EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995Q1207

Europees Parlement: Reglement van orde

PB L 293 van 7.12.1995, p. 1–75 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/07/1999

ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_rules/1995/1207/oj

31995Q1207

Europees Parlement: Reglement van orde

Publicatieblad Nr. L 293 van 07/12/1995 blz. 0001 - 0075


REGLEMENT VAN ORDE (1)

Inleidende opmerking

De cursief gedrukte teksten zijn interpretaties (cf. artikel 162 van onderhavig Reglement)

INHOUD

Bladzijde

HOOFDSTUK I - LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Art. 1 - Het Europees Parlement .

8

Art. 2 - Ongebonden mandaat .

8

Art. 3 - Voorrechten en immuniteiten .

8

Art. 4 - Deelneming aan vergaderingen en stemmingen .

8

Art. 5 - Kosten en vergoedingen .

8

Art. 6 - Opheffing van de immuniteit .

8

Art. 7 - Onderzoek van de geloofsbrieven .

9

Art. 8 - Duur van het mandaat .

9

Art. 9 - Gedragsregels .

10

HOOFDSTUK II - ZITTINGEN VAN HET PARLEMENT

Art. 10 - Bijeenroeping van het Parlement .

10

Art. 11 - Plaats der vergaderingen .

11

HOOFDSTUK III - AMBTSDRAGERS IN HET PARLEMENT

Art. 12 - Oudste lid in jaren .

11

Art. 13 - Voordracht van kandidaten en algemene bepalingen .

11

Art. 14 - Verkiezing van de Voorzitter - Openingstoespraak .

11

Art. 15 - Verkiezing van de ondervoorzitters .

11

Art. 16 - Verkiezing van de quaestoren .

12

Art. 17 - Ambtstermijn .

12

Art. 18 - Vacatures .

12

Art. 19 - Taken van de Voorzitter .

12

Art. 20 - Taken van de ondervoorzitters .

12

HOOFDSTUK IV - ORGANEN VAN HET PARLEMENT

Art. 21 - Samenstelling van het Bureau .

13

Art. 22 - Taken van het Bureau .

13

Art. 23 - Samenstelling van de Conferentie van voorzitters .

13

Art. 24 - Taken van de Conferentie van voorzitters .

13

Art. 25 - Taken van de quaestoren .

14

Art. 26 - Conferentie van commissievoorzitters .

14

Art. 27 - Conferentie van delegatievoorzitters .

14

Art. 28 - Informatieplicht van het Bureau, de Conferentie van voorzitters en de quaestoren14

HOOFDSTUK V - FRACTIES

Art. 29 - Oprichting van fracties .

14

Art. 30 - Niet-ingeschrevenen .

14

Art. 31 - Toewijzing van plaatsen in de vergaderzaal .

14

HOOFDSTUK VI - BETREKKINGEN MET DE ANDERE INSTELLINGEN

Art. 32 - Benoeming van de voorzitter van de Commissie .

15

Art. 33 - Stemming ter goedkeuring van de Commissie .

15

Art. 34 - Motie van afkeuring jegens de Commissie .

15

Art. 35 - Benoeming van de leden van de Rekenkamer .

15

Art. 36 - Europese Centrale Bank (Europees Monetair Instituut) .

16

Art. 37 - Verklaringen van Commissie, Raad en Europese Raad .

16

Art. 38 - Verklaringen van de Rekenkamer .

16

Art. 39 - Verklaringen van de Europese Centrale Bank (Europees Monetair Instituut) .

16

Art. 40 - Vragen voor mondeling antwoord .

16

Art. 41 - Vragenuur .

17

Art. 42 - Schriftelijk te beantwoorden vragen .

17

Art. 43 - Jaarlijks algemeen verslag van de Commissie .

17

Art. 44 - Jaarlijks verslag van de Commissie over de toepassing van het Gemeenschapsrecht17

Art. 45 - Ontwerp-resoluties .

17

Art. 46 - Aanbevelingen aan de Raad .

18

Art. 47 - Debatten over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties .

18

Art. 48 - Schriftelijke verklaringen .

19

HOOFDSTUK VII - WETGEVINGSPROCEDURES

Art. 49 - Jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden .

19

Art. 50 - Wetgevingsinitiatief .

20

Art. 51 - Behandeling van wetgevingsdocumenten .

20

Art. 52 - Overdracht van beslissingsbevoegdheid aan een commissie .

21

Art. 53 - Controle rechtsgrondslag .

21

Art. 54 - Subsidiariteit, grondrechten, financiële middelen .

22

Art. 55 - Doorzichtigheid van het wetgevingsproces .

22

Art. 56 - Wijziging van een voorstel van de Commissie .

22

Art. 57 - Standpunt van de Commissie inzake amendementen .

22

Art. 58 - Beëindiging van de eerste lezing .

22

Art. 59 - Verwerping van een voorstel van de Commissie .

23

Art. 60 - Aanneming van amendementen op een voorstel van de Commissie .

23

Art. 61 - Aan het advies van het Parlement gegeven uitvoering .

24

Art. 62 - Hernieuwde raadpleging .

24

Art. 63 - Procedure van overleg .

24

Art. 64 - Mededeling van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad .

