This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31997D0320
97/320/EC: Commission Decision of 23 April 1997 modifying the decisions approving the Community support frameworks, the single programming documents and the Community initiative programmes in respect of the Netherlands (Only the Dutch text is authentic)
97/320/EG: Beschikking van de Commissie van 23 april 1997 tot wijziging van de beschikkingen houdende goedkeuring van communautaire bestekken, enige programmeringsdocumenten en communautaire initiatieven ten behoeve van Nederland (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
97/320/EG: Beschikking van de Commissie van 23 april 1997 tot wijziging van de beschikkingen houdende goedkeuring van communautaire bestekken, enige programmeringsdocumenten en communautaire initiatieven ten behoeve van Nederland (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
PB L 146 van 5.6.1997, p. 7–8
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
In force
97/320/EG: Beschikking van de Commissie van 23 april 1997 tot wijziging van de beschikkingen houdende goedkeuring van communautaire bestekken, enige programmeringsdocumenten en communautaire initiatieven ten behoeve van Nederland (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 146 van 05/06/1997 blz. 0007 - 0008
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 23 april 1997 tot wijziging van de beschikkingen houdende goedkeuring van communautaire bestekken, enige programmeringsdocumenten en communautaire initiatieven ten behoeve van Nederland (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek) (97/320/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad van 24 juni 1988 betreffende de taken van de Fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de coördinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3193/94 (2), en met name op artikel 8, lid 5, vierde alinea, artikel 9, lid 9, derde alinea, artikel 10, lid 3, punt 3.3, derde alinea, artikel 11 en artikel 11 bis, lid 6, derde alinea, Gelet op Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3193/94, en met name op artikel 8, lid 3, artikel 10, lid 1, laatste alinea, artikel 11 en artikel 14, lid 3, Overwegende dat in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 4254/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (4), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2083/93 (5), is bepaald in welke financieringsacties het EFRO kan bijdragen; Overwegende dat in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 4255/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot het Europees Sociaal Fonds (6), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2084/93 (7), is bepaald in welke financieringsacties het ESF kan bijdragen en dat in artikel 2 is bepaald welke uitgaven in aanmerking komen voor financiering; Overwegende dat in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 4256/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), Afdeling Oriëntatie (8), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2085/93 (9), is bepaald in welke financieringsacties het EOGFL, Afdeling Oriëntatie, kan bijdragen; Overwegende dat in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2080/93 van de Raad van 20 juli 1993 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot het financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij (10), is bepaald in welke financieringsacties het FIOV kan bijdragen, en dat in artikel 5 van deze verordening en in Verordening (EG) nr. 3699/93 van de Raad van 21 december 1993 tot vaststelling van de criteria en voorwaarden voor de structurele bijstand van de Gemeenschap in de sector visserij/aquacultuur en verwerking/afzet van de producten daarvan (11), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 25/97 (12), de criteria en voorwaarden voor deze maatregelen zijn vastgesteld; Overwegende dat de Raad Ecofin van 11 maart 1996 tijdens zijn beraadslagingen betreffende de te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting 1994 in zijn overwegingen heeft verzocht alle twijfels weg te nemen inzake de uitgaven die in aanmerking komen voor financiering, teneinde te waarborgen dat de communautaire middelen optimaal worden gebruikt overeenkomstig de geldende verordeningen (13); dat, om de situatie inzake de in aanmerking komende uitgaven zowel voor de lidstaten als voor de begunstigden duidelijker te maken, het nodig is de bijlage, die in partnerschap met de lidstaten werd opgesteld, op te nemen in de verschillende beschikkingen houdende goedkeuring van lopende communautaire bestekken, enige programmeringsdocumenten en programma's van communautaire initiatieven; Overwegende dat overeenkomstig het vertrouwensbeginsel slechts de bepalingen van deze bijlage die de lidstaten of de begunstigden geen nieuwe lasten of voorwaarden opleggen, kunnen worden toegepast op reeds geselecteerde projecten; Overwegende dat de Commissie deze beschikking zal toepassen met eerbiediging ten volle van de institutionele, juridische en financiële eigenheid en bevoegdheden van de lidstaat in het kader van het partnerschap; Overwegende dat deze beschikking overeenstemt met het advies van het Comité van beheer voor de landbouwstructuur en de plattelandsontwikkeling en van het Permanent Comité van beheer voor de visserijstructuur; Na raadpleging van het Comité voor de ontwikkeling en omschakeling van de regio's en van het Comité uit hoofde van artikel 124 van het Verdrag, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 1. De bijlage (14) bij deze beschikking maakt een integrerend deel uit van de beschikkingen houdende goedkeuring van communautaire bestekken, enige programmeringsdocumenten en communautaire initiatieven. 2. Voorzover de bepalingen van deze bijlage de lidstaten of begunstigden nieuwe of bijkomende lasten of voorwaarden opleggen, zijn zij slechts van toepassing op investeringen, operaties, maatregelen en de projecten die deel uitmaken van maatregelen die in lid 1 worden vermeld en na 1 mei 1997 worden geselecteerd. Artikel 2 Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden. Gedaan te Brussel, 23 april 1997. Voor de Commissie Anita GRADIN Lid van de Commissie (1) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 9. (2) PB nr. L 337 van 24. 12. 1994, blz. 11. (3) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 1. (4) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 15. (5) PB nr. L 193 van 31. 7. 1993, blz. 34. (6) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 21. (7) PB nr. L 193 van 31. 7. 1993, blz. 39. (8) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 25. (9) PB nr. L 193 van 31. 7. 1993, blz. 44. (10) PB nr. L 193 van 31. 7. 1993, blz. 1. (11) PB nr. L 346 van 31. 12. 1993, blz. 1. (12) PB nr. L 6 van 10. 1. 1997, blz. 7. (13) Aanbeveling van de Raad van 11 maart 1996 betreffende de kwijting voor 1994, punt 3, hoofdstuk 4 (EFRO). (14) Zie bladzijde 31 van dit Publikatieblad. BIJLAGE Notities betreffende de uitgaven die in aanmerking komen voor financiering in het kader van de Structuurfondsen >RUIMTE VOOR DE TABEL> Notitie nr. 1 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen "EINDBEGUNSTIGDE" VAN DE BIJSTAND ALGEMENE REGEL Eindbegunstigden zijn: - instanties of ondernemingen in de overheids- of particuliere sector die voor de werkzaamheden als opdrachtgever optreden; - in het geval van steunregelingen en van steunverlening door instanties die door de lidstaat zijn aangewezen, de steunverlenende instanties. De betrokken instanties verzamelen de financiële gegevens (lijst van vereffende facturen of boekhoudbescheiden met dezelfde bewijskracht). (Punt 6 van de bepalingen inzake de financiële uitvoering.) De eindbegunstigden of categorieën van eindbegunstigden in de zin van de verordeningen en punt 6 van de bepalingen inzake de financiële uitvoering moeten op het niveau van de maatregel of in voorkomend geval de submaatregel worden geïdentificeerd in elke programmeringsdocument dat aan de Commissie wordt voorgelegd, opdat deze er een besluit over neemt en het goedkeurt. TOELICHTING 1. Maatregelen waarbij aan een groot aantal kleine particuliere projecten een gering bedrag wordt toegekend 1.1. Bij acties waarbij aan een groot aantal kleine particuliere projecten (die niet in een steunregeling zijn opgenomen) een gering bedrag wordt toegekend, wordt, met het oog op de praktische uitvoering, onder "eindbegunstigde" de laatste instantie verstaan die voor de betaling van de middelen voor deze projecten verantwoordelijk is. Dit geld bijvoorbeeld - voor het EOGFL, afdeling Oriëntatie: bij acties die op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 866/90 en (EEG) nr. 867/90 van de Raad worden medegefinancierd en soortgelijke maatregelen; - voor het FIOV: bij acties die op grond van Verordening (EG) nr. 3699/93 van de Raad worden medegefinancierd en gelijken op de in het kader van Verordening (EEG) nr. 866/90 medegefinancierde acties. 1.2. In het specifieke geval van het communautaire initiatief Leader zijn de eindbegunstigden de lokale groepen die, wat de aan te gane verplichtingen betreft, in de plaats treden van de initiatiefnemers van de medegefinancierde projecten. Toch moeten de werkelijke uitgaven van die initiatiefnemers in aanmerking worden genomen (en niet de bedragen die de lokale groepen aan hen betalen). 2. Steunregelingen (1) en steunverlening door instanties die door de lidstaten zijn aangewezen In het geval van steunregelingen en van steunverlening door instanties die door de lidstaten zijn aangewezen, zijn de eindbegunstigden in de regel de steunverlenende instanties, ongeacht eventuele financiële overdrachten door tussenpersonen. De "werkelijke uitgaven" zijn dus de betalingen aan elke uiteindelijke ontvanger van de bijstand, zonder rekening te houden met de financiële overdrachten door tussenpersonen. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS ESF In het kader van het ESF is de eindbegunstigde de instantie of de onderneming in de overheids- of particuliere sector die de in artikel 1 van de ESF-verordening beschreven acties organiseert en uitvoert. Als de volledige acties of delen daarvan niet rechtstreeks door de eindbegunstigde worden uitgevoerd, maar worden uitbesteed aan een lager niveau, geldt het overheids- of particulier orgaan dat het subcontract toekent als de eindbegunstigde en is dus verantwoordelijk voor alle uitgaven voor de uitvoering van de acties. Bronnen - Kaderverordening (artikel 5, lid 2, onder c)). - Coördinatieverordening (artikel 21, lid 3). - EFRO-verordening (artikel 6). - Bepalingen inzake de financiële uitvoering (punten 6, 7, 10, 13 en 14). - EG-Verdrag (artikel 92). Notitie nr. 2 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen PERIODE WAARIN DE UITGAVEN SUBSIDIABEL ZIJN ALGEMENE REGEL 1. Begindatum 1.1. De in de regelgeving bedoelde begindatum voor de subsidieerbaarheid geldt uitsluitend voor de werkelijke uitgaven van de eindbegunstigden. 1.2. Krachtens artikel 15, lid 2, van de coördinatieverordening en onverminderd artikel 33 van die verordening komen de werkelijke uitgaven van de eindbegunstigde voor bijstand in aanmerking als zij zijn verricht op of na de datum waarop de Commissie de desbetreffende bijstandsaanvraag van de lidstaat heeft ontvangen. 1.3. In de regelgeving is geen begindatum voor het aangaan van verplichtingen vastgesteld. 1.4. Voor projecten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan vóór de begindatum van de bijstandsvorm (BV), d. w. z. vóór de datum waarop de Commissie de desbetreffende bijstandsaanvraag van de lidstaat heeft ontvangen, acht de Commissie de uitgaven voor deze projecten/acties subsidiabel op voorwaarde dat: - zij niet zijn gedaan vóór de datum waarop de Commissie de desbetreffende bijstandsaanvraag heeft ontvangen (artikel 15, lid 2, van de coördinatieverordening); - deze projecten/acties naar behoren in de BV zijn opgenomen (d. w. z. door de voor de uitvoering van de BV aangewezen instantie in aanmerking zijn genomen) vóór de uiterste datum voor het aangaan van verplichtingen. 1.5. De uitzonderlijke retroactiviteit waarin artikel 33 van de coördinatieverordening voorziet, is van toepassing op bijstandsaanvragen die de Commissie heeft ontvangen tussen 1 januari en 30 april 1994 (tussen 1 januari en 30 april 1995 voor de nieuwe lidstaten). Voorts is retroactiviteit mogelijk op grond van een specifieke overgangsbepaling in artikel 19, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 866/90, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3669/93. Daar is bepaald dat artikel 15, lid 2, van de coördinatieverordening niet van toepassing is wanneer maatregelen die tijdens de vorige programmeringsperiode zijn ingediend maar niet voor steun in aanmerking zijn genomen, in de programma's voor 1994-1999 worden opgenomen. De retroactiviteit geldt overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2080/93 van de Raad betreffende het FIOV ook voor projecten die in het kader van de Verordeningen (EEG) nr. 4028/86 en (EEG) nr. 4042/89 van de Raad zijn ingediend. In alle overige gevallen is de algemene regel van toepassing, d.w.z. dat de subsidieerbaarheidsperiode begint op de datum van ontvangst van de bijstandsaanvraag, zelfs als dat vóór 1 januari 1994 (begin van de huidige programmeringsperiode)+ of 1 januari 1997 (tweede periode voor doelstelling 2) is. 2. Einddatum 2.1. De uiterste datum voor het aangaan van verplichtingen is uitdrukkelijk vermeld in de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van de bijstandsvorm en heeft betrekking op zowel juridische als financiële verplichtingen (zie de notitie over "verplichtingen"). De Commissie kan de periode voor het aangaan van verplichtingen verlengen op uitdrukkelijk en naar behoren gemotiveerd verzoek van de lidstaat. 