Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997R0209

    Verordening (EG) nr. 209/97 van de Commissie van 3 februari 1997 tot instelling van een voorlopig anti- dumpingrecht op de invoer van bepaalde handtassen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    PB L 33 van 4.2.1997, p. 11–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 02/08/1997

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1997/209/oj

    31997R0209

    Verordening (EG) nr. 209/97 van de Commissie van 3 februari 1997 tot instelling van een voorlopig anti- dumpingrecht op de invoer van bepaalde handtassen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    Publicatieblad Nr. L 033 van 04/02/1997 blz. 0011 - 0023


    VERORDENING (EG) Nr. 209/97 VAN DE COMMISSIE van 3 februari 1997 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde handtassen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2331/96 (2), inzonderheid op artikel 7;

    Na raadpleging van het Raadgevend Comité;

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. PROCEDURE

    1. Inleiding

    (1) Op 4 mei 1996 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (3) de inleiding aangekondigd van een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van bepaalde handtassen van oorsprong uit de Volksrepubliek China en is zij met een onderzoek begonnen.

    (2) De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die in maart 1996 werd ingediend door het European Committee for Leather Goods Industries - Comité Européen des Industries de la Maroquinerie (CEDIM) namens producenten wier gezamenlijke productie een groot deel van de totale productie van handtassen in de Gemeenschap zou vertegenwoordigen. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal betreffende de dumping van het betrokken product en de daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werd voldoende geacht om een procedure in te leiden.

    2. Onderzoek

    (3) De Commissie heeft de haar bekende belanghebbende exporteurs en importeurs, de vertegenwoordigers van het exportland en de klagende EG-producenten officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De betrokkenen werden in de gelegenheid gesteld binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en een onderhoud aan te vragen.

    (4) Een aantal producenten in het betrokken land alsmede importeurs en producenten in de Gemeenschap hebben hun standpunt schriftelijk uiteengezet. Bovendien werden alle partijen die daarom binnen de bovengenoemde termijn hadden verzocht, gehoord.

    (5) Gezien het grote aantal producenten in de Gemeenschap van het betrokken product die de klacht steunden, werd het dienstig geacht, overeenkomstig artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna "basisverordening" genoemd), het onderzoek te beperken tot het aantal producenten dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijze onderzocht konden worden. Te dien einde werden vier Lid-Staten - Frankrijk, Italië, Spanje en Portugal - geselecteerd die het grootste deel van de productie van handtassen in de Gemeenschap vertegenwoordigden. In alle genoemde Lid-Staten werden, op basis van de omvang van het bedrijf, drie producenten gekozen die representatief waren wat productie en werkgelegenheid betrof. De bedrijven werden geselecteerd uit door de nationale organisaties voorgelegde lijsten van producenten van het betrokken product, waarvan de omzet representatief werd geacht voor het betrokken land. De Commissie heeft een vragenlijst toegezonden aan de aldus gekozen producenten.

    (6) Belanghebbenden die na de publicatie van het bericht van inleiding van de procedure hadden laten weten dat zij geraadpleegd wensten te worden over de definitieve samenstelling van de steekproef, werden door de Commissie in kennis gesteld van de geselecteerde bedrijven en de methoden die voor deze selectie waren gebruikt.

    (7) Nadat zij deze kennisgeving had gedaan, heeft de Commissie vernomen dat enkele EG-producenten die in de steekproef waren opgenomen door sommige van hun afnemers, die ook importeurs en belangrijke distributeurs in de Gemeenschap waren, met commerciële vergeldingsmaatregelen waren bedreigd. Enkele in de steekproef opgenomen EG-producenten werden in een gevorderd stadium van het onderzoek onder zware druk gezet om hen ertoe te bewegen de klacht niet langer te steunen. het werd derhalve dienstig geacht de namen van deze bedrijven verder niet meer bekend te maken.

    (8) Er kon binnen de beschikbare tijd redelijkerwijze geen onderzoek worden ingesteld bij alle niet-gelieerde importeurs die zich hadden aangemeld, vanwege hun grote aantal. De Commissie heeft daarom besloten ook hier op basis van een steekproef te werk te gaan. Belanghebbende niet-gelieerde importeurs werd verzocht cijfers over de invoer in 1995 te verstrekken, per categorie product. Op grond van deze cijfers heeft de Commissie 18 niet-gelieerde importeurs gekozen in de volgende vier Lid-Staten, die representatief werden geacht gezien de omvang van hun invoer, namelijk Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Frankrijk. Aan de aldus geselecteerde niet-gelieerde importeurs werden vragenlijsten toegezonden.

    (9) De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de samenstelling van de steekproef en hun werd de namen van de geselecteerde bedrijven medegedeeld. Belanghebbenden hebben hierover geen substantiële opmerkingen gemaakt.

    (10) De volgende niet-gelieerde importeurs werden gekozen om deel uit te maken van de steekproef:

    Duitsland:

    Picard (Obersthausen)

    Karstadt (Essen)

    Kaufhof Holding (Keulen)

    Fabra (Merxheim)

    Sieber (Bad Reichenhall)

    Schneider (Wedel);

    Verenigd Koninkrijk:

    Littlestone & Goodwin (Desborough)

    British Shoe (Leicester)

    Peter Black Footwear (West Yorkshire)

    The Tula Group (Londen)

    Jane Shilton (London)

    Mister Minit (Sheffield);

    Frankrijk:

    Gravilux (Parijs)

    Dané & Galiay (Parijs)

    Magnesium (Asnière);

    Nederland:

    Arwa (Hilversum)

    Parsons (Rotterdam)

    The Bagsac Company (Amsterdam).

    (11) De Commissie heeft eveneens vragenlijsten toegezonden aan de in de klacht genoemde exporteurs. Vragenlijsten werden ook toegezonden aan de nationale autoriteiten van de Volksrepubliek China (om andere producenten/exporteurs in dit land in de gelegenheid te stellen aan de procedure mee te werken) en aan exporteurs die niet in de klacht waren genoemd, maar die zich binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn bij de Commissie hadden aangemeld en om een vragenlijst hadden verzocht.

    (12) De Commissie heeft gedetailleerde antwoorden ontvangen van elf EG-producenten die in de steekproef waren opgenomen, van twee producenten en een handelaar in de Volksrepubliek China, van twee exporteurs uit Hongkong, van importeurs in de Gemeenschap die gelieerd waren aan producenten in het betrokken exportland en van 15 niet-gelieerde importeurs in de Gemeenschap. Het antwoord van een producent in de Volksrepubliek China werd, na verschillende verlengingen van de termijn, tenslotte buiten beschouwing gelaten daar het niet volledig was. Een exporteur zegde zijn medewerking op en een andere exporteur verleende geen medewerking meer nadat hij had vastgesteld dat hij het betrokken product niet naar de Gemeenschap exporteerde.

    (13) De Commissie heeft alle gegevens die ze voor de volledige vaststelling van dumping en schade noodzakelijke achtte, ingezameld en geverifieerd en heeft een onderzoek ter plaatse ingesteld bij de volgende bedrijven;

    a) EG-producenten

    Er werd een bezoek gebracht aan elf EG-producenten in vier Lid-Staten (Frankrijk, Italië, Spanje en Portugal). De door deze producenten verstrekte gegevens werden ter plaatse geverifieerd.

    b) Exporteurs/producenten

    - Jane Shilton (Pacific) Ltd

    - Lee & Man Handbags Manufacturing Ltd

    c) Met de producenten/exporteurs gelieerde importeurs

    - Shilton PLC (UK)

    d) Niet-gelieerde importeurs

    - Fabra

    - Picard

    - Peter Black

    - Jane Shilton (voor de aankoop van handtassen bij niet-gelieerde leveranciers)

    - The Tula Group

    (14) Het onderzoektijdvak voor de vaststelling van dumping was de periode van 1 april 1995 tot en met 31 maart 1996 (hierna "onderzoektijdvak" genoemd). Het onderzoek naar schade had betrekking op de periode 1992 tot en met het einde van het onderzoektijdvak.

