EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998R1742

Verordening (EG) nr. 1742/98 van de Commissie van 5 augustus 1998 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van hardboard uit Brazilië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Polen en Rusland en tot aanvaarding van de verbintenissen van enkele exporteurs

PB L 218 van 6.8.1998, p. 16–39 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 06/02/1999

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1998/1742/oj

31998R1742

Verordening (EG) nr. 1742/98 van de Commissie van 5 augustus 1998 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van hardboard uit Brazilië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Polen en Rusland en tot aanvaarding van de verbintenissen van enkele exporteurs

Publicatieblad Nr. L 218 van 06/08/1998 blz. 0016 - 0039


VERORDENING (EG) Nr. 1742/98 VAN DE COMMISSIE van 5 augustus 1998 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van hardboard uit Brazilië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Polen en Rusland en tot aanvaarding van de verbintenissen van enkele exporteurs

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (2), inzonderheid op de artikelen 7 en 8,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

(1) Op 7 november 1997 heeft de Commissie door middel van een bericht (hierna "bericht van inleiding" genoemd) in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (3) de inleiding aangekondigd van een antidumpingprocedure ten aanzien van de invoer in de Gemeenschap van hardboard uit Brazilië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Polen en Rusland.

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht van de volgende EG-producenten: Atex Werke GmbH & Co., Funder Industrie GmbH, Hornitex Werk GmbH, Isoroy SA, Silva Srl, Suomen Kuitulevy OY, Swanboard AB en Techboard Ltd. Deze producenten vertegenwoordigen een groot deel van de productie van hardboard in de Gemeenschap. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal betreffende de dumping van genoemd product en de daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werd, na raadpleging, voldoende geacht om tot de inleiding van een procedure over te gaan.

(2) De Commissie heeft de klagende EG-producenten, en de haar bekende belanghebbende exporterende producenten en importeurs, de vertegenwoordigers van de exportlanden en gebruikers en leveranciers in de Gemeenschap officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De rechtstreekse betrokkenen werden in de gelegenheid gesteld binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en een onderhoud aan te vragen.

(3) Een aantal exporterende producenten in de betrokken landen, alsmede de klagende EG-producenten, gebruikers en importeurs in de Gemeenschap hebben hun standpunt schriftelijk uiteengezet. Alle partijen die dit binnen de gestelde termijn hadden aangevraagd en die de bijzondere redenen hadden vermeld om hen te horen, werden gehoord.

(4) De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan de haar bekende belanghebbenden en heeft antwoorden ontvangen van vijf klagende EG-producenten, twee ondernemingen in Brazilië, een importeur die banden had met een van de Braziliaanse ondernemingen, twee ondernemingen in Bulgarije, een onderneming in Estland, een onderneming in Letland en een gelieerde onderneming in Letland, een onderneming in Litouwen, zes ondernemingen in Polen en een onderneming in Rusland. De Commissie heeft tevens bruikbare en uitgebreide antwoorden van zes onafhankelijke importeurs in de Gemeenschap.

(5) De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige bevindingen inzake dumping, daaruit voortvloeiende schade en belang van de Gemeenschap noodzakelijk achtte, ingewonnen en geverifieerd. Voorts heeft zij bij de volgende ondernemingen een onderzoek ter plaatse ingesteld:

a) Klagende producenten in de Gemeenschap

Duitsland:

- Atex Werke GmbH & Co., Grafenau;

Frankrijk:

- Tarnaise des Panneaux SA (Groupe Isoroy SA), Castres,

- Saborec SA (Groupe Isoroy SA), Straatsburg;

Italië

- Silva Srl, S. Michele Mondovi;

Finland:

- Suomen Kuitulevy OY (Finnish Fibreboard Ltd), Heinola;

Verenigd Koninkrijk:

- Techboard Ltd, Ebbw Vale.

b) Exporterende producenten

Brazilië:

- Duratex SA, São Paulo,

- Eucatex SA, São Paulo;

Bulgarije:

- Fazerles AD, Silistra,

- Lessoplast AD, Trojan;

Estland:

- AS Repo Vabrikud, Püssi;

Letland:

- AS "Bolderâja", Riga,

- AS "Grîva-B", Riga (onderneming die banden heeft met As bolderâja);

Litouwen:

- JSC Grigiskes, Grigiskes;

Polen:

- Alpex-Karlino SA, Karlino,

- Zaklady Plyt Pilsniowych w Czarnej Wodjie, Czarna Woda,

- Ekoplyta SA, Czarnkow,

- Zaklady Plyt Pilsniowych SA w Przemyslu, Przemysl,

- Koniecpolskie Zaklady Plyt Pilsniowych SA, Koniecpol,

- Zaklady Plyt Pilsniowych SA w Krosnie Odrzanskim, Krosno Odrzanskie.

c) Importeurs

- Duratex Europe GmbH (onderneming die banden heeft met Duratex SA),

- Lord Forest Products Ltd, Verenigd Koninkrijk.

(6) Het onderzoek naar dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 1996 tot en met 30 september 1997 (hierna "onderzoeksperiode" genoemd). Het onderzoek naar schade had betrekking op de periode van 1 januari 1993 tot het einde van de onderzoeksperiode.

B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Omschrijving van het betrokken product

(7) Deze antidumpingprocedure heeft betrekking op hardboard, dat wil zeggen vezelplaat van houtvezels of andere houtachige vezels, ook indien met harsen of andere organische bindmiddelen gebonden, met een dichtheid van meer dan 0,8 g/cm3. Het product is momenteel onder de GN-codes ex 4411 11 00 en ex 4411 19 00 ingedeeld.

(8) Hardboard wordt uitsluitend door middel van het zogenaamde "natte productieproces" verkregen (in tegenstelling tot de hieronder beschreven houtvezelplaat, die door middel van het zogenaamde "droge productieproces" wordt verkregen). Doordat hardboard door middel van een nat productieproces wordt verkregen, vertoont het in onbewerkte staat aan de onderzijde de afdruk van de mazen van het weefsel waarop het houtvezelmatras lag voordat het in een pers werd samengedrukt. In bewerkte staat kan dit ruwe oppervlak door schuren of een ander afwerkingsproces zijn verwijderd. De bovenkant stemt overeen met de bovenzijde van de persplaat en is normalerwijze glad.

Hardboard heeft normalerwijze een dichtheid van 0,85 tot 1,05 g/cm3 en wordt gemaakt in diktes van 1,8 tot 6 mm.

Hardboard wordt meestal gebruikt bij de vervaardiging van meubels, in de bouw en de automobielindustrie, voor deurbekleding en als verpakkingsmateriaal, met name voor de verpakking van groente en fruit.

(9) Een aantal importeurs en gebruikers heeft gevraagd dat de procedure wordt uitgebreid tot houtvezelplaat die door middel van het droge productieproces wordt verkregen, zoals houtvezelplaat met een gemiddelde en hoge dichtheid, spaanplaat en triplex, want volgens hen kunnen hardboard en deze andere producten tezamen als een enkel product worden beschouwd. Het onderzoek naar dumping, daaruit voortvloeiende schade en het belang van de Gemeenschap zou daarom ook tot deze producten moeten worden uitgebreid. In dit verband is de Commissie tot de volgende conclusies gekomen:

a) Houtvezelplaat met gemiddelde en hoge dichtheid (hierna "MDF/HDF"-vezelplaat (medium density fibreboard/high density fibreboard) genoemd)

(10) De reden waarom verzocht werd de procedure tot MDF/HDF-vezelplaat uit te breiden was dat vezelplaat ook in dichtheden wordt vervaardigd van meer dan 0,8 g/cm3 en dat deze producten en hardboard, gezien de algemene fysieke kenmerken en gebruiksdoeleinden, gelijkaardige producten zijn.

De Commissie stelde evenwel vast dat er belangrijke verschillen zijn tussen gewoon hardboard en MDF/HDF-vezelplaat:

i) Productieproces en daaruit voortvloeiende fysieke en chemische kenmerken, gebruiksdoeleinden

(11) MDF/HDF-vezelplaat wordt verkregen door middel van een droog productieproces, terwijl hardboard door middel van een nat productieproces wordt verkregen. Hoewel het productieproces op zich geen doorslaggevende factor is bij de vaststelling van de reikwijdte van het onderzoek, leiden de genoemde productieverschillen tot verschillen in fysieke kenmerken, daar bij het droge productieproces de beide zijden van de vezelplaat het uiterlijk van de gebruikte persplaten vertonen; in het algemeen zijn beide zijden glad.

(12) Voorts leidt het andere productieproces waarbij MDF/HDF-vezelplaat wordt gebruikt tot verschillen in fysieke en mechanische eigenschappen van deze plaat ten opzichte van hardboard. Het belangrijkste chemische verschil vloeit voort uit de eis dat bij het droge productieproces harsen moeten worden toegevoegd.

Bij het droge productieproces moeten aan de gedroogde houtvezels harsen worden toegevoegd die door warmte harder worden om het bindingsproces in de pers te ondersteunen. Bij het natte productieproces daarentegen, waarbij hardboard wordt verkregen, worden in het algemeen geen harsen aan de houtvezels toegevoegd, daar deze, met het water, in de pers zouden worden weggespoeld. De maximumhoeveelheid harsen die bij het natte productieproces aan hardboard kan worden behouden, bedraagt niet meer dan een tiende van het harsgehalte van een normale MDF-houtvezelplaat, die voor ongeveer 13 % uit hars bestaat. Tussen hardboard en houtvezelplaat bestaan duidelijk grote chemische verschillen.

(13) Hardboard heeft normalerwijze een dichtheid van 0,85 tot 1,05 g/cm3, terwijl MDF/HDF-vezelplaat meestal minder dan 0,8 g/cm3 weegt, zelfs indien HDF-vezelplaat, als hardboard, een dichtheid van meer dan 0,8 g/cm3 heeft. Ondanks deze gelijkenis tussen hardboard en HDF-vezelplaat, verschilt laatstgenoemde duidelijk van hardboard, niet alleen vanwege de chemische verschillen die alle vezelplaten vertonen die door middel van het droge productieproces zijn verkregen, zoals hierboven uitgelegd, maar ook vanwege fysieke verschillen, zoals de gemiddelde dikte van HDF-platen, die van invloed is op de gebruiksdoeleinden, zoals hieronder uitgelegd.

Hardboard wordt vervaardigd in diktes die variëren van 1,8 tot 6 mm, terwijl de overgrote meerderheid van de HDF/MDF-vezelplaat een dikte heeft van meer dan 7 tot 8 mm, hoewel het technisch mogelijk is een HDF/MDF-vezelplaat te maken die niet dikker is dan 1,8 mm.

(14) De aard van het productieproces brengt met zich dat onbewerkt hardboard een gladde zijde heeft en een ruwe zijde met mazenpatroon, terwijl onbewerkt MDF/HDF-plaat twee gladde zijden heeft. Deze verschillen zijn van invloed op de gebruiksdoeleinden van de platen. Zo geeft de fruithandel de voorkeur aan hardboard, niet alleen omdat de fruitkisten door het ruwe oppervlak gemakkelijker kunnen worden opgestapeld en tijdens het vervoer niet gaan schuiven, maar ook omdat de meeste dunne MDF-platen zoveel formaldehyde afgeven dat zij voor de verpakking levensmiddelen niet geschikt worden geacht.

Voorts is door een droog productieproces vervaardigde vezelplaat in de regel minder elastisch dan hardboard van gelijke dikte. De grotere elasticiteit van hardboard is een belangrijke factor voor die gebruiksdoeleinden waarvoor de platen in de juiste vorm moeten worden gebogen, zoals in de automobiel- en caravanindustrie.

