EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998R0708

Verordening (EG) nr. 708/98 van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de overname van padie door de interventiebureaus en houdende vaststelling van de toe te passen correctiebedragen, toeslagen en kortingen

PB L 98 van 31.3.1998, p. 21–29 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/03/2005; opgeheven door 32005R0489

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1998/708/oj

31998R0708

Verordening (EG) nr. 708/98 van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de overname van padie door de interventiebureaus en houdende vaststelling van de toe te passen correctiebedragen, toeslagen en kortingen

Publicatieblad Nr. L 098 van 31/03/1998 blz. 0021 - 0029


VERORDENING (EG) Nr. 708/98 VAN DE COMMISSIE van 30 maart 1998 betreffende de overname van padie door de interventiebureaus en houdende vaststelling van de toe te passen correctiebedragen, toeslagen en kortingen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 192/98 (2), en met name op artikel 8, onder b),

Overwegende dat krachtens Verordening (EG) nr. 3072/95 de interventieprijs voor rijst wordt vastgesteld voor padie van een bepaalde standaardkwaliteit en dat, indien de kwaliteit van de voor interventie aangeboden padie verschilt van deze standaardkwaliteit, de interventieprijs wordt aangepast door toepassing van toeslagen of kortingen;

Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 3073/95 van de Raad (3) de standaardkwaliteit van padie waarvoor de interventieprijs wordt vastgesteld, is bepaald en dat daarbij stringentere eisen zijn vastgesteld dan in de vroegere regeling;

Overwegende dat voor een deugdelijk beheer van de interventieregeling een minimumhoeveelheid voor elk aanbod moet worden vastgesteld; dat echter de mogelijkheid moet worden gelaten een hoger minimum vast te stellen dat afgestemd is op de in bepaalde lidstaten heersende omstandigheden en gebruiken bij de groothandel;

Overwegende dat bij interventie geen padie mag worden aanvaard waarvan de kwaliteit het onmogelijk maakt deze later nog te gebruiken en behoorlijk op te slaan; dat voor het vaststellen van de minimumkwaliteit met name rekening moet worden gehouden met de klimatologische omstandigheden in de productiegebieden van de Gemeenschap; dat, om tamelijk homogene partijen te kunnen overnemen, moet worden bepaald dat alle rijst van een partij van hetzelfde ras moet zijn;

Overwegende dat voor de bepaling van de toeslagen en kortingen de voornaamste kenmerken van padie in aanmerking moeten worden genomen, om tot een objectieve beoordeling van de kwaliteit te komen; dat aan deze eis voldoende tegemoetgekomen wordt door met een eenvoudige en doeltreffende methode het vochtgehalte, het rendement bij de bewerking en de onvolkomenheden van de korrels te bepalen;

Overwegende dat, om de interventieregeling zo eenvoudig en doeltreffend mogelijk te laten functioneren, moet worden bepaald dat een aanbod betrekking moet hebben op het dichtst bij de opslagplaats van de padie gelegen interventiecentrum en voorschriften moeten worden vastgesteld met betrekking tot de vervoerkosten tot de opslagplaats waar de overname door het interventiebureau plaatsvindt;

Overwegende dat nauwkeurig moet worden aangegeven welke controles verricht moeten worden om na te gaan of te voorschriften betreffende het gewicht en de kwaliteit van de aangeboden producten in acht zijn genomen; dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de aanvaarding van het aangeboden product na controle van de hoeveelheid en de inachtneming van de voorschriften betreffende de nieuwe kwaliteit en anderzijds de vaststelling van de aan de aanbieder te betalen prijs na uitvoering van de nodige analyses om de precieze kenmerken van elke partij op basis van representatieve monsters te bepalen;

Overwegende dat bijzondere bepalingen moeten worden vastgesteld voor het geval dat het product in de opslagplaatsen van de aanbieder wordt overgenomen; dat in dergelijke gevallen met name de gegevens van de voorraadboekhouding van de aanbieder in aanmerking moeten worden genomen, met dien verstande dat deze worden gestaafd door aanvullende verificaties om na te gaan of aan de voorwaarden voor overname van het product door het interventiebureau is voldaan;

Overwegende dat de bepalingen van deze verordening in de plaats komen van de bij Verordening (EG) nr. 1528/96 van de Commissie (4) vastgestelde bepalingen; dat de laatstgenoemde verordening derhalve moet worden ingetrokken;

Overwegende dat het Comité van beheer voor granen geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Gedurende de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 3072/95 vastgestelde interventieaankoopperiode mag iedere houder van partijen van minimaal 20 ton in de Gemeenschap geoogste padie, deze partij voor aankoop aan het interventiebureau aanbieden. De partij moet uit rijst van hetzelfde ras bestaan.

