Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998Y1229(01)

    Resolutie van de Raad van 21 december 1998 betreffende de preventie van georganiseerde criminaliteit, met het oog op de uitwerking van een alomvattende strategie ter bestrijding daarvan

    PB C 408 van 29.12.1998, p. 1–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    31998Y1229(01)

    Resolutie van de Raad van 21 december 1998 betreffende de preventie van georganiseerde criminaliteit, met het oog op de uitwerking van een alomvattende strategie ter bestrijding daarvan

    Publicatieblad Nr. C 408 van 29/12/1998 blz. 0001 - 0004


    RESOLUTIE VAN DE RAAD van 21 december 1998 betreffende de preventie van georganiseerde criminaliteit, met het oog op de uitwerking van een alomvattende strategie ter bestrijding daarvan (98/C 408/01)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Actieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit van 28 april 1997 (1), hierna "Actieplan" te noemen,

    Zich bewust van de vooruitgang die geboekt is bij de omzetting van dat actieplan, inzonderheid van de aanbevelingen 6 tot en met 12,

    Gezien de resolutie van het Europees Parlement van 20 november 1997 over bovengenoemd actieplan (2), waarin meer aandacht voor de preventie wordt bepleit,

    Overwegende dat het van belang is dat de mensen zich meer bewust worden van de gevaren van de georganiseerde criminaliteit voor de democratie en de rechtsstaat, voor vrijheid, mensenrechten en zelfbeschikkingswaarden die de "raison d'être" van iedere bestrijding van de georganiseerde criminaliteit zijn,

    Zich bewust van het feit dat deze resolutie niet bedoeld is als vervanging voor de in het actieplan vervatte specifieke preventiemaatregelen maar deze inspanningen moet aanvullen en ondersteunen,

    Gezien de resultaten van de studiebijeenkomst over politie en stedelijke criminaliteit (Zaragoza, februari 1996), de EU-conferentie over criminaliteitspreventie (Stockholm, mei 1996) en de studiebijeenkomst over maatregelen van de Europese Unie ter bestrijding van het drugsprobleem (Dublin, november 1996), alsmede de conclusies van de EU-conferentie over criminaliteitspreventie (Noordwijk, mei 1997) en de studiebijeenkomst "partnerschappen voor misdaadbestrijding" (London, juni 1998),

    Gezien de conclusies van de conferentie "Totstandbrenging van een handelsklimaat zonder corruptie - bijdrage van de Europese Unie" (Brussel, april 1998),

    Gezien de werkzaamheden van andere internationale organisaties en fora, met name de aanbevelingen van de Raad van Europa nr. R (81) 12 over economische criminaliteit, nr. R (87) 19 over de organisatie van de misdaadpreventie en nr. R (97) 24 betreffende 20 richtsnoeren voor corruptiebestrijding, alsmede de werkzaamheden in het kader van het programma van de Verenigde Naties inzake misdaadpreventie en strafrechtspleging en de resultaten van de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over drugs (New York, juni 1998), inzonderheid de verklaring betreffende de vermindering van de vraag,

    Rekening houdende met en nadruk leggende op de bevoegdheden van de Commissie om het stimuleren van de belangrijke aspecten van preventie mogelijk te maken,

    (1) OORDEELT dat bestrijding van de internationaal georganiseerde criminaliteit niet alleen een doeltreffende en duurzame wetshandhavingsinspanning vereist, maar ook veelsoortige preventiemaatregelen die worden ontplooid met inachtneming van de fundamentele mensenrechten;

    (2) BENADRUKT de belangrijke rol die doeltreffende, gecoördineerd functionerende nationale criminele inlichtingendiensten alsmede Europol - overeenkomstig met name de artikelen 2 en 3 van de Europol-overeenkomst (3) - ook bij de preventie van georganiseerde criminaliteit spelen;

    (3) BEVESTIGT dat bij de preventie en bestrijding van de georganiseerde criminaliteit een essentiële rol is weggelegd voor de afzonderlijke staten en de internationale gemeenschap; niettemin is de preventie van georganiseerde criminaliteit niet alleen een taak van de wetshandhavings- en justitiële instanties, maar vergt zij ook inspanningen van de gehele civiele maatschappij, op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de samenleving als geheel;

    (4) BEKLEMTOONT in dit verband het belang van instanties en groepen van personen die tot het cultureel klimaat en de eigen verantwoordelijkheid in een samenleving op nationaal, regionaal en lokaal niveau (bijvoorbeeld scholen en NGO's) bijdragen door een alomvattende preventie zowel vanuit conceptueel oogpunt als bij de uitvoering van concrete maatregelen;