    B. ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    1. Onderzocht product

    (15) Het onderzoek heeft betrekking op handtassen, al dan niet met schouderband of handvat, met een buitenkant van leder, van kunstleder of van lakleder dan wel met een buitenkant van kunststof in vellen of van textiel, ingedeeld onder de GN-codes 4202 21 00 (leer), 4202 22 10 (kunststof) en 4202 22 90 (textiel).

    (16) Ofschoon handtassen die onder een van bovengenoemde GN-codes zijn ingedeeld verschillend kunnen zijn wat stijl, type en gebruikte grondstoffen betreft, zijn de voornaamste kenmerken en gebruiksdoeleinden van de drie bovengenoemde categorieën in wezen dezelfde.

    (17) Het betrokken product kan in drie categorieën worden onderverdeeld:

    - handtassen van leder, kunstleder en/of lakleder;

    - handtassen van kunststof;

    - handtassen van textiel.

    Daar handtassen, tot welk van de drie categorieën ze ook behoren, dezelfde kenmerken hebben en voor hetzelfde gebruik zijn bestemd, worden ze als soortgelijke producten beschouwd.

    2. Soortgelijk product

    (18) De Commissie stelde vast dat de verschillende soorten handtassen die door de medewerkende producenten uit de Volksrepubliek China in de Gemeenschap werden verkocht over het algemeen gelijksoortig of vergelijkbaar waren wat kwaliteit, afwerking en kenmerken betrof.

    (19) Enkele belanghebbenden claimden dat in de Gemeenschap vervaardigde handtassen niet te vergelijken waren met handtassen uit de Volksrepubliek China. Zij stelden met name dat er verschillen waren wat kwaliteit, ontwerp en afwerking betrof.

    (20) Er wordt op gewezen dat de Commissie in principe van oordeel is dat kwaliteitsverschillen tussen het in de Gemeenschap vervaardigde product en het in het onderzochte derde land vervaardigde product niet beletten dat het ingevoerde product als een soortgelijk product wordt beschouwd, voor zover de fysieke basiskenmerken en de gebruiksdoeleinden van het product niet door deze verschillen worden beïnvloed. Indien kan worden aangetoond dat er inderdaad sprake is van kwaliteitsverschillen wordt hiervoor een correctie toegepast bij de prijsvergelijking. De Commissie heeft in de vragenlijsten aanvankelijk een eventuele segmentatie van de markt voor handtassen voorgesteld op grond van verschillende afmetingen binnen de drie basiscategorieën (leder, kunststof en textiel). Ze moest tijdens het onderzoek evenwel vaststellen dat een dergelijke indeling niet praktisch uitvoerbaar was, daar de bedrijven geen aparte administratie of boekhouding bijhielden op grond van de afmetingen van de handtassen. De Commissie stelde tevens vast dat er niet steeds een verband was tussen de afmetingen en de prijs van een handtas. Geen van de belanghebbenden kon in de bedrijfstak algemeen aanvaarde objectieve criteria voorstellen op grond waarvan handtassen binnen de genoemde drie categorieën in afzonderlijke subcategorieën of segmenten konden worden onderverdeeld. Alle handtassen werden daarom als een soortgelijk product beschouwd. De Commissie heeft haar conclusies betreffende een eventuele segmentatie van de markt voor handtassen, wat de handtassen uit de Volksrepubliek China betreft, gebaseerd op de productinformatie die de medewerkingverlenende exporteurs hadden verstrekt, hoewel deze slechts een zeer klein deel van de totale uitvoer van handtassen uit de Volksrepubliek China vertegenwoordigden.

    (21) Voorts hebben drie in de steekproef opgenomen EG-producenten bewijsmateriaal overgelegd waaruit bleek dat tassen uit de Volksrepubliek China exacte kopieën waren van modellen van deze EG-producenten. Bovendien konden zij aantonen dat er geen wezenlijke kwaliteitsverschillen waren.

    (22) De Commissie is derhalve tot de conclusie gekomen dat handtassen uit de Volksrepubliek China ten opzichte van handtassen die in de Gemeenschap door EG-producenten worden vervaardigd soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. De bevindingen van de Commissie op dit gebied zijn ook van toepassing op de handtassen die in Indonesië met het oog op de vaststelling van de normale waarde werden onderzocht (zie de punten 23 tot en met 28), die eveneens soortgelijke producten zijn ten opzichte van de handtassen die uit China worden ingevoerd en de handtassen die door de EG-producenten worden vervaardigd.

    C. DUMPING

    1. Normale waarde

    (23) Daar de Volksrepubliek China niet als een land met markteconomie wordt beschouwd, heeft de Commissie de normale waarde vastgesteld aan de hand van de gegevens die bij producenten in een derde land met markteconomie (het "referentieland") werden verkregen, overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening.

    (24) Zoals in het bericht van inleiding was vermeld, had de Commissie, voor de vaststelling van de normale waarde in deze procedure, aanvankelijk overwogen Taiwan of India te kiezen als vergelijkbaar derde land met een markteconomie. De indiener van de klacht had Taiwan als referentieland voorgesteld.

    (25) Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de voorgenomen keuze. Na ontvangst van de opmerkingen en van meer algemene informatie was de Commissie van oordeel dat Taiwan om verschillende redenen niet als referentieland kon fungeren, onder meer omdat er vele banden bleken te bestaan tussen exporteurs/producenten in de Volksrepubliek China en producenten in Taiwan. Voorts merkte de Commissie op dat verschillende belanghebbenden om uiteenlopende redenen bezwaar maakten tegen de keuze van Taiwan als referentieland. De Commissie kon in elk geval niet genoeg medewerking verkrijgen van bedrijven in Taiwan of India en moest daarom een ander referentieland zoeken.

    (26) De Commissie heeft veel inspanningen gedaan om contacten te leggen met afzonderlijke bedrijven en organisaties van bedrijven in verschillende - op het eerste gezicht passende - derde landen met markteconomie, om zich van de medewerking van producenten in die landen te verzekeren.

    (27) Uiteindelijk waren twee grote producenten van handtassen in Indonesië tot medewerking bereid. Deze bedrijven produceerden uitsluitend voor de export (zowel naar de Gemeenschap als naar andere belangrijke exportmarkten). De Commissie heeft tevens getracht de medewerking te verkrijgen van Indonesische producenten die hun handtassen op de binnenlandse markt verkochten, maar zulke producenten bleken niet tot medewerking bereid.