2.2. Ook de uiterste datum waarop uitgaven mogen worden verricht om subsidiabel te zijn, is uitdrukkelijk in de bedoelde beschikking vermeld en heeft betrekking op betalingen door de eindbegunstigden (punt 5 van de bepalingen inzake de financiële uitvoering), en dus niet op de bijdragen die de nationale autoriteiten aan de eindbegunstigden betalen. De Commissie kan de periode voor het in aanmerking nemen van de betalingen op uitdrukkelijk en naar behoren gemotiveerd verzoek van de lidstaat verlengen. 3. Andere aspecten 3.1. Krachtens artikel 15 en artikel 21, lid 4, van de coördinatieverordening moet de lidstaat bij de opstelling van de uitgavenaangifte verklaren dat de begin- en de einddatum van de subsidieerbaarheidsperiode in acht zijn genomen. 3.2. Als de tenuitvoerlegging van een project zich over twee programmeringsperiodes uitstrekt, moet voor elke periode een duidelijke beschrijving van het project worden gegeven en moet het project in ten minste twee delen worden gesplitst, die fysiek (indien mogelijk) en boekhoudkundig goed van elkaar worden onderscheiden en die met de twee betrokken BV's corresponderen. Een en ander moet de transparantie van de uitvoering en van het toezicht garanderen en de controle vergemakkelijken. 3.3. De Commissie kan in het kader van het partnerschap meer specifieke regels voor de subsidieerbaarheidsperiode vaststellen dan die voorzien hierboven. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS ESF Uitgaven die bij de jaarlijkse afsluiting van de tranche nog niet zijn verricht Aangezien het ESF de tranches jaarlijks afsluit, kunnen facturen voor bepaalde lopende uitgaven (b.v. gas, elektriciteit, telefoon enz.) voor de betaling van het saldo worden aanvaard na afloop van het kalenderjaar, op voorwaarde dat deze facturen door de eindbegunstigde zijn vereffend voordat de lidstaat een verzoek om betaling van het saldo indient (binnen zes maanden). Bronnen - Financieel reglement (artikel 1, lid 7). - Coördinatieverordening (met name artikel 15, lid 2, en artikel 33, lid 2). - Bepalingen inzake de financiële uitvoering. - Beschikkingen van de Commissie tot toekenning van de bijstand. Notitie nr. 3 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen GELDIGHEID VAN DE OP HET NIVEAU VAN DE LIDSTATEN AANGEGANE VERPLICHTINGEN ALGEMENE REGEL Onder "juridisch verbindende maatregelen" en "vastlegging van de nodige financiële middelen" wordt verstaan de door de eindbegunstigden genomen besluiten om de in aanmerking komende werkzaamheden uit te voeren alsmede de toewijzing van de desbetreffende overheidsgelden (punt 4 van de bepalingen inzake de financiële uitvoering). Met de verplichting op het niveau van de lidstaat wordt de verplichting bedoeld die wordt aangegaan door de eindbegunstigde. Deze verplichting moet juridisch bindend zijn en begeleid zijn door de financiële vastlegging, d. w. z. vastlegging van de nodige publieke financiële middelen. Bij steunmaatregelen van de staten (of in vergelijkbare situaties zoals bij toekenning van een subsidie voor een groot aantal afzonderlijke kleine particuliere projecten) of steunverlening door instanties die door de lidstaat zijn aangewezen, gaat de juridische verplichting in op de datum waarop de steunverlenende instantie de beschikking geeft. In deze beschikking moeten de afzonderlijke begunstigden van de bijstand en het aan elk van hen toegekende bedrag zijn vermeld. Bij de interpretatie van deze omschrijvingen moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van het institutionele apparaat en de administratieve procedures in elke lidstaat en met de aard van de betrokken verrichtingen. TOELICHTING - EOGFL, afdeling Oriëntatie i) Verplichtingen in specifieke gevallen op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 866/90 en (EEG) nr. 867/90. De overheidsinstantie die belast is met de betaling van de middelen voor afzonderlijke en meestal op het midden- en kleinbedrijf (MKB) betrekking hebbende projecten, wordt als eindbegunstigde beschouwd en de verplichtingen moeten worden geacht op dit niveau te zijn aangegaan. De in het kader van deze verordeningen goedgekeurde operationele programma's hebben immers betrekking op bijstand voor ondernemingen en coöperaties die meestal tot het MKB behoren. Over het algemeen zijn de afzonderlijke bedragen gering en is de bemiddelende instantie die met het beheer ervan is belast, een nationale of regionale instantie. Het zou bijgevolg voor de betrokken instantie uiterst moeilijk zijn om te controleren of deze begunstigden al dan niet verplichtingen hebben aangegaan ten opzichte van hun leveranciers/aannemers. Daarentegen kan wel worden gecontroleerd of de overheidsbijstand is betaald. ii) Minimumvoorwaarde voor de rechtvaardiging van specifieke gevallen buiten het kader van de Verordeningen (EEG) nr. 866/90 en (EEG) nr. 867/90 Voor door het EOGFL, afdeling Oriëntatie, en door het FIOV medegefinancierde acties geldt, net als voor de Verordeningen (EEG) nr. 866/90 en (EEG) nr. 867/90, dat de ene verplichting die de bemiddelende en met het beheer belaste instantie aangaat, gelijkstaat met een door alle kleine eindbegunstigden aangegane verplichting. Om goed identificeerbaar te zijn moet deze ene verplichting aan de volgende minimumvoorwaarde voldoen: er moet worden gerefereerd aan een formeel en gedateerd besluit, waarin de te financieren projecten, bedragen en individuele begunstigden zijn aangegeven. - FIOV Zie de bovenstaande toelichting voor het EOGFL, afdeling Oriëntatie, onder ii). SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS EFRO Als de opdrachtgever een instantie of onderneming in de particuliere sector is, gaat de juridische verplichting in op de datum waarop een juridische verbintenis tot stand komt die voor de uitvoering van de werkzaamheden bepalend is (b.v. het plaatsen van een opdracht). Bronnen - Beschikkingen van de Commissie tot toekenning van de bijstand (zie het artikel betreffende de datum waarop de bijstandsverlening wordt afgesloten). - Bepalingen inzake de financiële uitvoering (punten 4 en 6). Notitie nr. 4 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen TOELICHTING BIJ HET BEGRIP "DAADWERKELIJKE UITGAVEN" ALGEMENE REGEL Onder "daadwerkelijke (verrichte) uitgaven" wordt verstaan, de door de eindbegunstigden uitgevoerde betalingen die blijken uit vereffende facturen of boekingsstukken met vergelijkbare bewijskracht (punt 5 van de bepalingen inzake de financiële uitvoering). 1. De subsidieerbaarheid van uitgaven moet worden beoordeeld met inachtneming van alle elementen, de aard en het bedrag ervan, de vraag of de goederen of diensten zijn gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij zijn bestemd, en in het algemene kader van de medegefinancierde actie. 2. Er zijn twee gevallen waarin de uitgaven niet subsidieerbaar zijn: - het aantal onderaannemingsniveaus is groter dan twee of de onderaanneming is ongegrond en voegt geen waarde toe; - contracten van tussenpersonen/consultants waarin de kostprijs is uitgedrukt in een percentage van het medegefinancierde bedrag. 3. Onder "boekingsstukken met vergelijkbare bewijskracht" wordt verstaan - in gevallen waarin volgens de geldende nationale fiscale of boekhoudingsregelgeving geen factuur vereist is - elk overgelegd document dat de waarheidsgetrouwheid en regelmatigheid ten aanzien van de boekhoudkundige regelgeving van de boeking aantoont. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS - ESF i) Berekende kosten waarmee bij de goedkeuring van programma's/maatregelen in het kader van een voorgestelde begroting kan worden ingestemd, dienen een weerspiegeling te zijn van werkelijke kosten die bij de eindaangifte van de uitgaven behoren te kunnen worden geverifieerd volgens een controleerbare methode. ii) Overeenkomstig hetgeen in notitie nr. 2 is vermeld, kunnen bepaalde facturen die bij de afsluiting van de jaartranche nog niet waren voldaan, uit hoofde van die tranche worden geboekt, op voorwaarde dat zij zijn betaald voordat de lidstaat de aanvraag om de laatste betaling indient (zie in notitie nr. 2 "Specifieke voorschriften per Fonds"). iii) Gememoreerd wordt dat, volgens punt 13 en de daaropvolgende punten van de bepalingen inzake de financiële uitvoering in de fase van de voorschotten het volgende geldt: "In deze fase kan het bewijs van de werkelijke uitgaven worden geleverd aan de hand van passende gegevens die afkomstig zijn van het systeem voor het toezicht op de bijstandsvorm. De lidstaat moet voorts certificeren dat de actie vordert overeenkomstig de programmering.". - EOGFL, afdeling Oriëntatie Voor de bepaling van de kostprijs van sommige voor eigen rekening verrichte werkzaamheden die deel uitmaken van medegefinancierde investeringen, mogen de lidstaten uniforme eenheidstarieven opstellen. Indien zulke tarieven bestaan, behoeven de eindbegunstigden geen factuur voor de betrokken werkzaamheden over te leggen. Bronnen - Financieel reglement (artikel 2). - ESF-verordening (artikel 21). - Bepalingen inzake de financiële uitvoering (punten 3, 5 en 6). Notitie nr. 5 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen TOEREKENING VAN INDIRECTE KOSTEN ALGEMENE REGEL Indirecte kosten (overhead-kosten) moeten op een billijke wijze worden toegerekend volgens de algemeen aanvaarde boekhoudregels. De indirecte kosten van bijvoorbeeld door het ESF medegefinancierde opleidingsmaatregelen moeten worden toegerekend volgens de verhouding tussen het aantal medegefinancierde cursist-uren en het aantal cursist-uren dat het opleidingscentrum in totaal verstrekt (na omrekening in volle lesuren). Bronnen - Financieel reglement (artikel 2). - ESF-verordening (artikel 2, lid 1). Notitie nr. 6 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen AFSCHRIJVINGEN ALGEMENE REGEL De Structuurfondsen kunnen niet tegelijk èn de aankoop èn de afschrijving van onroerende goederen of - nieuwe of tweedehandse - duurzame kapitaalgoederen financieren. Voor een bepaalde subsidieerbaarheidsperiode komen afschrijvingen dan ook slechts voor bijstand in aanmerking als een alternatief voor aankoop, zulks overeenkomstig de nationale belastingvoorschriften en boekhoudregels of de algemeen aanvaarde boekhoudgebruiken. Niet subsidiabel evenwel is de afschrijving van goederen die bij de aankoop door een nationale of communautaire overheid zijn medegefinancierd. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS ESF Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de ESF-verordening zijn afschrijvingen van onroerende goederen (maar niet de aankoop) en van uitrusting, die deel uitmaken van de uitvoerings- of werkingskosten verbonden met opleiding of andere subsidiabele maatregelen, subsidiabel, na aftrek, in voorkomend geval, van reeds door de Structuurfondsen medegefinancierde bedragen, op voorwaarde dat de afschrijvingen verband houden met de in artikel 1 van de ESF-verordening bedoelde acties, dat een afschrijvingsplan is opgesteld overeenkomstig de nationale wetgeving en dat de afschrijvingen betrekking hebben op een investering die officieel in de boekhouding van de eindbegunstigde is opgevoerd. Bronnen - ESF-verordening (artikel 2). - Bepalingen inzake de financiële uitvoering. Notitie nr. 7 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen NATIONALE MEDEFINANCIERING IN NATURA ALGEMENE REGEL 1. Krachtens de regeling voor de Structuurfondsen (artikel 21, lid 1, van de coördinatieverordening) en de bepalingen inzake de financiële uitvoering (punt 5) dient de betaalde communautaire bijstand betrekking te hebben op daadwerkelijk verrichte uitgaven en gaat het bij deze laatste om door de eindbegunstigden uitgevoerde betalingen die blijken uit vereffende facturen of uit boekhoudbescheiden met een vergelijkbare bewijskracht. 2. Op bepaalde voorwaarden kan een bijdrage in natura in de vorm van: - de inbreng van grond, gebouwen in hun geheel of voor een deel, en kapitaalgoederen, - de inbreng van grondstoffen, - vrijwilligerswerk, niet betaald, verricht door een tot de particuliere sector behorende rechts- of natuurlijke persoon, als subsidiabel uit hoofde van de nationale medefinanciering (door overheid of particuliere sector) worden beschouwd. 3. In acht te nemen voorwaarden: i) de prestatie in natura moet vooraf zijn goedgekeurd door de overheidsinstantie die voor de maatregel verantwoordelijk is; ii) deze prestatie moet in overeenstemming zijn met de algemene bepalingen inzake subsidieerbaarheid, en met name met die welke gelden voor enerzijds de aankoop van grond en gebouwen en anderzijds de uitgaven van overheidslichamen; iii) het bedrag dat door de eindbegunstigde als inbreng in natura wordt aangegeven, moet zijn geëvalueerd en gecertificeerd hetzij op basis van door een onafhankelijke instantie vastgestelde officiële tarieven, hetzij door een derde die de nodige vakkennis bezit en onafhankelijk is; iv) de communautaire bijstand kan niet hoger zijn dan de daadwerkelijk verrichte uitgaven (d. w. z.) dan de totale subsidiabele kosten minus de inbreng in natura). Voorbeeld: De communautaire medefinanciering is vastgesteld op 50 % en de totale subsidiabele kosten bedragen 100, waarvan slechts 40 in de vorm van daadwerkelijk verrichte uitgaven en 60 in de vorm van prestaties in natura. De communautaire bijstand bedraagt theoretisch 50 (50 % × 100), maar kan in dit geval niet hoger zijn dan 40; v) de kosten van vrijwilligerswerk door particulieren moeten worden geëvalueerd volgens de nationale regels voor de berekening van de kosten per uur, dag of week van het betrokken werk (b. v. officiële loonschalen), voorzover dergelijke regels bestaan. NB: In het kader van de financiële instrumentering (garantiefondsen en risicokapitaalfondsen) kunnen geen privé-bijdragen in natura in aanmerking worden genomen. