmarkt. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) al in 2000 bereid zijn de begrotingspolitiek in te zetten om economische stabiliteit te verwezenlijken, gelet op de omvang van de oververhitting in de economie; de begroting 2001 op deze doelstelling afstemmen;

ii) de reële stijging van het overheidsverbruik terugdringen van 4,3 % in 1999 tot 2,7 % in 2002 overeenkomstig het geactualiseerde stabiliteitsprogramma, en

iii) hoge prioriteit geven aan de doelstellingen van het nationale ontwikkelingsplan, omdat moet worden voorzien in de infrastructuurbehoeften van de sterk groeiende economie en tegelijkertijd de stabiliteitsdoelstellingen van de begrotingspolitiek moeten worden gehaald.

Productmarkten

De Ierse economie is goed geïntegreerd in de rest van de Europese Unie, met relatief lage prijzen ondanks de recente snelle stijging van de prijzen van woningen en sommige diensten, en een hoge productiviteit. In de laatste jaren zijn op de productmarkten verschillende hervormingen uitgevoerd. Vooruitgang is geboekt met de invoering van de concurrentie in de telecommunicatiesector, de markten voor elektriciteit en gas worden geleidelijk opengesteld voor de concurrentie en de regering is begonnen met partnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector om de dienstverlening van de overheid te verbeteren. De onderzoekuitgaven van de overheid zijn vrij beperkt, maar er zullen steeds meer begrotingsmiddelen worden uitgetrokken voor O & O. Derhalve dient Ierland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de concurrentieautoriteit de bevoegdheid geven voor de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag; bij de hervorming van de concurrentiewetgeving dit jaar het concurrentiebeleid versterken en dit niet beperken tot procedurele aangelegenheden, en

ii) de vervoersector meer liberaliseren; in het bijzonder meer concurrentie mogelijk maken in het stadsvervoer en bij de spoorwegen, bijvoorbeeld door franchising.

Kapitaalmarkt

De kapitaalmarkten ontwikkelen zich goed en de beurskapitalisatie is in percent van het BBP in de laatste vijf jaar verdubbeld. Het aantal genoteerde bedrijven is echter nog steeds klein. Verschillende maatregelen zijn genomen om het risicokapitaal te stimuleren en er is een positieve verschuiving gaande van openbare naar particuliere investeerders. De investeringen, die vanouds vooral op het laatste stadium (expansie) gericht waren, worden steeds meer op de beginstadia geconcentreerd. Het algemene peil van de investeringen blijft echter lang. Derhalve dient Ierland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) vooral inspanningen leveren om durfkapitaal te verstrekken voor start- en aanloopkosten.

Arbeidsmarkt

Een sterke uitbreiding van de werkgelegenheid en een historisch lage werkloosheid zijn de voornaamste kenmerken van de arbeidsmarkt. Het werkgelegenheidspercentage komt overeen met dat van de eurozone, de participatie van de vrouwen neemt toe en recente tendensen wijzen op een aanzienlijke daling van de langdurige werkloosheid. Terwijl de demografische krachten de omvang van de beroepsbevolking verder doen toenemen, geeft de algemene situatie reden tot bezorgdheid over een mogelijke beperking van de economische groei door een verkrappende arbeidsmarkt. Derhalve dient Ierland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) toezien op de ontwikkeling van de lonen om ervoor te zorgen dat zij strikt sporen met de recentelijk afgesloten nationale loon- en partnerschapsovereenkomst, het programma voor welvaart en rechtvaardigheid, als de noodzakelijke minimumbasis om een verdere toename van de werkgelegenheid mogelijk te maken;

ii) een algemene strategie ontwerpen om de participatie van de vrouwen te verhogen, onder meer door afschaffing van negatieve belasting- en uitkeringsprikkels, en maatregelen nemen om werk en gezinsleven met elkaar te verzoenen; in het bijzonder flexibele verlofregelingen invoeren en voortdurende inspanningen leveren om de voorzieningen voor kinderen en andere personen ten laste te versterken.

8. ITALIË

De economische groei is in de tweede helft van vorig jaar aanzienlijk opgelopen en de vooruitzichten blijven gunstig voor 2000 en 2001. De groei wordt aangedreven door de binnenlandse vraag en de netto-uitvoerpositie verbetert. Ondanks de toegenomen flexibiliteit van de arbeidsmarkt blijft de werkloosheid hoog.

Begrotingspolitiek

Italië heeft het begrotingstekort in 1999 teruggedrongen tot 1,9 % van het BBP, hetgeen iets beter is dan de voorspelde 2,0 %. Het primaire overschot was echter kleiner dan verwacht (4,9 % van het BBP in plaats van 5,5 %) en de schuld bleef op het hoge peil van 114,9 % van het BBP. Het geactualiseerde stabiliteitsprogramma voorziet een verdere daling van het begrotingstekort tot 0,1 % in 2003 door een strenge beheersing van de uitgaven, die ook een verlaging van de belastingdruk mogelijk zal maken. Op middellange termijn zullen de openbare financiën, en vooral het pensioenstelsel, steeds meer onder druk komen te staan door de vergrijzing van de bevolking. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) betere dan de geplande begrotingsresultaten halen, mocht de groei groter uitvallen dan de in het programma verwachte, en dus een snellere reductie van de schuldquote tot de referentiewaarde van 60 % bereiken;

ii) ten minste een primair overschot boeken van 5,0 % van het BBP in 2000 en 2001 als vooropgezet in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma, met name door een strenge controle op de lopende primaire uitgaven;

iii) op middellange termijn de stijging van de verhouding tussen de pensioenuitgaven en het BBP in de hand houden; daartoe zo spoedig mogelijk binnen aan een herziening van het pensioenstelsel en verdere hervormingen ervan, mede door bevordering van de expansie van pensioenfondsvoorzieningen, en

iv) het geplande privatiseringsprogramma binnen de gestelde termijnen vastbesloten uitvoeren en de opbrengsten van privatiseringen blijven gebruiken om de overheidsschuld te verlagen.