    (28) De keuze van Indonesië als referentieland werd op grond van de volgende factoren passend geacht:

    - in Indonesië worden zowel handtassen van leder, kunststof als van textiel vervaardigd die dezelfde kenmerken hebben als die welke in de Volksrepubliek China worden vervaardigd door exporteurs/producenten die aan de procedure medewerkten;

    - in Indonesië en de Volksrepubliek China wordt van gelijkwaardige productieprocessen gebruik gemaakt, zoals blijkt uit de gegevens over de medewerkende exporteurs/producenten. Het productieproces in beide landen schijnt even arbeidsintensief te zijn, en is weinig geautomatiseerd;

    - zowel de medewerkende Chinese producenten als de Indonesische producenten die in het kader van de vaststelling van de normale waarde werden onderzocht betrekken het grootste deel van hun grondstoffen op de internationale markt onder actieve-veredelingsprocedures, zodat er tussen hen geen aanmerkelijke verschillen bestaan wat toegang tot grondstoffen betreft;

    - de productievolumes van de twee betrokken Indonesische producenten zijn voldoende groot om een redelijke berekening van de productiekosten te kunnen maken; bovendien zijn deze productievolumes vergelijkbaar met die van de medewerkende Chinese exporteurs/producenten.

    (29) De keuze van Indonesië als referentieland werd de belanghebbenden medegedeeld. Verschillende van hen, waaronder importeurs, deelden expliciet mede met deze keuze in te stemmen. Een exporteur maakte bezwaar tegen deze keuze omdat Indonesië 30 % tot 40 % douanerechten zou heffen op de grondstoffen die voor de productie van handtassen worden ingevoerd en omdat het exportvolume van handtassen uit Indonesië naar de Gemeenschap te gering zou zijn in vergelijking met het exportvolume uit de Volksrepubliek China naar de Gemeenschap. Beide argumenten werden van de hand gewezen omdat, zoals boven vermeld, er tussen de producenten in Indonesië en de Volksrepubliek China geen verschillen werden gevonden wat toegang tot grondstoffen onder actieve-veredelingsregelingen betrof en omdat de hoeveelheid handtassen die door de twee medewerkende Indonesische producenten werd geproduceerd duidelijk voldoende was om de productiekosten te kunnen berekenen (zie punt 28).

    (30) Daar de Volksrepubliek China niet als een land met markteconomie werd beschouwd en Indonesië als referentieland met markteconomie was gekozen, werd de normale waarde van de Chinese handtassen vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening. Daar de medewerkende Indonesische producenten uitsluitend voor de export produceerden en de prijzen van hun handtassen op exportmarkten door de goedkope Chinese handtassen konden zijn beïnvloed, werd het dienstig geacht de normale waarde te baseren op de prijzen op de binnenlandse markt van Indonesië of op de Indonesische prijzen bij uitvoer naar andere landen. De Commissie was daarom van oordeel dat de productiekosten van de Indonesische producenten als meest redelijke basis voor de vaststelling van de normale waarde moesten worden aangehouden, aan welke kosten een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst moest worden toegevoegd. Op deze wijze werden voor de drie categorieën handtassen afzonderlijke normale waarden berekend.

    2. Exportprijs

    (31) Gezien het geringe aantal Chinese exporteurs dat aan deze procedure medewerking wilde verlenen (ze vertegenwoordigden 1,28 % van de totale uitvoer van handtassen uit de Volksrepubliek China), konden hun exportprijzen niet als representatief worden beschouwd voor de prijzen van de niet-medewerkende exporteurs.

    (32) De exportprijzen van de niet-medewerkende Chinese exporteurs moesten daarom worden vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Er werd gebruik gemaakt van de cif-invoerprijzen voor niet-gelieerde importeurs die ten behoeve van de vaststelling van de schade in de steekproef waren opgenomen. Dit leek de beste werkwijze daar de gekozen importeurs representatief werden geacht voor alle importeurs van handtassen uit de Volksrepubliek China en deze prijzen, althans gedeeltelijk, door de Commissie waren geverifieerd. De cif-prijzen werden in Chinese fob-prijzen omgerekend aan de hand van de gemiddelde kosten tussen cif en fob die de medewerkende exporteurs en importeurs hadden opgegeven.

    (33) Een van de medewerkende bedrijven voerde rechtstreeks uit naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. De exportprijzen van dit bedrijf werden daarom gebaseerd op de opgegeven en geverifieerde prijzen van deze handtassen bij verkoop naar de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

    (34) De andere medewerkende exporteur voerde via twee afzonderlijke kanalen naar de Gemeenschap uit: de verkoop naar één Lid-Staat geschiedde via een gelieerd bedrijf, terwijl de verkoop naar de andere Lid-Staten van de Gemeenschap rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers geschiedde. Voor het eerste verkoopkanaal werd de exportprijs, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, geconstrueerd door van de prijzen die de gelieerde importeurs aan de eerste onafhankelijke koper aanrekenden een bedrag af te trekken dat overeenstemde met de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten van deze importeurs plus een winstmarge die gebaseerd was op de gemiddelde winst van niet-gelieerde importeurs. Voor het tweede verkoopkanaal werden de exportprijzen gebaseerd op de werkelijke exportprijzen. Van de exportprijzen voor beide verkoopkanalen werd vervolgens het gewogen gemiddelde berekend.

    3. Vergelijking

    (35) De gewogen gemiddelde normale waarde fob Indonesië werd vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs fob China voor de drie betrokken categorieën handtassen.

    4. Dumpingmarges

    (36) De twee medewerkende producenten/exporteurs - beide in Hongkong gevestigde particuliere bedrijven - hebben om individuele behandeling verzocht, dat wil zeggen ze wensten dat voor elk van hen afzonderlijke exportprijzen en dumpingmarges werden vastgesteld.

    (37) De Commissie is nagegaan of beide bedrijven in dezelfde mate juridisch en feitelijk onafhankelijk waren van de staat als in een land met markteconomie het geval zou zijn. Ze heeft deze bedrijven daarom vragen gesteld over eigendom, management, zeggenschap en bepaling van het handels- en zakenbeleid.

    (38) De situatie van de fabrieken van beide exporteurs bleek ongeveer dezelfde te zijn. Ze hadden geen rechtspersoonlijkheid in de Volksrepubliek China en de aldaar fysiek aanwezige kapitaalgoederen waren als activa in de boekhouding van de Hongkongse bedrijven opgenomen. De fabrieksgebouwen werden van de plaatselijke autoriteiten gehuurd en de arbeiders waren in dienst van en werden betaald door de Hongkongse bedrijven.

    (39) De Commissie heeft controles ter plaatse verricht bij de beide Hongkongse bedrijven om te onderzoeken onder welke voorwaarden ze werkten en wat hun banden waren met de Chinese Staat. Deze bedrijven konden ten genoegen van de Commissie aantonen dat zij het beheer voerden en zeggenschap hadden over de fabrieken, zowel wat productie als afzet betrof, en dat ze voldoende onafhankelijk waren van de Chinese autoriteiten. Met name bleek dat de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap en het marketingbeleid door de Hongkongse bedrijven werden bepaald, zonder inmenging van de Chinese Staat.

    (40) Gezien het bovenstaande werd het mogelijk geacht beide exporteurs een individuele behandeling toe te staan en voor elk van hen een afzonderlijke dumpingmarge te berekenen, in afwijking van de algemene regel dat dumpingmarges voor landen zonder markteconomie voor het gehele land gelden (artikel 9, lid 5, van de basisverordening).

    (41) Voor de bedrijven waaraan een individuele behandeling werd toegekend, werden de volgende voorlopige anti-dumpingmarges vastgesteld:

    - Shilton: nul

    - Lee & Man: 68,1 %.

    (42) De gewogen gemiddelde dumpingmarge voor exporteurs die niet voor een individuele behandeling in aanmerking kwamen, werd voorlopig vastgesteld op 129,1 % van de cif-exportprijs grens Gemeenschap, vóór inklaring.