Door middel van het droge productieproces vervaardigde vezelplaat is daarom slechts voor een deel met hardboard verwisselbaar, en dit slechts voor de dunne platen, namelijk voor die met een dikte van minder dan 6 mm. Hardboard wordt voornamelijk voor de vervaardiging van deurbekleding, meubels (zoals de achterkant van kasten, de bodems van laden en de frames van divans), schilderijlijsten, groente- en fruitcontainers en auto's gebruikt. Dunne MDF-vezelplaat kan soms op dezelfde wijze als hardboard worden gebruikt: vooral als achterkanten van meubels, ladenbodems en schilderijlijsten. Hardboard wordt echter niet gebruikt voor het hoofdgebruik van de HDF-plaat, namelijk als onderlaag voor parketvloeren.

ii) Ontwikkelingen in het verbruik

(15) Dat hardboard en MDF/HDF-platen niet onderling verwisselbaar zijn, blijkt ook uit het feit dat de sterke groei van de MDF/DHF-plaatproductie in de laatste jaren niet ten koste van de hardboardproductie is gegaan. Het verbruik van hardboard is sinds 1993 met 20 % gestegen.

iii) Conclusie

(16) Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat hardboard en MDF/HDF-plaat in het kader van dit onderzoek niet als één enkel product kunnen worden beschouwd.

b) Triplex/multiplex

(17) Zoals MDF/HDF is triplex/multiplex een plaat op basis van hout. Zij bestaat uit lagen van hout die worden samengevoegd. Deze soort houtplaat bevindt zich, wat kwaliteit en prijs betreft, in het bovenste marktsegment. Daar triplex/multiplex uit lagen van hout bestaat die worden samengevoegd, en dus niet uit vezels is samengesteld, wijken de fysieke kenmerken van dit product dus sterk af van hardboard. Howel het soms voor doeleinden wordt gebruikt waarvoor ook hardboard wordt gebruikt en soms in de plaats van hardboard kan worden gebruikt, kan het, gezien de andere fysieke kenmerken, niet als hetzelfde product als hardboard worden beschouwd. Het werd dus bij dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.

c) Spaanplaat

(18) Zoals MDF/HDF-plaat is spaanplaat plaat op basis van houtachtig materiaal. Zij is gemaakt van houtspanen die met behulp van synthetische, thermisch hardende harsen in een pers worden samengevoegd. De houtspanen worden enkel gehakt, niet tot vezels herleid, wat tot gevolg heeft dat de platen die hiermee worden vervaardigd niet zo elastisch zijn als, noch de buigvastheid hebben van hardboard. De oppervlaktekwaliteit van spaanplaat is evenmin met die van hardboard vergelijkbaar.

Ofschoon spaanplaat in een beperkt aantal gevallen in de plaats van hardboard kan worden gebruikt (als achterkanten van sommige meubelen), kunnen hardboard en spaanplaat niet als één enkel product worden beschouwd, gezien de verschillende fysieke kenmerken.

2. Soortgelijk product

(19) De Commissie heeft vastgesteld dat er geen verschillen waren in de basiskenmerken en gebruiksdoeleinden van hardboard dat uit de bij deze procedure betrokken landen in de Gemeenschap werd ingevoerd en hardboard dat in de Gemeenschap wordt vervaardigd en aldaar verkocht. Hetzelfde geldt voor hardboard dat in Brazilië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen en Polen (Polen werd als referentieland voor Rusland gebruikt) werd geproduceerd en aldaar verkocht. Geconcludeerd werd dat hardboard dat in de Gemeenschap werd geproduceerd en aldaar verkocht, hardboard dat in Brazilië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen en Polen werd geproduceerd en aldaar verkocht en hardboard dat vanuit die landen in de Gemeenschap werd ingevoerd, soortgelijke producten waren in de zin van artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna "basisverordening" genoemd).

(20) De Braziliaanse exporteurs en een aantal gebruikers van hardboard, met name de fabrikanten van deurbekleding, stelden dat het Braziliaanse hardboard, dat uitsluitend van eucalyptushout, een soort hardhout, wordt vervaardigd, geen product van dezelfde soort is als het product dat in de Gemeenschap wordt vervaardigd en daarom van de procedure moet worden uitgesloten.

Van de exporterende producenten die bij dit onderzoek zijn betrokken, voeren uitsluitend de Braziliaanse exporteurs van eucalyptus gemaakt hardboard naar de Gemeenschap uit. Er zijn twee producenten in de Gemeenschap die hardboard van eucalyptushout vervaardigen. Beide producenten zijn op het Iberisch schiereiland gevestigd, maar geen van beide heeft de klacht die tot de inleiding van deze procedure heeft geleid, ondersteund.

(21) Bij het onderzoek van de Commissie bleek dat hardboard van zacht- of van hardhout, of van een mengsel van hard- en zachthout, kan worden gemaakt. Hardboard dat van hardbout is gemaakt, is over het algemeen sterker. Hardboard dat van eucalyptushout is gemaakt, heeft een aantal bijzondere eigenschappen in vergelijking met andere soorten hardboard. Dit hardboard ziet er, dankzij de kortere vezels, zeer regelmatig uit, het heeft een hoge dichtheid en een grotere treksterkte dan hardboard dat niet van eucalyptushout is gemaakt. De eucalyptusboom heeft nauwelijks schors, waardoor onregelmatigheden in de geperste plaat minimaal zijn.

Deze eigenschappen maken hardboard van eucalyptushout zeer geschikt voor doeleinden waarvoor een glad en regelmatig uiterlijk van belang is. Het wordt voornamelijk gebruikt voor de afwerking van deuren van hoge kwaliteit. In de houtpanelensector wordt algemeen aangenomen dat eucalyptushardboard de eigenschappen heeft die het geschikt maken voor de productie van gelakte deurbekledingen van hoge kwaliteit. Voor onafgewerkte deuren, die in wit worden voorgeschilderd en door de eindafnemers moeten worden afgewerkt, worden deurbekledingen gebruikt die van andere houtsoorten zijn gemaakt.

Gedurende de onderzoeksperiode werd eucalyptushardboard in beperkte mate in de automobielindustrie gebruikt, terwijl afsnijsels ter grootte van de persplaat gebruikt werden voor de vervaardiging van groente- en fruitkisten.

(22) Hoewel eucalyptushardboard gewoonlijk bij de productie van gelakte deurbekledingen wordt gebruikt, heeft het geen eigenschappen waardoor het niet gebruikt kan worden voor de doeleinden waarvoor andere soorten hardboard worden gebruikt, daar de wezenlijke chemische en fysieke kenmerken dezelfde zijn. De Commissie beschikt zelfs over gegevens waaruit blijkt (zie overweging 107) dat twee derde van het eucalyptushardboard dat vanuit Brazilië in de Gemeenschap wordt ingevoerd met andere producten dan gelakte deurbekledingen concurreert.

(23) Uit het bovenstaande volgt dat in de Gemeenschap vervaardigd hardboard en eucalyptushardboard dat door de Braziliaanse producenten wordt vervaardigd en uitgevoerd voor een groot deel dezelfde wezenlijke fysieke kenmerken en gebruiksdoeleinden hebben en daarom soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C. DUMPING

1. Algemene werkwijze

(24) Hieronder wordt de algemene werkwijze uiteengezet die gebruikt werd om vast te stellen of het onderzochte product met dumping in de Gemeenschap is ingevoerd. Bijzondere kwesties die bij het onderzoek aan het licht kwamen, zijn per land onder punt 2 beschreven.

a) Normale waarde

(25) Voor elke exporterende producent werd de normale waarde volgens de hieronder omschreven methode vastgesteld, met uitzondering van Rusland, waarvoor de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening, moest worden vastgesteld aan de hand van de normale waarde in een derde land met markteconomie. De voor Rusland gevolgde werkwijze is in overweging 71 beschreven.

i) Representativiteit

(26) Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of elke exporterende producent op de binnenlandse markt representatieve hoeveelheden had verkocht. Dit was het geval wanneer de totale verkoop op de binnenlandse markt (in hoeveelheden) ten minste 5 % bedroeg van de uitvoer naar de Gemeenschap.

ii) Vergelijkbaarheid van de soorten

(27) Het in de betrokken landen vervaardigde hardboard werd aan de hand van de volgende kenmerken in verschillende soorten ingedeeld:

- onbewerkt (d.w.z. standaard onbewerkt hardboard of hardboard dat slechts basisbewerkingen heeft ondergaan, zoals geschuurd of geperforeerd hardboard enz.) of bewerkt (d.w.z. hardboard dat is gelakt, geverfd of bedrukt enz.);

- dikte; en

- afmetingen, dat wil zeggen standaard of op maat gesneden.

De soorten hardboard werden als rechtstreeks vergelijkbaar beschouwd indien ze bovengenoemde kenmerken gemeen hadden.

Indien bleek dat een soort hardboard in verschillende kwaliteiten bestond, werd slechts hardboard dat bovengenoemde kenmerken gemeen had en van dezelfde kwaliteit was als rechtstreeks vergelijkbaar beschouwd.

iii) Representativiteit van elke soort

(28) De binnenlandse verkoop van een bepaalde soort hardboard werd als voldoende representatief beschouwd indien daarvan in de onderzoeksperiode een hoeveelheid was verkocht die ten minste 5 % bedroeg van de naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid van dezelfde soort.

iv) Normale handelstransacties

(29) De Commissie heeft vervolgens onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke uitgevoerde soort in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden door het aandeel van de winstgevende verkoop in de totale verkoop van die soort vast te stellen:

a) In gevallen waarin van een soort hardboard meer dan 80 % (in m2 uitgedrukt) tegen een nettoverkoopprijs was verkocht die gelijk was aan of hoger dan de berekende productiekosten, werd de normale waarde van dit soort hardboard afgeleid van de gewogen gemiddelde prijzen van alle, al dan niet winstgevende verkooptransactie op de binnenlandse markt in de onderzoeksperiode.

b) In gevallen waarin van een soort hardboard 80 % of minder, maar ten minste 10 % (in m2 uitgedrukt), tegen een nettoverkoopprijs was verkocht die gelijk was aan of hoger dan de berekende productiekosten, werd de normale waarde van dit soort hardboard afgeleid van de gewogen gemiddelde prijzen van alleen de winstgevende verkooptransacties op de binnenlandse markt in de onderzoeksperiode.

c) In gevallen waarin van een soort hardboard minder dan 10 % (in m2 uitgedrukt), tegen een nettoverkoopprijs was verkocht die gelijk was aan of hoger dan de berekende productiekosten, werd ervan uitgegaan dat dit soort hardboard niet in kader van normale handelstransacties was verkocht en dat de prijs op de binnenlandse markt geen passende basis was voor de vaststelling van de normale waarde.

v) Op de binnenlandse prijs gebaseerde normale waarde

(30) Indien aan de voorwaarden onder de overwegingen 26, 27, 28 en 29, onder a) en b), was voldaan, werd de normale waarde voor het betrokken product vastgesteld aan de hand van de in het kader van normale handelstransacties door onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt van het exportland betaalde of te betalen prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening.

vi) Geconstrueerde normale waarde

(31) In alle andere gevallen werd de normale waarde geconstrueerd. De normale waarde kon niet worden vastgesteld aan de hand van de prijzen van andere verkopers of producenten, als alternatief op het construeren van een normale waarde. Dit is te wijten aan het feit dat de andere medewerkende exporterende producenten bijna nooit dezelfde soorten verkochten, of niet in representatieve hoeveelheden of niet in het kader van normale handelstransacties.

De normale waarde werd geconstrueerd door de fabricagekosten van de uitgevoerde soorten te nemen en daaraan een redelijk percentage toe te voegen voor verkoopkosten, administratiekosten en algemene kosten (hierna "VAA-kosten" genoemd) en voor winst.

