Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995R2937

    Verordening (EG) nr. 2937/95 van de Raad van 20 december 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2887/93 door het instellen van een aanvullend anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde elektronische weegschalen van oorsprong uit Singapore

    PB L 307 van 20.12.1995, p. 30–33 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 23/10/1998

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1995/2937/oj

    31995R2937

    Verordening (EG) nr. 2937/95 van de Raad van 20 december 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2887/93 door het instellen van een aanvullend anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde elektronische weegschalen van oorsprong uit Singapore

    Publicatieblad Nr. L 307 van 20/12/1995 blz. 0030 - 0033


    VERORDENING (EG) Nr. 2937/95 VAN DE RAAD van 20 december 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2887/93 door het instellen van een aanvullend anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde elektronische weegschalen van oorsprong uit Singapore

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 3283/94 van de Raad van 22 december 1994 inzake beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 23,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (2), inzonderheid op de artikelen 12, 13, lid 11, en 14,

    Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. PROCEDURE

    (1) De Raad heeft bij Verordening (EEG) nr. 2887/93 (3) een definitief anti-dumpingrecht van 10,8 % ingesteld op de invoer van bepaalde elektronische weegschalen van oorsprong uit Singapore.

    (2) De Commissie heeft daarna een klacht ontvangen waarin werd gesteld dat de enige bekende exporteur, Teraoka Weigh System PTE Ltd, het anti-dumpingrecht geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening had genomen. Als bewijsmateriaal werd een prijslijst voorgelegd van de importeurs die het betrokken produkt verkochten. Hieruit zou volgens de indiener van de klacht blijken dat de verkoopprijzen van de meeste modellen sedert de instelling van het anti-dumpingrecht ongewijzigd zijn gebleven of zelfs gedaald zijn, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de betrokken exporteur het anti-dumpingrecht voor zijn rekening heeft genomen.

    (3) De klacht werd ingediend door de producenten in de Gemeenschap die ook de initiële anti-dumpingklacht hadden ingediend.

    (4) Aangezien de klacht aanwijzingen bevatte dat de exporteur het anti-dumpingrecht voor zijn rekening had genomen, heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (4) de opening van een onderzoek op grond van artikel 13, lid 11, van Verordening (EEG) nr. 2423/88 (hierna "basisverordening" genoemd) aangekondigd.

    (5) De Commissie heeft de haar bekende betrokken exporteur en importeurs hiervan officieel in kennis gesteld en belanghebbenden de gelegenheid gegeven hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken.

    (6) De exporteur waarop het onderzoek betrekking had en zes niet-verbonden importeurs hebben de vragenlijst van de Commissie beantwoord.

    (7) Het onderzoek naar de gestelde absorptie van het anti-dumpingrecht door de exporteur bestreek de periode van het oorspronkelijke onderzoektijdvak, namelijk 1 januari tot en met 31 december 1991 (hierna "referentieperiode" genoemd), waarop de berekening van het anti-dumpingrecht gebaseerd was, en de periode die volgde op de instelling van het definitieve anti-dumpingrecht en voorafging aan de opening van het onderhavige onderzoek, namelijk 23 oktober 1993 tot en met 30 april 1994 (hierna "onderzoektijdvak" genoemd).

    B. PRODUKT

    (8) Het onderzoek betreft elektronische weegschalen voor de kleinhandel met digitale aanduiding van het gewicht, de eenheidsprijs en het te betalen bedrag (met of zonder inrichting om deze vermeldingen af te drukken), vallende onder GN-code 8423 81 50 (Taric-code 8423 81 50*10).