    D. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    (43) Na de inleiding van de procedure heeft de Britse organisatie BLLA besloten de klacht niet meer te steunen. De Duitse, Nederlandse en Oostenrijkse organisaties die zich aanvankelijk neutraal hadden opgesteld, hebben zich na de inleiding van de procedure tegen de ingediende klacht verzet. Een klein aantal individuele EG-producenten heeft eveneens te kennen gegeven het niet eens te zijn met de opening van de procedure.

    (44) De Commissie heeft van dit verzet nota genomen, doch zij stelde vast dat dit geen afbreuk deed aan het representatieve karakter van de klacht, dat was vastgesteld voordat de procedure werd geopend, noch aan het representatieve karakter van de steekproef.

    (45) Te vermelden valt dat een aantal EG-producenten van het betrokken product, wier organisatie de klacht niet steunde, individueel wel te kennen heeft gegeven de klacht te steunen.

    (46) Tijdens het onderzoek van de in de steekproef opgenomen EG-producenten bleek dat twee van hen ook importeur waren van de uit de Volksrepubliek China met dumping ingevoerde handtassen. De Commissie heeft onderzocht of deze bedrijven op grond van artikel 4, lid 1, onder a), van de basisverordening van het begrip "bedrijfstak van de Gemeenschap" dienden te worden uitgesloten.

    Daarom moet worden vastgesteld of deze bedrijven in de eerste plaats producenten waren met invoer als nevenactiviteit om een volledig gamma producten te kunnen aanbieden, of dat ze in de eerste plaats importeurs waren, wier productie in de Gemeenschap tamelijk beperkt was.

    Uit dit onderzoek bleek dat bedoelde invoer minder dan 10 % uitmaakte van de omzet van de betrokken bedrijven. De Commissie is daarom van oordeel dat de kernactiviteiten van deze bedrijven de productie van handtassen in de Gemeenschap was, dat ze niet beschermd waren tegen de gevolgen van invoer met dumping en dat ze dus, tezamen met de andere aan de procedure medewerkende producenten, beschouwd kunnen worden de bedrijfstak van de Gemeenschap te vormen in de zin van de artikelen 4 en 5 van de basisverordening.

    E. SCHADE

    1. Wijze waarop de gegevens inzake schade werden verkregen en bronnen

    (47) De schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden werd zowel op het niveau van de Gemeenschap in haar geheel beoordeeld als op het niveau van de in de steekproef opgenomen bedrijven, en wel op de volgende wijze:

    - op het niveau van de Gemeenschap: aan de hand van gegevens inzake productie, verbruik, omzet en werkgelegenheid in de Gemeenschap;

    - aan de hand van de antwoorden op de vragenlijsten van de in de steekproef opgenomen EG-producenten wat de ontwikkelingen van prijzen, kosten en winsten betreft.

    De gegevens op het niveau van de Gemeenschap (verbruik, productie, omzet en werkgelegenheid in de Gemeenschap) werden geverifieerd aan de hand van de cijfers van de Bureaus voor de Statistiek van de Lid-Staten, van studies over de betrokken sector die voor enkele landen beschikbaar waren en van door de partijen verstrekte inlichtingen die in sommige gevallen tijdens bezoeken ter plaatse werden gecontroleerd.

    2. Verbruik in de Gemeenschap

    (48) Tussen 1992 en het onderzoektijdvak steeg het verbruik van handtassen in de Europese Gemeenschap van 121 miljoen stuks tot ongeveer 148 miljoen stuks, dat wil zeggen met ongeveer 22,5 %.

    3. Invoervolume en marktaandeel

    (49) Tussen 1992 en het onderzoektijdvak steeg de invoer van handtassen in de Volksrepubliek China van 62 miljoen stuks tot 89 miljoen stuks, dat wil zeggen met 43 %. In waarde uitgedrukt steeg de invoer met 25 %, dat wil zeggen van 199 miljoen ecu in 1992 tot 249 miljoen ecu in het onderzoektijdvak.

    (50) Het marktaandeel van handtassen uit de Volksrepubliek China steeg van 51 % in 1992 tot 60 % in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 17 %.

    4. Prijzen en prijsonderbieding

    (51) De prijzen van de ingevoerde handtassen zijn per categorie onderzocht. Gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs moesten officiële statistische gegevens worden gebruikt voor het onderzoek naar de prijsontwikkelingen. De ontwikkeling van de gemiddelde cif-invoerprijzen was als volgt: de prijs van leren handtassen is gedaald van 5,29 ecu per stuk in 1992 tot 4,8 ecu per stuk in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 9 %; de prijs van kunststof handtassen is gedaald van 3,1 ecu per stuk in 1992 tot 2,7 ecu per stuk in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 14,1 %, terwijl de prijs van handtassen van textiel gedaald is van 2,5 ecu per stuk in 1992 tot 2,3 ecu per stuk in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 7 %.

    (52) Voor het onderzoek van de prijsonderbieding werden eerst vergelijkingen gemaakt per categorie tussen de cif-invoerprijs, na inklaring, franco afnemer, en de verkoopprijs in de Gemeenschap van het EG-product op hetzelfde handelsniveau. De gebruikte invoerprijzen stemden overeen met die welke door de in de steekproef opgenomen niet-gelieerde importeurs waren opgegeven. Om ervoor te zorgen dat de prijsvergelijking op hetzelfde handelsniveau plaatsvond, werden deze prijzen ook op het niveau franco afnemer gebracht door ze te verhogen met een marge die berustte op de door de medewerkende importeurs verstrekte gegevens en die door de Commissie waren gecontroleerd. Om de invoerprijs, na inklaring, te verkrijgen werd aan de invoerprijs het normale invoerrecht toegevoegd of het algemene-preferentierecht, indien dit van toepassing was.

    (53) De aldus gecorrigeerde invoerprijzen werden vergeleken met de prijzen van die EG-producenten wier productie de meest verkochte basistypen binnen elke categorie omvatte, en die vergelijkbaar waren met die uit de Volksrepubliek China, per categorie en per verkoopkanaal. Deze werkwijze werd toegepast ondanks het gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs.

    (54) Uit deze vergelijking bleek dat de prijsonderbieding, als percentage van de verkoopprijzen van de EG-producenten, 30 % bedroeg voor handtassen met een buitenkant van leer, 26 % voor handtassen met een buitenkant van kunststof en 35 % voor handtassen met een buitenkant van textiel. De gemiddelde onderbiedingsmarge is 28 %.

    5. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    a) Productie

    (55) De productie van handtassen in de Gemeenschap steeg van 33,5 miljoen stuks in 1992 tot 40 miljoen stuks in het onderzoektijdvak. In waarde steeg de productie van 973 miljoen ecu in 1992 tot 1 243 miljoen ecu in het onderzoektijdvak.

    b) Verkoopvolume

    (56) Vastgesteld werd dat het verkoopvolume van in de Gemeenschap geproduceerde handtassen tussen 1992 en het onderzoektijdvak met 12 % is gedaald, namelijk van 25 miljoen stuks in 1992 tot 22 miljoen stuks in het onderzoektijdvak.

    c) Marktaandeel

    (57) Het marktaandeel van de EG-producenten, in eenheden uitgedrukt, daalde van 21 % in 1992 tot 15,3 % in het onderzoektijdvak.

    d) Winstgevendheid

    (58) De algemene winstgevendheid van de EG-producenten nam geleidelijk af van 4,7 % in 1992 tot 1,3 % in het onderzoektijdvak.