De Commissie heeft in dit verband onderzocht of zij gebruik kon maken van de VAA-kosten en de winst van de betrokken exporterende producenten op de binnenlandse markt. Het bleek dat de VAA-kosten en de winst van iedere exporterende producent gebaseerd konden worden op de gegevens van die producent betreffende de verkoop op de binnenlandse markt van het soortgelijk product, overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening.

b) Exportprijs

(32) In alle gevallen waarin het betrokken product aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap was verkocht, werd de exportprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld, namelijk aan de hand van de bij uitvoer werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

Wanneer de exportprijs niet betrouwbaar werd geacht omdat aan een gelieerde onderneming was verkocht, werd deze overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening berekend, dat wil zeggen dat de prijzen werden genomen waartegen de producten voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap waren verkocht. In dergelijke gevallen werden correcties toegepast voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop en voor winst, om tot een betrouwbare exportprijs te komen, grens Gemeenschap.

c) Vergelijking

(33) Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de exportprijs mogelijk te maken werden, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, correcties toegepast voor verschillen die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen.

Dientengevolge werden correcties toegestaan voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten, invoerheffingen en indirecte belastingen, verpakking, krediet, commissies, kortingen, service en wisseltransacties, indien deze verschillen konden aangetoond.

De normale waarden en de exportprijzen werden af fabriek vergeleken, in hetzelfde handelsstadium.

d) Dumpingmarges in de betrokken exportlanden met een markteconomie

i) Dumpingmarge voor de onderzochte ondernemingen

(34) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per soort, vastgesteld als in de overwegingen 25 tot en met 31, vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs, vastgesteld als in overweging 32. Daar de dumpingmarges per soort verschilden, werd een gewogen gemiddelde dumpingmarge vastgesteld.

ii) Dumpingmarge voor niet-medewerkende ondernemingen

(35) De dumpingmarge voor exporterende producenten die de vragenlijst van de Commissie niet hebben beantwoord of die zich niet bij de Commissie hebben aangemeld, werd, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens.

Voor elk bij het onderzoek betrokken land werd een vergelijking gemaakt tussen de totale uitvoer van het betrokken product uit dat land naar de Gemeenschap, volgens Eurostat, en de uitvoer naar de Gemeenschap die de medewerkende exporterende producenten hadden opgegeven, teneinde de mate van medewerking te kunnen bepalen. De mate van medewerking in alle bij het onderzoek betrokken landen, met uitzondering van Rusland, bleek hoog te zijn. Het werd daarom passend geacht voor niet-medewerkende ondernemingen in landen met een hoge mate van medewerking de hoogste of enige dumpingmarge aan te houden die voor een medewerkende onderneming in het betrokken land was vastgesteld. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat een niet-medewerkende exporterende producent in een betrokken exportland zich in sterkere mate aan dumping had schuldig gemaakt dan een medewerkende exporterende producent in hetzelfde land. Het werd noodzakelijk geacht deze werkwijze toe te passen om te voorkomen dat niet-medewerking zou worden beloond en om ontwijking van rechten te voorkomen.

e) Dumpingmarges voor Rusland

(36) Overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening werd voor dat land een enkele dumpingmarge vastgesteld.

2. Bijzondere kwesties in verband met de vaststelling van de dumpingmarge voor elk betrokken land

a) Brazilië

i) Normale waarde

(37) De normale waarde werd vastgesteld volgens de in de overwegingen 25 tot en met 31 uiteengezette werkwijze. Voor beide exporterende producenten werden de normale waarden, per soort, gebaseerd op de prijzen bij verkoop op de binnenlandse markt en werden normale waarden berekend.

ii) Exportprijs

(38) Bij uitvoer naar onafhankelijke importeurs werden de exportprijzen vastgesteld volgens de in overweging 32 uiteengezette algemene werkwijze, dat wil zeggen aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen. De producten van een Braziliaanse onderneming werden voor een deel naar een gelieerde importeur in de Gemeenschap uitgevoerd en deze exportprijzen werden overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening berekend, als in overweging 32 uiteengezet.

iii) Vergelijking

(39) Overeenkomstig de in overweging 33 uiteengezette algemene werkwijze werden correcties toegestaan voor verschillen in de kosten van invoerheffingen en indirecte belastingen, kortingen, vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten, krediet, service en commissies, indien deze verschillen konden worden aangetoond.

Correcties voor wisselkoersverschillen

(40) In verband met de opwaardering van de Braziliaanse reaal ten opzichte van sommige van de munten waarin de exportprijzen werden gefactureerd, heeft een Braziliaanse exporterende producent een correctie voor wisselkoersverschillen aangevraagd. Bij het aanvragen van deze correctie werd aangevoerd dat de verkoopdatum niet de factuurdatum was, maar de contractdatum. Deze Braziliaanse exporterende producent kon echter niet aantonen dat de contractdatum beter overeenstemde met de materiële verkoopvoorwaarden. In dit verband wordt er met name op gewezen:

- dat in sommige gevallen niet kon worden aangetoond dat er voor de datum van levering een contract bestond;

- dat de voorgelegde contracten slechts kadercontracten waren, waarin de te leveren hoeveelheden en de data van levering niet definitief waren vastgelegd.

De Commissie constateerde evenwel dat de wisselkoers van verschillende munten waarin de facturen voor de exportproducten waren uitgedrukt in de onderzoeksperiode voortdurend aan bewegingen onderhevig waren. De Commissie heeft daarom voor beide Braziliaanse exporteurs, overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder j), van de basisverordening, een correctie voor wisselkoersverschillen toegestaan door de exporteurs een marge van 60 dagen toe te staan om zich aan deze verschillen aan te passen.

Correctie voor financiële opbrengsten van exportkredieten

(41) Een Braziliaanse exporteur heeft een correctie aangevraagd op grond van de kredietregeling van de Braziliaanse overheid volgens welke een Braziliaanse bank de exportproducten, waarvan de waarde in vreemde valuta zijn uitgedrukt, van te voren koopt om de aankoop van grondstoffen en de productiekosten van de in het buitenland te verkopen producten voor te financieren. Dankzij deze regeling kon de onderneming tegen een voordelig rentetarief een voorschot krijgen in plaatselijke valuta. Daar de Braziliaanse onderneming voldoende liquiditeiten bezat om de productiekosten te financieren, heeft zij het voorgeschoten bedrag tegen een hogere rente op de binnenlandse kapitaalmarkt geplaatst. De onderneming beweert dat de financiële voordelen van deze transactie aan de waarde af fabriek van de exportproducten moet worden toegevoegd. Deze opbrengsten vloeiden echter voort uit financiële transacties in het kader van de exportkredietregeling, waarmee bij de vaststelling van de prijzen geen rekening moet worden gehouden. De regeling is niet van invloed op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Het verzoek wordt daarom van de hand gewezen.

Correcties voor financiële kosten in verband met het aanhouden van voorraden op de binnenlandse markt

(42) Een Braziliaanse exporterende producent heeft een correctie op de normale waarde aangevraagd op grond van het feit dat op de binnenlandse markt vanuit voorraden wordt verkocht, waardoor kosten voor opslag ontstaan, terwijl hij voor de exportmarkt op bestelling produceert. Financiële kosten van de hierboven beschreven soort komen niet voor een correctie op grond van artikel 2, lid 10, van de basisverordening, in aanmerking. Dit is met name het geval voor correcties op grond van artikel 2, lid 10, onder k), daar de onderneming niet kon aantonen dat dit verschil van invloed is op de vergelijkbaarheid van de prijzen; met name kon niet worden aangetoond dat afnemers op de binnenlandse markt vanwege deze factor altijd prijzen betalen.

Correcties voor commissies bij verkoop op de binnenlandse markt

(43) Een Braziliaanse exporterende producent heeft een correctie aangevraagd voor commissies bij verkoop op de binnenlandse markt. Deze commissies zijn een variabel deel van de salarissen van het personeel van de onderneming dat zich met de verkoop op de binnenlandse markt bezighoudt en zijn als prikkel bedoeld.

Dergelijke betalingen komen niet in aanmerking voor een correctie op grond van artikel 2, lid 10, van de basisverordening, daar het systeem van beloning van het verkooppersoneel van de onderneming in beginsel niet van invloed is op de vergelijkbaarheid van de prijzen; met name kon niet worden aangetoond dat afnemers op de binnenlandse markt vanwege deze factor altijd andere prijzen betalen.

iv) Dumpingmarge

(44) De dumpingmarges, in procenten van de cif-invoerprijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn de volgende:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Bulgarije

(45) Gezien de hoge inflatie in Bulgarije tijdens de onderzoeksperiode werd het onderzoek of de verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden op maandbasis verricht en de normale waarden werden ook per maand vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de vergelijking tussen de normale waarden en de exportprijzen.

i) Normale waarde

(46) Elke exporterende producent had, in het algemeen, representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt verkocht. De normale waarde werd, overeenkomstig de in de overwegingen 25 tot en met 31 uiteengezette werkwijze, op maandbasis vastgesteld. Voor de uitgevoerde soorten die in representatieve hoeveelheden en in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt werden verkocht, werden de normale waarden berekend aan de hand van de binnenlandse prijzen. Indien de normale waarde moest worden berekend, werden de productiekosten per maand en de binnenlandse winstmarges per maand gebruikt.

ii) Exportprijs

(47) De twee Bulgaarse exporterende producenten voerden het betrokken product steeds naar onafhankelijke importeurs in de Gemeenschap uit. De exportprijzen werden daarom vastgesteld overeenkomstig de in de overweging 32 uiteengezette werkwijze, namelijk aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

iii) Vergelijking

(48) Overeenkomstig de in overweging 33 uiteengezette algemene werkwijze werden correcties toegestaan voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten, verpakking, krediet en commissies, indien deze verschillen konden worden aangetoond.

Een van beide medewerkende Bulgaarse exporterende producenten was niet in staat voldoende bewijsmateriaal voor te leggen betreffende de verschillen die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen, wat de weergave van de exportprijs in het stadium af fabriek betreft. De gegevens die de andere Bulgaarse onderneming had verstrekt, werden daarom aangehouden als de meest redelijke basis voor de toepassing van correcties.

iv) Dumpingmarge

(49) De dumpingmarges, in procenten van de cif-invoerprijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn de volgende:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

c) Estland

i) Normale waarde

(50) De Estlandse exporterende producent voerde slechts één type hardboard naar de Gemeenschap uit. De normale waarde werd afgeleid van de prijs bij verkoop van deze soort op de binnenlandse markt, volgens de in de overwegingen 25 tot en met 31 uiteengezette werkwijze.

ii) Exportprijs

(51) De Estlandse exporterende producent verkocht alle hardboard die bij naar de Gemeenschap uitvoerde aan onafhankelijke afnemers. De exportprijs werd derhalve vastgesteld overeenkomstig de in overweging 32 uiteengezette algemene werkwijze, dat wil zeggen aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

iii) Vergelijking

(52) Overeenkomstig de in overweging 33 uiteengezette algemene werkwijze werden correcties toegestaan voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten, krediet en verpakking, indien deze verschillen konden worden aangetoond.

De Estlandse exporterende producent heeft om een correctie op de normale waarde verzocht voor verschillen in handelsstadium. Bij het onderzoek bleek echter dat er geen verschillen waren in de functies die de onderneming verrichtte noch een consequent en duidelijk verschil in prijzen voor de beweerde verschillen in handelsstadium op de binnenlandse markt van het exportland. De gevraagde correctie werd daarom niet toegepast.

iv) Dumpingmarge

(53) De dumpingmarges, in procenten van de cif-invoerprijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn de volgende:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

d) Letland

i) Normale waarde

(54) De onderzochte Letse exporterende producent had een aanzienlijk belang in een andere hardboardproducent in Letland. Deze andere producent zorgde voor de afwerking van bepaalde hardboardsoorten die naar de Gemeenschap werden uitgevoerd. Voor deze, door beide ondernemingen tezamen vervaardigde soorten hardboard, werd, bij de vaststelling van de normale waarde, het onderzoek naar de representativiteit van de verkoop op de binnenlandse markt en naar het feit of de verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, gebaseerd op de gezamenlijke omzet en de gezamenlijke productiekosten.

