This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31999D0795
1999/795/EC: Commission Decision of 8 July 1999 concerning the Austrian application for a transitional regime under Article 24 of Directive 96/92/EC of the European Parliament and of the Council concerning common rules for the internal market in electricity (notified under document number C(1999) 1551/5) (Only the German text is authentic)
1999/795/EG: Beschikking van de Commissie van 8 juli 1999 betreffende de aanvraag van Oostenrijk voor een overgangsregeling op grond van artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (Kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1551/5) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
1999/795/EG: Beschikking van de Commissie van 8 juli 1999 betreffende de aanvraag van Oostenrijk voor een overgangsregeling op grond van artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (Kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1551/5) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
PB L 319 van 11.12.1999, p. 30–33
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
In force
1999/795/EG: Beschikking van de Commissie van 8 juli 1999 betreffende de aanvraag van Oostenrijk voor een overgangsregeling op grond van artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (Kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1551/5) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 319 van 11/12/1999 blz. 0030 - 0033
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 8 juli 1999 betreffende de aanvraag van Oostenrijk voor een overgangsregeling op grond van artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (Kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1551/5) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (1999/795/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit(1), en met name op artikel 24, Na de lidstaten van de aanvraag van Oostenrijk in kennis te hebben gesteld, Overwegende hetgeen volgt: I. DE FEITEN 1. Procedure (1) Bij brief van 11 februari 1998 heeft het Oostenrijkse ministerie van Economische Zaken de Commissie kennis gegeven van een aanvraag voor een overgangsregeling op grond van artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG. (2) Op 23 maart 1998 bestudeerden de diensten van de Commissie de feiten ter plaatse in Wenen, waar zij spraken met het Oostenrijkse ministerie van Economische Zaken en met vertegenwoordigers van de verbruikers (sociale partners) en de elektriciteitsproducenten. (3) Bij brief van 15 oktober 1998 heeft het Oostenrijkse ministerie van Economische Zaken de Commissie aanvullende informatie gezonden, in het bijzonder het eindrapport van de onafhankelijke accountants en juristen die in opdracht van de Oostenrijkse regering de juiste hoogte van de compensatiebepalingen in het kader van de desbetreffende overgangsregeling moesten bepalen. Op grond van dit rapport heeft Oostenrijk het bedrag van de gestrande kosten in de aanvraag voor een overgangsregeling verlaagd van 35,6 miljard ATS tot 8,7 miljard ATS. 2. De elektriciteitssector in Oostenrijk en de tenuitvoerlegging van Richtlijn 96/92/EG (4) Oostenrijk legt Richtlijn 96/92/EG ten uitvoer met de Elektrizitätswirtschafts- und -organisationsgesetz (hierna "EIWOG" genoemd), die op 18 augustus 1998 gepubliceerd en op 19 februari 1999 in werking getreden is, en met aanvullende wetten voor de negen deelstaten. De EIWOG voorziet in een openstelling van de markt van ongeveer 27 % in februari 1999, toenemend tot ongeveer 50 % in 2003. In een eerste fase zullen eindafnemers met een jaarlijks verbruik van meer dan 40 GWh en distributeurs die ook transmissienetten exploiteren in aanmerking komen. Met ingang van februari 2000 komen ook eindafnemers van meer dan 20 GWh per jaar en distributeurs van meer dan 40 GWh per jaar in aanmerking. Ten slotte zullen in 2003 alle eindverbruikers en alle distributeurs van meer dan 9 GWh per jaar in aanmerking komen. Oostenrijk heeft gekozen voor een systeem van gereguleerde toegang tot het net. (5) Österreichische Elektrizitätswirtschafts AG ("Verbundgesellschaft") is de voornaamste transmissienetbeheerder. Via zijn juridisch gescheiden dochterondernemingen is het ook de grootste elektriciteitsproducent van Oostenrijk. De meeste van de negen regionale elektriciteitsbedrijven zijn niet alleen distributeur maar ook producent; sommige zijn ook transmissienetbeheerder. 