Productmarkten

Italië is relatief minder in de Europese productmarkten geïntegreerd dan de andere grote lidstaten. De internationale aanwezigheid van Italiaanse bedrijven is geringer dan van een land van die omvang mag worden verwacht. Het prijspeil ligt echter ver onder het EU-gemiddelde en de productiviteitsresultaten zijn ongeveer dezelfde als die van Frankrijk en Duitsland. Verschillende hervormingen zijn uitgevoerd waardoor de werking van de productmarkten is verbeterd, vooral op het gebied van de privatisering en de liberalisatie van nutsvoorzieningen en de verlichting van de administratieve formaliteiten voor het MKB. Derhalve dient Italië hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de huidige vooruitgang bij de omzetting van de internemarktwetgeving aanhouden; de inspanningen intensiveren om de resterende problemen inzake overheidsaanbestedingen weg te werken;

ii) verdere verlaging van de staatssteun buiten de landbouw en verdere verbetering van de samenstelling ervan, want in verhouding tot het BBP heeft Italië hier een van de hoogste percentages in de Europese Unie;

iii) intensivering van de inspanningen ter vereenvoudiging van de regelgeving voor het bedrijfsleven en de ontwikkeling van een eenloketsysteem, en

iv) initiatieven ter bevordering van O & O en innovatie, gezien de zeer lage verhouding tussen de O & O-uitgaven en het BBP.

Kapitaalmarkt

Aanzienlijke vorderingen zijn gemaakt bij de ontwikkeling van diepere en meer geïntegreerde financiële markten en een risicokapitaalmarkt. De Italiaanse aandelenmarkten groeien met een snel tempo, mede dankzij de uitgebreide privatiseringsprogramma's. Ook het durfkapitaal en de onderhandse financiering hebben in de laatste jaren een snelle expansie vertoond en de oprichting van de "Nuovo Mercato" zal tot deze ontwikkeling bijdragen. Toch blijft de durfkapitaalmarkt onderontwikkeld. Derhalve dient Italië hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) bevordering van de ontwikkeling van de durfkapitaalmarkt, in het bijzonder door verdere verbetering van het fiscale kader voor risicokapitaal, stimulering van de beleggingen van institutionele beleggers op de beurs en in durfkapitaal, en hervorming van de faillissementswetgeving.

Arbeidsmarkt

Ondanks enige recente verbeteringen blijft de situatie op de arbeidsmarkt moeilijk: laag werkgelegenheidspercentage, hoge structurele werkloosheid en grote regionale verschillen. De segmentatie van de arbeidsmarkt, de grote informele economie en de ongelijke verdeling van de werkloosheid tussen bevolkingsgroepen en regio's wijzen op structurele problemen. Veel achterliggende structuren zijn ongunstig voor de werkgelegenheid, zoals de hoge belastingdruk op de arbeid en de te soepele uitkeringsregelingen in combinatie met een strenge wetgeving op de arbeidsbescherming. Er zijn al belangrijke inspanningen geleverd om de belasting op de arbeid te verminderen, de administratie te moderniseren en nieuwe vormen van arbeidscontracten in te voeren, maar deze maatregelen hebben nog geen vruchten afgeworpen. Er is duidelijk behoefte aan aanvulling ervan door algemene structurele maatregelen. Derhalve dient Italië hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de verbetering van de werkloosheidsverzekering combineren met een grotere flexibiliteit van de wetgeving op de arbeidsbescherming en strengere criteria voor pensioenen en andere sociale uitkeringen, terwijl ook moet worden voorzien in beschikbaarheidseisen en stimulansen om deel te nemen aan actieve arbeidsmarktprogramma's;

ii) de arbeidsmarktflexebiliteit blijven vergroten, en in het bijzonder extra inspanningen inzake loonflexibiliteit overeenkomstig de productiviteitsverschillen, in het bijzonder tussen de regio's, en

iii) verdere inspanningen om de belasting op de arbeid te verlagen, en nauw toezicht op de ontwikkelingen, vooral de effecten van tijdelijke fiscale en sociale premie maatregelen ten behoeve van benadeelde groepen en regio's in de arbeidsmarkt.

9. LUXEMBURG

De reële groei van het BBP was bijzonder hoog in 1999, ondanks de ongunstige externe ontwikkelingen, en verwacht wordt dat de groei krachtig zal blijven. De werkloosheid is nog steeds zeer laag en er is enige opwaartse druk op de prijzen.

Begrotingspolitiek

Dankzij de snelle economische groei en de daaruit voortvloeiende hoge belastingopbrengsten heeft Luxemburg al verscheidene jaren een royaal begrotingsoverschot. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) de lopende overheidsuitgaven nauwgezet controleren om de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen veilig te stellen en tegelijkertijd ruimte te scheppen voor een verlaging van de belastingdruk, zoals gepland in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma, en

ii) de gezonde begrotingspolitiek vergezeld doen gaan van hervormingen, met name van de sociale zekerheid, die nodig zijn om de leefbaarheid van het stelsel op lange termijn te verzekeren en zich voor te bereiden op de uitdagingen van de vergrijzing van de bevolking.