    (59) Gewezen wordt op de geheel eigen aard van de handtassenindustrie, die een groot aantal kleine en middelgrote ondernemingen omvat, die bijna uitsluitend handtassen op bestelling vervaardigen, na een zogenaamde "direct-costing"-berekening, die de winst voor elk afzonderlijk model weergeeft. Dergelijke bedrijven kunnen niet voor meer dan enkele maanden met verlies werken en zijn dan verplicht wegens gebrek aan cash-flow te sluiten. Gedurende de betrokken periode moest een groot aantal bedrijven dan ook worden gesloten.

    e) Werkgelegenheid en bedrijfssluitingen

    (60) De werkgelegenheid in de betrokken sector daalde van 76 000 arbeidsplaatsen in 1992 tot 57 000 arbeidsplaatsen in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 24 %.

    (61) De cijfers inzake werkgelegenheid en bedrijfssluitingen hebben betrekking op de lederwarensector in zijn geheel (met inbegrip van producenten van alle soorten tassen en kleine lederwaren van alle materialen - leer, kunststof en textiel). Er zijn geen afzonderlijke cijfers per product beschikbaar. Deze zouden overigens zonder betekenis zijn, daar bedrijven in deze sector met hetzelfde personeel en dezelfde machines vaak verscheidene producten vervaardigen. Ofschoon deze cijfers betrekking hebben op de lederwarenproductie in haar geheel, geven zij toch een beeld van de situatie in die sector. Gezien de onderlinge verwisselbaarheid van de middelen die voor de vervaardiging van de verschillende producten worden ingezet, zou het verlies aan arbeidsplaatsen voor een product gecompenseerd kunnen worden door een toename van de arbeidsplaatsen voor een ander product, waardoor het werkgelegenheidscijfer stabiel zou zijn gebleven. Zoals boven reeds vermeld, was dit echter niet het geval.

    (62) In het onderzoektijdvak werden ongeveer 400 bedrijven gesloten. Dit cijfer heeft eveneens betrekking op de sector in zijn geheel.

    f) Conclusie betreffende schade

    (63) Uit bovengenoemde economische indicatoren en de conclusies over invoervolume en invoerprijzen blijkt dat de situatie van de EG-producenten tussen 1992 en het onderzoektijdvak, wat het betrokken product betreft, is achteruitgegaan. Zoals hierboven uiteengezet had de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn geheel te kampen met teruglopende verkoopcijfers, een verlies van marktaandeel, een vermindering van de werkgelegenheid en een daling van de winstgevendheid.

    (64) De Commissie is derhalve van oordeel dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

    F. OORZAAK VAN DE SCHADE

    1. Gevolgen van de invoer met dumping

    (65) De handtassenindustrie is door zijn bijzondere kenmerken, zoals het feit dat ze voornamelijk op bestelling werkt, uiterst kwetsbaar. Ze is niet in staat voor langere tijd aan de continue druk door schadeveroorzakende invoer met dumping te weerstaan.

    (66) De steeds toenemende aanwezigheid op de EG-markt van handtassen uit de Volksrepubliek China tegen dumpingprijzen die de prijzen van de EG-producenten aanzienlijk onderboden, viel samen met een verlies van marktaandeel en een achteruitgang van de financiële situatie van de EG-bedrijfstak. Tijdens het onderzoek bleek dat veel EG-producenten niet meer in staat waren te concurreren tegen de steeds grotere aanwezigheid van met dumping ingevoerde handtassen uit de Volksrepubliek China, vooral van handtassen van kunststof en textiel. De laatste tijd kwam de nadruk bij deze invoer met dumping ook meer op leren handtassen te liggen, een categorie waarin de EG-producenten hun activiteiten hadden geconcentreerd om hun winsten te maximaliseren.

    (67) De invoer met dumping uit de Volksrepubliek China had zulke nadelige gevolgen voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd.

    2. Gevolgen van andere factoren

    a) Invoer uit andere derde landen

    (68) Wat de vraag betreft of andere factoren dan de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China tot de precaire situatie van de EG-producenten konden hebben bijgedragen, hebben enkele belanghebbenden met name gewezen op de invoer in de Gemeenschap van handtassen uit India.

    (69) Uit de beschikbare Eurostat-gegevens blijkt dat de invoer van handtassen uit India is toegenomen van 7 miljoen stuks in 1992 tot 8,6 miljoen stuks in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 23 %. De prijs van deze tassen is stabiel gebleven op 6 ecu per stuk, welke prijs ruim boven die van de Chinese handtassen ligt. Het marktaandeel in de Gemeenschap van de handtassen uit India is ook stabiel gebleven, namelijk 5,8 % van 1992 tot het onderzoektijdvak.

    (70) De invoer van handtassen uit Hongkong is gestegen van 1,8 miljoen stuks in 1992 tot 7,5 miljoen stuks in het onderzoektijdvak. In vergelijking met het totale invoervolume van handtassen in de Gemeenschap is het aandeel van Hongkong gestegen van 2,2 % in 1992 tot 6,5 % in het onderzoektijdvak. Het aandeel van de handtassen uit Hongkong op de EG-markt is echter relatief gering gebleven; in volume steeg het namelijk van 1,5 % in 1992 tot 5,1 % in het onderzoektijdvak.

    (71) Het aandeel van de invoer uit andere derde landen in de totale invoer is afgenomen van 15,3 % in 1992 tot 9,5 % in het onderzoektijdvak. Het aandeel van deze invoer op de EG-markt is in volume afgenomen van 10,6 % in 1992 tot 7,5 % in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 29 %.

    (72) Opgemerkt wordt dat het aandeel van alle derde landen op de EG-markt, met uitzondering van de Volksrepubliek China, in eenheden uitgedrukt, vanaf 1992 tot het onderzoektijdvak op 18 % stabiel is gebleven.

    b) Interne concurrentie

    (73) Verscheidene belanghebbenden hebben opgemerkt dat de interne concurrentie in de Gemeenschap tussen producenten in Spanje, Portugal, Frankrijk en Italië aanzienlijk is en dat dit de reden is dat bepaalde bedrijven in een moeilijke economische positie verkeren.

    (74) Opgemerkt wordt dat het onderzoek juist heeft plaatsgevonden bij de EG-producenten in genoemde Lid-Staten. Indien enkele producenten in een gunstige positie hadden verkeerd ten koste van de andere producenten zou dit naar voren zijn gekomen in de totaalcijfers voor de klagende EG-bedrijfstak. Er werd volledig rekening gehouden met de gevolgen van een eventuele interne concurrentie en geconcludeerd werd dat de aanmerkelijke schade, die werd vastgesteld zoals hierboven uiteengezet, niet aan interne concurrentie kan worden geweten. Het aandeel op de EG-markt van de andere handtassenproducenten, die de klacht niet steunden, is ook gekrompen, namelijk van 8,4 % in 1992 tot 5,5 % in het onderzoektijdvak (in eenheden).

    3. Conclusies inzake de oorzaak van de schade

    (75) Hoewel enkele factoren misschien hebben bijgedragen aan de schade die de EG-producenten hebben geleden, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de aanzienlijke omvang van de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China, op zich, de EG-producenten aanmerkelijke schade heeft toegebracht. Deze conclusie is gebaseerd op de verschillende hierboven uiteengezette factoren en met name op het prijsonderbiedingsniveau, het groeiende marktaandeel van de handtassen uit de Volksrepubliek China dat ten koste ging van het marktaandeel van de EG-producenten en de achteruitgang van de winstgevendheid van deze producenten.