    C. ABSORPTIE VAN HET ANTI-DUMPINGRECHT DOOR DE EXPORTEUR

    I. Absorptie van het recht (9) Teneinde het bestaan van absorptie vast te stellen, heeft de Commissie onderzocht of na de instelling van het definitieve anti-dumpingrecht de invoerprijzen franco grens Gemeenschap (exclusief de douanerechten en het anti-dumpingrecht) gedaald waren. De invoerprijzen werden vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte produkt, aangezien alle verkopen voor uitvoer rechtstreeks aan onafhankelijke importeurs in de Gemeenschap plaatsvonden. De Commissie baseert haar conclusies op de exportprijzen die werden medegedeeld door de exporteur die de vragenlijst van de Commissie heeft beantwoord.

    (10) Eén model was, althans wat de produktie in Singapore betreft, een geheel nieuw model dat in de referentieperiode niet naar de Gemeenschap werd uitgevoerd. Dit model werd bij de berekeningen derhalve niet in aanmerking genomen.

    (11) In de referentieperiode werd de invoer hoofdzakelijk in yen gefactureerd en in het onderzoektijdvak in US-dollar. De exporteur begon zijn facturen in US-dollar op te maken rond het tijdstip waarop het definitieve recht werd ingesteld. Ten behoeve van de prijsvergelijking werden de invoerprijzen in Singaporaanse dollar omgerekend (de valuta die ook voor de berekening van de dumpingmarge werd gebruikt) volgens de wisselkoersen die in de respectieve perioden van toepassing waren.

    (12) Uit de door de exporteur verstrekte inlichtingen betreffende de uitvoerprijzen blijkt duidelijk dat de uitvoerprijzen van de meeste modellen na de instelling van het definitieve recht aanzienlijk zijn gedaald.

    (13) Door zijn prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap na de instelling van het definitieve anti-dumpingrecht te verlagen heeft de exporteur van de elektronische weegschalen van oorsprong uit Singapore het anti-dumpingrecht derhalve geheel of ten dele voor zijn rekening genomen.

    II. Mate van absorptie (14) De mate waarin het anti-dumpingrecht werd geabsorbeerd, werd berekend door het verschil tussen de gewogen gemiddelde prijs franco grens Gemeenschap per model in de referentieperiode en de gewogen gemiddelde prijs franco grens Gemeenschap per model in het onderzoektijdvak te bepalen.

    (15) Voor het berekenen van deze absorptie heeft de Commissie het per model geabsorbeerde bedrag bepaald (dat gelijk is aan het bedrag waarmee de uitvoerprijs werd verlaagd), vermeerderd met het bedrag van het recht dat aanvankelijk in de referentieperiode zou worden ingevorderd (gelijk aan de dumpingmarge), en verminderd met het in het onderzoektijdvak daadwerkelijk betaalde bedrag van het anti-dumpingrecht op de verlaagde uitvoerprijs.

    (16) Wanneer de verlaging van de uitvoerprijs het aanvankelijk in te vorderen recht (dumpingmarge) overtrof, dan werd voor het door de exporteur geabsorbeerde gedeelte een maximum vastgesteld opdat het dit recht niet zou overschrijden.

    (17) De totale absorptie, uitgedrukt als een percentage van de totale prijs franco grens Gemeenschap voor alle uitgevoerde modellen, bedraagt 4,6 %. Dit is het percentage van het vereiste aanvullende anti-dumpingrecht.

    D. ANDERE OVERWEGINGEN:

    (18) De Commissie beschikt niet over informatie waaruit zou blijken dat de normale waarde, zoals deze voor de referentieperiode werd vastgesteld, gewijzigd is. Geconcludeerd wordt derhalve dat de dumpingmarge in dezelfde mate is toegenomen als de uitvoerprijzen verlaagd zijn en ten minste gelijk is aan de som van het oorspronkelijke recht en het geabsorbeerde bedrag.

    E. ONTVANGEN COMMENTAAR

    (19) De exporteur uit Singapore stelde dat de Commissie bij het onderzoek van de klacht van absorptie, de prijzen in een valuta van de Gemeenschap moet vergelijken en niet in de valuta van een derde land. Een daling van de in de valuta van een derde land uitgedrukte prijzen heeft volgens deze exporteur namelijk niet noodzakelijk een overeenkomstige prijsdaling op de markt van de Gemeenschap tot gevolg.