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS - EOGFL, afdeling Oriëntatie Mits de bovengenoemde voorwaarden op het gebied van evaluatie en controle in acht worden genomen, kunnen de kosten van de door een landbouwer voor eigen rekening verrichte werkzaamheden die zijn geëvalueerd volgens de in de lidstaat geldende officiële loonschalen (zie de notitie over het begrip "werkelijke kosten"), als subsidiabele uitgaven in de totale kosten van een medegefinancierd project zijn begrepen. Als de kosten van de door de landbouwer voor eigen rekening verrichte werkzaamheden zijn gewaardeerd in overeenstemming met de door de lidstaat goedgekeurde officiële loonschalen, worden deze kosten gelijkgesteld met daadwerkelijk verrichte uitgaven die blijken uit boekhoudbescheiden met een bewijskracht welke vergelijkbaar is met die van een vereffende factuur, en zijn zij dus subsidiabel uit hoofde van de communautaire bijstand. - ESF In het kader van door het ESF medegefinancierde opleidingsacties kunnen ook leermiddelen als inbreng in natura gelden. Bronnen - Coördinatieverordening (artikel 21). - Kaderverordening (artikel 13, lid 3). - Antwoord van mevrouw Wulf-Mathies op schriftelijke vraag nr. 3178/95 van het Parlement (PB nr. C 109 van 15. 4. 1996, blz. 31). Notitie nr. 8 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen BOEKING VAN BANKRENTE OVER COMMUNAUTAIRE VOORSCHOTTEN ALGEMENE REGEL Door de wijze waarop de Structuurfondsen de acties medefinancieren kunnen de door de Gemeenschap betaalde voorschotten rente opbrengen. 1. De communautaire bijstand wordt via een overheidsinstantie betaald De communautaire voorschotten die via overheidsdiensten aan de lidstaten worden overgemaakt, kunnen rente opbrengen. Dan geldt dat de Gemeenschap, zodra zij de financiële middelen aan de lidstaten heeft overgemaakt, niet langer eigenaar van die middelen is (arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 14 juli 1994 in zaak C-186/93). De Commissie ziet toe op de naleving van artikel 21, lid 5, van de coördinatieverordening, waarin is bepaald dat deze middelen in de regel binnen drie maanden aan de eindbegunstigden moeten worden doorbetaald (2). 2. De Commissie betaalt de bijstand rechtstreeks aan de eindbegunstigde Als de Commissie de bijstand rechtstreeks aan de eindbegunstigden betaalt (b.v. bepaalde globale subsidies of bijstand voor modelprojecten in het kader van artikel 10 van de EFRO-verordening), kunnen de eindbegunstigden rente over die bedragen ontvangen. In dit geval moet in het contract tussen de Commissie en de eindbegunstigde worden bepaald dat de rente over het totale door de Gemeenschap toegekende bedrag kan worden aangewend in overeenstemming met de doelstellingen van de bijstand en dat de eindbegunstigde moet meedelen welke bestemming hij er precies aan geeft. Voorts kan, als de bijstand betrekking heeft op een duidelijk bepaald en aan de diensten van de Commissie bekend project, de regel worden toegepast dat de rente over het totale door de Gemeenschap betaalde bedrag in mindering kan worden gebracht bij de betaling van het saldo van de bijstand (3*). Bronnen - Antwoord van mevrouw Gradin op schriftelijke vraag nr. 2847/94 van het Parlement (PB nr. C 145 van 12. 6. 1995, blz. 18). - Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 14 juli 1994 in zaak C-186/93. Notitie nr. 9 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen BOEKING VAN ANDERE ONTVANGSTEN DEFINITIE Door de Structuurfondsen medegefinancierde acties kunnen directe of indirecte ontvangsten genereren in de periode waarin de cofinanciering loopt. Het kan hierbij gaan om de opbrengsten van verkoop, verhuur of uitlening van producten of diensten, en om individuele inschrijvingsgelden dan wel andere kosten of inhoudingen op het salaris die met inschrijvingsgelden kunnen worden gelijkgesteld, welke bedragen in het kader van opleidingsacties ten laste van de cursisten komen. ALGEMENE REGEL Er kunnen twee situaties worden onderscheiden: i) Situatie A Alle ontvangsten houden rechtstreeks verband met de medegefinancierde acties. Zij moeten volledig aan de actie worden toegerekend, d.w.z. in mindering gebracht op de subsidiabele uitgaven. ii) Situatie B De ontvangsten houden slechts gedeeltelijk verband met de medegefinancierde acties. Zij moeten volgens een bepaalde coëfficiënt (pro rata) in mindering worden gebracht op de subsidiabele uitgaven. PRECISERINGEN Eventuele ontvangsten als hierna bedoeld worden niet beschouwd als ontvangsten die op grond van deze notitie op de totale subsidiabele kosten in mindering moeten worden gebracht: a) de ontvangsten die tijdens de gehele economische levensduur van de medegefinancierde investeringen worden gegenereerd en onder de specifieke bepalingen van artikel 17 van de coördinatieverordening vallen; b) de ontvangsten die worden gegenereerd in het kader van de acties op het gebied van financiële instrumentering, waarvoor in de notities nrs. 18, 19 en 21 specifieke regels worden vastgesteld; c) de bijdragen die de particuliere sector bij wijze van medefinanciering van de acties, investeringen of projecten levert en die in voorkomend geval in de financiële tabellen naast de overheidsbijdragen zijn vermeld. Bronnen - Financieel reglement (artikel 2). - Coördinatieverordening (artikel 17, lid 3). - ESF-verordening (artikel 2, lid 1, tweede streepje). Notitie nr. 10 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen FINANCIERINGS- EN BANKKOSTEN, GERECHTSKOSTEN ALGEMENE REGEL Alleen kosten die rechtstreeks verband houden met de voorbereiding en de uitvoering van het project komen voor medefinanciering in aanmerking. Bepaalde kosten kunnen op grond van hun aard niet worden gesubsidieerd. 1. Financieringskosten: Debetrente (andere dan de in het kader van de vormen van bijstandsverlening goedgekeurde rentesubsidies en dan de debetrente die valt onder een door de Commissie goedgekeurde steunregeling van de staat), bankagio's, wisselprovisies en andere zuivere financieringskosten komen niet voor medefinanciering in aanmerking. 2. Kosten die verbonden zijn aan het openen en houden van bankrekeningen, kosten van overmakingen en andere administratiekosten: Als met het oog op de medefinanciering voor elk project een afzonderlijke bankrekening moet worden geopend, worden de kosten die verbonden zijn aan het openen en vervolgens het houden van de rekeningen aangemerkt als uit het project voortvloeiende administratiekosten (en zijn deze kosten, afgezien van debetrente (zie punt 1), dus subsidiabel. Specifiek voor het ESF: Voor opeenvolgende opleidingsacties mag dezelfde bankrekening worden gebruikt. Welk deel van de rekeningkosten dan aan elke opleidingsactie moet worden toegerekend, wordt bepaald aan de hand van een passende verdeelsleutel (zie notitie nr. 5 "Toerekening van indirecte kosten"). 3. Boetes, financiële sancties, gerechtskosten: Deze kosten zijn niet subsidiabel omdat zij niet rechtstreeks bijdragen tot het bereiken van de beoogde doelstelling. 4. Kosten van juridisch advies ("legal fees"), notariskosten en kosten voor technische of financiële expertise met het oog op de voorbereiding en/of de uitvoering van een project: Deze kosten zijn subsidiabel als zij rechtstreeks betrekking hebben op het project en noodzakelijk zijn voor een deugdelijke uitvoering of voorbereiding van het project. Bronnen - Financieel reglement (artikel 2). - Kaderverordening (artikel 3). - EFRO-verordening (artikel 1). - Verordening EOGFL-Oriëntatie (artikelen 5 en 6). Notitie nr. 11 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen BANKGARANTIEKOSTEN ALGEMENE REGEL Kosten in verband met een bankgarantie komen niet voor medefinanciering in aanmerking, ongeacht: - de vorm van bijstandsverlening (operationeel programma, enig programmeringsdocument, programma in het kader van een communautair initiatief enz.), behalve voor globale subsidies, - het risico waartegen degene die voor het project verantwoordelijk is zich moet indekken (bijvoorbeeld een bankgarantie voor deugdelijke uitvoering/"performance bond" of elke andere bankgarantie die van een opdrachtnemer wordt verlangd bij de indiening van een offerte of de uitvoering van een project), in welke vorm de bijstand ook wordt verleend. UITZONDERING: GLOBALE SUBSIDIES Alleen in verband met globale subsidies zijn bankgarantiekosten subsidiabel. In dat geval kunnen alleen de kosten worden gesubsidieerd van de bankgarantie of van elke andere verzekering waarvan de door de lidstaat aangewezen bemiddelende instantie gebruik kan maken om zich in te dekken tegen misbruik of nalatigheid bij het gebruik van de communautaire middelen waaraan zij geen schuld heeft (zie artikel 23, lid 1, derde streepje, van de coördinatieverordening). SPECIFIEKE OPMERKINGEN - Communautair initiatief Leader In het kader van het communautaire initiatief Leader kan van de plaatselijk groepen die door de bemiddelende instantie als intermediaire projectbeheerders zijn erkend, een bankgarantie worden verlangd. De door de plaatselijke groep gedeclareerde rechtstreeks aan deze bankgarantie verbonden kosten kunnen voor bijstandsverlening in aanmerking worden genomen. - Modelprojecten Als de Commissie, naast de vereisten op grond van de toepassingsbepalingen van het financieel reglement, een bankgarantie oplegt, zijn de rechtstreeks aan deze bankgarantie verbonden kosten subsidiabel. In alle andere gevallen zijn zij dat niet. Bronnen - Coördinatieverordening (artikel 23, lid 1, derde streepje). - Verklaring van de Commissie ad artikel 21, lid 3, van de coördinatieverordening (Verordening (EEG) nr. 4253/88, zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93), opgenomen in de notulen van de Raad van 20 juli 1993 tot goedkeuring van Verordening (EEG) nr. 2082/93. Notitie nr. 12 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen AANKOOP VAN TWEEDEHANDS MATERIEEL ALGEMENE REGEL 1. Mits in voorkomend geval de restrictievere nationale bepalingen worden nageleefd, is de aankoop van tweedehands materieel subsidiabel in gevallen die naar behoren zijn gemotiveerd en erkend in het kader van het partnerschap, indien alle vier volgende voorwaarden zijn vervuld: - de verkoper geeft een verklaring af waarin hij de juiste herkomst van het materieel vermeldt en bevestigt dat voor die uitrusting nog geen nationale of communautaire bijstand is verleend; - de aankoop van het materieel betekent voor het programma of het project een bijzonder voordeel of is absoluut noodzakelijk wegens uitzonderlijke omstandigheden (binnen een voor de goede uitvoering van het project aanvaardbare termijn is geen nieuw materieel beschikbaar); - het tweedehandse materieel is goedkoper dan nieuwe uitrusting (zodat ook de communautaire bijdrage aanzienlijk kleiner is), maar de transactie blijft kosteneffectief; - de technische en/of technologische eigenschappen van het tweedehands aangekochte materieel zijn in overeenstemming met de eisen van het project. Als de aankoop van tweedehands materieel voor bijstand in aanmerking wordt genomen, worden de betrokken kosten berekend op basis van hun courante waarde. 2. Wat de afschrijving in plaats van de aankoop van tweedehands materieel als subsidiabele kosten betreft, geldt het vermelde in notitie nr. 6. 3. Specifiek voorschrift In het kader van een door de Commissie toegestane steunregeling kan als subsidiabel worden beschouwd de overneming van een inrichting die is opgeheven of zonder die overneming zou worden opgeheven. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS - ESF De aankoop van tweedehands materieel is niet subsidiabel in het kader van de door het ESF medegefinancierde acties. De afschrijving van aangekocht tweedehands materieel is daarentegen subsidiabel voor de duur van de actie (zie notitie nr. 6 "Afschrijvingen"). - EOGFL, afdeling Oriëntatie In de Verordeningen (EEG) nr. 866/90 en (EEG) nr. 867/90 is uitdrukkelijk bepaald dat de aankoop van tweedehands materieel niet voor bijstand in aanmerking komt. - FIOV Verordening (EG) nr. 3699/93 voorziet niet in de aankoop van tweedehands materieel in het kader van de door het FIOV medegefinancierde acties. Bronnen - Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad (artikelen 6 t/m 11, 13 t/m 16 en 20). - Verordeningen (EEG) nr. 866/90 (artikel 11) en (EEG) nr. 867/90. Notitie nr. 13 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen AANKOOP VAN GROND ALGEMENE REGEL 1. De aankoop van onbebouwde grond moet deel uitmaken van een actie die tot de economische ontwikkeling bijdraagt en is alleen subsidiabel als hij rechtstreeks betrekking heeft op een productieve investering of een infrastructuurinvestering. De aankoop van grond als integrerend onderdeel van een investering die niet in het kader van een steunregeling wordt gedaan, mag de limiet van 10 % van de subsidiabele projectkosten overschrijden, op voorwaarde dat de nationale bepalingen ter voorkoming van speculatie in acht worden genomen (bijvoorbeeld door opneming van een clausule die eigendomsoverdracht gedurende ten minste een bepaalde periode verbiedt). 