    G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    1. Algemeen

    (76) Op grond van artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie, aan de hand van het voorgelegde bewijsmateriaal, het volgende onderzocht:

    - ten eerste: wat de vermoedelijke positieve en negatieve gevolgen zullen zijn van het al dan niet nemen van maatregelen;

    - ten tweede, of duidelijk kan worden gesteld dat het in dit bijzondere geval niet in het belang van de Gemeenschap is dat maatregelen worden genomen.

    De Commissie heeft daarom de gevolgen overwogen van eventuele voorlopige maatregelen voor alle partijen bij de procedure en de gevolgen van het niet nemen van voorlopige maatregelen.

    (77) Bij het verzamelen van de inlichtingen heeft de Commissie alle partijen die zich binnen de gestelde termijn bij haar hadden aangemeld aangemoedigd ook met bewijsmateriaal gestaafde gegevens te verstrekken in verband met het belang van de Gemeenschap. Verscheidene partijen hebben zich ruimschoots na het verstrijken van de gestelde termijn bij de Commissie aangemeld, hebben hun standpunt uiteengezet en gevraagd te worden gehoord. Gezien het belang van deze kwestie en de noodzaak voor de Commissie om zoveel mogelijk betrouwbare gegevens te verkrijgen waarop zij haar conclusies kan baseren, heeft de Commissie al het mogelijke gedaan om alle belanghebbenden te horen. Er werden meer dan 30 hoorzittingen georganiseerd waarop meer dan 300 bedrijven hun standpunt konden uiteenzetten (meestal niet-gelieerde importeurs, handelaars en warenhuizen uit de gehele Gemeenschap). Belanghebbenden hebben dus alle gelegenheid gehad om hun standpunt uiteen te zetten en bewijsmateriaal te leveren.

    Hoewel het in sommige gevallen niet gemakkelijk was de geldigheid van enkele argumenten na te gaan, omdat ze zo laat werden voorgelegd, heeft de Commissie niettemin voorlopige conclusies getrokken op grond van de argumenten die de belanghebbenden hebben aangevoerd, waarvan sommige nader onderzocht zullen worden.

    2. Gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap

    a) Aard van de bedrijfstak

    (78) De handtassenindustrie van de Gemeenschap is een van de mode afhankelijke bedrijfstak die producten vervaardigt waaraan in de Gemeenschap veel waarde wordt toegevoegd in de vorm van creativiteit, innovatie en intellectuele eigendom. De bedrijfstak is een belangrijke verschaffer van werkgelegenheid in de Gemeenschap, en een waarin grote schaalvoordelen kunnen worden verkregen wanneer in grotere hoeveelheden geproduceerd en verkocht kan worden. Verwezen wordt naar de bovenvermelde cijfers inzake productie en werkgelegenheid.

    De bedrijven in deze sector zijn doorgaans kleine of middelgrote ondernemingen die gevestigd zijn in die gebieden van de Gemeenschap, zoals Portugal, Spanje, Italië, Frankrijk en Griekenland, die in aanmerking komen voor het hoogste niveau van steun uit de Structuurfondsen van de Gemeenschap.

    (79) Zoals in punt hierboven reeds vermeld, is de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden tot uiting gekomen in een daling van de omzet in de Gemeenschap met 12 %. Tevens werd vastgesteld dat het marktaandeel tussen 1992 en het onderzoektijdvak met 29 % is gekrompen. De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap liep terug van 4,7 % tot 1,3 %.

    De bedrijfstak van de Gemeenschap wordt in haar voortbestaan bedreigd doordat ze verhinderd wordt voldoende hoeveelheden te verkopen. Grote aantallen handtassen die tegen lage prijzen uit China worden ingevoerd, hebben het marktaandeel van de EG-producenten aangetast.

    (80) Om de EG-producenten de mogelijkheid te bieden zich van de door hun geleden schade te herstellen, dienen ze in staat te worden gesteld meer handtassen op de EG-markt te verkopen, waardoor ze van schaalvoordelen zouden kunnen profiteren en hun financiële resultaten zouden kunnen verbeteren.

    b) Levensvatbaarheid en concurrentievermogen

    (81) Wat de levensvatbaarheid en het concurrentievermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap betreft, lijken de fabrikanten zeer innovatief en zeer veel aandacht te besteden aan het ontwerp van het betrokken product. De levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap blijkt ook uit zijn sterke exportprestaties.

    (82) De export van de bedrijfstak van de Gemeenschap is gestegen van 8,5 miljoen exemplaren in 1992 tot 18,9 miljoen exemplaren in het onderzoektijdvak. De stijging van de uitvoer (vooral naar de VS, Japan en Hongkong) komt vooral voor rekening van dure handtassen van hoge kwaliteit: leren handtassen vertegenwoordigen 80 % van de uitvoer, waarvan 70 % wordt uitgevoerd tegen prijzen die ten minste 35 % hoger liggen dan de prijzen van handtassen die in de Gemeenschap door EG-producenten worden verkocht. Dit wijst ook op een verdringing van de EG-producenten op hun thuismarkt die veroorzaakt wordt door de druk van de handtassen uit de Volksrepubliek China.

    (83) Enkele partijen stelden dat in de Gemeenschap niet genoeg capaciteit aanwezig is om aan de vraag in de Gemeenschap te voldoen. Daar bij het vervaardigen van handtassen machines en arbeidskrachten worden gebruikt die ook bij de vervaardiging van andere producten in de lederwarensector (alle soorten tassen en kleine lederwaren) worden ingezet, is het moeilijk de capaciteit voor handtassen alleen nauwkeurig te bepalen. De EG-producenten beschikken echter over voldoende geschoolde arbeidskrachten met de nodige vaardigheden om aan een veel grotere vraag te kunnen voldoen, mits ze prijzen kan berekenen die voldoende winst opleveren. Dit doel kan worden bereikt door deze producenten tegen oneerlijke concurrentie in de vorm van dumping te beschermen.

    c) Gevolgen van het al dan niet nemen van maatregelen

    (84) In afwezigheid van anti-dumpingmaatregelen mag worden aangenomen dat de EG-producenten verder geconfronteerd zullen worden met dalende winsten en een verslechtering van hun financiële situatie. Er zullen naar verwachting meer bedrijven worden gesloten en in deze arbeidsintensieve bedrijfstak, waarin de werkgelegenheid reeds is teruggelopen, zullen nog meer arbeidsplaatsen verloren gaan. Gezien het grote marktaandeel van de handtassen uit de Volksrepubliek China en het stabiele marktaandeel van de handtassen uit andere derde landen, zou een vermindering van het aantal EG-producenten waarschijnlijk leiden tot een vermindering van concurrentie op de EG-markt.

    (85) Sommige partijen stelden dat de EG-producenten zich op tassen van hoge kwaliteit, voor het topsegment van de markt, dienden toe te leggen, in welk segment de EG-producten in het voordeel zijn ten opzichte van de ingevoerde producten. Geoordeeld werd echter dat deze op een bepaalde "niche" gerichte marktstrategie slechts voor een beperkte hoeveelheid een valabele strategie zou kunnen zijn en geen basis voor een hele bedrijfstak kan vormen. Deze strategie kan slechts geldig zijn voor enkele handtassenfabrikanten in de Gemeenschap, vooral voor die met een merknaam of een traditie op de markt. De Commissie is van oordeel dat de EG-producenten van merkloze handtassen hun bedrijf, als een dergelijke strategie werd gevolgd, niet lang kunnen voortzetten.

