EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997R1376

Verordening (EG) nr. 1376/97 van de Commissie van 17 juli 1997 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 1997 - 30 juni 1998)

PB L 189 van 18.7.1997, p. 3–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/1998

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1997/1376/oj

31997R1376

Verordening (EG) nr. 1376/97 van de Commissie van 17 juli 1997 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 1997 - 30 juni 1998)

Publicatieblad Nr. L 189 van 18/07/1997 blz. 0003 - 0006


VERORDENING (EG) Nr. 1376/97 VAN DE COMMISSIE van 17 juli 1997 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 1997 - 30 juni 1998)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (1), en met name op artikel 1, lid 1,

Overwegende dat de Gemeenschap krachtens de lijst CXL de verplichting op zich heeft genomen om een jaarlijks tariefcontingent voor de invoer van 169 000 jonge mannelijke mestrunderen te openen; dat de bepalingen voor de toepassing van dit contingent voor de periode van 1 juli 1997 tot en met 30 juni 1998 moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de behoeften van bepaalde gebieden in de Gemeenschap die een groot tekort aan mestrunderen hebben; dat, aangezien een dergelijk tekort zich met name in Italië en in Griekenland voordoet, bij voorrang in de vraag in deze twee lidstaten moet worden voorzien;

Overwegende dat het contingent moet worden beheerd op een wijze die vergelijkbaar is met die waarop in het verleden soortgelijke contingenten zijn beheerd, met name via toewijzing aan traditionele importeurs en aan marktdeelnemers die aantonen dat zij bedrijvig zijn in de handel in levende dieren met derde landen;

Overwegende dat moet worden voorgeschreven dat de regeling wordt beheerd door middel van invoercertificaten; dat daartoe met name voorschriften moeten worden vastgesteld betreffende de indiening van de aanvragen en moet worden bepaald welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, waarbij in voorkomend geval wordt afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie van 16 november 1988 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 495/97 (3), en van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 266/97 (5);

Overwegende dat voor de toepassing van dit tariefcontingent streng op de invoer dient te worden toegezien en het gebruik en de bestemming van de ingevoerde dieren doeltreffend moeten worden gecontroleerd; dat de dieren bijgevolg moeten worden ingevoerd in de lidstaat waar het invoercertificaat is afgegeven;

Overwegende dat een zekerheid moet worden gesteld om te waarborgen dat de dieren gedurende ten minste 120 dagen in de vermelde bedrijven worden gemest; dat bij de vaststelling van het bedrag van de zekerheid rekening moet worden gehouden met het verschil in douanerechten tussen invoer binnen en buiten het contingent;

Overwegende dat het Comité van beheer voor rundvlees geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Voor de periode van 1 juli 1997 tot en met 30 juni 1998 wordt een tariefcontingent geopend voor de invoer van 169 000 levende mannelijke runderen van de GN-codes 0102 90 05, 0102 90 29 en 0102 90 49, die bestemd zijn om in de Gemeenschap te worden gemest.

Het volgnummer van het contingent is 09.4005.

2. Voor het in lid 1 bedoelde contingent geldt een invoerrecht van 582 ecu per ton, vermeerderd met 16 % ad valorem.

Deze bedragen gelden slechts wanneer de ingevoerde dieren gedurende ten minste 120 dagen in de lidstaat van invoer worden gemest.

Voor de omrekening van deze bedragen in ecu geldt de landbouwomrekeningskoers die op de dag van invoer van toepassing is.

3. In de zin van deze verordening wordt onder "dag van invoer" de dag verstaan waarop de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen wordt aanvaard.

Artikel 2

1. Het in artikel 1, lid 1, bedoelde aantal wordt als volgt over de volgende lidstaten verdeeld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Voor de in lid 1, onder a) en b), bedoelde aantallen wordt het recht op invoer voor:

- 80 % van het aantal rechtstreeks toegekend aan de importeurs die het bewijs leveren dat zij in de laatste drie kalenderjaren in het kader van de in de bijlage vermelde verordeningen dieren hebben ingevoerd. Het toegewezen aantal dieren is evenredig aan het aantal dieren dat die aanvragers in de betrokken periode van drie jaar hebben ingevoerd;

- 20 % van het aantal rechtstreeks toegekend aan de marktdeelnemers die het bewijs leveren dat zij in 1996 ten minste 50 levende dieren van GN-code 0102 90 hebben uitgevoerd naar en/of ingevoerd uit derde landen, waarbij geen rekening wordt gehouden met dieren die in het kader van de in de bijlage vermelde verordeningen zijn ingevoerd.

Aanvragen betreffende rechten op invoer worden ingediend:

- in Italië, voor het in lid 1, onder a), genoemde aantal;

- in Griekenland, voor het in lid 1, onder b), genoemde aantal.