De lidstaten kunnen een hogere minimumhoeveelheid vaststellen.

2. Bij levering van een partij in verscheidene gedeelten (per vrachtwagen, binnenschip, spoorwegwagon enz.) moet elke deellevering voldoen aan de voorgeschreven minimumkenmerken, onverminderd het bepaalde in artikel 8, lid 1, laatste alinea.

Artikel 2

1. Om voor interventie in aanmerking te komen, moet de padie van gezonde handelskwaliteit zijn.

2. Padie wordt geacht van gezonde handelskwaliteit te zijn, als hij een gezonde reuk heeft en vrij van levende insecten is, en

- het vochtgehalte niet meer dan het in bijlage I vastgestelde percentage bedraagt;

- het rendement bij de bewerking niet meer dan 14 punten lager is dan de in bijlage II genoemde basisrendementen;

- het percentage niet-onberispelijke korrels, zoals omschreven in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 3073/95, het percentage diverse onzuiverheden, het percentage andersoortige rijstkorrels en het percentage rijst van andere rassen de volgende maximumwaarden niet overschrijdt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

- de radioactiviteit de in de communautaire wetgeving vastgestelde maximaal toelaatbare niveaus niet overschrijdt. De radioactiviteit van de rijst wordt alleen gecontroleerd als de situatie dat vereist en zolang dat nodig is. De geldigheidsduur en de werkingssfeer van de controlemaatregelen worden zo nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 3072/95.

Artikel 3

1. Padie met een gehalte aan diverse onzuiverheden van meer dan 0,1 % kan door het interventiebureau slechts worden aangekocht als voor elke 0,01 % boven die waarde de interventieprijs met 0,02 % wordt verlaagd.

Onder "diverse onzuiverheden" wordt vreemd materiaal verstaan dat bestaat uit niet-eetbare minerale of plantaardige bestanddelen, voorzover deze niet toxisch zijn, en uit eetbare andersoortige graankorrels en dode insecten, of delen daarvan.

2. Padie met een gehalte aan rijstkorrels van andere rassen van meer dan 3 % kan door het interventiebureau slechts worden aangekocht als voor elke 0,1 % boven die waarde de interventieprijs met 0,1 % verlaagd wordt.

3. Als het vochtgehalte van voor interventie aangeboden padie hoger is dan het voor de standaardkwaliteit van padie geldende gehalte, zijn de in bijlage I vermelde kortingen van toepassing.

4. Als het rendement bij de bewerking van voor interventie aangeboden rijst afwijkt van het in bijlage II, deel B, voor het betrokken ras vermelde basisrendement bij de bewerking, zijn de in bijlage II, deel A, vermelde toeslagen en kortingen van toepassing.

5. Als de percentages niet-onberispelijke korrels in voor interventie aangeboden padie hoger zijn dan de voor de standaardkwaliteit van padie geldende toleranties, zijn de in bijlage III vermelde kortingen van toepassing.

6. De bovenbedoelde toeslagen en kortingen worden berekend door de in de bijlagen vermelde percentages toe te passen op de interventieprijs die geldt aan het begin van het verkoopseizoen. Zij worden cumulatief toegepast.

Artikel 4

1. Voor elk aanbod tot verkoop moet bij een interventiebureau een schriftelijk verzoek worden ingediend op een door dit bureau opgesteld formulier. Het verzoek is slechts ontvankelijk, wanneer daarin de volgende gegevens zijn vermeld:

- de naam van de aanbieder,

- de opslagplaats van de aangeboden rijst,

- de hoeveelheid, de belangrijkste kenmerken en het oogstjaar van de rijst,

- het interventiecentrum waarvoor de rijst wordt aangeboden.

In het verzoek moet bovendien worden verklaard dat het product van oorsprong uit de Gemeenschap is.

Ter informatie worden in het verzoek de eventueel toegepaste fytosanitaire behandelingen vermeld, met opgave van de aangewende doses.

Het interventiebureau kan een via telecommunicatie ingediend aanbod in overweging nemen, voorzover alle bovengenoemde vermeldingen daarin voorkomen. In dergelijke gevallen kan het interventiebureau echter verlangen dat het aanbod door toezending of afgifte van een schriftelijk verzoek bevestigd wordt. Dit laatste wordt geacht te zijn ingediend op de datum van ontvangst van het via telecommunicatie toegezonden aanbod.