    (86) Aangevoerd werd ook dat er door het instellen van anti-dumpingrechten niet meer tassen van EG-fabrikaat verkocht zouden worden, maar dat meer handtassen uit andere derde landen zouden worden ingevoerd. Het is echter de vraag of dit zal gebeuren gezien de kosten die aan een overschakeling op andere leveranciers zijn verbonden en de hoge handelsmarges van de importeurs. Het wordt meer waarschijnlijk geacht dat de EG-producenten bijzondere inspanningen zullen doen om deze handelaars als klant te verkrijgen waardoor hun omzet zal stijgen. De kwestie zal echter nog nader worden onderzocht.

    (87) Waarschijnlijk zouden importeurs en handelaars het voordeliger vinden om tassen in de Gemeenschap aan te kopen indien het prijsverschil tussen EG-tassen en de ingevoerde tassen minder groot was. Het nadeel van lange leveringstermijnen en de noodzaak in grote hoeveelheden in te voeren om de transportkosten per eenheid te drukken zou worden afgewogen tegen het voordeel van meer nabije en meer zekere leveringsbronnen in de Gemeenschap.

    (88) Een aantal niet-medewerkende EG-producenten die hun productie gedeeltelijk naar de Volksrepubliek China hadden verplaatst voerden aan dat anti-dumpingmaatregelen tot een verdere vermindering van de werkgelegenheid in hun productiefaciliteiten in de Gemeenschap zouden leiden vanwege de onmogelijkheid de productie van een geringe hoeveelheid handtassen in de Gemeenschap door de invoer van grote hoeveelheden goedkope handtassen uit de Volksrepubliek China te ondersteunen. Een aantal niet-medewerkende EG-producenten (voornamelijk in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk) schijnen een geringe productie in de Gemeenschap te kunnen handhaven omdat ze hogere marges kunnen realiseren voor handtassen uit de Volksrepubliek China.

    (89) Verwacht wordt echter dat de anti-dumpingmaatregelen als gevolg zullen hebben dat de EG-producenten meer zullen verkopen, wat ook een voordeel zal zijn voor de EG-producenten die ook handtassen importeren. In ieder geval zullen deze producenten nog steeds in staat zijn handtassen uit de Volksrepubliek China te betrekken. De invoerprijzen van de tassen uit de Volksrepubliek China zullen nog steeds laag zijn, zelfs na het nemen van anti-dumpingmaatregelen omdat deze prijzen niet hoger kunnen zijn dan de Indonesische kosten (en winst) die voor het berekenen van de normale waarde werden aangehouden. Deze kwestie zal echter na de instelling van de voorlopige rechten nader worden onderzocht.

    3. Gevolgen voor toeleveranciers

    (90) Indien er geen maatregelen worden genomen is het mogelijk dat er in de Gemeenschap steeds minder bedrijven zullen zijn die handtassen produceren of dat deze bedrijven zelfs geheel verdwijnen. Dit zal rechtstreeks en onmiddellijk van invloed zijn op de EG-bedrijven die de toeleveranciers zijn van de handtassenproducenten in de Gemeenschap. De Commissie heeft informatie ontvangen over de gevolgen die de invoer van afgewerkte handtassen van kunststof en textiel op de toeleveranciers in de Gemeenschap heeft gehad. Door de toename van de invoer van afgewerkte handtassen van textiel en kunststof uit de Volksrepubliek China en omringende landen werden vele toeleveranciers in de Gemeenschap gedwongen hun bedrijven te sluiten.

    (91) Aangevoerd werd dat, indien anti-dumpingmaatregelen zouden worden genomen, deze van nadelige invloed zouden zijn op andere sectoren zoals de export uit de Gemeenschap naar de Volksrepubliek China van grondstoffen en toebehoren die voor de productie van handtassen worden gebruikt. Uit het voorgelegde bewijsmateriaal bleek echter dat de meeste producenten in de Volksrepubliek China de toebehoren in het Verre Oosten aankopen, meestal in China zelf, terwijl de grondstoffen in buurlanden, zoals Taiwan en de Republiek Korea, worden aangekocht. De Commissie heeft geen gegevens ontvangen waaruit blijkt dat eventuele anti-dumpingrechten op handtassen van nadelige invloed zouden zijn op de uitvoer van grondstoffen uit de Gemeenschap.

    (92) Uit het bovenstaande volgt dat de EG-producenten van grondstoffen en toebehoren in deze sector er ook bij gebaat zouden zijn indien de EG-producenten van handtassen ten gevolge van de maatregelen hun marktaandeel zouden kunnen handhaven of terugwinnen. Alle EG-producenten die door de Commissie werden bezocht bleken hun grondstoffen en toebehoren bij leveranciers in de Gemeenschap aan te kopen.

    4. Gevolgen voor importeurs-handelaars

    (93) Verscheidene importeurs, handelaars en hun representatieve organisaties stelden dat het in hun nadeel zou zijn indien anti-dumpingmaatregelen tegen de invoer van handtassen zouden worden genomen: veel importeurs zouden failliet gaan en in die sector zouden arbeidsplaatsen verloren gaan.

    (94) De gevolgen van de anti-dumpingmaatregelen voor importeurs/handelaars zullen verschillend zijn, afhankelijk van het feit of ze ook andere producten importeren of slechts het betrokken product en of ze uitsluitend in ingevoerde handtassen handelen of in handtassen die in de Gemeenschap of in derde landen zijn geproduceerd. In het eerste geval zullen de gevolgen van de anti-dumpingmaatregelen waarschijnlijk worden afgezwakt door de inkomsten die uit andere producten worden verkregen of uit handtassen die in de Gemeenschap of in derde landen worden vervaardigd. In het tweede geval zullen de gevolgen van de anti-dumpingmaatregelen ernstiger zijn. Deze gevolgen dienen echter te worden bezien in het perspectief van het bewijsmateriaal dat bij in de steekproef opgenomen niet-gelieerde importeurs werd verkregen waaruit bleek dat de bruto handelsmarge tussen de cif-invoerprijs en de aan de kleinhandel aangerekende prijs hoog was, dikwijls meer dan 70-80 %. Deze bruto-handelsmarge bleek voor sommige importeurs ook een aanzienlijke netto handelsmarge op te leveren. Dit aspect zal nader worden onderzocht.

    (95) Enkele importeurs voerden aan dat het na het instellen van anti-dumpingmaatregelen onmogelijk zou zijn nog handtassen uit de Volksrepubliek China te betrekken, waardoor de handelsstromen ernstig verstoord zouden worden, in die zin dat deze importeurs gedwongen zouden zijn in andere derde landen aan te kopen. Hoe waarschijnlijk dit is, is in punt 86 reeds uiteengezet. De Commissie wijst er nogmaals op dat anti-dumpingmaatregelen niet bedoeld zijn te voorkomen dat uit de betrokken landen producten tegen eerlijke prijzen worden ingevoerd en dat ze ook niet bedoeld zijn handelaars ervan te weerhouden uit andere derde landen in te voeren. Anti-dumpingmaatregelen hebben niet ten doel de EG-producenten tegen de invoer van producten tegen concurrerende prijzen te beschermen. Ze worden uitsluitend ingesteld om oneerlijke concurrentie tegen te gaan.

    5. Gevolgen voor de consument

    (96) Aangevoerd werd dat anti-dumpingmaatregelen in dit bijzondere geval een onterechte belasting van de consument zouden betekenen of een beperking van diens keuzemogelijkheden. Ook zouden anti-dumpingmaatregelen nadelig zijn voor mensen met een laag inkomen die slechts goedkope tassen kunnen kopen.