Productmarkten

De Luxemburgse economie is zeer goed geïntegreerd in de Europese productmarkten en de macro-economische resultaten zijn uitstekend, maar minder vorderingen zijn gemaakt met een structuurbeleid dat gericht is op verbetering van de werking van de productmarkten. Maar ook hier valt vooruitgang vast te stellen. De afschaffing van een groot deel van de prijsregulering en de vermindering van de reikwijdte van regionale steunregelingen die voor de nabije toekomst is gepland, is bijzonder welkom. Derhalve dient Luxemburg hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) bespoediging van de omzetting van de internemarktwetgeving, vooral voor vervoer, motorvoertuigen, fytosanitaire controles en sociale zaken;

ii) invoering van een nieuwe concurrentiewet die een efficiënter concurrentiebeleid mogelijk maakt en de concurrentieautoriteiten de bevoegdheid geeft voor de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag, en

iii) voorwaarden scheppen om de meest recente ontwikkelingen van de informatiemaatschappij te kunnen blijven volgen, vooral omdat de penetratie van ICT zo laat is begonnen voor een land met een hoge levensstandaard zoals Luxemburg dat is.

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarktresultaten van Luxemburg zijn goed: het laagste werkloosheidspercentage en het hoogste binnenlandse werkgelgenheidspercentage in de Europese Unie, met een sterke afhankelijkheid van grensarbeiders. De nationale werkgelegenheidsgraad is niet uitstekend, want de arbeidsparticipatie van vrouwen en oudere werknemers is laag. Er zijn geen belangrijke problemen wat betreft de werking van de arbeidsmarkt, maar bepaalde belasting- en uitkeringsstructuren zijn niet zo gunstig voor de werkgelegenheid. Derhalve dient Luxemburg hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de belastingen en de sociale zekerheid onderzoeken op negatieve prikkels die de participatie kunnen afremmen, en inspanningen blijven leveren om de nationale werkgelegenheidsgraad te verhogen, vooral die van vrouwen en oudere werknemers.

10. NEDERLAND

Na het hoge niveau van de groei van 1998 is de economische bedrijvigheid in 1999 nauwelijks vertraagd. Daardoor bleef de werkgelegenheid tegen een snel tempo toenemen en viel de werkloosheid terug tot een peil dat niet meer was gezien sedert het begin van de jaren zeventig. In 2000 zal de groei waarschijnlijk versnellen als gevolg van de verbetering van de externe economische situatie. De snelle groei en de geleidelijk krapper wordende arbeidsmarkt vereisen waakzaamheid inzake de ontwikkeling van de prijzen en nog meer die van de lonen, die thans aanzienlijk sneller oplopen dan in de buurlanden.

Begrotingspolitiek

De sterke economische groei heeft de belastingontvangsten in 1999 doen toenemen, zodat het tekort, waarvan aan het begin van het jaar werd verwacht dat het zou stijgen, omsloeg in een overschot van 0,5 % van het BBP. Sedert het midden van de jaren negentig bestaat de begrotingsstrategie erin maximumgroeipercentages voor de overheidsuitgaven vast te stellen, teneinde de belastingdruk te verlichten en tegelijkertijd het begrotingstekort te verkleinen. Voor 2001 is een belangrijke belastinghervorming gepland, bestaande uit een verlaging van de personenbelastingen en een verhoging van de indirecte belastingen. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) versterking van de beoogde begrotingssituatie in 2000 en de jaren daarna, rekening houdend met het in 1999 reeds bereikte overschot en de huidige sterke economische groei en mogelijke inflatoire druk;

ii) de overheidsuitgaven in 2001 strikt onder controle houden om te zorgen dat de verslechtering van de begrotingssituatie die het gevolg zal zijn van de vermindering van de belastingopbrengsten ten gevolge van de belastinghervorming, beperkt en tijdelijk blijft.

Productmarkten

Nederland is sterk geïntegreerd in de Europese economie en zijn productmarkten functioneren vrij goed. De structuurhervormingen hebben effect gehad, ook al zijn er nog problemen met de omzetting en de uitvoering van de internemarktwetgeving (voor vervoer). Het concurrentiebeleid dient nog te worden versterkt, alsook de liberalisatie van de postdiensten en de sectoren energie en vervoer. Het aandeel van de particuliere sector in de financiering van O & O is relatief klein en de overdracht van technologie tussen openbaar en particulier onderzoek is ontoereikend. Derhalve dient Nederland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) zorgen voor een betere handhaving van de richtlijnen inzake overheidsaanbestedingen, want het aandeel van de in het Publicatieblad uitgeschreven aanbestedingen in het totaal van de overheidsaanbestedingen is één van de laagste in de Unie;

ii) voortgaan met de hervorming van de regelgeving en het privatiseringsproces om de netwerkindustrieën open te stellen voor de mededinging; in het bijzonder het waarborgen van de toegang tot het kabelnet om misbruik van machtsposities van kabelbedrijven inzake omroep, telefonie en Internetdiensten te voorkomen; de omzetting van internemarktrichtlijnen op vervoersgebied bespoedigen, en

iii) verdere maatregelen nemen om de particuliere sector meer te betrekken bij O & O en de overdracht van technologie tussen openbaar en particulier onderzoek te stimuleren.

Kapitaalmarkt

De aandelenmarkt en de durfkapitaalmarkt in Nederland zijn volgroeid en concurrerend. De durfkapitaalmarkt is in de laatste jaren sterk gegroeid, deels wegens het gunstige belastingklimaat. De investeringen in beginnende bedrijven blijven echter nog vrij beperkt. Derhalve dient Nederland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de inspanningen concentreren op aanloopinvesteringen; overwegen de voorbeelden van goede praktijken die in de mededeling van oktober 1999 over risicokapitaal zijn voorgesteld, in te voeren ter bevordering van innoverende aandelen- en optiebezitregelingen voor werknemers.