3. Het in lid 1, onder c), genoemde aantal wordt toegekend aan marktdeelnemers die het bewijs leveren dat zij in 1996 ten minste 50 levende dieren van GN-code 0102 90 hebben uitgevoerd naar en/of ingevoerd uit derde landen.

Aanvragen betreffende rechten op invoer worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager een BTW-nummer heeft, behalve in Italië en Griekenland.

4. De in lid 2, eerste alinea, tweede streepje, en in lid 3 bedoelde aantallen dieren worden aan iedere in aanmerking komende marktdeelnemer toegekend naar evenredigheid van het aantal dieren waarvoor zij aanvragen hebben ingediend.

5. Het bewijs van invoer en/of uitvoer wordt uitsluitend geleverd aan de hand van douanedocumenten voor het in het vrije verkeer brengen of van de uitvoerdocumenten.

De lidstaten mogen door de bevoegde instantie voor echt verklaarde kopieën van deze documenten aanvaarden.

Artikel 3

1. Marktdeelnemers die op 1 juli 1997 geen activiteit meer uitoefenden in de handel in levende runderen, komen voor de bij deze verordening ingestelde regeling niet in aanmerking.

2. Ondernemingen die zijn gevormd door fusie van ondernemingen die elk afzonderlijk rechten hebben krachtens artikel 2, lid 2, eerste alinea, behouden dezelfde rechten als de ondernemingen waaruit zij zijn ontstaan.

Artikel 4

1. Een aanvraag voor rechten op invoer is slechts geldig indien deze wordt ingediend door een marktdeelnemer die een BTW-nummer heeft.

2. Elke aanvraag voor rechten op invoer mag ten hoogste betrekking hebben op het beschikbare aantal dieren.

Wanneer een aanvrager voor een van de in artikel 2, leden 2 en 3, vermelde categorieën meer dan één aanvraag indient, worden alle betrokken aanvragen afgewezen.

3. Voor de toepassing van artikel 2, leden 2 en 3, worden de aanvragen, samen met de vereiste bewijsstukken, uiterlijk op 22 juli 1997 bij de bevoegde instantie ingediend.

4. Voor aanvragen op grond van artikel 2, lid 3, dienen de lidstaten, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 12 augustus 1997 bij de Commissie een lijst in van de aanvragers en van de gevraagde aantallen.

De Commissie besluit zo spoedig mogelijk in hoeverre aan de aanvragen kan worden voldaan. Wanneer de gevraagde aantallen groter zijn dan de beschikbare, past de Commissie op de gevraagde aantallen een vast verminderingspercentage toe.

Artikel 5

1. Dieren waarvoor een recht tot invoer is toegekend, mogen slechts worden ingevoerd als een invoercertificaat wordt overgelegd.

2. De Verordeningen (EEG) nr. 3719/88 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing, tenzij in deze verordening anders bepaald.

3. Certificaataanvragen kunnen slechts worden ingediend:

- in de lidstaat waar het recht tot invoer is aangevraagd;

- door marktdeelnemers aan wie overeenkomstig de artikelen 2 en 4 het recht tot invoer is toegekend.

4. Tot en met 31 december 1997 worden certificaten afgegeven voor ten hoogste 50 % van de toegekende rechten op invoer. De certificaten voor het resterende aantal dieren worden vanaf 2 januari 1998 afgegeven.

5. Op de certificaataanvraag en het certificaat zelf wordt het volgende vermeld:

a) in vak 8: het land van oorsprong;

b) in vak 16: de volgende GN-codes: 0102 90 05, 0102 90 29 en 0102 90 49;

c) in vak 20: "Levende mannelijke runderen van niet meer dan 300 kg (Verordening (EG) nr. 1376/97). Certificaat geldig in . . . (lidstaat van afgifte)".

Artikel 6

1. Op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten zijn geldig gedurende 90 dagen vanaf de datum van afgifte. Geen enkel certificaat is evenwel nog geldig na 30 juni 1998.

2. Artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 is niet van toepassing.

3. Artikel 14, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 is niet van toepassing.

4. In afwijking van artikel 33, lid 3, onder b), ii), van Verordening (EEG) nr. 3719/88 moet, opdat slechts 15 % van de zekerheid wordt verbeurd, het invoerbewijs binnen vier maanden worden ingediend.

Artikel 7

1. De in deze verordening bedoelde dieren worden ingevoerd in de lidstaat die het invoercertificaat heeft afgegeven.

2. Op het tijdstip van invoer moet de importeur zich schriftelijk verplichten binnen één maand de bevoegde instantie op de hoogte te stellen van het bedrijf of van de bedrijven waar de jonge dieren worden vetgemest.

3. Op het tijdstip van invoer moet bij de bevoegde instantie een zekerheid van 611 ecu per ton worden gesteld om te waarborgen dat de ingevoerde dieren gedurende ten minste 120 dagen, te rekenen vanaf de dag van invoer, in de lidstaat van invoer zullen worden gemest.

