Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997D0238

    97/238/EG: Beschikking van de Commissie van 2 oktober 1996 betreffende door de Franse staat verleende steun aan de audiovisuele productiemaatschappij Société française de production (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 95 van 10.4.1997, p. 19–24 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1997/238/oj

    31997D0238

    97/238/EG: Beschikking van de Commissie van 2 oktober 1996 betreffende door de Franse staat verleende steun aan de audiovisuele productiemaatschappij Société française de production (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 095 van 10/04/1997 blz. 0019 - 0024


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 2 oktober 1996 betreffende door de Franse staat verleende steun aan de audiovisuele productiemaatschappij Société française de production (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (97/238/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op artikel 62, lid 1, onder a),

    Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen de gelegenheid te hebben geboden hun opmerkingen te maken (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    DE BETROKKEN STEUN

    I

    Deze beschikking heeft betrekking op een bedrag van 1,110 miljard Ffr. dat over de periode 1993-1996 als steun werd toegekend aan de Société française de production (hierna: "SFP" genoemd). In 1993 en 1994 werd 860 miljoen Ffr. betaald en in februari 1996 nog eens 250 miljoen Ffr.

    BESCHRIJVING

    II

    Verscheidene concurrenten van SFP die zich benadeeld voelden door de lage prijzen die SFP dankzij deze steun kon aanrekenen, dienden op 7 april 1994 bij de Commissie een klacht in. Bij brief van 22 juni 1994 verzocht de Commissie de Franse autoriteiten om inlichtingen. Na een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de Commissie op 12 september 1994 antwoordden de Franse autoriteiten bij brief van 21 oktober 1994 op de vragen van de Commissie over de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt.

    Deze antwoorden namen evenwel de twijfel van de Commissie niet weg, meer bepaald omdat er geen enkele rechtvaardiging leek te zijn voor een uitzondering op basis van artikel 92, lid 3, onder c) en d), en omdat geen bruikbaar herstructureringsplan aan de Commissie was voorgelegd.

    Haar twijfel bracht de Commissie ertoe, bij besluit van 16 november 1994 de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden. Dit besluit werd aan de Franse regering meegedeeld bij schrijven van 1 december 1994 waarin zij werd aangemaand haar opmerkingen inzake de twijfel van de Commissie aan de verenigbaarheid van de steun kenbaar te maken, een volledig en realistisch herstructureringsplan te verstrekken en zich ertoe te verbinden, zonder voorafgaande goedkeuring van de Commissie geen andere openbare middelen ter beschikking van SFP te stellen (brief gepubliceerd in het in voetnoot 1 vermelde Publikatieblad van 1995).

    De brief waarin de Franse regering zich ertoe verbond geen nieuwe steun toe te kennen zonder de instemming van de Commissie, werd op 16 december 1994 verzonden. De Franse autoriteiten maakten opmerkingen bij een brief van 16 januari 1996.

    Na de inleiding van de procedure ontving de Commissie noch van de overige lidstaten noch van andere belanghebbenden opmerkingen.

    Vervolgens vonden op 21 december 1995 en 15 februari 1996 bijeenkomsten met vertegenwoordigers van de Commissie en de Franse autoriteiten plaats. Daarin werden de voorgenomen maatregelen van de Franse autoriteiten ten behoeve van SFP besproken en werd beklemtoond dat een herstructureringsplan noodzakelijk was. De Franse autoriteiten waren voornemens SFP te privatiseren en die operatie aan een herstructurering van de onderneming te koppelen.

    Op de bijeenkomst van 15 februari 1996 legde de Franse delegatie [. . .] (2) over, waarin de werkelijke financiële situatie van SFP en haar vooruitzichten inzake privatisering werden beoordeeld. [. . .] bevestigde dat die financiële situatie problematisch was, aangezien de jaarlijkse verliezen van SFP meer dan 100 miljoen Ffr. bedroegen, dat de behoefte aan financiële steun bleef bestaan en dat een herstructurering noodzakelijk was.