    (5) ERKENT dat een werkzaam beleid op het gebied van de preventie van georganiseerde criminaliteit tevens gebaat zal zijn met doeltreffende en een maximaal aantal mensen bereikende regelingen inzake sociale zekerheid, onderwijs en opleiding en bestrijding van werkloosheid en armoede, alsmede een creatieve, mensvriendelijke en uit het oogpunt van preventiebeleid toekomstgerichte stadsplanning, met inbegrip van de inrichting van het stedelijk milieu;

    (6) ZEGT ZIJN STEUN TOE AAN inspanningen voor de sociale integratie van gemarginaliseerde groepen teneinde het mogelijke gevaar dat kwetsbare leden van deze groepen zich overgeven aan criminele activiteiten, te verkleinen;

    (7) BENADRUKT het bijzondere belang van maatregelen ten behoeve van de sociale reïntegratie van delinquenten, van afleidingsmaatregelen en van de tenuitvoerlegging van de straf met het oog op het tegengaan van recidive;

    (8) MOEDIGT - het belang van overheidsoptreden benadrukkend - de lidstaten AAN na te gaan in hoeverre taken in verband met de preventie van georganiseerde criminaliteit overeenkomstig de grondbeginselen van hun rechtsstelsel en binnenlands beleid zouden kunnen worden uitgevoerd door private instanties op nationaal, regionaal en lokaal niveau, die bij het verzamelen van informatie, de programmadefiniëring, de uitvoering van maatregelen alsook bij educatief werk op het gebied van preventie, behulpzaam kunnen zijn;

    (9) IS VAN MENING dat alle mogelijkheden bestudeerd en alle maatregelen genomen moeten worden die het ontstaan en de verbreiding tegengaan van illegale markten die aan de georganiseerde criminaliteit manoeuvreerruimte en een arbeidsterrein bieden;

    (10) MOEDIGT de lidstaten AAN om hun inspanningen en hun coördinatiestreven in verband met alle aspecten van de drugspreventie in overeenstemming met de internationale drugscontrole-instrumenten voort te zetten en te versterken, teneinde de vraag naar illegale drugs, die een belangrijk werkterrein van de georganiseerde criminaliteit vormen, te beperken;

    (11) MOEDIGT de lidstaten AAN om de ontwikkeling en verspreiding van technische preventiemogelijkheden, bv. bijzondere technische beveiligingen, op terreinen van de criminaliteit waar criminele organisaties dikwijls actief zijn, te onderzoeken en daarbij ook de mogelijke gevolgen, zoals het uitwijken naar andere vormen van criminaliteit, in aanmerking te nemen;

    (12) BEKLEMTOONT dat ook beroepsgroepen die met georganiseerde criminaliteit geconfronteerd kunnen worden (inzonderheid die welke worden genoemd in aanbeveling nr. 12 van het actieplan) en hun belangenverenigingen verantwoordelijkheden hebben op het gebied van de preventie van georganiseerde criminaliteit, met name waar het gaat om de opstelling van gedragscodes en andere maatregelen die corruptie en infiltratie door de georganiseerde criminaliteit tegengaan;

    (13) BEKLEMTOONT dat doorzichtigheid en controle in verband met de gunning van overheidsopdrachten een wezenlijke bijdrage tot de preventie van corruptie en georganiseerde criminaliteit leveren en doet derhalve een beroep op de lidstaten om de betrokken richtlijnen uit te voeren en de doelstellingen ervan te onderbouwen met passende en concrete maatregelen op het gebied van de wetshandhaving en de juridische aspecten.

    (14) BEKLEMTOONT dat met name in het kader van de bestrijding van corruptie en van de banden tussen corruptie en georganiseerde criminaliteit, openheid en transparantie van het optreden van de overheid, alsmede een wettige en doorzichtige financiering van politieke partijen en organisaties een belangrijke preventieve rol spelen;

    (15) HERINNERT eraan dat het belangrijk is om bij de opstelling van rechtsinstrumenten en bij de herziening van de bestaande wetgeving rekening te houden met de misdaadpreventieaspecten, teneinde te waarborgen dat door de voorschriften geen fraude of andere strafbare feiten worden uitgelokt of vergemakkelijkt, en om bij het wetgevingsproces waar passend autoriteiten te raadplegen die ervaring hebben met de preventie van georganiseerde criminaliteit;