3. De door de Oostenrijkse regering aangemelde overgangsregeling 3.1. Inleiding (6) Oostenrijk heft twee regelingen op grond van artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG aangemeld: (7) Garanties inzake werking aan elektriciteitscentrales op grond van de wettelijke vergunningsprocedure voor energiecentrales vóór de liberalisering. Voor bepaalde typen centrales werd alleen vergunning verleend als er een overeenkomstige elektriciteitsbehoefte was vastgesteld (Bedarfsprüfung). Centrales waaraan vergunning verleend werd, kregen een garantie inzake werking en een garantie inzake de kostenafschrijving. Het doel van de gestrandekostenregeling terzake is voor bepaalde centrales de inkomstenderving te compenseren die kan worden verwacht als gevolg van de lagere prijzen na de invoering van concurrentie. (8) De definitieve kennisgeving van 15 oktober 1998 beperkt de voor deze overgangsregeling in aanmerking komende centrales tot drie waterkrachtcentrales: Freudenau, Mittlere Salzach en Kraftwerkskette Obere Drau, die alle door dochterondernemingen van de Verbundgesellschaft worden geëxploiteerd. (9) Langlopend afnamecontract voor bruinkool uit eigen land voor de centrale Voitsberg. Dit contract is in 1977 gesloten tussen de bruinkoolmijn GKB en de centrale-exploitant ÖDK, een dochteronderneming van de Verbundgesellschaft. Bovendien geniet de centrale een wettelijke garantie inzake werking van maximaal 3 % van het jaarlijkse binnenlandse elektriciteitsverbruik. De gestrandekostenregeling is bedoeld om deze centrale te compenseren voor i) de langetermijnverplichting om bruinkool aan te kopen boven de wereldprijzen voor steenkool/bruinkool en ii) de inkomstenderving als gevolg van de te verwachten lagere prijzen na invoering van concurrentie in vergelijking met de wettelijke garantie van werking. 3.2. Bijzonderheden van de aan elektriciteitscentrales gegeven garantie van werking en het contract voor de afname van bruinkool (10) De voorgestelde methode is vastgelegd in artikel 69 van de EIWOG. Zij voorziet in productiesteun ter compensatie van gestrande kosten in verband met bovengenoemde verplichtingen en garanties inzake werking. Op 11 februari 1998 heeft Oostenrijk voorlopig een totaalbedrag aan gestrande kosten van 35,58 miljard ATS (ongeveer 2,5 miljard EUR) medegedeeld. Op grond van een latere raming van de gestrande kosten door onafhankelijke accountants en juristen is op 15 oktober 1998 een definitieve melding gedaan, waarbij het totaalbedrag aan gestrande kosten kwam op 8,7 miljard ATS (ongeveer 0,6 miljard EUR), en wel maximaal 6,27 miljard ATS voor de drie waterkrachtcentrales en 2,43 miljard ATS voor de bruinkoolcentrale. De overgangsregeling loopt tot 2009. (11) Wijze van berekening In eerste instantie werden de gestrande kosten voor elke centrale berekend als het gedisconteerde verschil tussen de gegarandeerde kostendekking en de verwachte marktprijs voor elektriciteit, met inachtneming van de werkelijke openstelling van de markt voor elk bedrijf afzonderlijk. In een tweede fase werd geraamd in hoeverre het voortbestaan van de geconsolideerde exploitatiemaatschappijen in gevaar zou komen. (12) Wijze van compensatie Voor de drie waterkrachtcentrales beoogt de overgangsregeling exploitatiesteun op jaarbasis te verlenen afhankelijk van de ontwikkelingen in de marktprijzen voor elektriciteit en de gevolgen hiervan voor het voortbestaan van de betrokken waterkrachtcentrales. Voor de bruinkoolcentrale wordt een vaste