    Zoals tijdens de vorige bijeenkomst op 21 december 1995 stelden de Franse autoriteiten de vertegenwoordigers van de Commissie ervan op de hoogte, dat een nieuwe kapitaalinbreng noodzakelijk was teneinde te voorzien in de dringende liquiditeitsbehoeften van de onderneming. Deze inbreng, ten bedrage van 250 miljoen Ffr., werd door de Franse autoriteiten in hun brief van 19 februari 1996 officieel aangemeld. De Commissie breidde bij besluit van 15 mei 1996 de procedure tot dit bedrag uit. Dit besluit werd de Franse autoriteiten meegedeeld bij brief van 4 juni 1996 (gepubliceerd in het in voetnoot 1 vermelde Publikatieblad van 1996).

    In het door de Franse autoriteiten aan de vertegenwoordigers van de Commissie op de bijeenkomst van 15 februari 1996 voorgelegde tijdschema was bepaald dat het Parlement in april 1996 de vereiste privatiseringswet zou goedkeuren en dat de eigendomsoverdracht einde juni of begin juli 1996 zou moeten plaatsvinden. Volgens de Franse autoriteiten zou het mogelijk zijn onmiddellijk na de aanvaarding van de privatiseringswet door het Parlement (april 1996) een herstructureringsplan voor te leggen. In een schrijven van de Franse regering aan de Commissie van 27 februari 1996 werden bijkomende inlichtingen verschaft over de privatisering van SFP.

    Sinds de inleiding van de procedure zijn meer dan 18 maanden verstreken, waarin de Commissie de Franse autoriteiten herhaaldelijk heeft herinnerd aan hun gehoudenheid een herstructureringsplan in te dienen. Op de bijeenkomst van 15 februari 1996 werd duidelijk gesteld dat de Commissie niet langer dan tot einde april 1996 zou wachten en dat zij verplicht zou zijn een ongunstig besluit te nemen wanneer haar op die datum geen herstructureringsplan was meegedeeld.

    Die termijn is nu vier maanden verstreken en nog steeds is bij de Commissie geen herstructureringsplan ingediend. Uit de telefax die de Franse regering op 1 juli 1996 aan de Commissie heeft gestuurd om haar over de voortgang van de herstructurering in te lichten, moet worden afgeleid dat dit plan nog verre van afgerond is, aangezien het niet vóór einde september 1996 beschikbaar zal zijn. Bij brief van 29 augustus 1996 hebben de Franse autoriteiten inlichtingen verstrekt over een aanbod tot overname van SFP. Dit aanbod bevat een voorstel van de bieder voor de reorganisatie van SFP, maar de Franse autoriteiten hebben niet meegedeeld of de Franse regering voornemens was het aanbod te aanvaarden en of dit voorstel dus zou worden uitgevoerd. Derhalve kan dit voorstel niet als het noodzakelijke herstructureringsplan worden beschouwd.

    III

    De omstreden steun moet worden onderzocht in de algemene context van de ontwikkeling van de Franse audiovisuele markt.

    In 1974 werd de ORTF, de nationale omroep- en televisieorganisatie, opgesplitst in verschillende ondernemingen: de activiteiten voor televisieproductie werden voortgezet door een nieuwe onderneming, SFP, en de omroepactiviteiten werden aan verscheidene andere organisaties toevertrouwd. SFP bleef op de Franse audiovisuele markt echter een beschermde positie genieten. Thans berust de zeggenschap over SFP voor 100 % bij de staat [. . .].

    SFP is een houdstermaatschappij die drie werkmaatschappijen overkoepelt: Studios, Vidéo en Productions. De houdstermaatschappij (met 67 werknemers) werd opgericht in 1994 en levert een aantal diensten (juridisch advies, personeelsbeheer) aan de andere afdelingen van het concern.

    De groep Studios (een volledige dochteronderneming) biedt een uitgebreid assortiment diensten in verband met de productie van amusementsuitzendingen, spelen en reclame voor televisie. Zij omvat de volgende afdelingen (situatie eind 1995):

    - "amusement, spelen, reclame": acht personen die belast zijn met de relaties met klanten;

    - "opnamen" (334 personen): levert opnamematerieel en -ploegen, voornamelijk aan televisiemaatschappijen;

    - "studio's" (54 personen): voorbereiding van studio's voor de productie van televisieprogramma's. Stelt studio's ter beschikking aan producenten of omroepmaatschappijen die amusementsprogramma's willen produceren;

    - "beheer van operaties" en "functionele diensten" (111 personen): deze afdelingen coördineren de verschillende bestanddelen die nodig zijn voor de productie en leveren de algemene diensten binnen de pool "Studios";

    - "France costumes" (twaalf personen): levert de kostuums voor de productie van televisieprogramma's en van speelfilms.