2. Wanneer het interventiebureau het aanbod aanvaardt, wordt dit binnen tien werkdagen na de indiening ervan aan de aanbieder meegedeeld.

3. Wanneer het aanbod niet aanvaard is, deelt het interventiebureau dit binnen tien werkdagen na de indiening ervan aan de aanbieder mee.

Artikel 5

1. Elk aanbod aan een interventiebureau moet betrekking hebben op het afzetcentrum dat het dichtst gelegen is bij de plaats waar de padie zich bij de indiening van het aanbod bevindt.

Als het dichtstbij gelegen afzetcentrum geldt het centrum waarnaar de padie tegen de laagste kosten kan worden vervoerd. Deze kosten worden door het interventiebureau bepaald.

2. De vervoerkosten vanaf de opslagplaats waar de rijst zich bij de indiening van het aanbod bevindt, tot het overeenkomstig lid 1 bepaalde dichtstbij gelegen interventiecentrum zijn voor rekening van de aanbieder.

3. Als het interventiebureau de padie niet overneemt in het overeenkomstig lid 1 bepaalde interventiecentrum, zijn de extra vervoerkosten voor rekening van het interventiebureau.

Artikel 6

1. Het interventiebureau bepaalt op welke datum en in welk interventiecentrum de levering plaatsvindt en deelt deze gegevens zo spoedig mogelijk aan de aanbieder mee. Eventueel bezwaar hiertegen moet binnen twee werkdagen na ontvangst van de mededeling worden ingediend.

De padie wordt uiterlijk aan het einde van de tweede maand na de maand van ontvangst van de aanbieding geleverd, doch in geen geval later dan 31 augustus van het lopende verkoopseizoen. Bij levering in gedeelten geldt het bepaalde in deze alinea voor het laatste gedeelte van de partij.

2. Het interventiebureau neemt de levering in ontvangst in het bijzijn van de aanbieder of zijn naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger.

3. Het interventiebureau neemt de aangeboden rijst over, nadat het bureau of zijn vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 8, lid 1, na levering in de interventieopslagplaats de hoeveelheid heeft geconstateerd en heeft vastgesteld dat aan de in de artikelen 1 en 2 vastgestelde minimumnormen is voldaan.

Bij toepassing van artikel 7 geldt als overnamedatum de in het overnamebewijs als bedoeld in artikel 9 vermelde datum waarop geconstateerd is dat aan de minimumnormen is voldaan.

4. De geleverde hoeveelheid wordt geconstateerd door weging in het bijzijn van de aanbieder en een vertegenwoordiger van het interventiebureau die onafhankelijk staat ten opzichte van de aanbieder.

5. De vertegenwoordiger van het interventiebureau kan ook de opslaghouder zijn.

In dat geval voert het interventiebureau binnen 30 dagen na de laatste levering zelf een controle uit waarbij minstens het gewicht via volumemeting geverifieerd wordt.

Wanneer het met deze methode

a) berekende gewicht niet meer dan 6 % lager is dan het in de voorraadboekhouding van de opslaghouder aangegeven gewicht, neemt deze alle kosten in verband met de eventuele, bij een weging achteraf geconstateerde manco's ten opzichte van het bij de overname in de boekhouding geregistreerde gewicht voor zijn rekening;

b) berekende gewicht meer dan 6 % lager is dan de in de voorraadboeking van de opslaghouder geregistreerde hoeveelheid, wordt de rijst onmiddellijk gewogen; de wegingskosten zijn voor rekening van de opslaghouder, wanneer het gewicht lager blijkt te zijn dan het in de voorraadboekhouding aangegeven gewicht; anders zijn de wegingskosten voor rekening van het interventiebureau.

Artikel 7

1. Het interventiebureau kan de padie ook overnemen op de plaats waar deze bij de indiening van het aanbod opgeslagen is, in plaats van in het interventiecentrum.

2. De hoeveelheid moet dan worden geconstateerd op basis van de voorraadboekhouding, die moet voldoen aan professionele normen en aan de door het interventiebureau vastgestelde eisen, met dien verstande bovendien dat:

- in de voorraadboeking het door weging vastgestelde gewicht, de kwaliteitskenmerken bij de weging, en met name het vochtgehalte, alsmede eventuele overbrengingen naar een andere silo en de behandelingen zijn aangegeven; de rijst mag niet langer dan tien maanden geleden zijn gewogen;

- de opslaghouder verklaart dat de partij op alle punten beantwoordt aan de in de voorraadboekhouding opgenomen gegevens.