compensatiebetaling beoogd. (13) Wijze van terugverdienen Volgens de overgangsregeling worden de betalingen gefinancierd uit een heffing per kWh door in aanmerking komende afnemers gekochte elektriciteit. Gebonden afnemers betalen hun aandeel in het gereguleerde elektriciteitstarief. De gelden worden geïnd door de netbeheerders (via een heffing op de transmissie) en beheerd door het ministerie van Economische Zaken. II. JURIDISCHE BEOORDELING 1. Rechtsgrond: artikel 24, leden 1 en 2, van Richtlijn 96/92/EG (14) De Oostenrijkse regering heeft kennis gegeven van een aanvraag voor een overgangsregeling betreffende vermeende verplichtingen en garanties inzake werking op grond van artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG. 2. De eisen van artikel 24 (15) Artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG luit als volgt: "1. De lidstaten waar de vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn verleende vergunningen verplichtingen of garanties inzake werking inhouden die eventueel niet kunnen worden nagekomen vanwege de bepalingen van deze richtlijn, kunnen verzoeken in aanmerking te komen voor een overgangsregeling, die hun door de Commissie kan worden toegekend, waarbij onder andere de omvang van het betrokken net alsmede het niveau van koppeling van het net en de structuur van de elektriciteitsindustrie in aanmerking worden genomen. De Commissie stelt de lidstaten van dergelijke verzoeken in kennis alvorens een besluit te nemen, en houdt daarbij rekening met de eerbiediging van de vertrouwelijkheid. De besluiten worden in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. 2. De overgangsregeling is van beperkte duur en gebonden aan de datum waarop de in lid 1 bedoelde verplichtingen of garanties verstrijken. De overgangsregeling kan betrekking hebben op ontheffingen van de hoofdstukken IV, VI en VII van deze richtlijn. Aanvragen om een overgangsregeling moeten uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn door de lidstaten aan de Commissie worden toegezonden.." (16) Artikel 24, leden 1 en 2, van Richtlijn 96/92/EG, in het licht van het EG-Verdrag, vereist dientengevolge dat bij het in aanmerking nemen van een verzoek om een overgangsregeling de volgende elementen door de Commissie worden onderzocht. A. Eisen betreffende de aard van de desbetreffende verplichtingen of garanties van werking (17) 1. Het bestaan van een verplichting of garantie van werking moet bewezen worden. 2. De verplichting of garantie van werking moet vóór 20 februari 1997 zijn aangegaan of gegeven. 3. Tussen de inwerkingtreding van de richtlijn en het niet kunnen naleven van de verplichting moet een causaal verband worden aangetoond. B. Eisen betreffende de voorgestelde maatregelen om de desbetreffende doelstellingen te verwezenlijken (18) 1. De maatregelen in het kader van de overgangsregeling moeten binnen de toepassingssfeer vallen van de ontheffingen van de hoofdstukken IV, VI en VII van Richtlijn 96/92/EG. 2. De overgangsregeling moet van beperkte duur zijn en gebonden zijn aan de datum waarop de desbetreffende verplichtingen of garanties van werking verstrijken. 3. De overgangsregeling moet de minst beperkende maatregelen toepassen die redelijkerwijs nodig zijn voor het bereiken van de doelstellingen, die zelf legitiem moeten zijn. Bij haar besluit over deze kwesties moet de Commissie onder andere rekening houden met de omvang van het betrokken net, het niveau van koppeling van het net en de structuur van de elektriciteitsindustrie. 