EUR-Lex L'accès au droit de l'Union européenne

Retour vers la page d'accueil d'EUR-Lex

Ce document est extrait du site web EUR-Lex

Document 31996E0408

96/408/GBVB: Gemeenschappelijk standpunt van 25 juni 1996 door de Raad vastgesteld op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in verband met de voorbereiding van de Vierde Conferentie tot herziening van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC)

PB L 168 van 6.7.1996, p. 3–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Statut juridique du document En vigueur

ELI: http://data.europa.eu/eli/compos/1996/408/oj

31996E0408

96/408/GBVB: Gemeenschappelijk standpunt van 25 juni 1996 door de Raad vastgesteld op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in verband met de voorbereiding van de Vierde Conferentie tot herziening van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC)

Publicatieblad Nr. L 168 van 06/07/1996 blz. 0003 - 0003


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT van 25 juni 1996 door de Raad vastgesteld op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in verband met de voorbereiding van de Vierde Conferentie tot herziening van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC) (96/408/GBVB)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel J.2,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met dit gemeenschappelijk standpunt wordt beoogd de naleving van de internationale regeling inzake non-proliferatie van bacteriologische (biologische) en toxinewapens te verbeteren door te ijveren voor de universaliteit van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC), en voor een succesvolle afsluiting van de onderhandelingen ter versterking van het BTWC door een juridisch bindende en effectieve controleregeling.

Artikel 2

1. Met het oog op de verwezenlijking van het in artikel 1 genoemde doel zullen de Lid-Staten, bij de voorbereiding van de Vierde Conferentie tot herziening van het BTWC-Verdrag en tijdens de Conferentie zelf, ijveren voor vooruitgang bij de werkzaamheden van de ad hoc-Groep die door de Speciale Conferentie van de Staten die partij zijn bij het BTWC-Verdrag (Genève, 19-30 september 1994) is ingesteld om zich te beraden over passende maatregelen, waaronder controlemaatregelen, en om voorstellen te formuleren ter versterking van het Verdrag, welke zouden worden opgenomen in een juridisch bindend instrument, dat zou worden voorgelegd aan de Staten die partij zijn bij het Verdrag.

2. De Lid-Staten zullen er derhalve naar streven in het kader van de ad hoc-Groep en op de Herzieningsconferentie zoveel mogelijk vooruitgang te boeken met betrekking tot de controlemaatregelen. Zij zullen inzonderheid op de Herzieningsconferentie trachten te bewerkstelligen:

- dat deze haar instemming betuigt met de voornaamste resultaten die de ad hoc-Groep tegen die tijd zal hebben bereikt;

- dat wordt besloten de werkzaamheden van de ad hoc-Groep op te voeren teneinde de onderhandelingen over een BTWC-controleprotocol zo spoedig mogelijk af te ronden vóór een volgende speciale conferentie van de Staten die partij zijn bij het BTWC-Verdrag, die uiterlijk medio 1998 zal worden gehouden. Met het oog hierop zou in 1997 en 1998 aanzienlijk meer tijd moeten worden uitgetrokken voor de BTWC-werkzaamheden, ongeacht de andere prioriteiten op de internationale ontwapeningsagenda.

Artikel 3

Het optreden ten behoeve van de in de artikelen 1 en 2 uiteengezette doelstellingen omvat:

- demarches van het Voorzitterschap bij de Staten die partij zijn bij het BTWC-Verdrag, overeenkomstig artikel J.5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie;

- demarches van het Voorzitterschap overeenkomstig artikel J.5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Staten die het BTWC-Verdrag nog niet hebben ondertekend, alsmede bij de Staten die het wel hebben ondertekend maar nog niet hebben bekrachtigd, met het oog op de bevordering van de universaliteit van het BTWC-Verdrag.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. PINTO

Haut