In alle andere opzichten werd de normale waarde vastgesteld overeenkomstig de in de overwegingen 25 tot en met 31 uiteengezette algemene werkwijze.

Indien van toepassing werd de normale waarde berekend door een redelijk bedrag voor verkoopkosten, administratiekosten en andere algemene kosten en winst toe te voegen aan de fabricagekosten van beide ondernemingen voor de naar de Gemeenschap uitgevoerde hardboardsoorten. Daar de verkoop op de binnenlandse markt over het algemeen representatief was, werd het gewogen gemiddelde genomen van de binnenlandse verkoopkosten, administratiekosten en algemene kosten van de exporterende producent en van de andere producent in Letland met wie hij banden had. De gebruikte winstmarge was de gewogen gemiddelde winstmarge van de exporterende producent en van de met hem gelieerde onderneming op de binnenlandse verkoop van het betrokken product in het kader van normale handelstransacties, overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening.

ii) Exportprijs

(55) Een deel van de export van de Letse onderneming verliep via een afnemer in de Gemeenschap die een kleine aandeelhouder (een belang van aanzienlijk minder dan 5 %) was van die onderneming. Daar de verkoop aan deze afnemer niet op andere voorwaarden plaatsvond dan de verkoop aan onafhankelijke afnermers werd besloten de exportprijs voor alle exporttransacties van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen af te leiden, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, zoals in overweging 32 uiteengezet.

iii) Vergelijking

(56) Overeenkomstig de in overweging 33 uiteengezette algemene werkwijze werden correcties toegestaan voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten en krediet, indien deze verschillen konden worden aangetoond.

Correcties voor wisselkoersverschillen

(57) Daar de Letse lat was opgewaardeerd ten opzichte van sommige valuta waarin de exportproducten werden gefactureerd, heeft de Letse exporterende producent een correctie voor wisselkoersverschillen aangevraagd. De gevraagde correctie was gebaseerd op een vergelijking van het bedrag in lats dat de onderneming zou hebben ontvangen indien de wisselkoers was gebruikt die ten tijde van de sluiting van het contract van toepassing was en het werkelijk ontvangen bedrag. Het bleek echter dat de contracten die de Letse exporterende producent had voorgelegd niet geheel in overeenstemming waren met de materiële verkoopvoorwaarden en dat de factuurdatum hiermee beter in overeenstemming was. Met name werd vastgesteld dat de contractvoorwaarden tijdens de looptijd zijn gewijzigd. Als verkoopdatum moest daarom de factuurdatum worden aangehouden. Bovendien, daar niet werd voldaan aan de voorwaarde waaronder correcties konden worden toegestaan, namelijk een duurzame wijziging van de wisselkoers, werd het verzoek afgewezen.

iv) Dumpingmarge

(58) Bij de vergelijking bleek dat het betrokken product met dumping werd ingevoerd. De dumpingmarges, in procenten van de cif-invoerprijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

e) Litouwen

i) Normale waarde

(59) De normale waarde van de onderzochte exporterende producent in Litouwen werd vastgesteld overeenkomstig de in de overwegingen 25 tot en met 31 uiteengezette algemene werkwijze. De normale waarde werd dus afgeleid van de prijs bij verkoop van twee soorten op de binnenlandse markt, terwijl de normale waarde voor een derde soort moest worden berekend.

ii) Exportprijs

(60) De exporterende producent in Litouwen verkocht alle hardboard die hij naar de Gemeenschap uitvoerde aan onafhankelijke afnemers. De exportprijs werd derhalve vastgesteld overeenkomstig de in overweging 32 uiteengezette algemene werkwijze, dat wil zeggen aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

iii) Vergelijking

(61) Overeenkomstig de in overweging 33 uiteengezette algemene werkwijze werden correcties toegestaan voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten, krediet , verpakking, commissies en wisselkoersverschillen, indien deze verschillen konden worden aangetoond.

Correcties voor handelsstadium

(62) De exporterende producent in Litouwen heeft een correctie op de normale waarde aangevraagd voor verschillen in handelsstadium omdat bij uitvoer naar de Gemeenschap aan distributie- en groothandelsbedrijven werd verkocht, die grote hoeveelheden afnamen, terwijl op de binnenlandse markt aan distributie-, kleinhandels- en verwerkingsbedrijven en aan eindgebruikers werd verkocht. Deze producent kon echter niet aantonen dat er verschillen waren in de functies die hij vervulde of dat er steeds een duidelijk verschil in prijzen was al naar gelang van het handelsstadium op zijn binnenlandse markt. De gevraagde correctie kon daarom niet worden toegestaan.

Correctie voor wisselkoersverschillen

(63) Gezien de opwaardering van de Litouwse lita ten opzichte van sommige valuta waarin de exportproducten werden gefactureerd, heeft de Letse exporterende producent een correctie voor wisselkoersverschillen aangevraagd. De gevraagde correctie was gebaseerd op een vergelijking van het bedrag in lita's dat de onderneming zou hebben ontvangen indien de wisselkoers was gebruikt die ten tijde van de sluiting van het contract van toepassing was en het werkelijk ontvangen bedrag (dat wil zeggen bij gebruik van de wisselkoers die op de dag van betaling van toepassing was). Het bleek echter dat de contracten die de Litouwse exporterende producent had voorgelegd niet geheel in overeenstemming waren met de materiële verkoopvoorwaarden en dat de factuur hiermee beter in overeenstemming was.

De Commissie heeft echter vastgesteld dat de wisselkoersen van sommige valuta waarin de factoren waren opgesteld een duurzame wijziging in de onderzoeksperiode hadden ondergaan en heeft daarom, overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder j), van de basisverordening, een correctie voor wisselkoersverschillen toegepast door de exporteur 60 dagen toe te staan om dergelijke wijzigingen in aanmerking te nemen.

iv) Dumpingmarge

(64) Bij de vergelijking bleek dat het betrokken product met dumping werd ingevoerd. De dumpingmarges, in procenten van de cif-invoerprijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

f) Polen

i) Normale waarde

(65) De normale waarde werd vastgesteld overeenkomstig de in de overwegingen 25 tot en met 31 uiteengezette algemene werkwijze. Afhankelijk van het soort hardboard werden de normale waarden voor de zes Poolse exporterende producenten dus afgeleid van de prijzen bij verkoop op de binnenlandse markt of werden deze berekend.

Een Poolse exporterende producent heeft een correctie op de normale waarde aangevraagd voor aanloopkosten bij de productie van bewerkt hardboard. De gevraagde correctie was gelijk aan de vermindering van de kostprijs per eenheid bewerkt hardboard die met een bezettingsgraad van 70 % verkregen zou zijn. Op grond van de door deze onderneming verstrekte gegevens bleek echter dat een aanloopperiode van redelijke duur voor de aanvang van de onderzoeksperiode moest zijn verstreken. Voorts was de bezettingsgraad daarna, tijdens de onderzoeksperiode, niet gestegen, maar was op het niveau van 20 % gebleven. Om deze reden kon geen correctie voor aanloopkosten worden toegestaan.

ii) Exportprijs

(66) De zes exporterende producenten in Polen verkochten alle hardboard die zij naar de Gemeenschap uitvoerden aan onafhankelijke afnemers. De exportprijs voor de zes ondernemingen werd derhalve vastgesteld overeenkomstig de in overweging 32 uiteengezette algemene werkwijze, dat wil zeggen aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

iii) Vergelijking

(67) Overeenkomstig de in overweging 33 uiteengezette algemene werkwijze werden correcties toegestaan voor verschillen in fysieke kenmerken, invoerheffingen, de kosten van vervoer, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten, krediet, verpakking, commissies en wisselkoersverschillen, indien deze verschillen konden worden aangetoond.

iv) Dumpingmarge

(68) Bij de vergelijking bleek dat het betrokken product met dumping werd ingevoerd. De dumpingmarges, in procenten van de cif-invoerprijs grens Gemeenschap vóór inklaring, zijn als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

g) Rusland

i) Referentieland

(69) Daar artikel 2, lid 7, van de basisverordening op Rusland van toepassing is, moest de normale waarde worden vastgesteld aan de hand van de normale waarde in een derde land met markteconomie, het zogenaamde referentieland. De indiener van de klacht had de Verenigde Staten van Amerika, Chili en Argentinië als mogelijke referentielanden voorgesteld. De Commissie kon echter geen medewerking verkrijgen van producenten van hardboard in een van deze landen. Daarom werd besloten als referentieland een land te kiezen dat bij deze procedure was betrokken.

De Russische autoriteiten waren van oordeel dat een Midden- of Oost-Europees land een beter referentieland zou zijn, met name Bulgarije.

De Russische autoriteiten werd verzocht de reden op te geven waarom zij de voorkeur gaven aan Bulgarije als referentieland en hierover gegevens te verstrekken. Tot nu toe werd echter geen antwoord ontvangen.

Van de Midden- en Oost-Europese landen die bij dit onderzoek waren betrokken, leek Polen het meest geschikte referentieland. Op de eerste plaats heeft de Poolse markt de grootste omvang en zijn op deze markt een groot aantal plaatstelijke producenten actief die met elkaar concurreren. De binnenlandse verkoop op de Poolse markt is driemaal zo groot als de binnenlandse verkoop in de andere Midden- en Oost-Europese landen die bij dit onderzoek betrokken zijn, en deze verkoop is representatief in vergelijking met de invoer in de Gemeenschap vanuit Rusland. Op de tweede plaats is de Poolse markt ook toegankelijk voor hardboard uit andere landen. Het conventionele invoerrecht op hardboard bedraagt in Polen 9 %. Op hardboard uit de Gemeenschap en de EVA-landen wordt een recht van 1,8 % geheven, en hardboard uit ontwikkelingslanden en sommige Midden- en Oost-Europese landen (zoals Tsjechië, Hongarije, Slowakije, Letland) kan vrij van rechten worden ingevoerd. Om deze redenen werd Polen als een geschikt referentieland met markteconomie beschouwd voor de vaststelling van de normale waarde voor Rusland overeenkomstig artikel 2, lid 7, van basisverordening.

ii) Mate van medewerking

(70) Slechts één Russische producent die in de onderzoeksperiode naar de Gemeenschap exporteerde, heeft de vragenlijst beantwoord. Uit Eurostat blijkt dat deze onderneming in de onderzoeksperiode aanzienlijk minder dan 10 % van de totale uitvoer van Russisch hardboard naar de Gemeenschap voor haar rekening nam. Voorts voerde deze Russische onderneming slechts één soort hardboard uit, namelijk onbewerkt hardboard, terwijl volgens Eurostat zowel bewerkt als onbewerkt hardboard ingevoerd.