Bij toepassing van de eerste alinea

- moet het gewicht in aanmerking worden genomen dat is aangegeven in de voorraadboekhouding, eventueel aangepast om rekening te houden met een verschil tussen het bij de weging vastgestelde vochtgehalte en dat van het representatieve monster;

- voert het interventiebureau binnen 30 dagen na de dag van de overname een controlemeting van het volume uit; het eventuele verschil tussen de gewogen hoeveelheid en de aan de hand van de volumemeting berekende hoeveelheid mag niet groter zijn dan 6 %.

Wanneer het met deze methode

- berekende gewicht niet meer dan 6 % lager is dan het in de voorraadboekhouding van de opslaghouder aangegeven gewicht, neemt deze alle kosten in verband met de eventuele, bij een weging achteraf geconstateerde manco's ten opzichte van het bij de overname in de boekhouding geregistreerde gewicht voor zijn rekening;

- berekende gewicht meer dan 6 % lager is dan de in de voorraadboeking van de opslaghouder geregistreerde hoeveelheid, wordt de rijst onmiddellijk gewogen; de wegingskosten zijn voor rekening van de opslaghouder, wanneer het gewicht lager blijkt te zijn dan het in aanmerking genomen gewicht; anders zijn de wegingskosten voor rekening van het EOGFL.

Artikel 8

1. Overeenkomstig de onderstaande bepalingen wordt nagegaan of aan de voor de aanvaarding van het product voor interventie vastgestelde kwaliteitseisen is voldaan.

De monsters worden door het interventiebureau genomen in het bijzijn van de aanbieder of zijn naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger. Er worden telkens drie monsters genomen, die respectievelijk bestemd zijn voor:

- de aanbieder,

- de opslagplaats waar de overname plaatsvindt,

- het interventiebureau.

a) Bij levering van het product worden voor elke deellevering (per vrachtwagen, binnenschip, spoorwegwagon . . . ) per 10 ton monsters genomen.

Aan de hand van een representatieve steekproef van alle deelleveringen, wordt nagegaan of de rijst aan de normen voldoet. De steekproef bestaat uit de voor de opslagplaats bestemde monsters.

b) Bij toepassing van artikel 7 (overname in de opslagplaats van de aanbieder) wordt de verificatie door middel van een representatieve steekproef van de aangeboden partij verricht. Deze representatieve steekproef wordt gevormd door het gemiddelde van de resultaten van de voor de opslagplaats bestemde monsternemingen. Het aantal uit te voeren monsternemingen wordt bepaald door de hoeveelheid van de aangeboden partij door 20 te delen; een representatieve steekproef kan echter nooit uit meer dan 20 monsternemingen bestaan.

Uit de verificatie moet blijken dat de rijst aan de minimumkwaliteitseisen voldoet. Zo niet, wordt de overname van de partij geweigerd.

Wanneer het een levering betreft, hoeft vóór de inslag in de interventieopslagplaats slechts het vochtgehalte, het gehalte aan onzuiverheden en de afwezigheid van levende insecten voor elke deellevering te worden gecontroleerd. Wanneer een deellevering echter later op grond van het eindresultaat van de verificatie niet in overeenstemming met de minimumkwaliteitseisen blijkt te zijn, wordt de overname van de partij geweigerd. De gehele partij moet op kosten van de aanbieder worden teruggenomen.

Wanneer het interventiebureau van een lidstaat de mogelijkheid heeft vóór de inslag voor elke deellevering na te gaan of deze aan alle minimumkwaliteitseisen voldoet, weigert het interventiebureau de overname van deelleveringen die niet aan deze eisen beantwoorden.

2. Wanneer het product na de overeenkomstig lid 1 uitgevoerde verificatie wordt aanvaard, worden de kenmerken ervan nauwkeurig bepaald om de aan de aanbieder te betalen prijs te kunnen berekenen. Deze prijs wordt voor de aangeboden partij berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de analyseresultaten voor de in lid 1 omschreven representatieve steekproeven.

De analyseresultaten worden de aanbieder via het in artikel 9 bedoelde overnamebewijs meegedeeld.