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarktresultaten van Nederland waren in de laatste jaren bij de beste in de Europese Unie, grotendeels dankzij de algemene strategie van structuurhervormingen. Door de hervorming van belastingen en sociale zekerheid is de belastingdruk op de arbeid verlicht en zijn de arbeidsstimulansen verbeterd. Maatregelen zijn genomen om het arbeidsaanbod te verhogen bij bepaalde groepen, zoals oudere werknemers en WAO-ers (arbeidsongeschikten). Er zijn echter nog belangrijke structurele onevenwichtigheden, omdat een groot gedeelte van de bevolking in de actieve leeftijd in de passieve regelingen (werkloosheid en arbeidsongeschiktheid) blijft. Derhalve dient Nederland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) streven naar verdere verbetering van het systeem van belastingen en sociale zekerheid om een einde te maken aan de negatieve prikkels die participatie aan de arbeidsmarkt afremmen, in het bijzonder die van vrouwen en oudere werknemers; resoluut voortgaan met de terugdringing van de hoge aantallen personen die buiten de arbeidsmarkt en in een passieve sociale regeling blijven.

11. OOSTENRIJK

Oostenrijk beleeft een versnelling van de economische groei door een evenwichtige opleving van alle vraagcomponenten, waaronder vooral het gezinsverbruik. De werkgelegenheid zal zich vermoedelijk nog verder uitbreiden en, daar het arbeidsaanbod elastisch blijft, voor een deel leiden tot een afname van de werkloosheid.

Begrotingspolitiek

Oostenrijk heeft in 1999 vorderingen gemaakt bij de consolidatie van zijn overheidsfinanciën: het begrotingstekort is gedaald tot 2 % van het BBP, hetgeen het streefcijfer is van het oorspronkelijke stabiliteitsprogramma. Tegen de achtergrond van een belangrijke belastingverlichting in het kader van de hervorming van de inkomstenbelastingen voorspelt het geactualiseerde stabiliteitsprogramma een begrotingstekort van 1,7 % van het BBP in 2000 en een verdere daling daarna. Dit zal evenwel worden bereikt dankzij vergaande eenmalige maatregelen. Om de overheidsrekeningen op middellange en lange termijn duurzaam te verbeteren, zijn in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma belangrijke structurele maatregelen, in de eerste plaats op het gebied van pensioenen en gezondheidszorg, gepland. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) op zijn minst een kleiner dan het voor 2000 geplande tekort, vooral als de groei hoger uitvalt dan verwacht, zodat de schuldquote duurzaam kan worden teruggedrongen; sterk besnoeien op de uitgaven en een strenge begrotingscontrole in acht nemen om de kosten te kunnen dragen van de hervorming van de inkomstenbelastingen en de gezinsbijslagen;

ii) de in 2000 genomen eenmalige maatregelen vervangen door maatregelen met een permanent karakter, teneinde de openbare financiën op een duurzaam pad te brengen, en

iii) de aangekondigde pensioenhervorming uitvoeren, die tot doel heeft de gemiddelde pensioenleeftijd vanaf het einde van 2000 te verhogen, en hervormingen uitvoeren om de overwegend door een omslagstelsel gefinancierde pensioenen een gezondere basis te geven.

Productmarkten

Oostenrijk integreert snel in het Europese handelssysteem, maar het loopt achter op het gebied van buitenlandse directe investeringen en grensoverschrijdende fusies en overnames. Oostenrijk heeft gekozen voor een vrij voorzichtige aanpak van de hervorming van de productmarkten. Toch zijn al vorderingen gemaakt bij de omzetting van de internemarktwetgeving, de versterking van het concurrentiebeleid en de liberalisatie van de telecomsector. Ook zijn initiatieven genomen ter vereenvoudiging van de procedures voor het oprichten of overlaten van nieuwe bedrijven en heeft Oostenrijk het ambitieuze doel de O & O-uitgaven tegen het jaar 2005 op te trekken tot 2,5 % van het BBP (tegen 1,6 % in 1998). Derhalve dient Oostenrijk hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) voortwerken aan de omzetting van de communautaire richtlijnen inzake overheidsaanbestedingen, in het bijzonder op provinciaal niveau waar dit is uitgesteld;

ii) de hervorming van de regelgeving voor de sectoren energie en vervoer bespoedigen, teneinde hier tot effectieve concurrentie te komen, en

iii) verdere maatregelen nemen om de betrokkenheid van de particuliere sector bij O & O te vergroten en de overdracht van technologie tussen openbaar en particulier onderzoek te stimuleren.

Kapitaalmarkt

De overheid heeft verschillende hervormingen ondernomen om de aandelen- en de risicokapitaalmarkt te stimuleren. De aandelenmarkt blijft echter klein en de durfkapitaalinvesteringen blijven ondanks een snelle groei gering en gericht op de latere bedrijfsstadia. Derhalve dient Oostenrijk hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de toezichtstructuren versterken, het ondernemingsbestuur verbeteren, onder andere door te ijveren voor privatisering en fiscale stimulansen te geven aan aandelen- en risicokapitaalinvesteringen, en

ii) de acties uit het risicokapitaalactieplan 1998 uitvoeren, vooral die betreffende de belasting op nieuwe bedrijven en de investeringen in durfkapitaal, de faillissementswetgeving en de bevordering van aandelenopties.