    Bij het onderzoek van de klacht van absorptie diende de Commissie de prijzen van de exporteur uit Singapore bij verkoop aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap in het referentietijdvak te vergelijken met de tijdens het onderzoektijdvak toegepaste prijzen teneinde te bepalen of de betrokken exporteur het recht voor zijn rekening had genomen. Er zij aan herinnerd dat de prijzen van deze exporteur in de referentieperiode in yen waren uitgedrukt en in het onderzoektijdvak in US-dollar. Om te vermijden dat de uitvoerprijzen in verschillende valuta's moesten worden vergeleken, heeft de Commissie deze in de valuta van de exporteur, de Singaporaanse dollar, omgerekend. Dit was, zoals gezegd, de valuta die oorspronkelijk voor de berekening van de dumpingmarge werd gebruikt. Er is geen reden om voor de vergelijking een andere valuta dan de Singaporaanse dollar te gebruiken.

    Het argument dat een daling van de prijzen in een vreemde valuta niet noodzakelijk betekent dat de prijzen op de Gemeenschapsmarkt eveneens dalen en er sprake is van absorptie van het recht, acht de Commissie ongegrond. In artikel 13, lid 11, onder a), van de basisverordening is duidelijk bepaald dat voor het beantwoorden van de vraag of de exporteur het anti-dumingrecht te zijnen laste heeft genomen, het gedrag van de exporteur moet worden onderzocht en dat indien, zoals in casu, de door de exporteur toegepaste prijs gedaald is, dit als het (weerlegbaar) bewijs kan worden beschouwd dat hij het recht voor zijn rekening heeft genomen.

    (20) De exporteur uit Singapore voerde bovendien aan dat, waar de Commissie in de referentieperiode rekening had gehouden met de diverse fysieke kenmerken van de onderscheidene uitvoeringen van een bepaald model en voor deze verschillende uitvoeringen afzonderlijke dumpingmarges werden vastgesteld, deze werkwijze eveneens bij dit onderzoek diende te worden toegepast. Bovendien wees hij erop dat na de instelling van het anti-dumpingrecht de importeurs veeleer de eenvoudigste uitvoeringen van het produkt bestelden en dat dit de reden was waarom de prijzen van de exporteur waren gedaald.

    Wat de fysieke kenmerken betreft zij opgemerkt dat het niet altijd mogelijk was de verschillende uitvoeringen van een zelfde model in de referentieperiode en het onderzoektijdvak nauwkeurig met elkaar te vergelijken, omdat deze uitvoeringen en de wijze waarop zij in de handel werden gebracht in de loop van de tijd wijzigingen hebben ondergaan. Ten aanzien van het argument dat de importeurs sedert de instelling van het ani-dumpingrecht vooral de eenvoudigste uitvoeringen bestelden, zij opgemerkt dat 30 % van de verkoop (65 % in waarde van de totale uitvoer) in het onderzoektijdvak uit het meest geavanceerde en duurste model bestond, dat in de referentieperiode niet werd uitgevoerd. Bovendien heeft de exporteur voor één model de uitvoer van een type dat minder duur was dan de in het onderzoektijdvak ingevoerde types van dat model gestaakt. De bewering dat de importeurs op goedkopere types waren overgestapt kon hoe dan ook niet met zekerheid worden bevestigd, gezien de sterke toename van de invoer onmiddellijk vóór de instelling van de voorlopige rechten, zoals in overweging 27 is uiteengezet.