3. Wanneer de aanbieder het resultaat van de overeenkomstig lid 2 voor de berekening van de prijs uitgevoerde analyse aanvecht, verricht een door de bevoegde autoriteiten erkend laboratorium op basis van nieuwe representatieve steekproeven die gelijkelijk uit door de aanbieder en door het interventiebureau bewaarde monsters bestaan, een nieuwe nauwkeurige analyse van de kenmerken van het product. Het resultaat wordt verkregen door het gewogen gemiddelde van de analyseresultaten voor deze representatieve steekproeven te berekenen.

De uitkomst van de laatstgenoemde analyse bepaalt de aan de aanbieder te betalen prijs. De kosten van deze nieuwe analyse zijn voor rekening van de verliezende partij.

Artikel 9

Het interventiebureau stelt voor ieder aanbod een overnamebewijs op. De aanbieder of zijn vertegenwoordiger mogen bij de opstelling van dit bewijs aanwezig zijn.

In het overnamebewijs worden minstens vermeld:

- de datum waarop de hoeveelheid en de inachtneming van de minimumnormen zijn gecontroleerd;

- het rijstras en het geleverde gewicht;

- het aantal monsters dat is getrokken voor de samenstelling van het representatieve monster;

- de geconstateerde fysieke en kwalitatieve kenmerken.

Artikel 10

1. De aan de aanbieder te betalen prijs is de overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3072/95 berekende prijs voor een niet-gelost, franco opslagplaats geleverd product die geldt op de dag die als eerste leveringsdag is vastgesteld, waarbij voorts rekening is gehouden met de in de bijlagen I tot en met III vastgestelde toeslagen en kortingen en met het bepaalde in artikel 5 met betrekking tot de vervoerkosten.

Bij overname in de opslagplaatsen van de aanbieder overeenkomstig artikel 7 wordt de te betalen prijs berekend op basis van de op de dag van aanvaarding van het aanbod geldende interventieprijs, aangepast met de toe te passen toeslagen en kortingen en verlaagd met de gunstigste vervoerkosten vanaf de plaats van overname van de padie tot het in artikel 5, lid 1, omschreven dichtstbij gelegen interventiecentrum, alsmede met de uitslagkosten. Deze kosten worden door het interventiebureau bepaald.

2. De betaling vindt plaats tussen de tweeëndertigste en de zevenendertigste dag na de dag van de in artikel 6, lid 3, bedoelde overname. Bij toepassing van artikel 8, lid 3, vindt de betaling zo snel mogelijk plaats, nadat de resultaten van de laatste analyse aan de aanbieder zijn meegedeeld.

Wanneer overlegging van een factuur door de aanbieder als voorwaarde voor de betaling geldt en deze factuur niet binnen de in de vorige alinea voorgeschreven termijn wordt overgelegd, vindt de betaling plaats uiterlijk op de vijfde werkdag na de datum waarop de factuur daadwerkelijk wordt overgelegd.

Artikel 11

Iedere opslaghouder die voor rekening van het interventiebureau door dit bureau aangekochte producten opslaat, controleert regelmatig de aanwezigheid en de toestand van deze producten en waarschuwt het interventiebureau onmiddellijk wanneer zich terzake een probleem voordoet.

Het interventiebureau vergewist zich minstens eenmaal per jaar van de kwaliteit van het opgeslagen product. Daartoe kunnen monsters worden genomen bij de in Verordening (EG) nr. 2148/96 van de Commissie (5) bedoelde jaarlijkse voorraadopneming.

Artikel 12

In verband met bijzondere omstandigheden in de betrokken lidstaat stellen de interventiebureaus zo nodig aanvullende procedures en voorwaarden voor overname vast die verenigbaar moeten zijn met de bepalingen van deze verordening.

Artikel 13

Verordening (EG) nr. 1528/96 wordt ingetrokken.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 1998.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 329 van 30. 12. 1995, blz. 18.

(2) PB L 20 van 27. 1. 1998, blz. 16.

(3) PB L 329 van 30. 12. 1995, blz. 33.

(4) PB L 190 van 31. 7. 1996, blz. 25.

(5) PB L 288 van 9. 11. 1996, blz. 6.

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

A. Toeslagen en kortingen in verband met het rendement bij de bewerking

>

RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B. Basisrendement bij de bewerking

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

KORTINGEN IN VERBAND MET ONVOLKOMENHEDEN VAN DE KORRELS

Verkoopseizoen 1996/1997

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vanaf 1997/1998

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top