    De groep "Vidéo" is gespecialiseerd in de doorgifte van belangrijke evenementen (hoofdzakelijk sportevenementen) waarvoor bijzonder zware vaste en mobiele opnamemiddelen vereist zijn. Zij verricht ook opnamewerkzaamheden voor rekening van "Studios". Zij heeft twee afdelingen:

    - "SFP équipement" (213 werknemers in 1993): levert het materieel en de ploegen voor de opnamen;

    - "SFP post production vidéo" (63 werknemers in 1993): zorgt voor de montage van de video-opnamen.

    De derde dochteronderneming is de groep "Productions" (43 werknemers in 1993): haar activiteiten omvatten voornamelijk de productie of coproductie van audiovisuele programma's voor televisiekanalen en van speelfilms. Haar twee afdelingen zijn "SFP cinéma" en "15-30 productions".

    IV

    De sector audiovisuele producties werd in 1986 voor de concurrentie opengesteld. SFP, die slecht op dit nieuwe mededingingsklimaat was voorbereid, verloor aan omzet en begon financiële moeilijkheden te ondervinden. Die problemen leidden tot drastische personeelsverminderingen: terwijl zij in 1985 nog 2 515 personen in dienst had, bedroeg het aantal personeelsleden einde 1995 nog slechts 1 056. Haar omzet voor 1995 bedroeg 646 miljoen Ffr.

    De sinds 1986 gemaakte verliezen werden door de staat en de overige overheidsaandeelhouders vergoed. Het totale bedrag van de sindsdien uitgekeerde overheidssteun bedraagt meer dan 2 miljard Ffr.

    Voor de periode 1986-1990 werd in het kader van een eerste overheidsingrijpen in totaal 940 miljoen Ffr. aan steun uitgekeerd en in het kader van een tweede operatie, die in 1991 werd uitgevoerd, werd nog eens 320 miljoen Ffr. bijkomende steun verleend, dit wil zeggen in totaal 1,260 miljard Ffr. (194 miljoen ecu). De Commissie gaf bij besluiten van respectievelijk 27 februari 1991 en 25 maart 1992 voor die twee operaties haar toestemming.

    Bij de vaststelling van het besluit van 1992 verklaarden de Franse autoriteiten dat het hier de laatste steunoperatie betrof. Desondanks hebben zij echter hun financiële steun aan de onderneming voortgezet. Deze bleek ondanks de optimistische vooruitzichten die regelmatig over haar situatie werden verspreid, niet in staat zich daadwerkelijk aan de concurrentie aan te passen.

    Dit leidde tot een derde operatie ten behoeve van de onderneming, waarbij de staat haar in 1993 opnieuw 460 miljoen Ffr. en in 1994 400 miljoen Ffr. uitkeerde, dit wil zeggen in totaal 860 miljoen Ffr. (132 miljoen ecu). Tegen deze laatste steun leidde de Commissie bij besluit van 16 november 1994 een procedure in.

    De vierde en laatste operatie ten bedrage van 250 miljoen Ffr. (39 miljoen ecu) werd door de Franse autoriteiten aangekondigd op 16 februari 1996. Bij besluit van 15 mei 1996 besloot de Commissie die nieuwe steun te onderzoeken in het kader van de reeds ingeleide procedure.

    Met inbegrip van deze laatste operatie bedraagt het totale gedurende de periode 1986-1996 aan de onderneming uitgekeerde steunbedrag 2,370 miljard Ffr. (365 miljoen ecu).

    V

    Bij de eerste steunoperatie (1986-1990) voerden de Franse autoriteiten aan, dat de onderneming in 1992 haar financieel evenwicht zou terugvinden dankzij een herstructureringsplan dat op 13 juni 1990 door de aandeelhouders van SFP was goedgekeurd en in 1990 en 1991 zou worden uitgevoerd. Dit plan was gebaseerd op, enerzijds, de hypothese dat SFP in staat zou zijn haar marktpositie te herstellen en haar omzet te verhogen en, anderzijds, op maatregelen inzake de reorganisatie van de onderneming, de verlaging van haar vaste kosten (met name door een vermindering van het aantal werknemers en de verkoop van een deel van haar vaste activa) en het zoeken van partners voor sommige van haar activiteiten.