Arbeidsmarkt

De Oostenrijkse arbeidsmarkt vertoont vrij goede resultaten. de werkloosheid is laag en de werkgelegenheid hoog. De participatiegraad van oudere werknemers ligt echter onder het EU-gemiddelde, deels wegens de negatieve prikkels die uitgaan van het systeem van vervroegde uittreding. Een ander kenmerk van de Oostenrijkse arbeidsmarkt is de goede samenwerking van de sociale partners, die een voorbeeld kan zijn voor vele andere landen. Derhalve dient Oostenrijk hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) snel de aangekondigde hervormingen tot verhoging van de leeftijd van vervroegde uittreding uitvoeren en de uitkeringsregelingen herzien; de pensioenhervorming vergezeld doen gaan van andere op oudere werknemers gerichte maatregelen, teneinde een toename van de werkloosheid bij deze leeftijdsgroep te voorkomen, en

ii) de hoge belastingdruk op de arbeid verder verlagen, met bijzondere aandacht voor probleemgroepen op de arbeidsmarkt.

12. PORTUGAL

Na de vertraging van de binnenlandse en de buitenlandse vraag in 1999 begon de uitvoer in de tweede helft van 1999 aan te trekken, hetgeen wijst op een versnelling van de economische bedrijvigheid in 2000. De werkgelegenheidsschepping zal in 2000 krachtig blijven, maar iets trager als gevolg van een meer evenwichtige samenstelling van de groei. Het tekort op de lopende rekening wordt groter en de schulden van de particuliere sector zijn snel gestegen.

Begrotingspolitiek

Het begrotingstekort is in 1999 afgenomen tot 2 % van het BBP, hetgeen het streefcijfer is van het oorspronkelijke stabiliteitsprogramma. Volgens het geactualiseerde stabiliteitsprogramma zal het tekort in 2000 worden teruggedrongen tot 1,5 % en tot nog minder in de jaren daarna. De tekortreductie in 2000 is het gevolg van een scherpe stijging van de belastingontvangsten, die te danken is aan een meer doelmatige inning en de geplande verhoging van de totale uitgaven ruimschoots zal compenseren. Om de begrotingsconsolidatie op middellange termijn te ondersteunen, zijn in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma verschillende hervormingen gepland, met als voornaamste de invoering van een nieuwe basiswet voor de begroting, een nieuwe pensioenwet en maatregelen in de ziekteverzekering. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) ten minste het streefcijfer van 1,5 % voor het begrotingstekort in 2000 halen, hetgeen een strenge controle op de lopende primaire uitgaven impliceert, welke in de laatste jaren sterk zijn gestegen; in dit verband de in de begroting 2000 bevroren bedragen niet besteden als dat nodig is om het tekortstreefcijfer te halen, en aldus een buffer creëren tegen een mogelijke daling van de belastingopbrengsten;

ii) zorgen dat de begrotingspolitiek bijdraagt tot een meer evenwichtige beleidsmix waarmee de belangrijke onevenwichtigheden in de Portugese economie kunnen worden gecorrigeerd; een snellere afname van de tekortquote bewerkstelligen teneinde de veiligheidsmarge te vergroten waarbinnen Portugal de automatische stabilisatoren hun werk kan laten doen in geval van een conjuncturele neergang, en

iii) vóór het einde van 2000 de nieuwe basiswet voor de begroting goedkeuren, waardoor de begroting op meerjarige basis zal worden opgesteld, teneinde de effecten van beleidsbeslissingen op middellange termijn beter te kunnen vaststellen; dringend een aantal hervormingen met budgettaire gevolgen uitvoeren, waaronder de aangekondigde maatregelen voor de gezondheidszorg en een nieuwe pensioenwet, teneinde de financiële positie van de sociale zekerheid te versterken om het vergrijzingsprobleem beter te kunnen opvangen.

Productmarkten

De Portugese economie is redelijk goed geïntegreerd in de Europese productmarkten. De internationale aanwezigheid van het Portugese bedrijfsleven is relatief gering. Er zijn vorderingen gemaakt met de omzetting van de internemarktwetgeving en de liberalisatie van de sectoren telecommunicatie en energie. De productiviteit en de O & O-uitgaven blijven evenwel tot de laagste in de Europese Unie behoren. Derhalve dient Portugal hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de omzetting van de internemarktwetgeving, vooral die voor de sector vervoer, verbeteren, want het omzettingspercentage van Portugal is ondanks de gemaakte vorderingen nog zeer laag;

ii) de overheidssteun verminderen en maatregelen nemen om de concurrentiewetgeving beter af te stemmen op die van de Europese Unie en de onafhankelijkheid van de concurrentieautoriteit te versterken;

iii) nauw toezicht uitoefenen op de doeltreffendheid van de verschillende maatregelen die zijn genomen om de administratieve procedures te vereenvoudigen en de kosten ervan te verlagen in verband met het hoge aandeel van het MKB in de werkgelegenheid, en

iv) verdere inspanningen leveren om O & O en de verspreiding van ICT te bevorderen, in het bijzonder door stimulansen te creëren om de particuliere sector meer bij O & O te betrekken.

Kapitaalmarkt

Door de extensieve privatiseringen, de invoering van de euro en de overschakeling op elektronische handel zijn de volgroeidheid, de diepte en de doelmatigheid van de Portugese beurs vergroot. Vorderingen zijn ook gemaakt bij de uitvoering van de EG-richtlijnen voor de financiële diensten. Ondanks het initiatief ter verbetering van het wettelijk kader voor durfkapitaal blijven de durfkapitaalinvesteringen gering en uiterst afhankelijk van steun uit openbare middelen. Derhalve dient Portugal hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de durfkapitaalmarkt verder ontwikkelen en de fiscale voorwaarden herzien om de relatieve kosten van risicokapitaal in verhouding tot de andere financieringsinstrumenten te verlagen.