    (16) IS ERVAN OVERTUIGD, dat adequate informatie en voorlichting over de oorzaken, het functioneren, de gevaren en de consequenties van de ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit uit het oogpunt van preventie van bijzonder belang zijn en dat de massamedia een belangrijke rol spelen bij het informatieproces;

    (17) ERKENT dat verscheidene lidstaten - op grond van multidisciplinaire en veelomvattende analyses van een concrete situatie - nationale programma's ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit zoals die zich in de respectieve landen heeft voorgedaan, hebben ontwikkeld en deze programma's aan de wisselende omstandigheden hebben aangepast; moedigt derhalve de lidstaten aan elkaar volledig op de hoogte te houden van deze programma's, uit deze voorbeelden en ervaringen lering te trekken en - voorzover nodig en in overeenstemming met hun rechtsstelsel en tradities - zulke nationale programma's ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit op te zetten;

    (18) ERKENT dat verscheidene lidstaten bij de analyse van de problemen en de definiëring van programma's, evenals bij de uitvoering van preventiemaatregelen - overeenkomstig hun wetgeving - voorzien in de mogelijkheid dat de wetshandhavingsdiensten en de rechterlijke macht, de betrokken maatschappelijke groeperingen, economische actoren en overheidsinstellingen (zowel op lokaal als op regionaal niveau) regelmatig overleg voeren (waarvoor wellicht de in een aantal lidstaten bestaande "raden voor criminaliteitspreventie" of de Nederlandse "trilaterale commissies" als voorbeeld zouden kunnen dienen); moedigt derhalve de lidstaten aan om indien nodig - in overeenstemming met hun rechtsstelsel en tradities - op nationaal, regionaal en lokaal niveau vergelijkbare structuren tot stand te brengen teneinde vraagstukken in verband met preventie, met name de preventie van georganiseerde criminaliteit, te bespreken en te bestuderen en voorstellen ter bevordering van preventie op te stellen;

    (19) MOEDIGT de lidstaten tevens AAN om de preventie tussen het lokale, het regionale en het nationale niveau verder te coördineren, evenals die tussen de onderscheiden autoriteiten en afdelingen die een specifieke taak hebben bij de preventie van georganiseerde criminaliteit;

    (20) NEEMT in dit verband NOTA van het voornemen van de Commissie om verder te gaan met het al verrichte werk met betrekking tot een interface-inventaris van communautaire instrumenten die zullen bijdragen tot misdaadpreventie en tot beoordeling van de interne coördinatie en gegevensuitwisseling terzake;

    (21) ROEPT de lidstaten OP de kennis over de mogelijkheden tot preventie van georganiseerde criminaliteit te vermeerderen, bv. door zo volledig mogelijke en naar behoren gesubsidieerde multidisciplinaire onderzoeksprogramma's, die onderzoek naar de evaluatie van specifieke preventieve maatregelen moeten omvatten;

    (22) MOEDIGT de lidstaten en de betrokken instellingen AAN om ook voor activiteiten op het gebied van de preventie van georganiseerde criminaliteit, gebruik te maken van de passende programma's van de Gemeenschap, met name het programma Falcone (4);

    (23) ACHT het NOODZAKELIJK dat de lopende activiteiten op het gebied van preventie worden geëvalueerd, waarbij vooral moet worden nagegaan in hoeverre de opgedane ervaring veralgemeend kan worden;

    (24) VERZOEKT de lidstaten om, wanneer zij daartoe aangezocht worden door de voorzitter van de Raad, een overzicht op te stellen van de ervaringen - op lokaal, regionaal en nationaal niveau - met maatregelen die tot de preventie van georganiseerde criminaliteit hebben bijgedragen en deze ervaringen zo spoedig mogelijk voor de andere lidstaten beschikbaar te maken;

    (25) VERZOEKT de lidstaten derhalve elkaar te informeren over alle bevindingen inzake preventie van georganiseerde criminaliteit - ongeacht of deze zijn verkregen door nieuwe wetenschappelijke werkzaamheden dan wel door praktijkervaring en evaluatie - en na te gaan hoe deze informatie-uitwisseling - eventueel ook bilateraal of tussen regio's en gemeenten - kan worden vergemakkelijkt en, waar passend, geïnstitutionaliseerd;