    De tweede steunoperatie (1991) bleek nodig door de tegenvallende resultaten van de uitvoering van het plan van 1990. De omzet steeg niet zoals gehoopt, omdat de vraag naar de door SFP aangeboden diensten minder groot was dan verwacht. De personeelsverminderingen werden volgens plan uitgevoerd, maar waren kennelijk onvoldoende. De verkoop van vaste activa en de voorgenomen samenwerkingsovereenkomsten konden niet worden uitgevoerd.

    Het nieuwe herstructureringsplan dat vervolgens werd voorgesteld, voorzag in de voortzetting van de reorganisatiepogingen, door een nieuwe vermindering van de vaste kosten (met nieuwe onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden van het personeel) en het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten. Beloofd werd dat de financiële toestand in 1994 weer gezond zou zijn.

    Volgens de Franse autoriteiten was de derde operatie (1993-1994) noodzakelijk om de onderneming in staat te stellen de rente en aflossingen van haar schulden en de kosten in verband met de ontslagen te betalen, alsmede om haar liquiditeitstoestand te verbeteren die was verslechterd door de vertraging bij de verkoop van de vaste activa. De Franse regering voorspelde dat het financiële evenwicht tegen het einde van 1995 zou worden bereikt. De van de onderneming gevraagde inspanningen om zich aan te passen blijkt evenwel nog steeds geen resultaat te hebben: het personeel blijft te groot en de salarissen zijn te hoog en beide moeten worden verminderd. [. . .]. Het zoeken naar partners heeft nog steeds geen resultaat opgeleverd. Derhalve moet worden vastgesteld, dat vele van de oude problemen nog steeds niet zijn opgelost en dat de herstructureringsinspanningen moeten worden voortgezet.

    Volgens persberichten zouden de verliezen van SFP in werkelijkheid zijn gestegen tot 270 miljoen Ffr. in 1995, bij een omzet van 646 miljoen Ffr.

    In haar besluit van 25 maart 1992 had de Commissie er duidelijk op gewezen, dat de tweede operatie de laatste diende te zijn. Zonder twijfel is de onderhavige die reeds daadwerkelijk werd uitgekeerd, derhalve een inbreuk op de verbintenis van de Franse regering, dat de tweede operatie de laatste zou zijn.

    HET STANDPUNT VAN DE FRANSE REGERING

    VI

    Volgens de Franse regering is de steun verenigbaar om de volgende redenen:

    - de herstructureringsmaatregelen zijn in uitvoering. Zoals reeds vermeld, omvatten die maatregelen dezelfde acties, en streven zij dezelfde doeleinden na als toen de Commissie toestemming had gegeven voor de vorige steun;

    - de uitgekeerde steun moet de hoge kosten van SFP compenseren en laten haar niet toe haar marktprijzen kunstmatig te verlagen;

    - de markten voor audiovisuele productie zijn markten die om taalredenen nationaal blijven. De activiteit van SFP is voornamelijk gericht op de Franse markt en haar concurrenten zijn Franse ondernemingen. Hieruit leiden de Franse autoriteiten af, dat de toegekende steun het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig kan beïnvloeden.

    BEOORDELING

    VII

    De financiële steun werd goedgekeurd en uitgekeerd zonder vooraf bij de Commissie te zijn aangemeld en is bijgevolg onwettig.

    De Commissie dient de volgende vragen te onderzoeken:

    - Vormen de door de staat verschafte financiële middelen steunmaatregelen in de zin van artikel 92, lid 1, EG-Verdrag? Hiertoe moeten zij

    - door een staat zijn toegekend of met staatsmiddelen zijn bekostigd;

    - de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen;

    - het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden.

    - Kan de betrokken steun voor één van de in artikel 92, lid 3, onder c) of d), genoemde uitzonderingen in aanmerking komen?