    Het onderzoek toonde derhalve aan dat de situatie ingewikkelder was dan de exporteur stelde en dat, hoewel er bepaalde factoren waren die eventueel een daling van de prijzen konden verklaren, andere elementen duidelijk een opwaartse druk uitoefenden op de prijzen. In deze omstandigheden leek het billijker en meer aangewezen de produkten per model te vergelijken. De Commissie heeft de gewogen gemiddelde prijzen van elk model, veeleer dan de prijzen van de afzonderlijke uitvoeringen gedurende de twee vorengenoemde perioden berekend hetgeen een redelijke werkwijze wordt geacht bij een onderzoek op grond van artikel 13, lid 11, van de basisverordening dat niet ten doel heeft een dumpingmarge vast te stellen maar te bepalen of de prijzen van een bepaalde exporteur wijzigingen hebben ondergaan.

    Bovendien zij eraan herinnerd dat destijds voor alle modellen en uitvoeringen van het soortgelijke produkt één enkel anti-dumpingrecht werd ingesteld. Aangezien bij dit onderzoek wordt nagegaan of de exporteur het recht al dan niet voor zijn rekening heeft genomen, is er geen dwingende reden om de prijsvergelijkingen op dezelfde wijze uit te splitsen als de tijdens de referentieperiode vastgestelde normale waarden.

    (21) Voorts werd aangevoerd dat de bij het vaststellen van de uitvoerprijs in de referentieperiode toegepaste correcties voor fysieke verschillen dienen te worden aangepast omdat de kosten van een zelfde model kunnen verschillen al naar gelang de afnemers in de diverse segmenten van de Gemeenschapsmarkt, die andere uitvoeringen van het produkt verlangen. Er werd nogmaals op gewezen dat de importeurs na de instelling van het anti-dumpingrecht veeleer de eenvoudigste, en dus minder dure, uitvoeringen bestelden.

    Nog afgezien van het feit dat moeilijk een onderscheid kan worden gemaakt tussen dit argument en het in overweging 20 behandelde argument, dat is afgewezen, is niet duidelijk of het wel zin heeft in het kader van een onderzoek uit hoofde van artikel 13, lid 11, van de basisverordening, binnen de Gemeenschap verschillende marktsegmenten te onderscheiden en verschillende kostenstructuren voor de diverse modellen van het soortgelijke produkt die naar de Gemeenschap worden uitgevoerd. Het doel van een dergelijk onderzoek is namelijk niet de kostenstructuur van de betrokken modellen op verschillende tijdstippen te onderzoeken en te vergelijken maar vast te stellen of de exporteur uit Singapore zijn uitvoerprijzen tussen de twee betrokken perioden al dan niet heeft verlaagd.

    (22) De exporteur uit Singapore achtte het ongerechtvaardigd dat de Commissie in haar vergelijking ook een model heeft betrokken dat in de referentieperiode niet werd uitgevoerd, ook al was hij het ermee eens dat dit model tot hetzelfde assortiment behoorde als het voor de vergelijking gebruikte model. Hij voerde tevens aan dat de prijzen van de twee modellen sterk uiteen liepen.

    De Commissie is er van uitgegaan dat dit model, gezien zijn kenmerken, in de plaats is gekomen van het vroegere model van hetzelfde assortiment (ook al heeft het een ander serienummer). Dit werd bevestigd bij het bezoek aan de bedrijfsruimten van de importeurs. Het werd derhalve dienstig geacht dit model in de vergelijking te betrekken.

    F. CONCLUSIE

    (23) De Raad concludeert uit het bovenstaande dat de exporteur, door zijn uitvoerprijs te verlagen, inderdaad een gedeelte van het anti-dumpingrecht te zijnen laste heeft genomen en dat de dumpingmarge niet lager is dan de som van het oorspronkelijke recht en het door de exporteur ten laste genomen bedrag.

    G. BELANGEN VAN DE GEMEENSCHAP

    (24) Een overeenkomstig artikel 13, lid 11, van de basisverordening ingesteld aanvullend anti-dumpingrecht heeft ten doel het door de exporteur ten laste genomen gedeelte van het anti-dumpingrecht te compenseren.

