Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997D0387

    97/387/EG: Besluit van het Europees Parlement van 24 april 1997 waarbij de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding kwijting wordt verleend voor de uitvoering van zijn begroting voor het begrotingsjaar 1995

    PB L 162 van 19.6.1997, p. 51–51 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 24/04/1997

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1997/387/oj

    31997D0387

    97/387/EG: Besluit van het Europees Parlement van 24 april 1997 waarbij de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding kwijting wordt verleend voor de uitvoering van zijn begroting voor het begrotingsjaar 1995

    Publicatieblad Nr. L 162 van 19/06/1997 blz. 0051 - 0053


    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT van 24 april 1997 waarbij de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding kwijting wordt verleend voor de uitvoering van zijn begroting voor het begrotingsjaar 1995 (97/387/EG)

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    - gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 206,

    - gezien de verslaglegging van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, alsmede het desbetreffende verslag van de Rekenkamer (C4-0052/95),

    - gezien de aanbeveling van de Raad van 17 april 1997 (C4-0177/97),

    - gezien zijn resolutie van 17 april 1996 ter kennisgeving aan de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding van de redenen waarom thans geen kwijting kan worden verleend voor de uitvoering van zijn begroting voor het begrotingsjaar 1994 (1),

    - gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A4-0138/97),

    1. neemt kennis van de volgende cijfers in verband met de rekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2. verleent de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding kwijting voor de uitvoering van zijn begroting voor het begrotingsjaar 1995.

    De Secretaris-generaal

    Julian PRIESTLEY

    De Voorzitter

    José María GIL-ROBLES

    (1) PB nr. C 141 van 13. 5. 1996, blz. 125.

    RESOLUTIE houdende opmerkingen die deel uitmaken van de besluiten waarbij aan de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding kwijting wordt verleend voor de uitvoering van zijn begroting voor de begrotingsjaren 1994 en 1995

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    - gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name artikel 206,

    - gezien de verslaglegging van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, alsmede de desbetreffende verslagen van de Rekenkamer over 1994 (C4-0564/95) en 1995 (C4-0052/97),

    - gezien de aanbevelingen van de Raad van 11 maart 1996 (C4-0196/96) en van 17 april 1997 (C4-0177/97),

    - gezien zijn resolutie van 17 april 1996 ter kennisgeving aan de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding van de redenen waarom thans geen kwijting kan worden verleend voor de uitvoering van zijn begroting voor het begrotingsjaar 1994 (1),

    - gezien het verslag van de commissie begrotingscontrole (A4-0138/97),

    A. overwegende dat het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, op basis van een besluit van de Europese Raad, in 1995 van Berlijn naar Thessaloniki verhuisde,

    B. overwegende dat zowel het Europees Parlement als de Raad en de Commissie de wens te kennen hebben gegeven, dat het Cedefop alle maatregelen neemt die nodig zijn om een sociaal aanvaardbare behandeling van zijn medewerkers in de context van deze verhuizing te verzekeren,

    C. overwegende dat de Griekse staat in 1995 toezegde te zullen zorgen voor een passende tijdelijke en vervolgens permanente huisvesting voor het Cedefop in de regio Thessaloniki,

    D. overwegende dat de Commissie begrotingscontrole en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, ieder binnen het kader van hun eigen bevoegdheden, hebben onderzocht in hoeverre het Cedefop heeft voldaan aan de voorwaarden die werden gesteld in het interimverslag waarbij de kwijting voor het begrotingsjaar 1994 werd uitgesteld,

    Personeelsbeheer

    1. neemt kennis van en onderschrijft de opmerkingen van de Rekenkamer over de vele onregelmatigheden in verband met de aanwervingsprocedures die werden toegepast met het oog op de uitvoering van de bepalingen van de tussen het personeel en de directie van het centrum gesloten kaderovereenkomst; is evenwel van mening dat de meeste van de geconstateerde onregelmatigheden voortvloeiden uit het feit dat deze procedures niet waren berekend op de uitzonderlijke situatie waarin het Cedefop zich bevond en het ontbreken van adequatere alternatieven;

    2. is van mening dat de nog hangende personeelsproblemen uiterlijk in 1997 moeten worden opgelost; verzoekt het centrum en de Commissie om op individuele basis alle redelijke ad hoc-regelingen te treffen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat het centrum in Thessaloniki eind 1997 op volledig getalsterkte is en zo nodig in specifieke gevallen de voorwaarden van de kaderovereenkomst strikt toe te passen;