Gezien dit gebrek aan medewerking werden de bevindingen ten aanzien van de invoer uit Rusland, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, van de beschikbare gegevens afgeleid.

iii) Normale waarde

(71) De normale waarde voor Rusland werd afgeleid van de gewogen gemiddelde normale waarden die voor de medewerkende Poolse ondernemingen waren vastgesteld, zoals in overweging 65 omschreven. De normale waarde voor het soort hardboard dat door de medewerkende Russische onderneming was uitgevoerd, werd berekend aan de hand van de gewogen gemiddelde normale waarde van hetzelfde soort hardboard van de medewerkende Poolse exporteurs. De normale waarde voor ander onbewerkt hardboard uit Rusland werd berekend aan de hand van de gewogen gemiddelde normale waarde van alle onbewerkte hardboardsoorten die de medewerkende Poolse ondernemingen naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd. De normale waarde voor bewerkt hardboard uit Rusland werd afgeleid van de gewogen gemiddelde normale waarde van alle bewerkte hardboardsoorten die de medewerkende Poolse ondernemingen naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd.

iv) Exportprijs

(72) Het Russische hardboard werd bij uitvoer naar de Gemeenschap, waarover in de loop van het onderzoek voldoende gedetailleerde gegevens werden verstrekt, rechstreeks aan onafhankelijke importeurs in de Gemeenschap verkocht. De exportprijzen van deze transacties werd dus vastgesteld aan de hand van de door onafhankelijke importeurs aan de enige bekende Russische exporteur werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

Voor de rest van de invoer uit Rusland, dus voor meer dan 90 % van de totale, uit Rusland ingevoerde hoeveelheid, werd voorlopig geconcludeerd dat de exportprijzen op de Eurostatgegevens moesten worden gebaseerd. Er bestaat echter enige twijfel over de geschiktheid van deze gegevens (onder meer omdat Eurostat geen onderscheid maakt tussen de verschillende soorten hardboard en het betrokken product niet met een gehele GN-code overeenstemt). Deze kwestie zal nog nader worden onderzocht.

v) Vergelijking

(73) De vergelijking van de normale waarde en de exportprijs werd gemaakt in het stadium "fob Poolse grens" respectievelijk "fob Russische grens". Alle correcties op de normale waarde die de Poolse exporterende producent waren toegestaan werden aangehouden bij de vaststelling van de normale waarde voor Rusland. Daarna werden de nodige correcties toegepast om de normale waarde op het niveau "fob Poolse grens" te brengen.

Op de exportprijs werden correcties toegepast voor de kosten van vervoer en verzekering. Deze kosten werden berekend op grond van de door een medewerkende onafhankelijke importeur verstrekte gegevens.

vi) Dumpingmarge voor Rusland

(74) Uit de vergelijking bleek dat hardboard uit Rusland met dumping in de Gemeenschap werd ingevoerd. Voor Rusland werd één enkele dumpingmarge berekend, die 31,1 % bedroeg.

D. SCHADE

1. Inleiding

(75) Met de invoer verband houdende schade-indicatoren betreffende de gehele onderzochte periode worden meestal in ton uitgedrukt omdat gegevens over de jaren vóór de onderzoekperiode voornamelijk op Eurostat zijn gebaseerd waarin zij uitsluitend in ton zijn weergegeven. Omwille van de nauwkeurigheid zijn de schade-indicatoren betreffende de ontwikkeling van de omzet en de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de prijzen van de klagende producenten in de Gemeenschap in m2 uitgedrukt, daar dit de eenheid is die door alle producenten (met inbegrip van de exporterende producenten) wordt gebruikt. In ieder geval zou de beoordeling van schade en de conclusies inzake schade niet anders zijn geweest, indien de hieronder in m2 uitgedrukte cijfers in ton zouden zijn omgezet. Tenslotte wordt erop gewezen dat cijfers over onderbiedings- en schademarges op gegevens zijn gebaseerd die in m2 waren uitgedrukt.

2. Omschrijving van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(76) Vijf van de acht klagende EG-producenten hebben de vragenlijst van de Commissie binnen de gestelde termijn beantwoord. De andere producenten hebben niet aan het onderzoek medegewerkt. De vijf medewerkende producenten vertegenwoordigden 43 % van de totale productie van het betrokken product in de onderzoeksperiode; van de niet-klagende producenten was er slechts één, die ongeveer 5 % van de productie in de Gemeenschap vertegenwoordigde, die bezwaar maakte tegen de klacht over de invoer uit Brazilië. De medewerkende EG-producenten vertegenwoordigen daarom een groot deel van de productie in de Gemeenschap en vormen dus de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Onder "bedrijfstak van de Gemeenschap" wordt hierna alleen nog deze vijf medewerkende producenten verstaan.

3. Verbruik

(77) De totale productie van het betrokken product in de Gemeenschap, zowel van medewerkende als niet-medewerkende producenten, steeg van 668 900 ton in 1993 tot 777 000 ton in de onderzoeksperiode.

(78) Het zichtbare verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld door de productie in de Gemeenschap te nemen, zoals hierboven vermeld , en daaraan de invoer in de Gemeenschap toe te voegen en de uitvoer uit de Gemeenschap af te trekken. Het aldus vastgestelde zichtbare verbruik is met 20 % gestegen, namelijk van 989 497 ton in 1993 tot 1 188 557 ton aan het einde van de onderzoeksperiode.

4. Invoer uit de betrokken landen

a) Cumulatie

(79) Onderzocht werd of de gevolgen van de invoer van hardboard uit de betrokken landen cumulatief moesten worden beoordeeld, overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening.

De medewerkende Braziliaanse exporteurs stelden dat de invoer uit Brazilië niet bij de invoer uit de andere bij de procedure betrokken landen moest worden opgeteld, daar de concurrentievoorwaarden tussen Braziliaans hardboard en hardboard uit deze andere landen en het in de Gemeenschap geproduceerde hardboard niet dezelfde waren. Volgens hen heeft in Brazilië geproduceerd en naar de Gemeenschap uitgevoerd hardboard andere fysieke kenmerken en een andere kwaliteit dan hardboard uit de bij deze procedure betrokken landen en wordt het daarom via andere verkoopkanalen en tegen andere prijzen op een andere markt verkocht. Voorts stelden zij dat omzet en marktaandeel van Braziliaans hardboard in de onderzoeksperiode een andere ontwikkeling volgden dan hardboard uit de andere betrokken landen.

In dit verband wordt opgemerkt dat de voor de betrokken Braziliaanse exporteurs vastgestelde dumpingmarges ruimschoots boven het in artikel 9, lid 3, van de basisverordening genoemde minimumniveau liggen. Voorts is het aandeel van Braziliaans hardboard op de markt van de Gemeenschap niet verwaarloosbaar in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening. Hetzelfde geldt voor hardboard uit de andere betrokken landen. Tenslotte werd vastgesteld dat Braziliaans hardboard en dat uit andere landen en het in de Gemeenschap geproduceerde hardboard, zoals onder het punt "soortgelijk product" hierboven is vermeld, in de Gemeenschap met hardboard uit de andere bij deze procedure betrokken landen en met in de Gemeenschap geproduceerd hardboard concurreert. Voorts werd vastgesteld dat de prijzen van alle hardboard uit de bij deze procedure betrokken landen, waaronder Brazilië, lager waren dan de prijzen van het EG-product (zie overweging 82). Aan de voorwaarden van artikel 3, lid 4, van de basisverordening, op grond waarvan de gevolgen van de invoer van het betrokken product uit Brazilië en de gevolgen van de invoer van het betrokken product uit de andere betrokken landen tezamen moeten worden beoordeeld, is dus voldaan.

b) Ontwikkeling van hoeveelheden, waarde en marktaandeel

(80) De invoer van het betrokken product uit de betrokken landen is over de onderzochte periode met 18 % toegenomen, namelijk van 234 083 ton in 1993 tot 276 992 ton in de onderzoeksperiode. De waarde van deze invoer steeg van 46 824 000 tot 64 828 000 ECU, dus met 38 %.

Het marktaandeel van het betrokken product uit de betrokken landen steeg van 23,7 % in 1993 tot 27,7 % in 1995 en daalde in de onderzoeksperiode weer tot vrijwel het vroegere niveau van 23,3 %.

c) Prijsontwikkeling

(81) Gegevens van de ondernemingen over de exportprijzen per productsoort in de aan de onderzoeksperiode voorafgaande periode zijn niet beschikbaar. Om de prijsontwikkeling vanaf 1993 te kunnen volgen, moesten de Eurostat-gegevens over de waarde per eenheid worden gebruikt.

Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de gemiddelde waarde per eenheid van het betrokken product uit de betrokken landen in de gehele periode voortdurend steeg, namelijk van 200 tot 234 ECU per ton. Uitgaande van een index van 100 in 1993 was de waarde 117 aan het einde van de onderzoeksperiode. In de gehele onderzoeksperiode waren de prijzen van het betrokken product uit alle betrokken landen in de Gemeenschap steeds lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals hieronder aangegeven.

d) Prijsvergelijking, prijsonderbieding

(82) Prijsonderbieding werd vastgesteld door een vergelijking van de prijzen van de EG-producenten en de exportprijzen van het betrokken product uit de betrokken landen in hetzelfde handelsstadium, cif grens Gemeenschap, na inklaring.

Bij deze vergelijking werden zoveel mogelijk de prijzen van dezelfde soorten hardboard vergeleken. De bij deze vergelijking gebruikte exporttransacties maakten ten minste 21 % uit van de totale uitvoer van elke betrokken exporterende producent, en ten minste 78 % van de totale uitvoer uit elk betrokken land.

De aldus vastgestelde prijsonderbiedingsmarges waren de volgende:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

a) Algemeen

(83) Onderstaande gegevens hebben geen betrekking op een van de medewerkende EG-producenten die de klacht steunen, de Britse producent Techboard Ltd, die in december 1995 met de productie van hardboard is begonnen. Het was niet alleen zo dat de onderneming in de onderzoeksperiode nog lang niet op volle capaciteit draaide, maar zij kon zelfs de variabele kosten niet dekken. De resultaten van Techboard werden daarom niet voldoende representatief geacht om met die van de andere EG-producenten te worden samengevoegd, daar deze resultaten, en met name de aanzienlijke financiële verliezen het beeld van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zouden hebben vertekend. Daarom zijn gegevens over deze onderneming bij de beoordeling van de schade niet in aanmerking genomen.

b) Productie en bezettingsgraad

(84) De productie daalde met 2 %, namelijk van 308 259 ton in 1993 tot 302 653 ton in de onderzoeksperiode. De productiecapaciteit bleef op 412 083 ton stabiel, terwijl de bezettingsgraad enigszins terugliep, namelijk van 75 % tot 73 %.

c) Verkochte hoeveelheden en marktaandeel

(85) De omzet in de Gemeenschap, in m2, steeg in de onderzochte periode met 13 %, namelijk van ongeveer 91,6 miljoen in 1993 tot 103,6 miljoen in de onderzoeksperiode. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde van 28 % in 1993 tot 25,3 % in 1995, steeg toen weer enigszins tot 26,9 % in 1996, waarna het in de onderzoeksperiode weer tot 26,4 % daalde.

d) Waarde van de omzet en prijzen

(86) De waarde van de omzet daalde met 5 %, namelijk van 101,7 miljoen ECU in 1993 tot 96,3 miljoen ECU in de onderzoeksperiode, terwijl de gemiddelde prijs per m2 in dezelfde periode met 16 % daalde, namelijk van 1,11 ECU tot 0,93 ECU.

e) Productiekosten

(87) De gemiddelde productiekosten stegen van 379 ECU per ton in 1993 tot 400 ECU per ton in 1995, waarna deze kosten in de onderzoeksperiode weer tot 380 ECU per ton daalden. Deze ontwikkeling van de productiekosten per eenheid was niet veroorzaakt door schommelingen in de grondstoffenprijzen, maar stemde met de productiviteit van de bedrijfstak overeen, die tussen 1993 en 1995 daalde, maar daarna weer steeg dankzij de inspanningen van deze bedrijfstak om zijn efficiëntie te vergroten.

f) Winstgevendheid

(88) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft in de onderzochte periode geen winst gemaakt. De verliezen namen toe van 8,1% op de omzet in 1993 tot 12,7 % op de omzet in 1994. Na een lichte verbetering in 1995, toen de verliezen 10,9 % bedroegen, namen de verliezen in 1996 weer tot 12,6 % toe en bedroegen uiteindelijk 13 % in de onderzoeksperiode. Deze negatieve ontwikkeling was het gevolg van een prijsdaling die groter was dan de daling van de productiekosten per eenheid die de bedrijfstak van de Gemeenschap vanaf 1995 had kunnen realiseren.

g) Werkgelegenheid

(89) Het aantal personen dat zich met de productie van het betrokken product bezighield daalde voortdurend: dit aantal bedroeg namelijk 1 054 in 1993 en was in de onderzoeksperiode tot 912 gedaald.

h) Investeringen

(90) De investeringen zijn duidelijk teruggelopen, namelijk van 4,3 miljoen ECU in 1993 tot 2,9 miljoen ECU in de onderzoeksperioden (een daling van 33 %).