2. Projecten inzake milieubescherming De aankoop van grond als hoofddoel van een investering voor milieubescherming is subsidiabel als is voldaan aan de volgende voorwaarden, die er onder meer op gericht zijn speculatie tegen te gaan: i) over het project is in partnerschapsverband een besluit genomen; ii) de grond wordt voor het vastgestelde doel gebruikt gedurende een in partnerschapsverband overeengekomen periode. Elke wijziging in de in partnerschapsverband afgesproken bestemming van het onroerend goed, die veranderingen in de aard en de uitvoering van de actie zou teweegbrengen en waarvoor geen goedkeuring is gevraagd aan de diensten van de Commissie of aan het toezichtcomité, zal worden onderzocht overeenkomstig artikel 24 van de coördinatieverordening; iii) de grond is niet voor de landbouw bestemd (in naar behoren gemotiveerde gevallen kan in het kader van het partnerschap worden besloten hierop een uitzondering te maken); iv) een overheidsinstelling of een publiekrechtelijk lichaam is voor de aankoop verantwoordelijk. SPECIFIEKE OPMERKING In het geval van medegefinancierde steunregelingen wordt, overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde richtsnoeren voor steunmaatregelen van de staten met regionale strekking, de aankoop van grond, naast die van de gebouwen en de uitrusting, meegenomen in de standaardgrondslag om de waarde van de initiële investering (investering in vaste activa) te bepalen. In dit geval beoordelen de diensten van de Commissie in het licht van de steunregeling als geheel of de aankoop van grond al dan niet subsidieerbaar is. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS - ESF Deze uitgave kan niet door het ESF worden medegefinancierd (artikel 2 van de ESF-verordening). - EOGFL, afdeling Oriëntatie i) In het kader van uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2328/91 (artikel 7) en Verordening (EEG) nr. 866/90 (artikel 11) medegefinancierde acties, zijn investeringen in de aankoop van grond in geen geval subsidiabel. ii) De aankoop van grond is subsidiabel in het kader van een ruilverkaveling zoals bedoeld in artikel 5, onder d), van de verordening betreffende het EOGFL, afdeling Oriëntatie. - FIOV Op grond van bijlage III, punt 2.0, onder c), van Verordening (EG) nr. 3699/93 zijn investeringen in de aankoop van grond niet subsidiabel. Bronnen - EFRO-verordening (artikel 1). - Beschikkingen betreffende de toekenning van bijstand voor quotavrije projecten (EFRO). - ESF-verordening (artikel 2). - Verordening EOGFL-Oriëntatie (artikelen 2, 5 en 6). - Verordening (EEG) nr. 866/90 (artikel 11). - Verordening (EEG) nr. 2328/91 (artikel 7, lid 1). - Toepassingsverordening van de FIOV-verordening, bijlage III, punt 2.0, onder c). Notitie nr. 14 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen AANKOOP VAN ONROEREND GOED ALGEMENE REGEL De aankoop van onroerend goed (een bestaand gebouw en de grond waarop het staat) is subsidiabel als aan de hierna vermelde voorwaarden wordt voldaan (tenzij uitdrukkelijk anders bepaald). De aankoop moet deel uitmaken van een actie die tot de economische ontwikkeling bijdraagt. Of deze aankoop subsidiabel is, moet worden uitgemaakt binnen de context van de medegefinancierde actie als geheel. Over het algemeen is de aankoop van onroerend goed slechts één onderdeel van het medegefinancierde project. In bepaalde situaties kan de aankoop echter het hoofddoel van het medegefinancierde project zijn (bijvoorbeeld aankoop van een gebouw door een overheidsinstelling om het ter beschikking te stellen van het MKB; plan voor de uitbreiding van ondernemingen of voor de ondersteuning van de diversificatie van de werkgelegenheid op het platteland in het kader waarvan de aankoop van een bedrijfsruimte de belangrijkste uitgave is). De aankoop van het terrein rond het gebouw waarop de medefinanciering betrekking heeft, is subsidiabel op voorwaarde dat de bepalingen inzake de aankoop van grond (zie notitie nr. 13 "Aankoop van grond") in acht worden genomen. De kosten en belastingen in verband met de aankoop van gebouwen zijn subsidiabel als zij werkelijk en definitief door de uiteindelijke begunstigden worden gedragen (zie notitie nr. 15 "BTW en andere heffingen en belastingen"). VOORWAARDEN VOOR SUBSIDIEERBAARHEID Of de aankoop van onroerend goed subsidiabel is, wordt in alle gevallen bepaald op basis van de volgende voorwaarden, die erop gericht zijn speculatie te voorkomen en een goede kosteneffectiviteit te bereiken: i) Desgewenst moet een certificaat kunnen worden overgelegd dat voldoet aan de nationale voorschriften terzake en waarin bevestigd wordt dat de aankoopprijs van het gebouw billijk is. ii) Door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of door de verkoper van het goed moet worden verklaard dat voor het betrokken onroerend goed nooit eerder voor hetzelfde doel nationale of communautaire steun is verleend. iii) Het onroerend goed wordt voor de vastgestelde bestemming gebruikt gedurende een in partnerschapsverband overeengekomen periode. Elke wijziging in de bestemming van het gebouw gedurende de overeengekomen periode, die de aard of de omstandigheden van de uitvoering van het project zou veranderen en waarvoor geen goedkeuring is gevraagd aan de diensten van de Commissie of aan het toezichtcomité, zal worden onderzocht overeenkomstig artikel 24 van de coördinatieverordening. iv) Het gebouw mag niet dienen om er diensten van overheidsadministratie in onder te brengen. BIJZONDERE OPMERKING In het geval van medegefinancierde steunregelingen wordt, overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde richtsnoeren voor steunmaatregelen van de staten met regionale strekking, de aankoop van gebouwen, naast die van de grond en de uitrusting, meegenomen in de standaardgrondslag om de waarde van de initiële investering (investering in vaste activa) te bepalen. In dit geval beoordelen de diensten van de Commissie in het licht van de steunregeling als geheel of de aankoop van gebouwen al dan niet subsidiabel is. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS - ESF Het ESF cofinanciert in geen geval de aankoop van onroerend goed (alleen de afschrijving van het gebouw voor de duur van de opleiding kan worden vergoed; zie notitie nr. 6 ("Afschrijvingen")). - EOGFL, afdeling Oriëntatie In Verordening (EEG) nr. 866/90 (artikel 11, lid 3) en Verordening (EEG) nr. 2328/91 (artikel 7) wordt de bouw of de verwerving van onroerend goed, afgezien van de aankoop van het terrein, uitdrukkelijk als subsidiabel aangemerkt, op voorwaarde dat aan de voor medegefinancierde investeringen vastgestelde vereisten wordt voldaan. In de Verordeningen (EEG) nr. 1035/72, (EEG) nr. 1360/78, (EEG) nr. 389/82 en (EEG) nr. 1696/71 van de Raad daarentegen wordt, in het kader van de aanloopsteun voor producentenverenigingen, alleen de voor de aankoop van een gebouw te betalen rente als subsidiabele uitgave aangemerkt. De bepalingen van deze notitie gelden dus voor het EOGFL, afdeling Oriëntatie, tenzij in de betrokken specifieke verordening uitdrukkelijk anders bepaald. - FIOV In de sectoren aquicultuur en verwerking en afzet van visserijproducten (zie Verordening (EG) nr. 3699/93) wordt de aankoop van gebouwen uitdrukkelijk als subsidiabel aangemerkt, afgezien van de waarde van het terrein. - EFRO In principe moet aankoop van nieuwe gebouwen door de overheid worden vermeden om omzeiling van de regels inzake overheidsopdrachten uit te sluiten. Elke uitzondering op deze regel moet door het toezichtcomité worden goedgekeurd en gemotiveerd. Bronnen - Verordening EOGFL-Oriëntatie (artikelen 2, 5 en 6). - Verordening (EEG) nr. 866/90 (artikel 11). - Toepassingsverordening van de FIOV-verordening (bijlage II). Notitie nr. 15 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen BTW EN ANDERE HEFFINGEN EN BELASTINGEN ALGEMENE REGEL 1. BTW die kan worden teruggevorderd of op enigerlei wijze wordt terugbetaald of gecompenseerd, komt niet voor bijstand in aanmerking en kan dus niet uit de Structuurfondsen worden medegefinancierd. Het is de taak van de in de lidstaten aangewezen instanties en van de diensten van de Commissie om via controles ter plaatse te verifiëren of de door de eindbegunstigden aangegeven uitgaven, en met name het eventuele BTW-gedeelte daarvan, werkelijk subsidieerbaar zijn. Als twijfel bestaat over de terugbetaling van de BTW, subsidiëren de Fondsen het BTW-gedeelte van de aangegeven uitgaven pas na onderzoek van het betrokken geval. Of de eindbegunstigde een publiekrechtelijke dan wel een privaatrechtelijke status heeft, speelt geen rol bij het onderzoek van de subsidieerbaarheid, indien de BTW moet worden betaald. 2. Hetzelfde geldt voor andere heffingen, belastingen of lasten (met name directe belastingen, sociale lasten op lonen) die uit de communautaire financiering kunnen voortvloeien. Zij komen voor subsidiëring in aanmerking als zij effectief en definitief door de eindbegunstigden worden gedragen (ongeacht of deze bedragen al dan niet voor de begroting van de lidstaat bestemd zijn). Bronnen - Interne voorschriften inzake de BTW in het kader van de door de directoraten-generaal en de diensten van de Commissie gegunde overheidsopdrachten (document SEC(95) 715 van 28. 4. 1995.). - Antwoord van mevrouw Gradin op schriftelijke vraag nr. 2837/94 van het Parlement (PB nr. C 103 van 24. 4. 1995, blz. 42). Notitie nr. 16 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen ALTERNATIEVE FINANCIERING VAN DE MEDEGEFINANCIERDE PROJECTEN DEFINITIE VAN HET BEGRIP Alternatieve financiering of betaling is een beheersinstrument om een zo doeltreffend mogelijk gebruik te kunnen maken van de kasmiddelen die op uiteenlopende tijdstippen beschikbaar worden gesteld door de verschillende medefinancierende nationale en communautaire overheidsinstanties. De medefinancieringspercentages worden op het niveau van de maatregel vastgesteld en alternatieve financiering komt er dan op neer bepaalde projecten volledig uit nationale kredieten en andere volledig uit communautaire kredieten te financieren, waarbij er echter voor wordt gezorgd dat het gemiddelde medefinancieringspercentage voor de maatregel als geheel overeenkomt met het vastgestelde percentage. In de praktijk wordt deze werkwijze in de volgende gevallen toegepast: - als gewone gang van zaken in de periode tussen de start van de medegefinancierde actie en de betaling van het eerste communautaire voorschot, - als gewone gang van zaken tegen het einde van de programmeringsperiode, wanneer het communautaire saldo nog niet is betaald, - om te voorkomen dat de hele maatregel geblokkeerd raakt doordat de financiële middelen uit de verschillende bronnen voor de afzonderlijke projecten niet alle tijdig beschikbaar zijn, welke situatie zich vooral voordoet als het bij de financieringsbronnen op grond van de nationale begrotingsvoorschriften om onderscheiden begrotingsposten gaat. ALGEMENE REGEL De beherende diensten van de lidstaten mogen, in overeenstemming met de nationale begrotingsvoorschriften, op niet systematische wijze alternatieve financiering toepassen om bepaalde blokkeringen van betalingen door een dergelijk beheer van de beschikbare kasmiddelen te voorkomen. Ter wille van de doorzichtigheid moeten bij het hanteren van dit beheersinstrument echter de volgende strikte voorwaarden in acht worden genomen. Voorwaarden voor subsidieerbaarheid Alle hierna genoemde voorwaarden vloeien voort uit het fundamentele beginsel dat alle projecten die in het kader van de vorm van bijstandsverlening worden uitgevoerd, moeten voldoen aan de standaardbepalingen die aan de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van de vorm van bijstandsverlening zijn gehecht, ongeacht de oorsprong van de voor de financiering ervan gebruikte middelen: i) Geen algemene handelwijze Alternatieve financiering kan geen algemene handelwijze, doch slechts een instrument voor het beheer van de kasmiddelen zijn. ii) Uitvoering van wat is geprogrammeerd Altijd moet duidelijk zijn welke projecten de nationale tegenprestatie vormen voor de projecten die voor 100 % uit communautaire middelen worden gefinancierd. De eerstgenoemde projecten moeten volgens de geldende procedures in de vorm van bijstandsverlening worden geïntegreerd. Overigens moeten alle onder een maatregel vallende projecten volgens dezelfde voor de hele maatregel vastgestelde criteria worden geselecteerd, ongeacht de financieringsbron. iii) Naleving van de voor communautaire bijstand geldende publiciteitsvoorschriften Eindbegunstigden moeten naar behoren worden geïnformeerd over de opneming van hun project in een door de Structuurfondsen medegefinancierde actie. Dit geldt voor alle projecten die van de maatregel deel uitmaken, dus ook voor die waarvoor alternatieve financiering wordt toegepast, ongeacht de bron daarvan. In het geval van een door het ESF medegefinancierde opleidingsactie zijn alleen die door de initiatiefnemer van een project gesloten contracten subsidiabel waarin uitdrukkelijk melding wordt gemaakt van de medefinanciering door het ESF (dus ook als het om alternatieve financiering gaat en ongeacht uit welke bron deze afkomstig is). iv) Zelfde controleregeling De communautaire diensten kunnen alle onder de maatregel vallende projecten op dezelfde voorwaarden en op basis van dezelfde verplichtingen controleren, dus ook in geval van alternatieve financiering en ongeacht de bron daarvan. v) Gemeenschappelijk beheer van alle projecten Bij alternatieve financiering wordt de oorsprong van de voor de financiering van het project te gebruiken kredieten gekozen naar gelang van de kasmiddelen die bij de betaling van de overheidssteun beschikbaar zijn. Er kan dus geen sprake van zijn dat op grond van de oorsprong van de alternatieve financiering onderscheid bij het beheer wordt gemaakt of prioriteit aan bepaalde dossiers wordt gegeven. vi) Inachtneming van de medefinancieringspercentages op het niveau van de maatregel Na elk afzonderlijk financieringsbesluit dient te worden nagegaan hoe het staat met de medefinanciering op het niveau van de maatregel en of de totale overheidssteun in overeenstemming is met de afspraken. Notitie nr. 17 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen LOPENDE VERRICHTINGEN/HERSTRUCTURERING VAN DE BALANS VAN ONDERNEMINGEN ALGEMENE REGEL Bepaalde financieringstechnieken die niet voor productieve investeringen maar voor lopende verrichtingen of een herstructurering van de balans worden gebruikt, komen niet voor medefinanciering in het kader van de Structuurfondsen in aanmerking, tenzij zij zijn opgenomen in een door de Commissie goedgekeurde steunregeling van de staat. Het betreft de volgende handelingen: 1. Financiering van het bedrijfskapitaal van ondernemingen: Het bedrijfskapitaal van ondernemingen ("working capital") wordt doorgaans gefinancierd door overdisponering of gebruikmaking van andere vormen van kortlopend krediet. Als onderdeel van de vlottende activa draagt het bedrijfskapitaal niet bij aan de financiering van productieve investeringen die het mogelijk maken duurzame arbeidsplaatsen te scheppen of in stand te houden. De financiering van het bedrijfskapitaal en kastransacties zijn niet subsidiabel. 