Arbeidsmarkt

De Portugese arbeidsmarkt geeft betere resultaten te zien dan die van vele andere lidstaten. Het voltijdsequivalent van de werkgelegenheidsgraad is een van de hoogste in de Europese Unie. Eén van de ernstige problemen tijdens het inhaalproces van de Portugese economie is het lage onderwijspeil van de beroepsbevolking. Hoewel dit bij de jongere werknemers aanzienlijk beter is dan bij de oudere generaties, is er nog een grote achterstand op andere lidstaten. De Portugese wetgeving op de arbeidsbescherming wordt als vrij streng beschouwd. Derhalve dient Portugal prioriteit te geven aan het volgende:

i) onderwijs en opleiding verbeteren, met inbegrip van technologiecursussen en een ruimere dekking van het kleuteronderwijs, om de inzetbaarheid en aanpasbaarheid van de beroepsbevolking te vergroten, en dit vergezeld doen gaan van een aangepast uitkeringssysteem, zodat de nodige stimulansen worden gegeven om deel te nemen aan de actieve arbeidsmarktmaatregelen en om openstaande betrekkingen te aanvaarden;

ii) voortgaan met het beleid van uitvoering van een aantal wetten ter verbetering van de arbeidsmarktresultaten, zoals versoepeling van de regels inzake ontslag en tewerkstelling, en de invoering van meer flexibiliteit in de werktijden teneinde de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te vergroten, en

iii) partnerschap tussen de sociale partners aanmoedigen met het oog op een modernisering van de arbeidsmarkt.

13. FINLAND

De snelle economische groei van de laatste jaren werd aangedreven door de dynamische uitvoer van hoogtechnologische producten. De binnenlandse vraag heeft zich hersteld van de recessie en de werkgelegenheid breidt zich uit, hoewel de, voornamelijk structurele, werkloosheid hoog blijft. De sterke groei en de strenge begrotingscontrole hebben geleid tot een zeer succesvolle begrotingsconsolidatie. Door het vooruitzicht op een blijvend krachtige groei ontstaat echter gevaar voor oververhitting.

Begrotingspolitiek

Het begrotingsoverschot is gestegen van 1,3 % van het BBP in 1998 tot 2,3 % in 1999. Volgens het geactualiseerde stabiliteitsprogramma zal het in de periode 2000-2003 boven de 4 % van het BBP blijven en zullen zich vooral veranderingen voordoen bij het overschot van de centrale overheid. De ontwikkeling van het overschot zal worden bepaald door de timing van de verlaging van de lasten op de arbeid; de regering wil deze tegen 2003 verminderen met 1,5 % van het BBP. De overschotten zijn nodig om zich voor te bereiden op de gevolgen van de snelle vergrijzing van de bevolking. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) de stringente koers van de begroting 2000 aanhouden, gezien het risico van oververhitting, en reeds in 2000 bereid zijn tot verdere restricties indien dit risico groter wordt;

ii) het begrotingstekort blijven opvoeren door verlaging van de overheidsuitgaven in percent van het BBP; daartoe krachtig de hand houden aan de uitgavenrichtsnoeren voor de periode 2001-2004 die in maart 2000 bekend zijn gemaakt, en

iii) de hoge belastingdruk op de arbeid nog verder verlichten, zoals in 1999 en 2000, en als onderdeel van de herstructurering van het belastingsysteem, met als doel de werkgelegenheidsschepping te ondersteunen.

Productmarkten

De integratie van de Finse economie in de Europese productmarkten is verbeterd sedert het land is toegetreden tot de Europese Unie. Finland heeft aanzienlijk en snelle vorderingen gemaakt bij de omzetting van de internemarktwetgeving en de liberalisatie van de sectoren telecommunicatie en elektriciteit. De reeds belangrijke O & O-uitgaven zijn sedert het midden van de jaren negentig nog opgedreven. Verbeteringen zijn evenwel mogelijk wat betreft het prijspeil en de productiviteit in de Finse economie, als het probleem van de ontoereikende concurrentie in bepaalde sectoren is opgelost. Derhalve dient Finland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de concurrentie in een aantal sectoren, vooral de distributiesector, uitbreiden; de concurrentiewetgeving hervormen om de nationale concurrentieautoriteit meer bevoegdheden te verlenen overeenkomstig het witboek van de Commissie over de modernisering van het mededingingsbeleid, en

ii) de markten voor openbare diensten meer openstellen teneinde de kosten te verlagen en de kwaliteit te verhogen.

Kapitaalmarkt

De Finse aandelenmarkt is in de laatste jaren aanzienlijk gegroeid, zowel wat betreft kapitalisatie als het aantal genoteerde bedrijven. De durfkapitaalmarkt is actief en de recente oprichting van een markt voor snel groeiende bedrijven zal de ontwikkeling op het gebied van risicokapitaal bevorderen. Op dit laatste gebied zijn echter nog inspanningen nodig. Derhalve dient Finland hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) bijzondere aandacht besteden aan de voorbeelden van goede praktijken die in de mededinging van oktober 1999 over risicokapitaal zijn gegeven wat betreft de faillissementswetgeving en de bevordering van innoverende aandelenbezitregelingen voor werknemers, en

ii) de activiteit van de institutionele beleggers op de aandelenmarkten verder stimuleren.

