Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996D0213

    96/213/EG: Beschikking van de Commissie van 6 maart 1996 inzake een verzoek om ontheffing dat door de Bondsrepubliek Duitsland is ingediend krachtens artikel 8, lid 2, onder c), van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

    PB L 70 van 20.3.1996, p. 40–40 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 07/03/1998

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1996/213/oj

    31996D0213

    96/213/EG: Beschikking van de Commissie van 6 maart 1996 inzake een verzoek om ontheffing dat door de Bondsrepubliek Duitsland is ingediend krachtens artikel 8, lid 2, onder c), van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

    Publicatieblad Nr. L 070 van 20/03/1996 blz. 0040 - 0040


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 6 maart 1996 inzake een verzoek om ontheffing dat door de Bondsrepubliek Duitsland is ingediend krachtens artikel 8, lid 2, onder c), van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (96/213/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/81/EEG van de Commissie (2),

    Overwegende dat de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland op grond van artikel 8, lid 2, onder c), van Richtlijn 70/156/EEG op 13 oktober 1995 een verzoek hebben ingediend tot goedkeuring, door de Commissie, van een ontheffing; dat dit verzoek vergezeld ging van een rapport dat de in genoemd artikel 8 voorgeschreven gegevens bevat; dat dit verzoek betrekking heeft op één type gasontladingslichtbron dat moet worden gemonteerd in twee typen koplichten bestemd voor motorvoertuigen;

    Overwegende dat de door de autoriteiten van de Bondsrepubliek verstrekte informatie aantoont dat deze nieuwe typen gasontladingslichtbron en koplicht qua technologie en concept niet aan de eisen van de communautaire regelgeving voldoen; dat de beschrijvingen van de proeven en de resultaten daarvan alsook de met het oog op de verkeersveiligheid getroffen maatregelen voldoende zijn om een veiligheidsniveau te waarborgen dat gelijk is aan dat van de lampen en koplichten die onder de voorschriften van de geldende richtlijnen vallen, met name die van Richtlijn 76/761/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende koplichten van motorvoertuigen voor groot licht en/of dimlicht, alsmede betreffende elektrische gloeilampen voor deze koplichten (3);

    Overwegende dat deze nieuwe typen gasontladingslichtbron en koplicht voldoen aan de eisen van de door de Economische Commissie van de Verenigde Naties goedgekeurde reglementen; dat het op grond van dit feit gerechtvaardigd is toe te staan dat thans reeds aan de typen lampen waarop het verzoek om ontheffing betrekking heeft, EEG-goedkeuring wordt verleend, mits de voertuigen worden uitgerust met een automatische koplampinsteller, een koplampwissysteem en een systeem dat de lichtsterkte van de gedimde lichtbundel constant houdt;

    Overwegende dat de communautaire richtlijn zal worden aangepast, zodat op deze nieuwe technologie gebaseerde gasontladingslampen en met dergelijke lampen uitgeruste koplichten in de handel kunnen worden gebracht;

    Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregel in overeenstemming is met het advies dat is uitgebracht door het bij Richtlijn 70/156/EEG opgerichte Comité voor aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de richtlijnen tot opheffing van de technische handelsbelemmeringen in de sector motorvoertuigen,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De Commissie hecht haar goedkeuring aan het verzoek om ontheffing dat op grond van artikel 8, lid 2, onder c), van Richtlijn 70/156/EEG op 13 oktober 1995 door de Bondsrepubliek Duitsland is ingediend voor één type gasontladingslichtbron dat in twee typen voor motorvoertuigen bestemde koplichten wordt gemonteerd.

    Dit verzoek wordt toegestaan, mits de voertuigen worden uitgerust met een automatische koplampinsteller, een koplampwissysteem en een systeem dat de lichtsterkte van de gedimde lichtbundel constant houdt.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

    Gedaan te Brussel, 6 maart 1996.

    Voor de Commissie

    Martin BANGEMANN

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.

    (2) PB nr. L 264 van 23. 10. 1993, blz. 49.

    (3) PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 96.

    Top