    De door de Franse staat verschafte financiële middelen komen alleen aan de Société française de production (SFP) ten goede, met uitsluiting van alle overige bedrijven en begunstigen deze onderneming ten opzichte van haar concurrenten. Een particuliere investeerder zou nooit hebben ingestemd met een derde en vervolgens een vierde financiële operatie zonder concrete vooruitzichten inzake rendabiliteit. In de huidige zaak is het niet van belang of de inbreng van de overheidsaandeelhouders is geschied in de vorm van een subsidie of een operatie waarbij kapitaal werd ingebracht ("kapitaalinjectie"). Voor dit laatste geval moet worden opgemerkt dat in weerwil van het vanaf 1990 voorspelde snelle herstel, de onderneming in 1995 nog steeds verlies leed ondanks de voorgaande steunoperatie en dat niets een gunstige evolutie laat verhopen. De door de Franse regering vermelde herstructureringsmaatregelen (zie deel V) zijn onvoldoende:

    - de collectieve overeenkomst inzake de salarissen voor de overheidssector zou buiten toepassing moeten worden verklaard, daar de huidige structuur van de loonlasten bij SFP niet concurrerend is. Het is evenwel twijfelachtig of een nieuwe loonovereenkomst kan worden gesloten;

    - het zoeken van eventuele partners voor de verschillende activiteiten blijkt moeizamer dan verwacht;

    - bovendien is het passende herstructureringsplan dat door de Commissie bij de inleiding van de procedure was geëist nog steeds niet door de Franse autoriteiten ingediend, terwijl de tot op heden voorgestelde en ten uitvoer gelegde maatregelen niet volstaan om de levensvatbaarheid van de onderneming te verzekeren. De betrokken steun moet derhalve worden gelijkgesteld met exploitatiesteun, die niet kan worden toegestaan.

    VIII

    De Commissie is van oordeel, dat het handelsverkeer tussen de lidstaten in de zin van artikel 92, lid 1, door de onderwerpelijke steun ongunstig wordt beïnvloed. Volgens de Franse regering is slechts een beperkt deel van de productie van SFP (10 % van de video-productie) voor de internationale concurrerende markt bestemd. Zulks doet echter geenszins af aan het feit dat de toegekende financiële steun SFP in een betere positie plaatst om haar diensten in de overige lidstaten of de EER-staten in de handel te brengen, en maakt het voor buitenlandse audiovisuele bedrijven moeilijker met hun diensten door te dringen op de Franse markt.

    Er moet ook rekening worden gehouden met het bestaan van een Europese markt voor producties die voor de televisie en de bioscoop zijn bestemd. Deze markt wordt gekenmerkt door het maken van coproducties door Europese producenten en door de uitzending van audiovisuele producties in andere landen dan het land waar zij werden gemaakt. Dit geldt in het bijzonder voor de Franse markt, gelet op het actieve beleid van de Franse regering om Franse producties in andere lidstaten te laten uitzenden.

    Al vormt de culturele en taalverscheidenheid een factor van afscherming der markten en al brengt slechts 20 % van de Europese films het tot buiten de eigen landsgrenzen (3), toch versterkt de aanzienlijke steun aan SFP die afscherming nog. Zoals hiervoor opgemerkt, vermindert de steun de kans dat producties uit andere lidstaten in Frankrijk op de markt worden gebracht.

    Bijgevolg moet de onderhavige steun worden geacht onder artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag te vallen. Het steunkarakter kan niet worden weerlegd op grond dat de financiële inbreng niet is gebruikt om exploitatieverliezen als gevolg van abnormaal lage prijzen of lagere prijzen dan de marktprijzen te dekken. De Franse regering heeft hiervoor geen enkel bewijs aangevoerd. Doch zelfs indien dit laatste het geval zou zijn, dan nog blijft het feit dat, zoals de Franse autoriteiten toegeven, die steun ertoe strekt leveranciers op de markt te handhaven wier kostenstructuur inefficiënt is en niet aangepast aan de concurrentie. Door die steun kunnen zij op kunstmatige wijze hun activiteiten voortzetten en, hun marktaandeel en hun tewerkstellingsniveau handhaven, ten nadele van de overige op de markt aanwezige concurrenten.

    Bovendien staat de aard van de activiteiten van SFP evenmin toe een openbare dienstverplichting aan te voeren in verband met de bevordering van de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed, waardoor eventueel staatssteun gerechtvaardigd zou kunnen zijn.