Arbeidsmarkt

De situatie op de arbeidsmarkt is in 1999 sterk verbeterd, met inbegrip van een relatief belangrijke afname van de langdurige werkloosheid. De werkloosheid ligt echter nog steeds boven het EU-gemiddelde en, wat nog belangrijker is, zij is vrijwel volledig van structurele aard. Andere belangrijke problemen zijn de uitkeringsafhankelijkheid van grote groepen van de beroepsbevolking, de hoge belasting op arbeid en de beperkte loonspreiding. Aanzienlijke inspanningen zijn geleverd om de belastingdruk op arbeid te verlichten en de kwaliteit en intensiteit van de actieve arbeidsmarktmaatregelen te verhogen. Deze inspanningen moeten worden aangevuld met hervormingen van de sociale zekerheid, zodat deze de activeringsprogramma's ondersteunt en de achterliggende structuren de werkgelegenheid meer stimuleren. Derhalve dient Finland prioriteit te geven aan het volgende:

i) de sociale zekerheid herzien om de werkwilligheid te verhogen, het werkzoeken doeltreffender te maken en voldoende stimulansen te geven om werkaanbiedingen aan te nemen en actief te blijven, en

ii) de recente beleidskoers aanhouden om de belastingdruk op de arbeid te verlichten en in het bijzonder de marginale belastingtarieven op de laagste lonen te verlagen.

14. ZWEDEN

Verwacht wordt dat de Zweedse economie in 2000 een meer dan trendmatige groei zal blijven kennen dankzij de krachtig blijvende binnenlandse vraag en uitvoer. Tegen de achtergrond van een krachtige vraag in combinatie met een lage inflatoire druk zal de werkgelegenheid zich verder uitbreiden en de werkloosheid afnemen. In sommige sectoren kunnen er evenwel aanbodbeperkingen ontstaan die een opwaartse druk uitoefenen op de prijzen, niet in de laatste plaats door de verkrapping van de arbeidsmarkt.

Begrotingspolitiek

In 1999 bedroeg het begrotingsoverschot evenals in 1998, 1,9 % van het BBP. Volgens het geactualiseerde convergentieprogramma zal in 2000 en daarna een begrotingsoverschot van ten minste 2 % worden gehaald. Dit is het resultaat van een volgehouden uitgavencontrole, die ook moet leiden tot een verlaging van de belastingquote. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) een strakkere begrotingspolitiek voeren, omdat het sedert 1999 gevoerde expansieve begrotingsbeleid niet langer zou passen in de huidige groeiomstandigheden;

ii) dit jaar en volgend jaar een strenge controle uitoefenen op de uitgaven, waarvan de begrotingsvooruitzichten in hoge mate afhankelijk zijn, zodat de verhouding tussen de overheidsuitgaven en het BBP verder kan worden teruggedrongen, en

iii) verdere verlichting van de belastingdruk, die hoog blijft ondanks de belastingverlagingen in 2000. De reikwijdte en het tempo van verdere belastingverlagingen moeten in het teken staan van het algemene doel van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en een evenwichtige macro-economische beleidsmix.

Productmarkten

Zweden integreert zich steeds beter in de communautaire markten en is voorbeeldig wat betreft de omzetting van de internemarktwetgeving in nationale voorschriften. De staatssteun is laag. De O & O-uitgaven zijn de hoogste van de 15 lidstaten. Een grote inspanning is geleverd om de netwerkindustrieën te dereguleren. Er is echter ruimte voor verbetering van het prijspeil en de productiviteit in de Zweedse economie als het probleem van de ontoereikende concurrentie in bepaalde sectoren wordt opgelost. Derhalve dient Zweden hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) verdere afschaffing van regulering die de concurrentie in de detailhandel, de bouw en de farmaceutische sector verhindert of beperkt, hoewel het uiteraard moeilijk is volledige concurrentie tot stand te brengen in een land met een groot aantal dunbevolkte regio's; de concurrentieautoriteit, zoals momenteel door de regering wordt overwogen, de bevoegdheid voor de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag geven;

ii) de inspanningen voortzetten om de concurrentie in spoorweg- en luchtvervoer te verbeteren, en

iii) krachtig uitvoering geven aan de initiatieven ter verbetering van de markt voor overheidsaanbestedingen en de levering van overheidsdiensten.

Kapitaalmarkt

De Zweedse kapitaalmarkt wordt gekenmerkt door snelle mondialisering, technologische veranderingen en toenemende durfkapitaalinvesteringen. De durfkapitaalmarkt is actief. Zij is geëvolueerd van een klein aantal hoofdzakelijk openbare spelers tot een groot aantal particuliere spelers. Toch hebben bedrijven in het aanloopstadium en bedrijven die geen deel uitmaken van de groeisectoren nog moeilijkheden om kapitaal aan te trekken. Derhalve dient Zweden hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) verdere inspanningen leveren om de toegang tot risicokapitaal te vergemakkelijken, vooral voor kleine bedrijven buiten de hightech-sectoren; de invoering overwegen van de voorbeelden van goede praktijken die in de mededeling van oktober 1999 over risicokapitaal zijn voorgesteld voor de belastingen en de bevordering van innoverende aandelenbezitregelingen voor werknemers.

Arbeidsmarkt

De situatie op de arbeidsmarkt is in 1999 aanzienlijk verbeterd en het werkgelegenheidspercentage, vooral de participatiegraad van vrouwen, is een van de hoogste in de Unie. Ondanks de reeds genomen maatregelen is de belasting op de arbeid nog zeer hoog en het uitkeringssysteem royaal. De Zweedse overheid richt haar arbeidsmarktbeleid in hoge mate op verbetering van het menselijk kapitaal. De actieve arbeidsmarktprogramma's worden gestroomlijnd om de doelmatigheid ervan te verbeteren, want het is noodzakelijk de programma's te blijven richten op de huidige en de potentiële langdurig werklozen en op de behoeften van de arbeidsmarkt. Derhalve dient Zweden prioriteit te geven aan het volgende:

i) bijkomende maatregelen nemen om de hoogste belastingdruk op het arbeidsinkomen te verlichten, vooral ten behoeve van de laagstbetaalden, en

ii) de uitkerings- en bijstandsregelingen verder aanpassen door verduidelijking van de criteria, beperking van de uitkeringsduur via activeringsmaatregelen, verbetering van de administratie en doeltreffende prikkels aan werklozen om een baan aan te nemen.