    (25) De Commissie ziet geen reden om haar bevindingen betreffende het belang van de Gemeenschap, als uiteengezet in de overwegingen 53 en 54 van Verordening (EEG) nr. 1103/93 (1) tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht, en bevestigd in de overwegingen 18 en 19 van Verordening (EEG) nr. 2887/93 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van het betrokken produkt, te wijzigen.

    (26) Daar komt nog bij dat, waar de absorptie van het anti-dumpingrecht door de exporteur het effect van het anti-dumpingrecht teniet doet en zodoende belet dat de door de dumping veroorzaakte schade wordt weggenomen, en de instelling van het anti-dumpingrecht in het belang van de Gemeenschap werd geacht, een maatregel die het effect van het vorengenoemde recht herstelt derhalve eveneens in het belang van de Gemeenschap is.

    (27) De exporteur uit Singapore wees erop dat zijn uitvoer naar de Gemeenschap sterk was teruggelopen, namelijk van 4 543 stuks in het kalenderjaar 1991 tot 963 in het zeven maanden durende onderzoektijdvak. Hij betwijfelde of, gezien zijn teruglopende marktaandeel in de Gemeenschap, een aanvullend recht in het belang van de Gemeenschap was.

    Aangezien het anti-dumpingrecht wegens schade veroorzakende dumping werd ingesteld, heeft de uitvoer in 1991 kennelijk met dumping plaatsgevonden. Het was derhalve te verwachten dat deze uitvoer na de instelling van het anti-dumpingrecht zou afnemen, niettegenstaande het feit dat het recht ten dele door de exporteur ten laste werd genomen. Dit is derhalve op zich geen goede reden om een aanvullend recht als een ongeschikt instrument te beschouwen. Het feit dat het anti-dumpingrecht toch enig effect heeft gesorteerd sluit niet ipso facto uit dat absorptie heeft plaatsgevonden, waardoor de werking van het anti-dumpingrecht voorzover niet volledig teniet gedaan, dan toch is verminderd.

    Dienaangaande zij bovendien opgemerkt, dat de exporteurs, voorafgaandelijk aan de instelling van het voorlopige anti-dumpingrecht, grote hoeveelheden van het produkt hebben uitgevoerd. De voorraden van de importeurs waren derhalve zo groot dat deze gedurende het onderzoektijdvak veel minder dienden in te voeren dan zij verkochten. Zelfs aan het einde van de referentieperiode waren de voorraden nog aanzienlijk. Op grond van een en ander wordt het dienstig geacht een aanvullend anti-dumpingrecht in te stellen.

    H. AANVULLEND ANTI-DUMPINGRECHT

    (28) Teneinde de absorptie te compenseren en het effect van het oorspronkelijke recht te herstellen, dient een aanvullend recht van 4,6 % te worden opgelegd om de huidige uitvoerprijs op het in Verordening (EEG) nr. 2887/93 vastgestelde niveau te brengen.

    (29) Het huidige anti-dumpingrecht bedraagt 10,8 % van de nettoprijs franco grens Gemeenschap. Ter compensatie van de absorptie dient een aanvullend recht van 4,6 % te worden opgelegd waardoor het totale anti-dumpingrecht op 15,4 % wordt gebracht.

    (30) Om praktische redenen wordt dit aanvullend recht opgelegd door middel van een wijziging van Verordening (EEG) nr. 2887/93. Dit vormt geen wijziging van het anti-dumpingrecht in de zin van artikel 15, lid 1, van de basisverordening en de vervaldatum van het anti-dumpingrecht, met inbegrip van het aanvullend recht, blijft dan ook ongewijzigd, onverminderd de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 3283/94,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2887/93 wordt vervangen door:

    "b) voor Singapore Produkten vervaardigd door:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 20 december 1995.

    Voor de Raad De Voorzitter J. BORRELL FONTELLES

    Top