    (97) Het schijnt in dit geval echter onwaarschijnlijk dat de anti-dumpingmaatregelen in de vorm van rechten volledig aan de eindconsument zullen worden doorberekend in de vorm van een aanzienlijke prijsstijging, gezien de ruime handelsmarge van de handelaars in handtassen (zie punt 94). De kosten van anti-dumpingrechten moeten ergens tussen importeur en consument worden gedragen, maar gezien de relatief hoge handelsmarge tussen de cif-invoerprijs en de prijs die de kleinhandel moet betalen van vaak meer dan 70-80 %, is het heel onwaarschijnlijk dat het gehele bedrag van het recht aan de consument moet worden doorberekend.

    (98) Het wordt ook niet waarschijnlijk geacht dat de producenten in de Gemeenschap hun prijzen in de Gemeenschap zullen verhogen. De strategie van deze producenten is gericht op een vermindering van de kosten door een hogere omzet, en op relatief stabiele prijzen waardoor hun producten voor distributeurs aantrekkelijker zullen worden in vergelijking met de ingevoerde producten. In een dergelijke situatie zal de door de consument te betalen prijs weinig of geen wijzigingen ondergaan. Dit punt zal nader worden onderzocht. Het betrokken product is bovendien een modeproduct waarvan geringe prijsstijgingen voor de consument waarschijnlijk niet doorslaggevend zijn.

    (99) Om deze redenen en gezien de hoogte van de prijsonderbieding en de marges op het niveau van de importeurs, wordt verwacht dat de rechten geen belangrijke gevolgen zullen hebben op het niveau van de kleinhandelsprijs van het product. Anderzijds zullen de rechten waarschijnlijk gunstige gevolgen hebben voor de EG-producenten doordat ze de concurrentiepositie van deze producenten bij de verkoop aan handelaars zullen versterken.

    6. Handelsverstorende gevolgen

    (100) Enkele partijen hebben aangevoerd dat anti-dumpingmaatregelen tot gevolg zullen hebben dat de Chinese markt voor handtassen uit de Gemeenschap wordt gesloten. De export van handtassen uit de Gemeenschap naar de Volksrepubliek China bleek in het onderzoektijdvak slechts 8 000 exemplaren te bedragen, terwijl in dezelfde periode 25 miljoen exemplaren vanuit de Volksrepubliek China naar de Gemeenschap werden uitgevoerd. De kwestie van de toegang van handtassen uit de Gemeenschap tot de Chinese markt is nagenoeg zonder betekenis, daar bij de invoer van handtassen in de Volksrepubliek China rechten van ongeveer 45 % worden geheven.

    7. Conclusie betreffende het belang van de Gemeenschap

    (101) Na de verscheidene betrokken belangen te hebben afgewogen is de Commissie van oordeel dat er een aantal redenen zijn die ervoor pleiten maatregelen te nemen, terwijl er geen dwingende redenen schijnen tegen bedoelde invoer geen maatregelen te nemen.

    Indien de bedrijfstak van de Gemeenschap niet tegen de gevolgen van schadeveroorzakende dumping beschermd zou worden, dan zouden de problemen van deze bedrijfstak steeds groter worden en zou deze bedrijfstak uiteindelijk kunnen verdwijnen of zijn productie buiten de Gemeenschap verplaatsen.

    Er wordt nogmaals op gewezen dat de meeste producenten in deze sector kleine en middelgrote bedrijven zijn die voor het merendeel zijn gevestigd in gebieden die voor steun uit de Structuurfondsen van de Gemeenschap in aanmerking komen, hetgeen nog een extra argument ten gunste van het instellen van maatregelen is.

    H. VOORLOPIG RECHT

    (102) Gezien de grote verscheidenheid aan handtassen dienen de maatregelen de vorm van een ad-valoremrecht aan te nemen. Bij het vaststellen van de hoogte van het recht heeft de Commissie rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarge en het bedrag dat nodig is om een einde te maken aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap lijdt.

    (103) Bij het vaststellen van de schade-eliminatiemarge heeft de Commissie rekening gehouden met het feit dat de invoer van handtassen uit de Volksrepubliek China met een aanzienlijke prijsonderbieding gepaard ging, waardoor de winstgevendheid van de EG-bedrijven werd aangetast, de werkgelegenheid bij die bedrijven achteruitging en een aantal van deze bedrijven zelfs moest worden gesloten. Om te voorkomen dat deze bedrijven verdere schade wordt toegebracht, dienen de exportprijzen van handtassen uit de Volksrepubliek China tot een niveau te stijgen waarop de EG-producenten hun kosten kunnen dekken en een redelijke winst kunnen maken.

    (104) Bij het onderzoek werd vastgesteld dat een winstmarge van 5 % als een minimum moest worden beschouwd indien men rekening hield met de noodzakelijke investeringen op lange termijn. Redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap deze winstmarge kan maken bij afwezigheid van schadeveroorzakende dumping.

    (105) Voor de berekening van de schadedrempel, d.w.z. de onderprijzingsmarge, werd aan het percentage van de vastgestelde prijsonderbieding het gewogen gemiddelde van de gederfde winst van de in de steekproef opgenomen EG-producenten gedurende het onderzoektijdvak toegevoegd, per categorie tassen. De gederfde winst bleek op die basis 3,7 % te bedragen. De gewogen gemiddelde schademarge bedraagt derhalve 32 %. In procenten van de franco prijs grens Gemeenschap bedraagt de schademarge 39,2 %.

    (106) Voor de bedrijven die op hun verzoek een individuele behandeling hadden gekregen, waren de schademarges, in procenten van de prijs franco grens Gemeenschap, als volgt:

    - Daar de dumpingmarge voor Shilton nul was, was het, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening, niet nodig voor dit bedrijf een individuele schademarge te berekenen.

    - Voor Lee & Man bedroeg de schademarge 30,7 %.

    (107) Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening bedraagt het anti-dumpingrecht, daar de schademarge beneden de dumpingmarge ligt, 39,2 % van de franco prijs grens Gemeenschap.

    Voor de bedrijven die een individuele behandeling verkregen, dient het anti-dumpingrecht het volgende te zijn:

    - Jane Shilton: nul

    - Lee & Man: 30,7 %.

    I. SLOTBEPALING

    (108) Gelet op de beginselen van behoorlijk bestuur, dient een periode te worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts wordt erop gewezen dat alle bevindingen in het kader van deze verordening voorlopig zijn en in het kader van een eventueel voorstel van de Commissie tot instelling van een definitief recht herzien kunnen worden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Er wordt een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van handtassen, ingedeeld onder de GN-codes 4202 22 10, 4202 22 90 en 4202 21 00, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    2. Het voorlopige anti-dumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, is als volgt:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    3. De bepalingen inzake douanerechten zijn van toepassing, tenzij anders bepaald.

    4. De in lid 1 bedoelde producten kunnen in de Gemeenschap uitsluitend in het vrije verkeer worden gebracht, nadat daarvoor een zekerheid is gesteld ter hoogte van het bedrag van het voorlopige recht.

    Artikel 2

    Ingevolge de artikelen 20 en 21 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

    Artikel 3

    Onverminderd de artikelen 7, 9, 10 en 14 van Verordening (EG) nr. 384/96 is artikel 1 van deze verordening zes maanden van toepassing, tenzij de Raad, vóór het verstrijken van deze periode, definitieve maatregelen vaststelt.

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 3 februari 1997.

    Voor de Commissie

    Leon BRITTAN

    Vice-Voorzitter

    (1) PB nr. L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1.

    (2) PB nr. L 317 van 6. 12. 1996, blz. 1.

    (3) PB nr. C 132 van 4. 5. 1996, blz. 4.

    Top