2. Factoring: Het betreft een manier om het bedrijfskapitaal te financieren. Zolang klanten niet betaald hebben, kan normaliter niet over de betrokken bedragen worden beschikt. Een factor kan echter een belangrijk deel - gewoonlijk tot 80 % - van die vorderingen voorschieten, wat een kortetermijnverbetering van de kasstroom oplevert. De door bedrijven gedragen kosten in verband met factoring zijn niet subsidiabel. Alleen voor het EFRO: Krachtens artikel 1, onder c), eerste streepje, van de EFRO-verordening is steun voor dienstverlening aan het midden- en kleinbedrijf subsidiabel. Indien het gaat om steun aan een onderneming die aan het midden- en kleinbedrijf diensten aanbiedt, waaronder factoring, dan zijn de kosten om die factoring aanbiedende onderneming op te richten en gedurende een bepaalde periode in stand te houden, subsidiabel. 3. Consolidering van verliezen: De bij economische activiteiten geleden verliezen komen niet voor medefinanciering in aanmerking. Van een herstructurering zonder meer van de passiva op de balans gaan geen directe effecten op latere investeringen uit. Bronnen - Kaderverordening (artikel 3). - EFRO-verordening (artikel 1). - Verordening betreffende het EOGFL-Oriëntatie (artikelen 5 en 6). Notitie nr. 18 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen FINANCIËLE INSTRUMENTERING: GARANTIEFONDSEN ALGEMENE REGEL De Structuurfondsen kunnen deelnemen aan de financiering van de bijdrage van de lidstaten in de oprichting van of de verhoging van het kapitaal van garantiefondsen (hierna afgekort als "GF"). Bij medefinanciering van acties op het gebied van financiële instrumentering, met name wat betreft GF, dienen de volgende grondregels in acht te worden genomen: i) de Gemeenschap moet haar deelneming aan financiële instrumentering beperkt houden en mag geenszins in de plaats treden van noch overlappen met het financieringswezen, tenzij vaststaat dat dit laatste niet aan de ontwikkelingsbehoeften van de betrokken regio kan voldoen; ii) de medefinanciering door de Gemeenschap betreft de bijdrage van de overheid in het maatschappelijk kapitaal van het fonds; de Gemeenschap neemt, met andere woorden, niet deel aan het beheer van het fonds en draagt niet bij in de beheerskosten. De lidstaten en hun particuliere/openbare partners (niet de Commissie) zijn de enige participanten/aandeelhouders van de fondsen; iii) het percentage van de Gemeenschapsbijdrage moet, overeenkomstig artikel 17, lid 3, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 4253/88 (gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93), variëren naar gelang van de inkomsten die het fonds genereert; iv) beginsel van partnerschap tussen de openbare en de particuliere sector: de GF hebben bij voorkeur zowel openbare als particuliere aandeelhouders, met een substantiële particuliere inbreng (b.v. 30 % van het maatschappelijk kapitaal) die als hefboom kan werken. Elk geval waarin van dit beginsel wordt afgeweken, moet ter goedkeuring aan de diensten van de Commissie worden voorgelegd; v) in gevallen waarin van het bovenbedoelde beginsel wordt afgeweken doordat de financiering van de nationale overheid ontbreekt, moet de betrokken lidstaat toch een subsidiaire aansprakelijkheid houden in het kader van het in de Structuurfondsen overeengekomen partnerschap (zie artikel 23 van de coördinatieverordening); vi) de GF moeten worden beheerd met inachtneming van de regels en usances die op de betrokken markten gelden; vii) de werking van de fondsen moet afgestemd zijn op de voor de bijstandsvormen geldende bepalingen inzake de financiële uitvoering, met name wat betreft de begrippen "verplichtingen" en "daadwerkelijk verrichte uitgaven", en de beëindiging van de medefinanciering; viii) de GF richten hun actie op financieel en economisch gezonde ondernemingen. Er mogen geen waarborgen worden verstrekt voor pure herfinanciering van bedrijfspassiva; ix) voor elk kalenderjaar wordt een activiteitenverslag van de GF aan de Commissie voorgelegd nadat het toezichtcomité hierover advies heeft uitgebracht; x) de Commissie en de Europese Rekenkamer hebben het controlerecht over de activiteiten van de GF, met inbegrip van het recht om accountantsonderzoeken uit te voeren of te laten uitvoeren bij de onderneming waaraan de GF waarborgen hebben verstrekt; xi) de looptijd van de GF staat in een gepaste verhouding tot het doel waarvoor zij zijn opgericht en is ten minste gelijk aan de looptijd van de medefinanciering; xii) elke uitzondering op de in deze notitie overeengekomen beginselen moet telkens afzonderlijk, geval per geval, ter goedkeuring aan de diensten van de Commissie worden voorgelegd. NB: Aan het bepaalde onder i) wordt geacht automatisch te zijn voldaan als de Commissie (DG IV) de steun van de lidstaat verenigbaar met artikel 92, lid 3, van het Verdrag heeft verklaard. SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DE GF 1. De hierbij bedoelde bepalingen zijn van toepassing op de organisaties die zich borg stellen voor een gedeelte van de leningen die financiële instellingen aan ondernemingen verstrekken, teneinde het aan de investeringen van de begunstigde ondernemingen verbonden risico te spreiden. Drie types van garantiefondsen kunnen worden onderscheiden: - de fondsen die borg staan voor klassieke bankkredieten; - de onderlinge waarborgmaatschappijen (ook soms genoemd de wederzijdse garantiemaatschappijen); deze verstrekken gewoonlijk slechts waarborgen aan hun leden-aandeelhouders (vaak gaat het om ambachtslui of zeer kleine ondernemingen); - de fondsen die borg staan voor participaties (dekken een deel van het risico van venture-kapitaalfondsen). 2. De bijstand, die aan een openbaar lichaam (lidstaat, regio, gemeente ....) of aan een in overleg met de lidstaat aangewezen tussenpersoon (b.v. wanneer het om een globale subsidie gaat) wordt gestort, dient in dit specifieke geval voor de oprichting van of de verhoging van het kapitaal van een GF). A. Oprichting van of verhoging van het kapitaal van GF 1. Voor de oprichting van een GF is een voorafgaande evaluatie vereist. In bepaalde gevallen zal het toezichtcomité voor de betrokken bijstandsvorm bij de evaluatie worden betrokken (wanneer het GF wordt opgericht na goedkeuring van de bijstandsvorm waarvan het deel uitmaakt). 2. Het GF moet onafhankelijk functioneren en de werking ervan moet geregeld zijn in statuten of in een overeenkomst/contract tussen de verschillende partijen waarin met name de toegestane "gearing ratio" (4) van het fonds voor de looptijd van de communautaire bijstand wordt vastgesteld. Het GF mag ook worden opgezet binnen het kader van een bestaande organisatie, mits er een specifieke uitvoeringsovereenkomst wordt opgesteld, bepalende met name dat voor de ingelegde sommen (middelen van de nationale en communautaire autoriteiten en van andere bronnen) een afzonderlijke boekhouding wordt gevoerd. 3. Het beheer van het GF wordt toevertrouwd aan een organisatie die krachtens de nationale wetgeving gemachtigd is om de betreffende verrichtingen te doen en die over de nodige beheerscapaciteit beschikt om de middelen behoorlijk te beheren. 4. De overeenkomst/statuten en de wijzigingen daarop moeten voorafgaandelijk door de bevoegde diensten van de Commissie worden goedgekeurd. 5. De (initiële en latere) stortingen van alle deelnemers gebeuren contant. Betalingen in natura zijn niet toegestaan. B. Werking van de GF 1. De GF moeten de in de lidstaat van activiteit geldende bepalingen voor het verstrekken van waarborgen naleven. 2. Dekkingspercentage van waarborgen voor bankkredieten De medegefinancierde GF werken volgens de nationale regels die gebruikelijk zijn voor dit type van fondsen. Indien er geen regels van die aard zijn, gelden de volgende beginselen: De investering van de onderneming waarvoor het fonds borg staat, mag niet volledig met bankkrediet worden gefinancierd. De waarborg van het fonds bedraagt ten hoogste een bepaald percentage van de nog uitstaande geleende som, bijvoorbeeld 75 %. Naarmate het aandeel van een lening in de totale kostprijs van de gesubsidieerde bedrijfsinvesteringen toeneemt, zal het dekkingspercentage worden verlaagd. Het bedrag dat wordt uitbetaald indien de waarborg wordt aangesproken, is begrensd tot een percentage, bijvoorbeeld tussen 50 % en 75 %, van het na afwikkeling van de zaak resterende verlies. De waarborg kan gelden voor de terugbetaling van de hoofdsom en de betaling van de geaccumuleerde onbetaalde rente. 3. Dekkingspercentage van waarborgen voor participaties De medegefinancierde GF werken volgens de nationale regels die gebruikelijk zijn voor dit type van fondsen. Indien er geen regels van die aard zijn, gelden de volgende beginselen: De waarborg dekt een bepaald percentage van de door investeerders geleden verliezen, bijvoorbeeld 50 %, na aftrek van de reeds ontvangen dividenden. 4. De GF verstrekken waarborgen aan financieel en economisch gezonde ondernemingen. Voor pure herfinancieringsoperaties van bedrijfspassiva worden geen waarborgen verstrekt. De gedekte acties moeten betrekking hebben op de uitbreiding van bestaande activiteiten, de ontwikkeling van nieuwe activiteiten of de introductie van innoverende/nieuwe technologie in het productieproces of -systeem. 5. Bij operaties van GF ten gunste van ondernemingen die actief zijn op het gebied zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 866/90 inzake de verbetering van de voorwaarden voor de verwerking van landbouwproducten (laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2843/94 (PB nr. L 302 van 25. 11. 1994, blz. 1) moeten de selectiecriteria vastgesteld bij Beschikking 94/173/EG (PB nr. L 79 van 23. 3. 1994, blz. 29), in acht worden genomen. 6. Tijdens de periode van bijstand door de Gemeenschap moeten de ontvangsten van de GF (met name de verzekeringspremies en beleggingsrente) aan het fonds toevallen. 7. Voor elk kalenderjaar wordt, nadat het toezichtcomité hierover advies heeft uitgebracht, een verslag over de activiteiten van de GF bij de Commissie ingediend. Dit verslag omvat een balans en een winst- en verliesrekening, een gedetailleerde opgave van de beheerskosten, een overzicht van de verstrekte waarborgen (betrokken gerealiseerde investeringen, toegekende leningen, naar bedrijf en sector uitgesplitste waarborgen, een en ander met inachtneming van het vertrouwelijkheidsbeginsel), alsmede een opgave van de problemen die zich hebben voorgedaan en van de voorgestelde of gekozen oplossingen. 8. De Commissie en de Europese Rekenkamer hebben het controlerecht over de activiteiten van de GF, met inbegrip van het recht om accountantsonderzoeken uit te voeren of te laten uitvoeren bij de ondernemingen waaraan de GF waarborgen hebben verstrekt. 9. Indien de middelen van het fonds worden gebruikt voor transacties die niet met de doelstellingen van de overeenkomst/statuten overeenstemmen, kan de Commissie te allen tijde de volledige of gedeeltelijke terugbetaling eisen van de bijstand die de Gemeenschap voor de oprichting van GF heeft verstrekt. 10. De beheerskosten van de GF moeten duidelijk omschreven zijn en van tevoren begrensd zijn tot een maximumpercentage op jaarbasis van het gestorte kapitaal. Dit percentage moet op jaarbasis eveneens onder een bepaalde grens in verhouding tot de activiteiten van het fonds blijven. Deze grenswaarde bedraagt gewoonlijk 5 %. De beheerskosten worden niet meegerekend voor de bepaling van het kapitaal aan het einde van de maatregel, teneinde te garanderen dat het kapitaal van de GF voor 100 % voor de verstrekking van waarborgen wordt gebruikt. 11. Het is niet wenselijk dat GF waarborgen verstrekken voor participaties van venture-kapitaalfondsen die zelfs reeds door de Structuurfondsen worden gecofinancierd. C. Begrippen "juridische en financiële verplichtingen" en "daadwerkelijke uitgaven" in het geval van GF 1. Verplichtingen op nationaal niveau De juridische handeling tot vorming of verhoging van het beginkapitaal van een GF wordt beschouwd als de juridische en financiële verplichting in de zin van de voor de bijstandsvormen geldende bepalingen inzake de financiële uitvoering. 2. Daadwerkelijke uitgaven De daadwerkelijke uitgaven worden gevormd door de contante stortingen van de kapitaalaandelen van de deelnemers (gestort kapitaal) op grond van de uitvoeringsverslagen waarin opgave wordt gedaan van de verstrekte waarborgen, welke de voortgang van de maatregel aantonen. Verdere stortingen in het GF gebeuren wanneer het toezichtcomité op grond van de voortgangsverslagen constateert dat met de eerder toegekende middelen voldoende waarborgen zijn verstrekt. De nieuwe financieringstechnieken behoren tot de vormen van bijstandsverlening waarvoor medefinanciering geldt. De lidstaten moeten dus eventueel voorfinanciering van het in de GF te storten kapitaal accepteren, als voor de bijstandsvorm waarbij het GF is betrokken, vertraging is opgelopen bij de uitbetaling van middelen van de Gemeenschap. 