    (26) ROEPT de lidstaten OP, wanneer zij zulks nog niet gedaan hebben, nationale contact- en opvangpunten voor de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie over alle aspecten van de preventie van georganiseerde criminaliteit aan te wijzen en het secretariaat-generaal van de Raad van deze punten in kennis te stellen, rekening houdend met het akkoord van de Raad van 28 mei 1998 inzake de regelingen voor een betere uitwisseling van informatie en beste praktijken op het gebied van criminaliteitspreventie;

    (27) ACHT het wenselijk dat ook derde staten, met name kandidaat-lidstaten en buurlanden, bij deze informatie-uitwisseling betrokken worden en oordeelt dat een strategie voor de preventie van georganiseerde criminaliteit ook dient te worden bezien in de context van steun voor en samenwerking met derde landen;

    (28) ACHT het wenselijk dat de lidstaten en de Gemeenschap met andere internationale organisaties informatie uitwisselen over kwesties in verband met de preventie van georganiseerde criminaliteit;

    (29) ACHT het noodzakelijk dat de toekomstige activiteiten op het gebied van preventie concrete projecten omvatten die de betrokken actoren (gemeenten, regio's, lidstaten, Raad, Commissie) voor de praktijk relevante inzichten verschaffen zodat er een basis wordt gelegd voor catalogi van beproefde praktijken voor de preventie van georganiseerde criminaliteit op specifieke gebieden; deze catalogi moeten voortdurend worden bijgewerkt en de overige lidstaten ter beschikking worden gesteld voor het toetsen van eigen initiatieven;

    (30) ACHT het wenselijk dat de lidstaten en de Commissie het zoveel mogelijk eens worden over gemeenschappelijke definities, normen en methodes van preventie zodat de verworven inzichten kunnen worden uitgewisseld en toegepast;

    (31) VERZOEKT de Commissie na te gaan welke bijdragen zij in het kader en naar de mate van haar bevoegdheden kan leveren om de kennis over de mogelijkheden tot preventie van georganiseerde criminaliteit te vermeerderen;

    (32) VERZOEKT de Commissie om haar interface-inventaris van Gemeenschapsinstrumenten die tot criminaliteitspreventie bijdragen, doorlopend bij te werken en voort te gaan met het analyseren en evalueren van de mate waarin de overige bestaande Gemeenschapsinstrumenten een bijdrage aan de preventie van georganiseerde criminaliteit leveren;

    (33) VERZOEKT de lidstaten, Europol en de Commissie, ieder binnen hun eigen bevoegdheden, deze materie en de daarmee samenhangende vraagstukken te bestuderen. De Commissie en Europol wordt verzocht om vervolgens vóór eind 2000 samen een alomvattend verslag op te stellen waarin met name

    - voorstellen worden gedaan voor de wijze waarop bij de toekomstige werkzaamheden op Europees niveau preventiemaatregelen bevorderd en met name bij het regelgevingsproces in acht kunnen worden genomen;

    - wordt nagegaan welke maatregelen ter preventie van georganiseerde criminaliteit gepast lijken met het oog op een zo groot mogelijke doeltreffendheid en door welke actoren en op welk niveau deze maatregelen genomen moeten worden;

    - voorstellen worden bestudeerd ter bevordering van de evaluatie van maatregelen ter preventie van georganiseerde criminaliteit;

    - wordt nagegaan op welke wijze op Europees niveau preventiemaatregelen kunnen worden genomen (vooral in het licht van het Verdrag van Amsterdam);

    - voorstellen worden gedaan voor de wijze waarop een handboek van beproefde praktijken op het gebied van de preventie van georganiseerde criminaliteit opgesteld en regelmatig bijgewerkt kan worden;

    - wordt onderzocht in hoeverre met ideeën en maatregelen ter preventie van georganiseerde criminaliteit rekening kan worden gehouden in het uitbreidingsproces en in de betrekkingen met derde landen;

    (34) ROEPT de lidstaten en de Commissie OP om vóór eind 2000 aan de Raad ook verslag uit te brengen over andere maatregelen die genomen zijn ten behoeve van de preventie van georganiseerde criminaliteit;

    (35) IS VAST BESLOTEN de implementatie van de onderhavige resolutie, in het licht van deze verslagen te bezien en te beoordelen en besluiten te nemen over verdere maatregelen op het gebied van de preventie van georganiseerde criminaliteit.

    (1) PB C 251 van 15.8.197, blz. 1.

    (2) PB C 371 van 8.12.1997, blz. 183.

    (3) PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2.

    (4) PB L 99 van 31.3.1998, blz. 8.

    Top