6. Conclusies inzake schade

(91) Gezien het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden. Hoewel productie en marktaandeel in de onderzochte periode slechts weinig zijn gedaald en de omzet, in hoeveelheid uitgedrukt, is gestegen, kon dit resultaat slechts door een aanzienlijke daling van verkoopprijzen worden bereikt, waardoor de financiële verliezen steeds groter zijn geworden en de cashflow ontoereikend is geworden om de fabrieksuitrusting te vernieuwen en te onderhouden. Tussen 1995 en de onderzoeksperiode heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap veel moeite gedaan om zijn efficiëntie te verbeteren en heeft deze bedrijfstak hetzelfde productieniveau kunnen handhaven door de productiekosten en het aantal arbeidsplaatsen te verlagen, waardoor de kosten per eenheid weer tot het niveau van 1993 werden teruggebracht. Deze inspanningen konden echter weinig verbetering brengen in de steeds slechtere financiële situatie.

E. OORZAKELIJK VERBAND

1. Gevolgen van de invoer uit de betrokken landen

(92) De invoer uit de betrokken landen is tussen 1993 en de onderzoeksperiode met 18 % toegenomen. Ofschoon de prijzen van het betrokken product uit de betrokken landen in die periode gemiddeld met 17 % zijn gestegen, waren deze in de onderzoeksperiode nog aanzienlijk lager dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De prijzen van deze bedrijfstak zijn in de onderzochte periode gedaald van een indexcijfer 100 naar 84, wat er duidelijk op wijst dat deze sterk onder druk stonden. Deze neerwaartse druk op de verkoopprijzen in de Gemeenschap wordt bevestigd door de cijfers over de ontwikkeling van de gemiddelde prijzen bij uitvoer van het betrokken product van de bedrijfstak van de Gemeenschap naar derde landen. Deze exportprijzen waren in de onderzoeksperiode aanzienlijk hoger dan de prijzen in de Gemeenschap, daar deze in de onderzochte periode met 17 % zijn gestegen.

De bedrijfstak van de Gemeenschap is er min of meer in geslaagd zijn productieniveau en bezettingsgraad te handhaven en zelfs om zijn omzet, in hoeveelheid uitgedrukt, te doen stijgen. Gezien de hoge vaste kosten is het voor deze bedrijfstak van cruciaal belang de productiecapaciteit zo volledig mogelijk te benutten om de productiekosten op een redelijk peil onder controle te krijgen. Door de dalende verkoopprijzen daalde de omzet van deze producenten, in waarde uitgedrukt, in de onderzochte periode echter met 5 %.

De bedrijfstak van de Gemeenschap kon zijn marktaandeel, dat in 1995 tot 25 % was gedaald, in de onderzoeksperiode deels weer terugwinnen (26,4 %), maar kon het niveau van 1994 (28 %) niet meer bereiken. Ondertussen werden de verliezen steeds groter. In de onderzoeksperiode bedroegen zij 13 % van de waarde van de omzet.

Al deze factoren wijzen erop dat de producenten van de Gemeenschap gedwongen waren hun prijzen aan die van het ingevoerde hardboard aan te passen om de omzet te behouden. Het gevolg was dat hun verliezen steeds groter werden.

2. Andere factoren

a) Invoer uit andere derde landen

(93) Enkele exporterende producenten voerden aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap schade had geleden door invoer uit andere, niet bij dit onderzoek betrokken landen. Zij wezen op het feit dat het marktaandeel van de bij dit onderzoek betrokken landen sinds 1995 gedaald is van 28 % tot 23 %, terwijl het marktaandeel van andere derde landen en van de bedrijfstak van de Gemeenschap in dezelfde periode zijn gestegen.

Uit de volgende tabel, die op Eurostat-gegevens is gebaseerd, blijkt dat de invoer uit andere derde landen inderdaad sterk is gestegen, welke stijging in de periode van 1993 tot de onderzoeksperiode tot een stijging van het marktaandeel met 3,6 procentpunten leidde, waardoor dit marktaandeel aan het einde van de onderzoeksperiode 15,5 % bedroeg.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Uit de Eurostat-gegevens over de waarde per eenheid blijken twee feiten. Ten eerste is de prijs per ton in de Gemeenschap van het betrokken product uit andere derde landen in de periode van 1993 tot het einde van de onderzoeksperiode met 23 % gestegen. Ten tweede was de prijs per ton van het betrokken product uit andere derde landen altijd aanmerkelijk hoger dan de prijs per eenheid van het betrokken product uit de bij deze procedure betrokken landen en was deze aan het einde van de onderzoeksperiode meer dan tweemaal zo hoog. In de gehele periode was deze prijs ook hoger dan die van de EG-producenten.

Daar uit de beschikbare gegevens blijkt dat de prijzen van het betrokken product uit andere derde landen niet lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap en ook geen neerwaartse druk op de prijzen van die bedrijfstak uitoefenden, is het niet waarschijnlijk dat zij in belangrijke mate schadelijke gevolgen hadden voor de prijzen en winsten van deze producenten.

b) Concurrentie van niet-medewerkende producenten in de Gemeenschap

(94) De Commissie heeft onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap schade heeft geleden als gevolg van concurrentie van andere producenten in de Gemeenschap die de klacht die tot deze procedure heeft geleid, niet steunen. Zoals hierboven vermeld is de totale productie van het soortgelijke product in de Gemeenschap tussen 1993 en de onderzoeksperiode met 16 % gestegen, terijl de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in dezelfde periode met 2 % is gedaald. Het verschil werd goedgemaakt door een toename van de productie van de EG-producenten die de klacht niet steunden.

Bij het onderzoek van deze situatie heeft de Commissie gebruik gemaakt van gegevens over de geproduceerde en verkochte hoeveelheden en de waarde daarvan die van enkele niet-medewerkende EG-producenten afkomstig waren. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de gewogen gemiddelde prijzen per m2 van de niet-klagende EG-producenten de volgende waren:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Uit deze tabel blijkt dat de prijzen, per eenheid, van de niet-klagende producenten slechts tot 1995 lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Sindsdien zijn de prijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap lager dan die van de niet-klagende producenten. Het is daarom niet waarschijnlijk dat de niet-klagende producenten in de Gemeenschap de bedrijfstak van de Gemeenschap schade hebben toegebracht, met name daar de prijzen per eenheid van zowel klagende als niet-klagende producenten door de prijzen van het betrokken product uit de betrokken landen werden onderboden.

c) Concurrentie met MDF/HDF-vezelplaat

(95) Verschillende exporterende producenten hebben aangevoerd dat de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap had geleden niet te wijten was aan de invoer met dumping maar aan de concurrentie met MDF/HDF-vezelplaat. Deze vezelplaat zou een product van hoge kwaliteit zijn dat op prijs concurreert en waarvan het gebruik in de laatste jaren sterk is toegenomen. Volgens de betrokken exporterende producenten zou voor de meeste doeleinden geleidelijk in de plaats treden van hardboard.

De Commissie heeft de rol van MDF/HDF-vezelplaat onderzocht in verband met de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

Bij dit onderzoek bleek, zoals hierboven in deel B, punt 1 "Omschrijving van het betrokken product", reeds is vermeld, dat de sterke groei van de verkoop van MDF/HDF-vezelplaat niet ten koste van de verkoop van hardboard is gegaan, daar het verbruik van hardboard sinds 1993 nog is gestegen. Bij het onderzoek werd ook vastgesteld dat uitsluitend dunne DMF-plaat, die ongeveer 14 % van de productie van MDF-plaat in de Gemeenschap uitmaakt, met hardboard concurreert en slechts in enkele marktsegmenten; de twee producten zijn dus slechts in beperkte mate onderling verwisselbaar.

Uit de beschikbare gegevens blijkt niet dat het een product in de plaats van het andere is getreden, daar de omzet van de bedrijfstak van de Gemeenschap (in hoeveelheden) ongeveer dezelfde is gebleven, hoewel deze bedrijfstak door de sterke druk op de prijzen door het met dumping ingevoerde hardboard, gedwongen was tegen lagere prijzen te verkopen. Daar niet gebleken is dat de prijzen van hardboard van de bedrijfstak van de Gemeenschap door de prijzen van MDF/HDF-vezelplaat werden onderboden, kon geen verband worden gelegd tussen de schade ten gevolge van gedwongen prijsverlagingen en de toenemende verkoop van MDF/HDF-vezelplaat.

d) Hardboard als verdwijnend product

(96) Verschillende belanghebbenden stelden dat de hardboardsector een sector in verval is die een product maakt dat zich aan het einde van de productiecyclus bevindt. Dit zou de voornaamste oorzaak zijn van het feit dat de producenten van dit product problemen ondervinden.

De Commissie is het hiermee niet eens. Zoals boven vermeld, is het zichtbare verbruik van het betrokken product van 1993 tot het einde van de onderzoeksperiode met 20 % toegenomen. Een groeiende vraag is geen kenmerk van een krimpende markt. Dit geldt des te meer omdat de groei van het verbruik van harboard in dezelfde periode plaatsvond als de sterke groei van het verbruik van MDF-plaat.

3. Conclusie inzake oorzakelijk verband

VERVOLG VAN DE TEKST ONDER NUMMER: 398R1742.1

(97) Zoals uit bovenstaande uiteenzetting blijkt, moest de bedrijfstak van de Gemeenschap zich aan de prijzen van het met dumping ingevoerde product aanpassen, daar productie, omzet en bezettingsgraad gehandhaafd moesten worden om de productiekosten per eenheid op een laag niveau te houden. De verliezen van deze bedrijfstak zijn zodoende wel aanzienlijk toegenomen. Hoewel concurrentie uit andere derde landen en van niet-klagende EG-producenten en de opkomst van vervangingsproducten zoals dunne MDF-plaat ook kunnen hebben bijgedragen aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, waren de gevolgen hiervan niet zodanig dat zij het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit de betrokken landen en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, hebben verbroken.

F. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Algemeen

(98) Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie, aan de hand van de voorgelegde bewijsstukken, onderzocht:

- ten eerste, wat waarschijnlijk de gevolgen zouden zijn van het nemen en het niet-nemen van maatregelen;

- ten tweede, of duidelijk kon worden gesteld dat het in het algemeen niet in het belang van de Gemeenschap is in dit bijzondere geval maatregelen te nemen.

(99) Bij de inleiding van de procedure heeft de Commissie de organisaties die de afnemers en de toeleveranciers van de bedrijfstak van de Gemeenschap vertegenwoordigden van deze inleiding in kennis gesteld; er werd met 35 organisaties contact opgenomen. De Commissie heeft vervolgens alle belanghebbenden die zich binnen de gestelde termijn bij haar hadden aangemeld, verzocht met bewijsmateriaal gestaafde gegevens te verstrekken over kwesties in verband met het belang van de Gemeenschap. Om het verstrekken van informatie te vereenvoudigen heeft de Commissie de betrokkenen verzocht vragenlijsten in te vullen die speciaal waren opgesteld voor elke soort onderneming die mogelijk belang had bij deze procedure. Zo werden vragenlijsten toegezonden aan toeleveranciers en afnemers van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De vragenlijsten voor de onafhankelijke importeurs in de Gemeenschap bevatten ook een onderdeel dat betrekking had op het belang van de Gemeenschap.

2. Gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap

a) Aard van de bedrijfstak

(100) De bedrijfstak van de Gemeenschap is een gevestigde industrie die reeds meer dan vier decennia hardboard produceert. De betrokken ondernemingen zijn doorgaans middelgrote bedrijven die zich bezighouden met de productie van een reeks plaatproducten op houtbasis: de hardboardproductie is slechts een onderdeel van hun totale productie.