3. De stortingen van de respectieve kapitaalaandelen geschieden voor de publieke en voor de particuliere deelnemers volgens hetzelfde tijdschema. D. Beëindiging en afwikkeling van de medefinanciering (zie voorbeeld in de bijlage) 1. Het toezichtcomité kan binnen de grenzen van zijn bevoegdheden te allen tijde gedurende de uitvoering van de actie op basis van de activiteitenverslagen van de GF besluiten tot herprogrammering van de aan de GF toegewezen bedragen waarvan het comité denkt dat zij niet of niet volledig zullen worden gebruikt. 2. Wanneer de periode van communautaire bijstand afloopt (na het verstrijken van de uiterste datum voor het in aanmerking nemen van de uitgaven), moet de netto financiële positie van het GF worden vastgesteld; daartoe wordt het totale gestorte kapitaal vergeleken met de totale waarde van de gedurende de periode verstrekte waarborgen: i) de maatregel wordt geacht volledig te zijn uitgevoerd indien de werkelijke uitvoeringscoëfficiënt (totale waarde van de verstrekte waarborgen/gestort kapitaal) ten minste 75 % van de statutair toegestane "gearing ratio" bedraagt; ii) indien de werkelijke uitvoeringscoëfficiënt op het tijdstip van beëindiging, ondanks de inspanningen van het toezichtcomité, minder dan 75 % van de toegestane "gearing ratio" bedraagt, worden de subsidiabele uitgaven van het fonds naar evenredigheid verminderd en wordt het ongebruikte bedrag in mindering gebracht op de eindbetaling die de Gemeenschap voor de betrokken bijstandsvorm aan de lidstaat doet. 3. Na de vereffening van het eindsaldo van de bijstandsvorm is de Commissie op geen enkele wijze meer betrokken bij de uitvoering of de follow-up van de actie, tenzij in de bovenvermelde oorspronkelijke overeenkomst uitdrukkelijk anders bepaald en los van de andere algemene bestuursrechtelijke bepalingen betreffende met name de controle. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS EFRO De GF nemen uitsluitend maatregelen ten gunste van het MKB, overeenkomstig artikel 1, onder c), derde streepje, van de EFRO-verordening. Voor de definitie van een MKB wordt verwezen naar de aanbeveling van de Commissie van 3 april 1996 (PB nr. L 107 van 30. 4. 1996, blz. 4). Bronnen - EFRO-verordening (artikel 1, onder c), derde streepje). - Verordening EOGFL-Oriëntatie (artikel 5, onder k), en artikel 6). - Mededeling van de Commissie aan de lidstaten, betreffende het MKB-initiatief, met name punt 7.9 (PB nr. C 180 van 1. 7. 1994, blz. 10). BIJLAGE bij notitie nr. 18 "Financiële instrumentering: garantiefondsen" Afwikkeling van de medefinanciering: concreet voorbeeld van het mechanisme 1. Het betrokken GF wordt voor 30 % door de Gemeenschap medegefinancierd. Het gestorte kapitaal van het fonds bedraagt 100. De statutair vastgestelde "gearing ratio" is 6, hetgeen betekent dat de totale waarde van de verstrekte waarborgen op eender welk moment ten hoogte zes keer de waarde van het gestorte kapitaal, zijnde 600, mag bedragen. 2. Bij de afwikkeling van de medefinanciering wordt nagegaan of de totale waarde van de door het GF verstrekte waarborgen 75 % of meer van de "gearing ratio", d.i. 75 % van 6 × 100 = 450 (hierna de "grenswaarde" genoemd), bedraagt. Situatie A: De totale waarde van de verstrekte waarborgen bedraagt 450 of meer. De maatregel wordt geacht volledig te zijn uitgevoerd (de communautaire bijstand wordt geacht volledig te zijn benut). Situatie B: De totale waarde van de verstrekte waarborgen bedraagt minder dan 450, bijvoorbeeld 400. De maatregel is slechts gedeeltelijk uitgevoerd, namelijk voor 400/450 (waarde verstrekte waarborgen/grenswaarde) = 88,89 %. Dit percentage van het kapitaal van het fonds komt voor medefinanciering in aanmerking, zodat op de bijdrage van de Gemeenschap - bij een medefinancieringspercentage van 30 % - voor de ongebruikte 11,11 % van het kapitaal een vermindering moet worden toegepast van (30 % × (11,11 % van 100) =) 3,33. Deze 3,33 % wordt in mindering gebracht op de eindbetaling die de Gemeenschap voor de betrokken bijstandsvorm aan de lidstaat doet. 3. De "gearing ratio" zal van de ene lidstaat tot de andere en van het ene GF tot het andere variëren naar gelang van de aard van de gewaarborgde risico's. Dit houdt theoretisch in dat voor twee GF met gelijke kenmerken en een identieke uitvoering, doch met een verschillende "gearing ratio", de afwikkeling anders kan zijn. Notitie nr. 19 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen FINANCIËLE INSTRUMENTERING: VENTURE-KAPITAALFONDSEN ALGEMENE REGEL De Structuurfondsen kunnen deelnemen aan de financiering van de bijdrage van de lidstaten in de oprichting van of de verhoging van het kapitaal van venture-kapitaalfondsen (hierna afgekort als "VKF"). Bij medefinanciering van acties op het gebied van financiële instrumentering, met name wat betreft VKF, dienen de volgende grondregels in acht te worden genomen: i) De Gemeenschap moet haar deelneming aan financiële instrumentering beperkt houden en mag geenszins in de plaats treden van noch overlappen met het financieringswezen, tenzij vaststaat dat dit laatste niet aan de ontwikkelingsbehoeften van de betrokken regio kan voldoen. ii) De medefinanciering door de Gemeenschap betreft de bijdrage van de overheid in het maatschappelijk kapitaal van het fonds; de Gemeenschap neemt, met andere woorden, niet deel aan het beheer van het fonds en draagt niet bij in de beheerskosten. Alleen de lidstaten en hun particuliere/openbare partners (niet de Commissie) zijn participanten/aandeelhouders van de fondsen. iii) Voor het percentage van de Gemeenschapsbijdrage moet rekening worden gehouden met de grenzen die gelden op grond van artikel 17, lid 3, tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 4253/88 (gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93). iv) Beginsel van partnerschap tussen de openbare en de particuliere sector: de GF hebben bij voorkeur zowel openbare als particuliere aandeelhouders, met een substantiële particuliere inbreng (b.v. 30 % van het maatschappelijk kapitaal) die als hefboom kan werken. Elk geval waarin van dit beginsel wordt afgeweken, moet ter goedkeuring aan de diensten van de Commissie worden voorgelegd. v) In gevallen waarin van het bovenbedoelde beginsel wordt afgeweken doordat de financiering van de nationale overheid ontbreekt, moet de betrokken lidstaat toch een subsidiaire aansprakelijkheid houden in het kader van het in de Structuurfondsen overeengekomen partnerschap (zie artikel 23 van de coördinatieverordening). vi) De GF moeten worden beheerd met inachtneming van de regels en usances die op de betrokken markten gelden. vii) De werking van de fondsen moet afgestemd zijn op de voor de bijstandsvormen geldende bepalingen inzake de financiële uitvoering, met name wat betreft de begrippen "verplichtingen" en "daadwerkelijk verrichte uitgaven", en de beëindiging van de medefinanciering. viii) De VKF richten hun actie op financieel en economisch gezonde ondernemingen. Hun inbreng mag niet bestaan in pure herfinanciering van bedrijfspassiva. ix) Voor elk kalenderjaar wordt een activiteitenverslag van de VKF aan de Commissie voorgelegd nadat het toezichtcomité hierover advies heeft uitgebracht. x) De Commissie en de Europese Rekenkamer hebben het controlerecht over de activiteiten van de VKF, met inbegrip van het recht om accountantsonderzoeken uit te voeren of te laten uitvoeren bij de ondernemingen waarin de VKF participeren. xi) De looptijd van de VKF staat in een gepaste verhouding tot het doel waarvoor zij zijn opgericht en is ten minste gelijk aan de looptijd van de medefinanciering. xii) Elke uitzondering op de in deze notitie overeengekomen beginselen moet telkens afzonderlijk (per geval) ter goedkeuring aan de diensten van de Commissie worden voorgelegd. NB: Aan het bepaalde onder i) wordt geacht automatisch te zijn voldaan als de Commissie (DG IV) de steun van de lidstaat verenigbaar met artikel 92, lid 3, van het Verdrag heeft verklaard. SPECIFIEKE REGELS VOOR DE VKF Aard van de uitgaven - De financiële instrumentering zoals bedoeld in wetgeving is een onderdeel van de vormen van bijstandsverlening. In feite zorgen de Structuurfondsen via hun subsidie voor medefinanciering van de participatie van de lidstaten in de VKF. Alleen de lidstaten en hun particuliere/openbare partners (niet de Commissie) zijn participanten/aandeelhouders van de VKF. - Deze notitie gaat dus over de subsidie die wordt uitgekeerd aan de verantwoordelijke overheid (lidstaat, gewest, gemeente ...) of aan een met instemming van de lidstaat aangewezen bemiddelingsinstantie (in geval van een globale subsidie) voor participatie in de oprichting of de verhoging van het kapitaal van een VKF (5). A. Oprichting van of verhoging van het kapitaal van de VKF 1. Voor de oprichting of de verhoging van het kapitaal van een VKF moet een adequate evaluatie vooraf worden gemaakt en worden voorgelegd aan het toezichtcomité voor de betrokken bijstandsvorm wanneer het VKF wordt opgericht na goedkeuring van de bijstandsvorm waarvan het deel uitmaakt. 2. Het VKF moet onafhankelijk functioneren en de werking ervan moet geregeld zijn in statuten of in een overeenkomst of contract tussen de verschillende partijen. Het VKF magook worden opgezet binnen het kader van een bestaande organisatie, mits er een specifieke uitvoeringsovereenkomst wordt opgesteld, bepalende met name dat voor de nieuwe geïnvesteerde bedragen (middelen van de nationale en communautaire autoriteiten en van andere bronnen) een afzonderlijke boekhouding wordt gevoerd, om het gebruik van de oorspronkelijke middelen (die niet noodzakelijk een communautaire oorsprong hebben) duidelijk te onderscheiden van de nieuwe middelen die geïnvesteerd worden in het kader van de communautaire bijstand. 3. Het beheer van het VKF wordt toevertrouwd aan een organisatie die krachtens de nationale wetgeving gemachtigd is om de betreffende verrichtingen te doen en die over de nodige capaciteiten beschikt voor het beheer van de toevertrouwde middelen. Dit houdt in dat het courante beheer van het fonds - onderzoek en follow-up van de dossiers, investeringsbeslissingen - moet worden toevertrouwd aan competente vakmensen die werken volgens de criteria van de privé-sector. 4. De overeenkomst/statuten en de wijzigingen daarop moeten voorafgaandelijk door de bevoegde diensten van de Commissie worden goedgekeurd. 5. Partnerschap overheid-particuliere sector Met het oog op een hefboomeffect bij particuliere investeerders verdient het de voorkeur dat een aanzienlijk gedeelte van het kapitaal van het VKF (b.v. 30 %) wordt ingebracht door de particuliere sector. Iedere uitzondering op deze grondregel moet voor goedkeuring aan de bevoegde diensten van de Commissie worden voorgelegd. 6. Participatie van de lidstaat in het kapitaal van het VKF Het verdient de voorkeur dat de lidstaat via een eigen bijdrage boven de bijdrage van de Gemeenschap deelneemt in het kapitaal van het VKF. Iedere uitzondering op deze grondregel moet voor goedkeuring aan de bevoegde diensten van de Commissie worden voorgelegd. Bij uitzonderingen op deze grondregel blijft de lidstaat er subsidiair verantwoordelijk voor dat de maatregel wordt uitgevoerd met inachtneming van alle in de verordeningen vastgestelde regels en participeert die lidstaat uitsluitend via de bijstand van de Gemeenschap in het kapitaal van het VKF. 7. Overeenkomstig artikel 17, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4253/88, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3193/94, mag de financiële participatie van de Gemeenschap in het kapitaal van het VKF niet meer bedragen dan 50 % van de totale kosten van de maatregel in de gebieden van doelstelling 1 en 30 % van dat bedrag in de andere gebieden. 8. De (initiële en latere) stortingen van alle deelnemers gebeuren contant. Betalingen in natura zijn niet toegestaan. B. Werking van de VKF 1. De VKF moeten de in de lidstaat van activiteit geldende bepalingen voor het verstrekken van risicokapitaal naleven. 2. De bijstand van het VKF bestaat uit participaties, onder andere via intekening op het maatschappelijk kapitaal (aandelen) van bedrijven, leningen (eventueel participerend), obligaties (eventueel convertibel). De VKF verschaffen middelen aan het bedrijf via inschrijving voor een gedeelte van het oorspronkelijke kapitaal (oprichting van bedrijven) of voor de verhoging van het kapitaal of de liquide middelen van het bedrijf. De participaties moeten, ongeacht de vorm, volledig in contanten worden gestort. 3. Als de participaties van een VKF steun omvatten die verder gaat dan de "de-minimis"-regel, dient voorafgaande toestemming op grond van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag te zijn verkregen. 4. Bij operaties van VKF ten gunste van ondernemingen die actief zijn op het gebied zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 866/90 inzake de verbetering van de voorwaarden voor de verwerking van landbouwproducten (laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2843/94 - PB nr. L 302 van 25. 11. 1994, blz. 1), moeten de selectiecriteria vastgesteld bij Beschikking 94/173/EG (PB nr. L 79 van 23. 3. 1994, blz. 29) in acht worden genomen. 5. De VKF participeren in financieel en economisch gezonde ondernemingen. De participaties van de VKF mogen niet bestaan in herfinanciering van bedrijfspassiva. De participaties moeten betrekking hebben op de uitbreiding van bestaande activiteiten, ontwikkeling van nieuwe activiteiten of de introductie van innoverende/nieuwe technologie in het productieproces of -systeem. 