15. VERENIGD KONINKRIJK

De groei overtrof in 1999 de verwachtingen en voor 2000 wordt een nog krachtigere en meer dan trendmatige groei verwacht zonder belangrijke stijging van de inflatie. De situatie op de arbeidsmarkt blijft gunstig en, terwijl de arbeidsinkomsten tekenen van stijging vertonen, zullen de reeds getroffen overheidsmaatregelen ter bevordering van de werkgelegenheidskansen en ter verbetering van de aantrekkelijkheid van de arbeid de risico's beperken dat de groei leidt tot hogere spanningen op de arbeidsmarkt.

Begrotingspolitiek

Het begrotingsoverschot bedroeg in 1999 1,2 % van het BBP. Voor het begrotingsjaar 1999-2000 wordt een overschot van 1,3 % verwacht, terwijl de prognose in het geactualiseerde convergentieprogramma nog 0,3 % was. In de begroting van maart zijn de uitgaven op bepaalde gebieden verhoogd; ook zijn er plannen om het aandeel van de overheidsinvesteringen in het BBP, dat nog zeer laag is, meer dan voorheen was aangekondigd op te trekken. Toch wordt voor het begrotingsjaar 2000-2001 nog een comfortabel overschot verwacht. Derhalve dient de begrotingspolitiek op het volgende te worden gericht:

i) de achterliggende situatie van de overheidsfinanciën in grote lijnen ongewijzigd laten als weergegeven in het convergentieprogramma, rekening houdend met de conjunctuurontwikkelingen; erop toezien dat eventuele nieuwe uitgaven of belastingmaatregelen in overeenstemming zijn met deze doelstelling, en

ii) voortgaan met het beleid van sterke verhoging van de verhouding tussen de openbare investeringen in vaste activa en het BBP, tegen de achtergrond van een strenge controle op de totale overheidsuitgaven.

Productmarkten

De economie van het Verenigd Koninkrijk is sterk blootgesteld aan de internationale concurrentie. De liberalisatie van de goederen- en dienstenmarkten is in vele opzichten verder gevorderd dan in de overige lidstaten. Er zijn echter nog problemen, vooral in de vervoerssector. Ondanks belangrijke hervormingen ter verbetering van de werking van de productmarkten staat het Verenigd Koninkrijk nog voor het ernstige probleem van een lage productiviteit. De dalende O & O-uitgaven en lage innovatie-intensiteit spelen hierbij wellicht een rol. De duurzamegroeicapaciteit van het MKB en het hoge faillissementspercentage en de beroepskwalificatietekorten geven eveneens reden tot bezorgdheid. Derhalve dient het Verenigd Koninkrijk prioriteit te geven aan het volgende:

i) de doelmatigheid controleren en indien nodig versterken van de maatregelen die zijn genomen of aangekondigd om de problemen aan te pakken van de afnemende O & O-inspanningen, de lage innovatie-intensiteit, de beroepskwalificatietekorten en het hoge faillissementspercentage in het MKB, en

ii) een langetermijnplan voor de vervoerssector ontwikkelen om de problemen aan te pakken van het dichtslibbende verkeersnet, onvoldoende investeringen in de spoorwegen en lage kwaliteit van de dienstverlening in het openbaar vervoer.

Kapitaalmarkt

De Britse kapitaalmarkt is volgroeid en concurrerend en er zijn initiatieven genomen om de durfkapitaalmarkten te ontwikkelen. De durfkapitaalinvesteringen in startende bedrijven blijven echter laag in vergelijking met de investeringen in "management buy-outs/buy-ins". Hoewel de pensioenfondsen niet door kwantitatieve bedrijfseconomische voorschriften worden verhinderd om in durfkapitaal te beleggen, blijven hun beleggingen op dit gebied gering. Derhalve dient het Verenigd Koninkrijk hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) de redenen analyseren waarom, ondanks het feit dat er geen kwantitatieve bedrijfseconomische beperkingen bestaan, de pensioenfondsen onvoldoende in durfkapitaal beleggen en maatregelen nemen om deze activiteit te stimuleren. Dit is één van de gebieden die door de studie van Myners over de institutionele investeerders zal worden bekeken.

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarktresultaten van het Verenigd Koninkrijk waren in de laatste jaren bij de beste in de Europese Unie. De recente hervormingen hebben de "actieve welvaartsstaat"-aanpak geïntensiveerd en uitgebreid. Door de belasting- en uitkeringshervormingen zijn de marginale belastingtarieven voor de laagstbetaalden verlaagd en aan gezinnen en gehandicapten arbeidsgebonden voordelen gegeven. Ook is een strategie ontworpen ter verbetering van de kinderbescherming. Diverse maatregelen zijn genomen ten behoeve van plaatsen en regio's met een hoge werkloosheid. Ondanks de over het algemeen goede resultaten is er echter het probleem van de concentratie van de werkloosheid, waarvan een groot deel van langdurige aard is. Derhalve dient het Verenigd Koninkrijk hoge prioriteit te geven aan het volgende:

i) inspanningen leveren om het probleem van de concentratie van de werkloosheid in bepaalde achtergestelde gebieden en gemeenschappen aan te pakken, teneinde het aantal gezinnen waarin niemand actief is, te verminderen; de preventieve strategie tegen langdurige werkloosheid versterken om werkloze volwassenen, overeenkomstig de werkgelegenheidsrichtsnoeren, binnen twaalf maanden een nieuwe start te geven.

Gedaan te Santa Maria da Feira, 19 juni 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

J. Pina Moura

Top