    IX

    De afwijkingen van artikel 92, lid 2, en artikel 92, lid 3, onder a) en b), zijn in deze zaak niet relevant. De Commissie heeft derhalve onderzocht of de steun in aanmerking kon komen voor een van de afwijkingen van artikel 92, lid 3, onder c) en d).

    Met de steun wordt beoogd de overleving van SFP te verzekeren. Om te verduidelijken onder welke voorwaarden de afwijking van artikel 92, lid 3, onder c), kan worden toegepast op steun aan ondernemingen in moeilijkheden, heeft de Commissie een kaderregeling goedgekeurd (4) waarin een aantal criteria worden vastgesteld waaraan de steun dient te voldoen:

    - de steun moet gekoppeld zijn aan een herstructureringsherstelprogramma dat in detail aan de Commissie moet worden voorgelegd en dat de levensvatbaarheid en gezondheid van de onderneming binnen een redelijk tijdsbestek moet kunnen herstellen;

    - de voorgestelde maatregelen moeten de mededinging zo weinig mogelijk vervalsen en verenigbaar blijven met het gemeenschappelijk belang. Zij moeten een zodanige uitwerking op de marktpositie van de begunstigde hebben dat daardoor de vervalsende gevolgen van de steun op de mededinging in redelijke mate worden gecompenseerd;

    - de steun moet tot het strikt noodzakelijke minimum worden beperkt.

    In haar besluit van 16 november 1994 om de procedure in te leiden voor de derde steunoperatie, heeft de Commissie een geschikt reorganisatieplan geëist. Na dit besluit hebben de Franse autoriteiten op 16 januari 1995, 15 februari 1996 en 29 augustus 1996 [. . .] overgelegd betreffende de situatie van SFP en de uitgevoerde herstructureringsinspanningen. [. . .] moeten worden onderzocht om na te gaan of zij voldoende informatie bevatten om te kunnen worden beschouwd als het gevraagde herstructureringsplan.

    [. . .] herhalen in hoofdzaak de reeds voordien ter gelegenheid van de twee eerste steunoperaties door de Franse regering aan de Commissie medegedeelde feiten. In [. . .] van 16 januari 1995 wordt de slechte toestand van de onderneming beschreven en de noodzaak het aantal werknemers te verminderen, de arbeidsvoorwaarden te herzien, een deel van de vaste activa te verkopen en overeenkomsten te sluiten met partners voor de verkoop van sommige van deze activiteiten. [. . .] bevat echter geen argumenten waaruit zou kunnen blijken dat de onderneming die maatregelen op bevredigende wijze zou kunnen uitvoeren, dat die maatregelen een voldoende bijdrage tot de levensvatbaarheid van de onderneming leveren, dat zij de mededinging zo weinig mogelijk vervalsen en dat de steun is beperkt tot het strikt noodzakelijke minimum. [. . .] kan dus niet worden beschouwd als het gevraagde herstructureringsplan.

    [. . .] 15 februari 1996 is [. . .] en werd door de Franse autoriteiten niet voorgesteld als een herstructureringsplan. [. . .] de actuele financiële toestand van SFP en bevat overwegingen inzake de privatisering van SFP. [. . .] dat de personeelslasten buitensporig hoog zijn en dat de omzet niet in de hand wordt gehouden. Dit verklaart waarom het voor 1995 voorziene financiële evenwicht nog steeds niet is bereikt, wat illustreert dat de meeste beoogde maatregelen niet zijn uitgevoerd. [. . .] moeten de aanbiedingen van derden die belang stellen in de overname van de onderneming een herstructureringsplan bevatten.

    Bij brief van 29 augustus 1996 hebben de Franse autoriteiten inlichtingen verstrekt over een aanbod tot overname van SFP. Dit aanbod bevat een voorstel van de bieder tot herstructurering van SFP, maar de Franse autoriteiten hebben niet verklaard of de Franse regering het aanbod wenste aan te nemen en of het dus zou worden aanvaard. Dit voorstel kan dus niet als het vereiste herstructureringsplan worden beschouwd.