6. De participaties van de VKF dienen minderheidsparticipaties van tijdelijke duur te zijn. 7. De VKF kunnen participeren in samenwerking met andere bestaande VKF. 8. Tijdens de periode van bijstand door de Gemeenschap moeten de ontvangsten van de VKF (met name eventuele dividenden, meerwaarde en rente uit beleggingen) aan het fonds toevallen en worden gebruikt voor financiering van participaties en van de beheerskosten (met inachtneming van de hierna aangegeven grenzen). 9. Het kan in sommige gevallen wenselijk zijn om ten aanzien van de bedrijven waarin de VKF participeren te bepalen dat het dividend niet wordt uitgekeerd aan de VKF, maar als reserve in het bedrijf blijft (voor de hele participatie van het VKF of in ieder geval in verhouding tot de medefinanciering door de Gemeenschap). 10. Voor elk kalenderjaar wordt, nadat het toezichtcomité hierover advies heeft uitgebracht, een verslag over de activiteiten van het VKF aan de Commissie uitgebracht. Dit verslag omvat een balans en een winst- en verliesrekening van het VKF, een gedetailleerd overzicht van de beheerskosten, een overzicht van de uitkeringen aan het VKF, een gedetailleerd overzicht van de gerealiseerde participaties (investeringen, leningen, per bedrijf en per sector, zonder afbreuk te doen aan het beginsel van vertrouwelijkheid). Verder dienen problemen en eventueel voorgestelde of gekozen oplossingen te worden besproken. 11. De Commissie en de Europese Rekenkamer hebben het controlerecht over de activiteiten van het VKF, met inbegrip van het recht om accountantsonderzoeken uit te voeren of te laten uitvoeren bij de ondernemingen waarin wordt of is geparticipeerd. 12. Indien de middelen van het VKF worden gebruikt voor transacties die niet met de doelstellingen van de uitvoeringsovereenkomst overeenstemmen, kan de Commissie te allen tijde de volledige of gedeeltelijke terugbetaling eisen van de bijstand die de Gemeenschap voor de oprichting daarvan heeft verstrekt. 13. Om te garanderen dat het kapitaal van de VKF voor 100 % wordt gebruikt voor participaties, moet worden bepaald dat voor beheerskosten (waaronder marktstudies enz.) door de VKF per jaar een bedrag van hoogstens 5 % van het gestorte maatschappelijke kapitaal mag worden besteed. Bij de verantwoording van de besteding van het kapitaal bij de beëindiging van de medefinanciering worden deze beheerskosten buiten beschouwing gelaten. C. Begrippen "juridische en financiële verplichtingen" en "daadwerkelijke uitgaven" 1. Verplichtingen op nationaal niveau De juridische handeling tot vorming of verhoging van het beginkapitaal van een VKF wordt beschouwd als de juridische en financiële verplichting in de zin van de voor de bijstandsvormen geldende bepalingen inzake de financiële uitvoering. 2. Daadwerkelijke uitgaven De daadwerkelijke uitgaven worden gevormd door de contante stortingen van de kapitaalaandelen van de deelnemers (gestort kapitaal) op grond van de uitvoeringsverslagen over de gerealiseerde participaties waaruit de voortgang met de uitvoering van de maatregel blijkt. Verdere stortingen in de VKF gebeuren wanneer het toezichtcomité op grond van de voortgangsverslagen constateert dat de eerder door het fonds verstrekte middelen tot tevredenheid zijn gebruikt. De nieuwe financieringstechnieken behoren tot de vormen van bijstandsverlening waarvoor medefinanciering geldt. Via de bijstand uit de Structuurfondsen wordt de participatie van de lidstaten in de VKF gesubsidieerd. Het is echter zo dat alleen de lidstaat en diens partners, particuliere of overheidsinstanties, participanten/aandeelhouders van deze VKF zijn. Dit betekent dus dat de financiering van de VKF in overeenstemming moet zijn met de financieringsregels voor de vormen van bijstandsverlening van de Structuurfondsen. De lidstaten moeten dus eventueel voorfinanciering van het in de VKF te storten kapitaal accepteren, als voor een bepaalde vorm van bijstandsverlening vertraging is opgelopen bij de uitbetaling van middelen van de Gemeenschap. 3. De storting van de participaties in de VKF worden door alle partners, overheid en particulieren, gedaan volgens hetzelfde tijdschema en met inachtneming van de percentages waarin wordt deelgenomen in het kapitaal. D. Beëindiging en afwikkeling van de medefinanciering 1. Het VKF moet worden opgericht voor een adequate periode die in overeenstemming is met het doel. De minimumduur waarvoor een VKF wordt opgericht, is gelijk aan de looptijd van de specifieke vorm van bijstandsverlening. 2. Wanneer de periode van communautaire bijstand afloopt (na het verstrijken van de uiterste datum voor het in aanmerking nemen van de uitgaven), moet de netto financiële positie van het VKF worden vastgesteld; daartoe wordt het totale gestorte kapitaal vergeleken met het totaalbedrag van de gesteunde maatregelen in de bedrijven tijdens de betrokken periode. - Als wordt geconstateerd dat het totale bestede bedrag voor maatregelen in de bedrijven tijdens de betrokken periode minstens gelijk is aan 100 % van het gestorte kapitaal ( > of =), wordt ervan uitgegaan dat de maatregel volledig is uitgevoerd. - Het is namelijk de taak van het toezichtcomité om tijdens de uitvoering van de maatregel op grond van de verslagen over het functioneren van het VKF tijdig, maar binnen zijn bevoegdheden, te besluiten over herprogrammering van de voor het VKF geplande middelen die niet of slechts ten dele zouden zijn gebruikt. - Als, ondanks de inspanningen van het toezichtcomité, bij de beëindiging van de maatregel de totale bestedingen voor maatregelen in de bedrijven lager zijn geweest dan het in het totaal gestorte bedrag, wordt dat saldo in mindering gebracht op de eindbetaling van de Gemeenschap aan de lidstaat voor de betrokken bijstandsvorm. 3. Na de vereffening van het eindsaldo van de bijstandsvorm is de Commissie op geen enkele wijze meer betrokken bij de uitvoering of de follow-up van de actie, tenzij in de bovenvermelde oorspronkelijke overeenkomst uitdrukkelijk anders bepaald en los van de andere algemene bestuursrechtelijke bepalingen betreffende met name de controle. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS EFRO De VKF nemen uitsluitend maatregelen ten gunste van het MKB, overeenkomstig artikel 1, onder c), derde streepje, van de EFRO-verordening. Voor de definitie van een MKB wordt verwezen naar de aanbeveling van de Commissie van 3 april 1996 (PB nr. L 107 van 30. 4. 1996, blz. 4). Bronnen - Verordening (EEG) nr. 4254/88 (gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2083/93), artikel 1, onder c), derde streepje (EFRO-verordening). - Verordening (EEG) nr. 4256/88 (gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2085/93), artikel 5, onder k), en artikel 6 (verordening EOGFL-Oriëntatie). - Mededeling van de Commissie aan de lidstaten, betreffende het MKB-initiatief, met name punt 7.9 (PB nr. C 180 van 1. 7. 1994, blz. 10). Notitie nr. 20 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen LEASING ALGEMENE REGEL Leasing is op de hierna genoemde voorwaarden subsidiabel (6) Voorwaarden die voor subsidiabiliteit moeten zijn vervuld A. Directe leasing (Het leasebedrijf, de zogenoemde leasinggever, is de eerste ontvanger van de communautaire bijstand, die wordt toegekend op basis van de door dit bedrijf gekochte en vervolgens geleasde goederen.) 1. De leaseovereenkomst waarvoor de steun wordt verleend, moet in een koopoptie voorzien of betrekking hebben op een leasingperiode die overeenkomt met de nuttige levensduur van het geleasde goed. De leasinggever moet zich ertoe verbinden om in geval van niet door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde vervroegde beëindiging van de overeenkomst het deel van de communautaire subsidie dat overeenkomt met de resterende duur van de leasingperiode, aan de bevoegde nationale autoriteiten terug te betalen (voor rekening van het betrokken Fonds). 2. De voor medefinanciering in aanmerking komende uitgave is de aankoop van het goed door het leasebedrijf zoals deze blijkt uit een vereffende factuur of uit boekhoudbescheiden met een vergelijkbare bewijskracht. De communautaire bijstand wordt betaald aan de leasinggever, die het betrokken voordeel moet doorgeven aan de begunstigde van de leaseovereenkomst (leasingnemer). 3. Voor communautaire medefinanciering kan geen hoger bedrag in aanmerking komen dan de nettomarktwaarde van het geleasde goed. Doel van dit maximum is de met de leaseovereenkomst gemoeide uitgaven die niet subsidiabel zijn (belastingen, rente, kosten van herfinanciering, administratiekosten van het leasebedrijf, verzekeringskosten enz.), van medefinanciering uit te sluiten. Daarom moet de overeenkomst voorzien in splitsing van de leasingprijs in twee delen, namelijk enerzijds het bedrag dat overeenkomt met de nettoaankoop, en anderzijds de genoemde bijkomende kosten. 4. De aan het leasebedrijf betaalde communautaire steun moet volledig ten voordele van de begunstigde van de leaseovereenkomst worden gebruikt door alle gedurende de leasingperiode bij wijze van leasingprijs te betalen bedragen inclusief rente op uniforme wijze te verlagen. B. Indirecte leasing (Begunstigde van de communautaire bijstand is de leasingnemer.) 1. De leaseovereenkomst waarvoor de steun wordt verleend, moet voorzien in een koopoptie of betrekking hebben op een leasingperiode die overeenkomt met de nuttige levensduur van het geleasde goed. 2. De voor medefinanciering in aanmerking komende uitgave is de door de leasingnemer aan de leasinggever (het leasebedrijf) betaalde leasingprijs zoals deze blijkt uit een vereffende factuur of uit boekhoudbescheiden met een vergelijkbare bewijskracht. De communautaire bijstand wordt aan de leasingnemer betaald op basis van elk bedrag dat daadwerkelijk bij wijze van leasingprijs is betaald of ineens op basis van de contante waarde van de over de subsidiabele periode te betalen leasingprijs, indien het bij deze contante waarde gaat om "daadwerkelijk verrichte uitgaven" die de eindbegunstigde aan het begin van de actie voor zijn rekening neemt. 3. Indien de totale looptijd van de leaseovereenkomst de looptijd van de communautaire actie overtreft, zijn slechts die bedragen subsidiabel welke de leasingnemer bij wijze van leasingprijs heeft betaald in de periode tot en met de einddatum van de actie (d.w.z. de uiterste datum die voor de in het kader van de actie te boeken betalingen is vastgesteld). Deze voorwaarde vloeit voort uit het feit dat alleen echte kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt, voor medefinanciering in aanmerking komen, terwijl toekomstige uitgaven (in dit geval in de toekomst bij wijze van leasingprijs te betalen bedragen) niet subsidiabel zijn. Om de looptijd van de leaseovereenkomst beter met die van de communautaire actie te laten samenvallen, kan de beginprijs van het betrokken goed worden verlaagd door aan het begin van de periode een voor medefinanciering in aanmerking komende betaling te doen. 4. Voor communautaire medefinanciering kan geen hoger bedrag in aanmerking komen dan de nettomarktwaarde van het geleasde goed. Doel van dit maximum is de met de leaseovereenkomst gemoeide uitgaven die niet subsidiabel zijn (belastingen, rente, kosten van herfinanciering, administratiekosten van het leasebedrijf, verzekeringskosten enz.) van medefinanciering uit te sluiten. Daarom moet de overeenkomt voorzien in splitsing van de leasingprijs in twee delen, namelijk enerzijds het bedrag dat overeenkomt met de nettoaankoop, en anderzijds de genoemde bijkomende kosten. SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS - ESF i) Het ESF verleent geen steun voor de aankoop van goederen, doch alleen voor de huur of afschrijving ervan gedurende de looptijd van de actie (zie notitie nr. 6 "Afschrijvingen"). Voor dit Fonds is de koopoptie dus niet verplicht. Hoe dan ook betreft de medefinanciering door het ESF slechts een deel van de bedragen die bij wijze van leasingprijs worden betaald door de begunstigde van de leaseovereenkomst, die in het geval van operationele leasing eindbegunstigde is. Dit deel wordt pro rata temporis berekend op basis van de looptijd van de betrokken opleidingsactie of van elke andere subsidiabele maatregel. ii) Ter wille van de kosteneffectiviteit moet voorts, in het geval dat ook huren mogelijk is, worden nagegaan of de kosten die de eindbegunstigde in verband met de leasing draagt, niet hoger zijn dan de kosten die verbonden zouden zijn geweest aan het huren van dezelfde outillage. Blijkt dit wel het geval te zijn, dan moeten de extra kosten die zijn veroorzaakt door het feit dat wordt geleasd in plaats van gewoon gehuurd, op de subsidiabele uitgaven in mindering worden gebracht. - EFRO In het kader van door het EFRO medegefinancierde ontsluiting van het eigen potentieel van een regio kunnen via leasing goederen worden verkregen die nodig zijn voor het oprichten en functioneren van een onderneming welke diensten verleent aan het midden- en kleinbedrijf. De vorenstaande specifieke instructies voor het ESF gelden ook voor de in dit verband gefinancierde lopende uitgaven. - Modelprojecten Per definitie gaat het hier om acties van korte duur. Daarom gelden de vorenstaande specifieke instructies voor het ESF (punten i) en ii)) ook voor modelprojecten en innovatieve acties in het kader van de drie Structuurfondsen en het FIOV. Bron Nadere richtsnoeren voor de behandeling van leasing in het kader van de structurele financieringsinstrumenten van de Gemeenschap (PB nr. C 250 van 14. 9. 