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft in de loop der jaren grote investeringen moeten doen om aan de milieunormen van de Gemeenschap te voldoen. In het algemeen moesten waterfilter- en zuiveringsinstallaties worden aangelegd omdat het wettelijk niet langer was toegestaan zonder dergelijke installaties van het natteproductieproces gebruik te maken.

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft zich tot een industriesector ontwikkeld die voldoet aan een continue vraag naar een product dat op veel verschillende gebieden toepassing vindt: in de automobielindustrie, in de sector binnenhuisdecoratie, in de doe-het-zelfsector en als verpakkingsmateriaal voor fruit. Gedurende zijn gehele bestaan heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap in nieuwe technologieën en productieprocessen geïnvesteerd, waardoor zijn productiviteit is toegenomen. Met inachtneming van de strikte milieunormen van de Gemeenschap worden producten van hoge kwaliteit efficiënt geproduceerd, waardoor het concurrentievermogen van deze bedrijfstak, en dus zijn voortbestaan, wordt gewaarborgd.

(101) Het grootste probleem waarmee de bedrijfstak van de Gemeenschap thans te kampen heeft, is het feit dat hij zijn prijzen aan het prijsniveau van het met dumping ingevoerde hardboard heeft moeten aanpassen in een poging marktaandeel en productie te handhaven. Als gevolg van deze strategie is de winstgevendheid achteruitgegaan, zodat het gewogen gemiddelde verlies op de omzet tegen het einde van de onderzoeksperiode tot 13 % opliep, ondanks alle pogingen om de productiviteit te verbeteren. In deze omstandigheden wordt geoordeeld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verliezen zou kunnen compenseren en de andere uitdagingen op de markt van platen op houtbasis aan zou kunnen, indien deze bedrijfstak, na eliminatie van de handelsverstorende gevolgen van de invoer met dumping, zijn prijzen zou kunnen verhogen.

b) Concurrentie van rivaliserende producten

(102) Een importeur voerde aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet gebaat zou zijn bij antidumpingmaatregelen, daar het huidige prijsniveau van dunne MDF-plaat een stijging van de prijzen van hardboard zou verhinderen. Het prijsniveau van beide producten zou ongeveer gelijk zijn. Indien de prijs van in de Gemeenschap geproduceerd hardboard stijgt, zal dit leiden tot een stijging van de vraag naar dunne MDF-plaat ten koste van de vraag naar in de Gemeenschap vervaardigd hardboard.

Dit argument gaat uit van de veronderstelling dat dunne MDF-plaat en hardboard geheel onderling verwisselbaar zijn. Zoals in deel B, punt 2 "Soortgelijk product", reeds is vermeld, is dit niet het geval, daar er nog toepassingsmogelijkheden zijn waarin deze producten niet verwisselbaar zijn. Gegevens over het prijsniveau van MDF/HDF-platen wijzen erop dat de prijzen van dunne MDF-platen slechts de laatste tijd tot het niveau van in de Gemeenschap geproduceerd hardboard van dezelfde dikte is gedaald. Zelfs indien deze trend zich in de nabije toekomst doorzet, is het evenwel niet duidelijk, gezien het feit dat de twee producten niet geheel onderling verwisselbaar zijn, dat een eventuele stijging van de prijs van hardboard slechts tot een stijging in de vraag naar dunne MDF-plaat zal leiden.

3. Gevolgen voor de toeleveranciers

(103) De nationale organisaties van toeleveringsbedrijven hebben voor deze procedure niet veel belangstelling getoond.

De "European Sawmills Organisation", die zich binnen de gestelde termijn als belanghebbende had aangemeld, heeft verder geen opmerkingen gemaakt.

De Commissie heeft ook vragenlijsten gezonden aan vijf ondernemingen die bereid waren aan het onderzoek medewerking te verlenen. Binnen de gestelde termijn zijn echter geen antwoorden binnengekomen. Daar de toeleveranciers van de hardboardproducenten geen antwoord hebben toegezonden, heeft de Commissie bij het opstellen van haar voorlopige bevindingen met gegevens over deze toeleveranciers geen rekening kunnen houden.

(104) Drie producenten van machines die in de hardboardindustrie worden gebruikt, hebben zich eveneens aangemeld. Aan de hand van de gegevens die in dit stadium beschikbaar zijn, kan de Commissie echter geen duidelijke conclusies trekken over de gevolgen van de maatregelen voor deze sector.

4. Gevolgen voor importeurs/handelaars

(105) De Commissie heeft aan 38 importeurs in de Gemeenschap vragenlijsten toegezonden. Binnen de gestelde termijn werden zes bruikbare antwoorden ontvangen.

In het algemeen werd in deze antwoorden de mening uitgesproken dat de concurrentie tussen hardboard en dunne MDF-plaat doorslaggevend zal zijn wat de gevolgen van eventuele antidumpingmaatregelen voor de importeurs betreft, zoals in overweging 102 uiteengezet. De importeurs/handelaars zouden schade lijden indien dunne MDF-plaat in de plaats zou treden van hardboard, waardoor sommigen van hen hun bedrijf misschien zelfs zouden moeten sluiten.

Zoals hierboven vermeld, blijkt uit de gegevens die in dit stadium beschikbaar zijn inderdaad dat de prijs van dunne MDF-plaat de laatste jaren sterk is gedaald en het niveau begint te bereiken van door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigd hardboard van dezelfde dikte. Deze prijs ligt echter nog steeds ruimschoots boven de prijs van hardboard uit de bij deze procedure betrokken landen. Daarom zullen antidumpingmaatregelen er waarschijnlijk niet toe leiden dat ingevoerd hardboard door dunne MDF-plaat wordt vervangen.

Zelfs indien hardboard deels door MDF/HDF-plaat of een ander product wordt vervangen, is het niet duidelijk welke gevolgen dit voor de importeurs zal hebben. Daar hardboard geen groot deel van de omzet uitmaakt van de importeurs die informatie verstrekten, zullen deze importeurs, indien de vraag naar andere producten toeneemt, waarschijnlijk gemakkelijk op deze andere producten kunnen overschakelen.

5. Gevolgen voor de afnemers

(106) De Commissie heeft 43 vragenlijsten naar bedrijven gezonden die afnemer zijn van hardboard, waarop tien bruikbare antwoorden zijn binnengekomen. Deze antwoorden waren uitsluitend afkomstig van de fabrikanten van deuren die hardboard als deurbekleding gebruiken. De bedrijven die de vragenlijst hebben beantwoord, waren in de onderzoeksperiode goed voor 3 % van het verbruik van hardboard in de Gemeenschap.

Deze tien bedrijven hadden in 1997 1 389 werknemers in dienst, waren tezamen goed voor een omzet van 100 miljoen ECU en produceerden in dat jaar 4,2 miljoen deuren.

(107) De opmerkingen van de deurfabrikanten hebben uitsluitend betrekking op hardboard uit Brazilië. De tien bedrijven die de vragenlijst hebben beantwoord, hebben in 1997 ongeveer 34 % (in hoeveelheden) van het uit Brazilië uitgevoerde hardboard aangekocht (41 % in waarde). Al het hardboard dat vanuit Brazilië in de Gemeenschap wordt ingevoerd, is van eucalyptushout gemaakt. De deurfabrikanten in de Gemeenschap wijzen erop dat geen van de klagende ondernemingen in de Gemeenschap hardboard van eucalyptushout maakt. Zij zijn daarom van oordeel dat het niet in het belang van de Gemeenschap kan zijn antidumpingmaatregelen te nemen tegen een product dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap zelfs niet wordt gemaakt.

De deurfabrikanten stelden ook, hetgeen hierboven in deel B, punt 2 "Soortgelijk product", reeds is vermeld, dat hardboard van eucalyptushout bepaalde natuurlijke voordelen heeft, waardoor het bijzonder geschikt is voor de productie van gelakte deuren van hoge kwaliteit. Hoewel eucalyptushardboard in de Gemeenschap gemaakt wordt door producenten die de klacht die tot onderhavige procedure heeft geleid, niet steunen, is hun productie niet voldoende om aan de vraag naar eucalyptushardboard in de Gemeenschap te voldoen.

De fabrikanten van gelakte deuren stelden voorts dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen hardboard vervaardigt van de kwaliteit die aan hun eisen voldoet. Een deel van de door hen geproduceerde deurbekledingen voldoet niet aan de hoge kwaliteitseisen om voor de productie van gelakte deuren van hoge kwaliteit te worden gebruikt. Dit deel bereikt 20 % indien zij gebruikmaken van in de Gemeenschap geproduceerd hardboard dat van een andere hardhoutsoort is gemaakt. Het uitvalspercentage bedraagt echter slechts 2 % indien zij gebruikmaken van eucalyptushardboard. Een uitvalpercentage van 20 % - bij gebruik van hardboard van ander hout dan eucalyptushout - zou voor deze deurfabrikanten onaanvaardbare kosten met zich brengen.

De Commissie heeft deze argumenten onderzocht.

(108) Zoals hierboven in deel B, punt 2 "Soortgelijk product", is vermeld, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het Braziliaanse hardboard en het in de Gemeenschap geproduceerde hardboard soortgelijke producten zijn. Voorts bleek bij het onderzoek naar het belang van de Gemeenschap dat de gewogen gemiddelde kosten voor hardboard 9 % bedroegen van de productiekosten van deurfabrikanten. De grondstof hardboard is voor de deurfabrikanten derhalve geen belangrijke kostenpost. Deze cijfers wijzen erop dat een gemiddeld recht van ongeveer 30 % op hardboard uit Brazilië hoogstens tot een stijging van 3 % van de kosten van deurfabrikanten in de Gemeenschap kan leiden. Voorts bleek bij het onderzoek dat 54 % (in waarde) van het door deze fabrikanten aangekochte hardboard in Brazilië werd aangekocht. De uitwerking van het recht op de verkoopprijs van deuren zal dan minder dan 3 % bedragen, zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat een door het recht veroorzaakte verhoging van de kosten volledig wordt doorberekend, hetgeen mogelijk is gezien de winsten die bij de productie van gelakte deuren in de Gemeenschap worden gemaakt, althans volgens de gegevens waarover de Commissie in dit stadium beschikt.

De eventuele nadelen in de vorm van een stijging van prijzen en kosten zullen naar verwachting niet opwegen tegen de voordelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap wanneer een einde wordt gemaakt aan de schade die deze bedrijfstak door invoer met dumping lijdt. Hoewel de fabrikanten van deuren aanvoerden dat het gebruik van in de Gemeenschap geproduceerd hardboard economisch niet haalbaar is, beweert de bedrijfstak van de Gemeenschap dat hij weliswaar geen hardboard van eucalyptushout maakt, maar dat hij andere hardboardsoorten maakt die bij de fabricage van deuren tegen niet door dumping vervalste prijzen kunnen concurreren.

6. Gevolgen van het niet-nemen van maatregelen tegen hardboard uit Brazilië

(109) Zoals in overweging 107 vermeld, werd ongeveer 34 % van het hardboard uit Brazilië (in hoeveelheden, in waarde 41 %) aangekocht door de tien producenten van gelakte deuren die de voor de afnemers van hardboard bestemde vragenlijst hebben beantwoord. Daar deze producenten beweren ongeveer 90 % van de markt voor gelakte deuren te vertegenwoordigen, wordt geconcludeerd dat ongeveer twee derde van het hardboard uit Brazilië voor andere doeleinden dan de fabricage van gelakte deuren wordt gebruikt. In deze sectoren concurreert het met dumping ingevoerde eucalyptushardboard zelfs nog sterker met het in de Gemeenschap geproduceerde hardboard.

Het Braziliaanse hardboard dat aan die andere sectoren wordt geleverd, omvat snijafval dat soms tegen zeer lage prijzen, die de prijzen van het EG-product van dezelfde soort aanzienlijk onderbieden verkocht wordt, waardoor het onderste marktsegment sterk uit zijn evenwicht wordt gebracht. Tevens worden producten van hoge kwaliteit met dumping uit Brazilië ingevoerd, waardoor ook in de bovenste marktsegmenten een sterke druk op de prijzen ontstaat.