    De conclusie is, dat meer dan 18 maanden zijn verstreken sinds de inleiding van de procedure en dat, niettegenstaande de vertegenwoordigers van de Commissie de Franse autoriteiten herhaaldelijk hebben herinnerd aan hun verplichting een herstructureringsplan voor te leggen, dit plan nog steeds ontbreekt. Tijdens de bijeenkomst van 15 februari 1996 heeft de Commissie de Franse autoriteiten duidelijk gemaakt, dat zij niet langer dan tot einde april 1996 zou wachten en dat zij een ongunstig besluit zou moeten nemen indien het herstructureringsplan haar op die datum niet zou zijn voorgelegd. Deze termijn is thans vijf maanden verstreken en het plan is nog steeds niet bij de Commissie ingediend.

    Zonder herstructureringsplan zullen de activiteiten verlieslijdend blijven en de betrokken steun moet dus worden gelijkgesteld met exploitatiesteun (zie deel VII). Deze steun kan niet worden goedgekeurd uit hoofde van artikel 92, lid 3, onder c) (steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken).

    Er moet worden vastgesteld, dat de betrokken steun bestemd is om de overleving van SFP te verzekeren en dat zij het karakter heeft van exploitatiesteun, terwijl de Franse regering geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de steun tot doel had de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen in de zin van artikel 92, lid 3, onder d).

    Met name wegens hun negatieve gevolgen voor de afscherming van de markten in Europa, een factor die de Commissie beschouwt als een van de voornaamste handicaps voor de Europese bedrijfstak van bioscoop- en televisieprogramma's, leveren deze steunmaatregelen voorts geen bijdrage tot de communautaire doelstelling inzake de ontwikkeling van een communautaire industrie die kan concurreren op de wereldmarkt. Deze vaststelling wordt nog versterkt doordat deze steun de levensvatbaarheid van SFP niet herstelt. De aan SFP verleende steun kan bijgevolg niet worden toegestaan op grond van artikel 92, lid 3, onder d). De gevolgen van niet-toekenning van de steun, namelijk een nieuwe verslechtering van de situatie van SFP ten gunste van de meer concurrerende ondernemingen, inzonderheid de Franse, vormen derhalve geen geschikte grondslag om artikel 92, lid 3, onder d), in te roepen.

    Mitsdien moet worden geconcludeerd dat de betrokken steun niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, daar elke grond voor toepassing van een van de in artikel 92, leden 2 of 3, voorziene afwijkingen ontbreekt.

    X

    Daar de Franse regering de steunmaatregel niet vooraf heeft aangemeld, heeft de Commissie haar opmerkingen inzake de maatregel niet kunnen uiteenzetten, voordat de maatregel werd uitgevoerd. De toekenning en de uitbetaling van steun zonder voorafgaande aanmelding vormen een inbreuk op artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag. Bijgevolg is de betrokken steun, ten bedrage van 1,110 miljard Ffr., onwettig en dient hij, ook gelet op het feit dat hij niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, door de begunstigde te worden terugbetaald,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De steun ten bedrage van 1,110 miljard Ffr. die in de periode 1993-1996 aan SFP is uitbetaald, is onwettig daar hij is toegekend in strijd met de procedure van artikel 93, lid 3. Hij is eveneens onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

    Artikel 2

    De Franse regering vordert van SFP het in artikel 1 genoemde bedrag van 1,110 miljard Ffr. terug, vermeerderd met rente over de periode vanaf de datum van toekenning van de onwettige steun tot de datum van terugbetaling ervan. De rentevoet is de referentierentevoet voor Frankrijk die door de Commissie wordt gehanteerd ter berekening van het steunelement in regionale investeringssteun.

    Artikel 3

    De Franse regering deelt de Commissie binnen twee maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen zijn genomen om aan deze beschikking te voldoen.

    Artikel 4

    Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

    Gedaan te Brussel, 2 oktober 1996.

    Voor de Commissie

    Karel VAN MIERT

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. C 80 van 1. 4. 1995, blz. 7.

    PB nr. C 171 van 15. 6. 1996, blz. 3.

    (2) [. . .] vertrouwelijk.

    (3) Strategische opties voor de versterking van de programma-industrie in de context van het audiovisuele beleid van de Europese Unie-Groenboek, COM(94) 96 def. van 6 april 1994.

    (4) Communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB nr. C 368 van 23. 12. 1994, blz. 12).

    Top