1993, blz. 5). Notitie nr. 21 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen REGELINGEN INZAKE TERUG TE BETALEN STEUN DEFINITIE 1. Onder "terug te betalen steun" wordt de door de begunstigde niet definitief verworven en eventueel slechts gedurende een bepaalde tijd tot zijn beschikking staande steun verstaan die door een bevoegde overheid of een door de lidstaat aangewezen bemiddelende instantie aan bedrijven of particulieren, in het kader van een nationale steunregeling die deel uitmaakt van een operationeel programma, wordt toegekend. Dergelijke steun kan betrekking hebben op alle acties die voor de Structuurfondsen subsidiabel zijn. 2. Het gaat hier dus om de medefinanciering van een regeling inzake staatssteun die is goedgekeurd of onder de de-minimis-regel valt, en niet van een - in de banksector thuishorend - stelsel van leningen. Dit onderscheid betreft de oorsprong van de gelden. Steun uit overheidsmiddelen, waar het hier - zoals gezegd - om gaat, moet overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie worden aangemeld. 3. Voor terug te betalen steun kan een lagere rente dan de marktrente dan wel helemaal geen rente in rekening worden gebracht (daarin zit het steunelement). 4. Het gaat in deze notitie niet om financiële instrumentering, aangezien de Commissie geen steun voor de oprichting van een fonds verleent, maar een regeling voor de toekenning van individuele steun medefinanciert naarmate door de lidstaat verklaringen over de uitgaven worden ingediend. 5. De eerste serie aan bedrijven en/of particulieren toegekende steunbedragen geldt als "daadwerkelijk verrichte uitgaven" in de zin van de bepalingen inzake de financiële uitvoering. 6. De bedrijven die steun ontvangen, betalen deze volgens vooraf vastgestelde regels aan de toekennende instantie terug. De aldus terugbetaalde bedragen en de eventuele rente worden weer aan het oorspronkelijk voor de steunverlening beschikbare bedrag toegevoegd, zodat nieuwe terug te betalen steun kan worden toegekend. SPECIFIEKE BEPALINGEN Opdat het beheer van dergelijke steunregelingen doorzichtig zal zijn, moeten de bepalingen inzake de terugbetaling van de steun aan de onderstaande criteria voldoen: 1. Wat het financiële beheer betreft, gelden voor terug te betalen steun dezelfde voorschriften en definities als voor niet terug te geven steun. Omdat de steun wordt terugbetaald, moet echter overeenkomstig de beginselen van een goed financieel beheer ook aan de volgende voorwaarden worden voldaan. 1.1. De instantie die de terug te betalen steun toekent (= eindbegunstigde, zie de notitie over de eindbegunstigden), moet een doorzichtige boekhouding bijhouden waarin, met name voor controledoeleinden, van elkaar kunnen worden onderscheiden: - de steun die wordt verleend uit het oorspronkelijk ter beschikking van de instantie gestelde bedrag; - de bedragen die door de ontvangers van de terug te betalen steun worden terugbetaald, inclusief eventuele rente; - in voorkomend geval, de nieuwe steun die uit terugbetaalde steun en betaalde rente wordt bekostigd. 1.2. Er dient op te worden toegezien dat de terugbetaalde bedragen en de betaalde rente niet als een deel van de in het financieringsplan voor de maatregel vastgestelde nationale tegenprestatie worden opgevoerd, maar integendeel in hetzelfde kader opnieuw worden gebruikt. Daartoe zal de steunverlenende instantie, om de totale voor de maatregel toegewezen communautaire bijstand te kunnen ontvangen, aan het einde van het programma rekening en verantwoording moeten doen van het gebruik van, enerzijds, de in het financieringsplan vermelde middelen en, anderzijds, de extra middelen die terugbetalingen en rentebetalingen ondertussen eventueel hebben opgeleverd. 1.3. Ter wille van de doorzichtigheid van de geldstromen moet de steunverlenende instantie een opgave van de uitgaven opstellen waarin tegelijk zijn opgenomen: enerzijds de daadwerkelijk verrichte uitgaven (d.w.z. de aan de begunstigden toegekende en betaalde steunbedragen) en anderzijds informatie over de terugbetalingen en rentebetalingen die eventueel in dezelfde periode aan deze instantie zijn gedaan, welke ontvangsten dan afzonderlijk in de boekhouding moeten zijn vastgelegd (bij controles ter plaatse moeten bewijsstukken worden overgelegd). 2. Bij de afsluiting van de vorm van bijstandsverlening gelden voor de medegefinancierde regelingen inzake terug te betalen steun dezelfde voorschriften als voor medegefinancierde regelingen inzake niet terug te geven steun. Er wordt geen rekening gehouden met nieuwe steun die is bekostigd uit terugbetalingen en rentebetalingen die eventueel gedurende de periode van uitvoering van de vorm van bijstandsverlening aan de steunverlenende instantie zijn gedaan. 3. Onverminderd de algemene bepalingen op het gebied van met name de controle, bemoeit de Commissie zich na betaling van het eindsaldo voor de vorm van bijstandsverlening niet langer met de uitvoering van of het toezicht op de actie. Bronnen - Kaderverordening (artikel 5, lid 2, onder b)) - EFRO-verordening (artikel 1) - Verordening EOGFL-Oriëntatie (artikelen 5 en 6) - Mededeling van de Commissie inzake de-minimis-steun (PB nr. C 68 van 6. 3. 1996, blz. 9). Notitie nr. 22 Subsidieerbaarheid van de uitgaven in het kader van de Structuurfondsen KOSTEN VAN OVERHEIDSDIENSTEN, INCLUSIEF SALARISSEN VAN NATIONALE AMBTENAREN ALGEMENE REGEL 1. Kosten van overheidsdiensten, onder meer salarissen van nationale, regionale of plaatselijke (statutaire) ambtenaren, die zijn gemaakt in het kader van dagelijkse beheers-, toezicht- en controleopdrachten betreffende aan de voorschriften beantwoordende medegefinancierde acties, kunnen niet worden medegefinancierd in het kader van de bijstandsverlening, ook niet van de technische bijstand. 2. Alleen extra uitgaven, dat wil zeggen uitgaven boven de normale uitgaven waarvoor specifieke aanvullende voorschriften zijn vastgesteld, komen voor financiering in aanmerking. Het bewijs dat het inderdaad om "extra" uitgaven gaat, moet door de lidstaat worden geleverd en de diensten van de Commissie moeten zich vooraf met deze uitgaven akkoord verklaren. Met name moet worden onderzocht of een dergelijke financiering in het licht van de doelstellingen van het betrokken programma gerechtvaardigd is en of de betrokken administratiekosten wel degelijk zijn gemaakt voor acties die in het kader van het programma voor bijstand in aanmerking komen. De volgende extra uitgaven komen in aanmerking voor financiering uit de kredieten voor technische bijstand (het vermelde over de aan het extra personeel verbonden kosten betreft elke betrokken overheidsdienst op centraal, decentraal, regionaal of plaatselijk niveau): - in het kader van het toezicht op en de evaluatie van de bijstandsverlening: de kosten voor de organisatie en het houden van vergaderingen van de toezichtcomités en van de coördinatie tussen de verschillende comités en subcomités (reis- en verblijfkosten en dagvergoedingen, andere dan het salaris, van ambtenaren die aan de vergaderingen van die toezichtcomités deelnemen), volgens de in de betrokken overheidsdiensten geldende statutaire schalen of volgens de schalen overeen te komen in partnerschapsverband; - in het kader van de controle van de acties: de kosten van de controles ter plaatse en van de organisatie en de coördinatie van de door de lidstaat ingestelde controleregeling (reis- en verblijfkosten, dagvergoedingen), andere dan het salaris van de controleurs in overheidsdienst. Richtinggevend zijn de bij de betrokken overheidsdiensten geldende statutaire schalen of de schalen overeen te komen in partnerschapsverband; evenwel komen op grond van artikel 6, lid 1, onder b), van de ESF-verordening alle kosten van controles in aanmerking voor bijstand uit het ESF; - de kosten, met inbegrip van het salaris, van de tijdelijke indienstneming van niet-statutair personeel (ambtenaar met tijdelijk contract of personeel uit de privé-sector) voor werkzaamheden op het gebied van beheer, toezicht, evaluatie en controle; - de kosten, met inbegrip van het salaris, van de tijdelijke detachering (voor ten hoogste twaalf maanden) van een statutaire ambtenaar aan een plaatselijke, een regionale of een nationale overheid, of vanuit een plaatselijke of regionale overheidsdienst naar een andere plaatselijke of regionale overheidsdienst, om te helpen bij de opleiding van plaatselijke of regionale ambtenaren en bij het doorgeven van ervaring inzake beheer van, toezicht op en evaluatie en controle van medegefinancierde acties. De toepassingsmodaliteiten van deze beschikkingen (uitvoeringsprocedure, limieten, controle enz.) worden per geval overeengekomen in het kader van het partnerschap. Toelichting 3. Kosten van overheidsdiensten, onder meer salarissen van nationale ambtenaren, die als bedrijfskosten voor een project moeten worden aangemerkt en die niet zijn gemaakt in het kader van dagelijkse beheers-, toezicht- en controleopdrachten, worden voor financiering in aanmerking genomen als het gaat om: - kosten voor de uitvoering van het project die verband houden met professionele dienstverlening door overheidspersoneel of een overheidsdienst, welke kosten hetzij worden gefactureerd aan een eindbegunstigde, hetzij worden aangetoond aan de hand van welke overtuigende bewijsstukken dan ook die het mogelijk maken de door de betrokken overheidsdienst voor het individuele project gemaakte werkelijke kosten te bepalen (nauwkeurig overzicht van de voor rekening van de eindbegunstigde verrichte werkzaamheden, berekening naar evenredigheid aan de hand van het loonbriefje van het gedetacheerde personeelslid enz.); - kosten voor de uitvoering van het project veroorzaakt door professionele diensten verstrekt door overheidspersoneel of een overheidsdienst en gefactureerd aan een eindbegunstigde, onafhankelijk ervan of deze laatste een privé dan wel een publiek statuut bezit; - kosten voor de uitvoering van het project, inclusief kosten van dienstverlening, ten laste van een overheidsdienst die de eindbegunstigde van de bijstand is en zelf het project voor eigen rekening uitvoert zonder een beroep te doen op een engineeringbedrijf of een andere externe onderneming, op voorwaarde dat deze kosten werkelijk voor het medegefinancierde project en alleen daarvoor zijn gemaakt; - kosten van een actie in het kader van een maatregel die specifiek op een overheidsuitgave betrekking heeft (zoals verduidelijkt in de specifieke voorschriften per Structuurfonds). SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN PER FONDS - ESF Maatregelen die specifiek op een overheidsuitgave betrekking hebben: Werkingskosten die de overheidsinstanties of de voor die instanties werkende ambtenaren als eindbegunstigden maken voor de voorbereiding, de uitvoering, het beheer en de evaluatie van opleidingsacties die op grond van artikel 2, lid 1, van de ESF-verordening voor bijstand in aanmerking komen, behoren niet tot de in deze notitie bedoelde administratiekosten. Bijvoorbeeld opleiding van plaatselijke, regionale of nationale ambtenaren in de gebieden van doelstelling 1. - EOGFL, afdeling Oriëntatie Maatregelen die specifiek op een overheidsuitgave betrekking hebben: Werkingskosten die de overheidsinstanties als eindbegunstigden van de medegefinancierde actie maken, behoren niet tot de in deze notitie bedoelde administratiekosten. - EFRO Modelprojecten op grond van artikel 10 van de EFRO-verordening: Personeelskosten van regionale en plaatselijke overheden die als uitvoerder van het modelproject of als dienstverlener fungeren, komen voor financiering in aanmerking. Deze uitgaven mogen in geen geval meer dan 25 % van de totale subsidiabele kosten van het modelproject bedragen. Bronnen - Coördinatieverordening (artikel 17, lid 2, en artikel 25, lid 1). - Verordening EOGFL-Oriëntatie (artikelen 2, 5 en 6). - Verordening (EEG) nr. 270/79 van de Raad (EOGFL-Oriëntatie). - ESF-verordening (artikelen 1 en 6). - EFRO-verordening (artikel 1). - Verklaring van de Commissie ad artikel 21, lid 3, van de coördinatieverordening (Verordening (EEG) nr. 4253/88 zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93), opgenomen in de notulen van de Raad van 20 juli 1993 tot goedkeuring van Verordening (EEG) nr. 2082/93. - Vademecum "Technische bijstand" van DG XVI (november 1994). (1) Onder steunregelingen van de staat wordt verstaan alle steun van de staat zoals bedoeld in artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag, zoals bijvoorbeeld de overheidssteun, die in een vooraf bepaald kader past, wordt toegekend op basis van vooraf bepaalde algemene criteria en tot gevolg heeft dat aan ondernemingen een economisch en financieel voordeel wordt verleend dat zij bij een normaal verloop van hun bedrijvigheid niet zouden hebben genoten, en dat de lasten die normaliter op hun begroting drukken, worden verlicht. Met uitzondering van die welke onder de de-minimis-regel vallen, moeten deze regelingen aan de Commissie worden gemeld ongeacht de strekking van de steun. (2) Het opzettelijk uitstellen van de overdracht van de communautaire middelen aan de eindbegunstigden met de bedoeling te profiteren van de rente die de communautaire voorschotten opbrengen, en onrechtmatige toeëigening van die middelen zijn vanzelfsprekend onregelmatigheden. (3*) Het voorstel aan de Raad tot wijziging van het financieel reglement van 21 december 1977 houdt in dat de Commissie een gescheiden boekhouding houdt waarbij op een brutobasis een onderscheid wordt gemaakt tussen de staat van inkomsten en die van uitgaven ten gevolge van deze rente, op basis van maximale halfjaarlijkse termijnen. (4) Coëfficiënt aan de hand waarvan het maximumbedrag aan garanties dat het GF in verhouding tot het gestorte kapitaal mag verstrekken, wordt berekend. (5) Deze notitie geldt ook voor venture-kapitaalvennootschappen of andere investeringsbedrijven met hetzelfde doel. (6) Behalve wanneer andere regelingen voorzien zijn in de door de Commissie goedgekeurde steunregelingen van de staat.