    3. is in dit verband van mening dat de aanpak van de nog hangende personeelsproblemen bij het Cedefop, zoals uiteengezet in de recente brief van de Commissie over dit thema, veel te formalistisch is, van weinig flexibiliteit getuigt en geen praktische oplossing voor deze problemen biedt; verzoekt derhalve de Commissie haar belofte gestand te doen en voor de gedupeerden van de gedwongen verhuizing van het Cedefop op individuele basis een oplossing te vinden;

    4. is van mening dat de problemen van het centrum om in het nieuwe hoofdkwartier op volledige getalsterkte te komen en de problemen rond de motivatie van het personeel die voortvloeien uit de verhuizing naar Thessaloniki in 1994-1995 voor het Cedefop een ernstige belemmering waren zijn werkprogramma uit te voeren en de criteria van goed financieel beheer in acht te nemen;

    5. herinnert het centrum eraan dat het zijn toekomstige personeelsbeleid moet afstemmen op dat van de overige gedecentraliseerde communautaire organen, maar beseft dat een overgangsperiode, gedurende welke het personeel op basis van uiteenlopende contracten werkzaam is, onder de huidige omstandigheden onvermijdelijk is;

    Gebouwen

    6. is verontrust over de ongebruikelijke aard van de tussen het Cedefop en de Griekse staat gesloten overeenkomst voor de bouw en aankoop van gebouwen, niet omdat deze uit financieel oogpunt noodzakelijkerwijze een slecht akkoord zou zijn, maar omdat het gebrek aan doorzichtigheid van de voorwaarden van de overeenkomst niet past bij een contract waarbij begrotingsmiddelen van de Gemeenschap in het geding zijn;

    7. is eveneens verontrust over het feit dat het Cedefop de helft van de geraamde aankoopprijs van zijn nieuwe hoofdkwartier vooruit heeft betaald, nog voordat de bouw begon, en nog eens een kwart vooruit zal betalen in een zeer vroeg stadium van de werkzaamheden, terwijl er in de overeenkomst geen expliciete bepaling voorkomt met betrekking tot het gebruik van de rente die op de voorschotbetalingen wordt verdiend;

    8. verzoekt het Cedefop, gebruik makend van zijn contractuele recht op inzage in het dossier ingevolge artikel 4 van de overeenkomst met de Griekse staat, het Europees Parlement om de zes maanden, en voor het eerst per 30 juni 1997, verslag uit te brengen over de voortgang van de bouw van zijn nieuwe pand en met name een specificatie te geven van de waarde van de uitgevoerde werkzaamheden;

    9. verzoekt het Cedefop verder nadere bijzonderheden te verstrekken over het mechanisme voor de vaststelling van de definitieve kosten van de bouw van zijn nieuwe hoofdkwartier bij afloop van het bouwcontract; verzoekt het Cedefop, indien er dienaangaande nog geen duidelijke bepaling bestaat, zo spoedig mogelijk tot een passende overeenkomst te komen;

    10. benadrukt dat de opmerkingen in dit verslag principekwesties zijn en betrekking hebben op de aard van de bouwovereenkomst op zichzelf gezien: zij doen op geen enkele wijze afbreuk aan het volle vertrouwen van het Parlement, dat de betrokken lidstaat al zijn verplichtingen jegens het Cedefop zal nakomen;

    Beleidskwesties

    11. is van mening dat het centrum positief heeft gereageerd op de oproep van het Parlement tot het Cedefop:

    - om kwaliteitsproducten te leveren die beantwoorden aan de behoeften van de cliënten van het Cedefop

    en

    - een duidelijke en coherente rol te spelen in het kader van het beroepsopleidingsbeleid van de Europese Gemeenschap;

    12. verzoekt het centrum de overige instellingen van de Europese Unie regelmatig over zijn activiteiten te informeren;

    Algemene opmerking

    13. is van mening dat het Cedefop een periode van grote ontwrichting heeft doorgemaakt, die zijn vermogen om zijn taken effectief te vervullen heeft aangetast; merkt evenwel op dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid hiervoor en voor de schade die daardoor werd veroorzaakt niet aan het Cedefop mag worden toegeschreven, maar bij de Europese Raad ligt; is van mening dat de raad van bestuur van het centrum in uitzonderlijk moeilijke omstandigheden en zonder enige praktische hulp van betekenis van buiten, imperfect maar wel zo goed als redelijkerwijze mocht worden verwacht heeft gereageerd: is echter van mening dat voor het Cedefop het moment is aangebroken om het verleden te laten rusten en verwacht dat het centrum van nu af aan bij het financieel beheer dezelfde discipline zal betrachten als die welke van de overige organen wordt verwacht;

    14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de beide kwijtingsbesluiten te doen toekomen aan het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Rekenkamer, de Commissie en de Raad en te zorgen voor publikatie ervan in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (serie L).

    (1) PB nr. C 141 van 13. 5. 1996, blz. 125.

    Top