Indien dus geen maatregelen tegen de invoer uit Brazilië worden genomen, zal het overgrote deel van die invoer druk blijven uitoefenen op de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die dan niet in staat zal zijn ten volle te profiteren van de prijsstijging die het gevolg zal zijn van de maatregelen tegen de invoer uit de andere betrokken landen.

De Braziliaanse exporterende producenten zouden tevens profiteren van de prijsstijging van hardboard uit landen waartegen wel maatregelen zijn genomen, daar de verwerkende industrie hardboard van betere kwaliteit uit Brazilië tegen ongeveer dezelfde prijzen zou kunnen kopen als hardboard van gemiddelde kwaliteit uit een ander exportland waarop antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, waardoor de vraag naar Braziliaans hardboard dus zou toenemen. De doelmatigheid van de maatregelen zou hierdoor ernstig worden aangetast.

Bovendien zouden de andere bij deze procedure betrokken exportlanden, indien tegen de invoer uit Brazilië tegen maatregelen zouden worden genomen, een klacht wegens discriminatie kunnen indienen. Evenals voor deze andere exportlanden werd voor Brazilië immers ook vastgesteld dat hardboard met dumping is ingevoerd en dat hierdoor schade is ontstaan.

7. Handelsverstorende gevolgen

(110) Daar de bedrijfstak van de Gemeenschap in de onderzoeksperiode een marktaandeel van 26 % had en de andere, niet bij deze procedure betrokken landen een marktaandeel van 16 % hadden, wordt niet verwacht dat voorlopige antidumpingmaatregelen ertoe zullen leiden dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap een dominerende positie zal gaan innemen. Op de markt van de Gemeenschap zullen andere leveranciers aanwezig blijven, zoals de niet bij deze procedure betrokken producenten van hardboard in de Gemeenschap en producenten in derde landen op wie geen antidumpingmaatregelen van toepassing zijn (die tezamen goed zijn voor de helft van het marktaandeel van de Gemeenschap).

8. Conclusie inzake belang van de Gemeenschap

(111) Geconcludeerd wordt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap schade heeft geleden door invoer met dumping uit de betrokken landen. De Commissie is dus, om de hierboven uiteengezette redenen, van oordeel dat het in het algemeen in het belang van de Gemeenschap is voorlopige antidumpingmaatregelen te nemen.

Deze conclusie is ook van toepassing op eucalyptushardboard uit Brazilië. Indien hiertegen geen maatregelen worden genomen, zullen de maatregelen tegen de andere bij deze procedure betrokken landen waarschijnlijk niet de verwachte voordelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap opleveren.

G. VOORLOPIGE MAATREGELEN

(112) Bij het vaststellen van de voorlopige maatregelen heeft de Commissie de hierboven uiteengezette conclusies inzake dumping en schade in aanmerking genomen. Zij heeft rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges en met het bedrag dat nodig is om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap schade blijft lijden.

1. Schademarge

(113) Om verdere schade door invoer met dumping te voorkomen is de Commissie van oordeel dat antidumpingmaatregelen genomen moeten worden. Om de hoogte van de rechten vast te stellen heeft de Commissie rekening gehouden met het feit dat de gewogen gemiddelde prijs van de EG-producenten in de Gemeenschap van 1993 tot en met 1997, onder druk van de invoer met dumping, sterk is gedaald en dat de prijzen tot een niveau moeten worden opgetrokken waarop geen schade meer wordt geleden.

De hiervoor noodzakelijke prijsverhoging werd vastgesteld door een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs, per soort, cif grens Gemeenschap, na inklaring, met de gewogen gemiddelde productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap per eenheid, af fabriek, plus een winstmarge van 7 %. Bij het onderzoek was gebleken dat een winstmarge van 7 % als een passend minimum moest worden beschouwd, gezien de noodzaak van investeringen op lange termijn in een kapitaalintensieve bedrijfstak en de winst die de bedrijfstak van de Gemeenschap redelijkerwijze, in afwezigheid van schadeveroorzakende dumping, gemaakt zou kunnen hebben.

Voor elk van de betrokken exporterende producenten werd door middel van deze vergelijking het bedrag berekend waarbij geen schade meer zou worden geleden. Dit bedrag, de zogenaamde schademarge, werd uitgedrukt in procenten van de cif-waarde van hun uitvoer naar de Gemeenschap.

2. Voorlopige rechten

(114) Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening moet het voorlopige recht gelijk zijn aan de dumpingmarge of lager, indien dit lagere recht voldoende is om een einde te maken aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap lijdt.

Voor alle onderzochte ondernemingen in Brazilië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Polen en Rusland was de schademarge hoger van de dumpingmarge. Voor de onderzochte ondernemingen in genoemde landen werden de voorlopige rechten daarom afgestemd op de vastgestelde dumpingmarges.

Voor de twee onderzochte Braziliaanse ondernemingen waren de schademarges lager dan de dumpingmarges. Voor deze ondernemingen werden de voorlopige rechten daarom op de schademarges afgestemd.

3. Verbintenissen

(115) Enkele producenten in Brazilië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen en Polen hebben overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening verbintenissen aangeboden. De Commissie is van oordeel dat de verbintenissen die exporterende producenten hebben aangeboden, kunnen worden aanvaard, voorzover zij betrekking hebben op een beperkt aantal hardboardsoorten en een bepaalde hoeveelheid. Zonder deze twee voorwaarden zou het namelijk niet mogelijk zijn een effectief toezicht uit te oefenen en zouden de exporteurs zich gemakkelijk aan de verbintenissen kunnen onttrekken door productsoorten die niet onder de verbintenis vallen als productsoorten aan te geven die er wel onder vallen. Enkele ondernemingen hebben verbintenissen aangeboden die aan de genoemde voorwaarden voldoen en die derhalve kunnen worden aanvaard.

Om ervoor te zorgen dat van de hardboardsoorten die van het advaloremrecht zijn vrijgesteld geen grotere hoeveelheden worden ingevoerd dan de hoeveelheden waarop de verbintenis betrekking heeft, wordt vrijstelling slechts verleend indien bij aangifte bij de douanediensten van de lidstaten een geldige verbintenisfactuur wordt overgelegd waarop de naam van de producent duidelijk is vermeld en die de in bijlage vermelde gegevens bevat.

(116) De Commissie wijst erop dat, overeenkomstig artikel 8, lid 9 en lid 10 van de basisverordening, in geval van verbreking of intrekking van de verbintenis, een antidumpingrecht kan worden ingesteld.

(117) Overeenkomstig artikel 8, lid 6, van de basisverordening zal het onderzoek naar dumping, schade en belang van de Gemeenschap worden voltooid, zelfs indien tijdens het onderzoek verbintenissen worden aanvaard.

H. SLOTBEPALINGEN

(118) Gelet op de beginselen van een behoorlijk bestuur, dient een periode te worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts wordt erop gewezen dat alle bevindingen in het kader van deze verordening voorlopig zijn en in het kader van een eventueel voorstel van de Commissie tot instelling van definitieve maatregelen herzien kunnen worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van hardboard, dat wil zeggen bij een nat productieproces verkregen vezelplaat van houtvezels of andere houtachtige vezels, ook indien met harsen of andere organische bindmiddelen gebonden, met een dichtheid van meer dan 0,8 g/cm3, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 4411 11 00 en ex 4411 19 00 (Taric-codes 4411 11 00 * 10 en 4411 19 00 * 10), van oorsprong uit Brazilië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Polen en Rusland.

2. Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring is voor hardboard geproduceerd door de volgende ondernemingen, als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

4. De in lid 1 bedoelde producten kunnen in de Gemeenschap uitsluitend in het vrije verkeer worden gebracht, nadat daarvoor een zekerheid is gesteld ter hoogte van het bedrag van het voorlopige recht.

Artikel 2

1. In afwijking van artikel 1 is het voorlopige recht niet van toepassing op hardboard dat wordt geproduceerd en rechtstreeks uitgevoerd naar en in rekening gebracht bij een importeur in de Gemeenschap door een in lid 3 genoemde onderneming, waarvan de prijsverbintenissen hierbij worden aanvaard en mits aan de voorwaarden van lid 2 wordt voldaan.

2. Wanneer hardboard voor het vrije verkeer wordt aangegeven, kan vrijstelling van rechten uitsluitend worden toegestaan op overlegging aan de douanediensten van de lidstaten van een geldige verbintenisfactuur die door een in lid 3 genoemde onderneming is opgesteld. De verbintenisfactuur, waarvan de voornaamste gegevens in bijlage zijn opgenomen, dient aan de eisen te voldoen die in de door de Commissie aanvaarde verbintenis zijn vermeld.

3. De producten die vergezeld van een verbintenisfactuur worden ingevoerd, worden onder de volgende aanvullende Taric-codes aangegeven:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 3

1. Ingevolge artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 384/96 en onverminderd artikel 20, leden 2 en 3, van die verordening kunnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn bij de Commissie hebben aangemeld binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

2. Ingevolge artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing ervan.

Artikel 4

In de verslagen die de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EG) nr. 384/96 zullen doen toekomen, dienen, voor alle hardboardsoorten die in het vrije verkeer worden gebracht, het jaar en de maand van invoer, de GN-code, de Taric-code en de aanvullende Taric-code, het soort maatregel, het land van oorsprong, de hoeveelheid, de waarde, het eventuele bedrag van het antidumpingrecht en de lidstaat van invoer te worden vermeld.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

Artikel 1 is zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 augustus 1998.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1.

(2) PB L 128 van 30. 4. 1998, blz. 18.

(3) PB C 336 van 7. 11. 1997, blz. 2.

BIJLAGE

Gegevens die in de in artikel 2, lid 2, genoemde verbintenisfactuur moeten worden opgenomen

1. De rapporteringscode van het product (zoals vermeld in de verbintenis die de betrokken exporterende producent heeft aangeboden).

2. Een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

- de door de onderneming gebruikte productcode (CPC of company product code); de vermelding of het hardboard bewerkt is of onbewerkt; de dikte en nauwkeurige afmetingen van de platen met een vermelding, tussen haakjes, of het om standaardafmetingen (STA) of op maat gesneden (CTS - cut to size) platen gaat;

- de GN-code;

- de aanvullende Taric-code waaronder de op de factuur vermelde goederen aan de grens van de Gemeenschap kunnen worden ingeklaard (zoals in de verordening vermeld);

- hoeveelheid (in m2).

3. Een opgave van de verkoopvoorwaarden, waaronder:

- prijs per vierkante meter (1);

- de betalingsvoorwaarden;

- de leveringsvoorwaarden;

- het totaalbedrag aan kortingen.

4. De naam van de importeur waaraan de onderneming de factuur rechtstreeks richt.

5. De naam van de persoon die namens de onderneming de verbintenisfactuur heeft opgesteld en de volgende ondertekende verklaring:

"Ondergetekende verklaart dat de goederen waarop deze factuur betrekking heeft rechtstreeks naar de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd op de voorwaarden die (naam van de onderneming) heeft aangeboden en die de Europese Commissie bij Verordening (EG) nr. 1742/98 heeft aanvaard. Hij verklaart dat de in deze factuur vermelde gegevens waarheidsgetrouw en volledig zijn.".

(1) Voor verbintenisfacturen die door de Letse exporterende producent AS "Bolderâja" zijn opgemaakt, kan de prijs per m2, bij verkoop via in de Gemeenschap gevestigde verkoopagenten, op een aanvullende factuur voorkomen die door een agent is opgemaakt in plaats van op de door AS "Bolderâja" opgemaakte verbintenisfactuur. In dit geval dient ook de naam van de agent op de verbintenisfactuur te zijn vermeld.

Top