3. Beoordeling van de Oostenrijkse overgangsregeling (19) In het onderhavige geval betreffende de aangemelde overgangsregeling is het niet nodig te bepalen of aan de eisen A.1, A.2, A.3 of B.2, B.3 is voldaan, aangezien deze maatregelen geen betrekking hebben op ontheffingen van de hoofdstukken IV, VI en VII van Richtlijn 96/92/EG en dus niet voldoen aan bovengenoemde eis B.1. (20) Zoals hierboven werd vermeld, moet de door de lidstaat gekozen regeling voorzien in een afwijking van de eisen die in de hoofdstukken IV, VI of VII van Richtlijn 96/92/EG zijn vervat, teneinde een overgangsregeling in de zin van artikel 24 te vormen. (21) De maatregelen die worden overwogen zijn gebaseerd op een pure compensatieregeling, dat wil zeggen, een door een lidstaat opgelegd stelsel van heffingen ter compensatie van gestrande kosten die uit de toepassing van de richtlijn voortvloeien. In het onderhavige geval vereist de toepassing van dergelijke heffingen geen ontheffing van bovengenoemde hoofdstukken van de richtlijn, en kan dan ook niet worden beschouwd als een overgangsregeling in de zin van artikel 24 ervan. (22) Het feit dat maatregelen zoals die welke in dit geval worden overwogen, tot zeer aanzienlijke verstoringen van de interne markt voor elektriciteit kunnen leiden, heeft geen invloed op deze conclusie. De Commissie erkent dat de betaling van dergelijke heffingen tot economische consequenties kan leiden die in grote lijnen overeenkomen met de consequenties van een gehele of gedeeltelijke ontheffing van enkele van de verplichtingen in de hoofdstukken IV, VI of VII van Richtlijn 96/92/EG. Dergelijke verstoringen vloeien echter uit de aard der zaak niet voort uit een specifieke ontheffing zoals die waarin genoemde richtlijn voorziet. Het overmaken van een compensatiebetaling aan bepaalde elektriciteitsproducenten, gefinancierd door een door de verbruikers te betalen heffing, is dan ook een maatregel die niet rechtstreeks in de richtlijn wordt behandeld, maar een maatregel die op grond van de mededingingsregels, in het bijzonder artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag moet worden beoordeeld. In deze veronderstelling wordt ervan uitgegaan dat maatregelen met een gelijkwaardige economische uitwerking coherent worden behandeld, ongeacht de voor elk afzonderlijk geval relevante procedure. (23) In het licht van de niet-toepasselijkheid van artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG is het dan ook niet nodig bovengenoemde verdere eisen A.1, A.2, A.3 en B.2, B.3 te beoordelen. 4. Conclusie (24) De door de Oostenrijke regering aangemelde overgangsregeling op grond van artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG is getoetst aan artikel 24, leden 1 en 2, van die richtlijn. De Commissie concludeert dat in dit geval een overgangsregeling op grond van artikel 24 niet kan en ook niet hoeft te worden goedgekeurd, aangezien de gekozen maatregelen geen afwijking van de hoofdstukken IV, VI of VII van de richtlijn inhouden. De regeling behelst overmakingen van compensatiebetalingen aan bepaalde elektriciteitsproducenten, gefinancierd door een door de verbruikers te betalen heffing. Dergelijke maatregelen worden niet rechtstreeks door de richtlijn behandeld, maar moeten worden beoordeeld op grond van de regels inzake staatssteun, in het bijzonder artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 Deze beschikiking betreft de aanvraag door Oostenrijk voor een overgangsregeling op grond van artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG, die op 11 februari 1998 bij de Commissie is aangemeld en die op 15 oktober 1998 een aanvulling kreeg. Deze kennisgeving betreft: a) garanties inzake werking voor drie waterkrachtcentrales; b) een langlopend afnamecontract en een garantie inzake werking voor een bruinkoolcentrale. Artikel 2 De door Oostenrijk aangemelde overgangsregeling behelst geen maatregelen die afwijkingen van de hoofdstukken IV, VI of VII van Richtlijn 96/92/EG, zoals gedefinieerd in artikel 24, lid 2, van die richtlijn, zouden vormen. Artikel 24 van Richtlijn 96/92/EG is dan ook op de door de Oostenrijkse regering aangemelde overgangsregeling niet van toepassing. Artikel 3 Deze beschikking is gericht tot de Republiek Oostenrijk. Gedaan te Brussel, 8 juli 1999. Voor de Commissie Christos PAPOUTSIS Lid van de Commissie (1) PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.