4. Behoudens overmacht wordt de zekerheid pas vrijgegeven als aan de bevoegde instantie van de lidstaat van invoer het bewijs is geleverd dat de jonge mannelijke runderen:

a) op het/de overeenkomstig lid 2 vermelde bedrijf/bedrijven gemest zijn:

b) niet binnen 120 dagen na de dag van invoer zijn geslacht, of

c) binnen deze periode om gezondheidsredenen zijn geslacht of als gevolg van een ziekte of een ongeval zijn gestorven.

De zekerheid wordt vrijgegeven zodra dit bewijs is geleverd.

Wanneer de in lid 2 bedoelde termijn niet in acht wordt genomen, wordt de vrij te geven zekerheid evenwel verminderd met:

- 15 %, en

- voor elke dag waarmee de termijn wordt overschreden, 2 % van het resterende bedrag.

De niet-vrijgegeven bedragen worden verbeurd en als douanerecht ingehouden.

5. Als het in lid 4 bedoelde bewijs niet binnen 180 dagen na de dag van invoer wordt geleverd, wordt de zekerheid verbeurd en als douanerecht ingehouden.

Wanneer dit bewijs niet binnen de genoemde termijn van 180 dagen wordt geleverd, maar wel binnen 18 maanden na deze termijn van 180 dagen, wordt het verbeurde bedrag, verminderd met 15 % van het zekerheidsbedrag, terugbetaald.

Artikel 8

1. Uiterlijk drie weken na de invoer van de dieren stelt de importeur de bevoegde instantie die het invoercertificaat heeft afgegeven, in kennis van het aantal en de oorsprong van de ingevoerde dieren, uitgesplitst naar GN-code. Deze instantie deelt deze gegevens aan het begin van elke maand aan de Commissie mee.

2. Uiterlijk vier maanden na elk halfjaar van het jaar van invoer stelt de betrokken bevoegde instantie de Commissie in kennis van de hoeveelheden in artikel 1 bedoelde producten waarvoor in dat halfjaar in het kader van deze verordening invoercertificaten zijn gebruikt.

3. Alle voor de Commissie bestemde kennisgevingen in het kader van deze verordening, ook die waarbij "nihil" wordt ingevuld, moeten naar het in bijlage II vermelde adres worden gestuurd.

Artikel 9

1. Wanneer de importeur een invoercertificaataanvraag indient, moet hij een zekerheid van 1 ecu per dier stellen voor de in artikel 8, lid 1, bedoelde kennisgeving die hij aan de bevoegde instantie moet doen toekomen.

2. De zekerheid voor de kennisgeving wordt voor het daarin vermelde aantal dieren vrijgegeven als de bevoegde instantie de kennisgeving binnen de in artikel 8, lid 1, bedoelde termijn heeft ontvangen. Zo niet, dan wordt de zekerheid verbeurd.

Het besluit tot vrijgave van deze zekerheid wordt tegelijk met het besluit tot vrijgave van de zekerheid voor het certificaat genomen.

Artikel 10

1. Ieder op grond van deze verordening ingevoerd dier wordt geïdentificeerd door:

- een onuitwisbaar tatouagemerk, of

- een officieel of als officieel erkend oormerk in ten minste één oor.

2. Aan de hand van het tatouage- of oormerk moet, met behulp van de gegevens die de bevoegde instantie registreert wanneer het dier in het vrije verkeer wordt gebracht, kunnen worden bepaald op welke datum het dier in het vrije verkeer is gebracht en wie de importeur is.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 1997.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 146 van 20. 6. 1996, blz. 1.

(2) PB nr. L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.

(3) PB nr. L 77 van 19. 3. 1997, blz. 12.

(4) PB nr. L 143 van 27. 6. 1995, blz. 35.

(5) PB nr. L 45 van 15. 2. 1997, blz. 1.

BIJLAGE I

In artikel 2, lid 2, bedoelde verordeningen

Verordeningen van de Commissie:

- (EG) nr. 336/94 (PB nr. L 43 van 16. 2. 1994, blz. 7)

- (EG) nr. 656/94 (PB nr. L 82 van 25. 3. 1994, blz. 17)

- (EG) nr. 1373/94 (PB nr. L 151 van 17. 6. 1994, blz. 8)

- (EG) nr. 2321/94 (PB nr. L 253 van 29. 9. 1994, blz. 5)

- (EG) nr. 3171/94 (PB nr. L 335 van 23. 12. 1994, blz. 47)

- (EG) nr. 692/95 (PB nr. L 71 van 31. 3. 1995, blz. 48)

- (EG) nr. 1462/95 (PB nr. L 144 van 28. 6. 1995, blz. 6)

- (EG) nr. 1119/96 (PB nr. L 149 van 22. 6. 1996, blz. 4)

BIJLAGE II

Commissie van de Europese Gemeenschappen

DG VI/D.2 - Rundvlees en schapenvlees

Wetstraat 130

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 36 13.

Top