24

Art. 65 - Termijnen .

25

Art. 66 - Verwijzing naar en procedure in de bevoegde commissie .

25

Art. 67 - Beëindiging van de tweede lezing .

25

Art. 68 - Ongeamendeerde goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad25

Art. 69 - Voornemen het gemeenschappelijk standpunt van de Raad te verwerpen .

25

Art. 70 - Bemiddeling tijdens tweede lezing .

26

Art. 71 - Verwerping van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad .

26

Art. 72 - Amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad .

26

Art. 73 - Gevolgen van het niet overnemen door de Commissie van de amendementen van het Parlement in haar opnieuw behandelde voorstel .

27

Art. 74 - Bijeenroepen van het bemiddelingscomité .

27

Art. 75 - Delegatie in het bemiddelingscomité .

27

Art. 76 - Termijnen .

27

Art. 77 - Gemeenschappelijke ontwerp-tekst .

27

Art. 78 - Tekst van de Raad .

28

Art. 79 - Ondertekening van aangenomen besluiten .

28

Art. 80 - Beëindiging van de instemmingsprocedure .

28

Art. 81 - Uitvoeringsbepalingen .

28

Art. 82 - Officiële codificatie van de communautaire wetgeving .

28

Art. 83 - Gevolgen van een verzuim van de Raad om na goedkeuring van zijn gemeenschappelijk standpunt een besluit te nemen .

29

Art. 84 - Beroep bij het Hof van Justitie .

29

HOOFDSTUK VIII - BEGROTINGSPROCEDURES

Art. 85 - Algemene begroting .

29

Art. 86 - Verlening van kwijting aan de Commissie voor de uitvoering van de begroting29

Art. 87 - Controle van het Parlement op de uitvoering van de begroting .

29

HOOFDSTUK IX - VERDRAGEN EN INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

Art. 88 - Wijziging van het EGKS-Verdrag .

29

Art. 89 - Toetredingsverdragen .

30

Art. 90 - Internationale overeenkomsten .

30

HOOFDSTUK X - GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID

Art. 91 - Raadpleging van en informatieverstrekking aan het Parlement in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid .

31

Art. 92 - Aanbevelingen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid .

31

HOOFDSTUK XI - SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Art. 93 - Raadpleging van en informatieverstrekking aan het Parlement op het gebied van justitie en binnenlandse zaken .

31

Art. 94 - Aanbevelingen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken .

32

HOOFDSTUK XII - REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN HET PARLEMENT

Art. 95 - Ontwerp-agenda .

32

Art. 96 - Aanneming en wijziging van de agenda .

32

Art. 97 - Urgentverklaring .

32

Art. 98 - Gecombineerde behandeling .

33

Art. 99 - Procedure zonder debat .

33

Art. 100 - Termijnen .

33

HOOFDSTUK XIII - ALGEMENE REGELS VOOR HET VERLOOP VAN DE VERGADERINGEN

Art. 101 - Toegang tot de vergaderzaal .

33

Art. 102 - Gebruik van talen .

33

Art. 103 - Ronddeling van documenten .

34

Art. 104 - Openbaarheid van de vergaderingen .

34

Art. 105 - Verlening van het woord en onderwerp van de uiteenzetting .

34

Art. 106 - Verdeling van de spreektijd .

34

Art. 107 - Sprekerslijst .

34

Art. 108 - Persoonlijke feiten .

35

Art. 109 - Handhaving van de orde in de vergadering .

35

Art. 110 - Uitsluiting van leden .

35

Art. 111 - Ordeverstoring .

35

HOOFDSTUK XIV - QUORUM EN STEMMINGEN

Art. 112 - Quorum .

35

Art. 113 - Stemprocedure .

36

Art. 113 bis. - Staking van stemmen .

36

Art. 114 - Uitgangspunten bij de stemming .

36

Art. 115 - Volgorde van de stemming over amendementen .

36

Art. 116 - Stemming in onderdelen .

37

Art. 117 - Stemrecht .

37

Art. 118 - Stemming .

37

Art. 119 - Hoofdelijke stemming .

38

Art. 120 - Elektronische stemming .

38

Art. 121 - Geheime stemming .

38

Art. 122 - Stemverklaringen .

38

Art. 123 - Betwisting van de stemming .

38

Art. 124 - Indiening en toelichting van amendementen .

39

Art. 125 - Ontvankelijkheid van amendementen .

39

HOOFDSTUK XV - MOTIES VAN ORDE

Art. 126 - Voorstellen van orde .

39

Art. 127 - Beroep op het Reglement .

40

Art. 128 - Exceptie van onbevoegdheid wegens niet-ontvankelijkheid .

40

Art. 129 - Terugverwijzing naar een commissie .

40

Art. 130 - Sluiting van de beraadslaging .

40

Art. 131 - Uitstel van de beraadslaging .

40

Art. 132 - Schorsing of sluiting van de vergadering .

41

HOOFDSTUK XVI - PUBLIKATIE VAN DE WERKZAAMHEDEN

Art. 133 - Notulen .

41

Art. 134 - Volledig verslag .

41

HOOFDSTUK XVII - COMMISSIES

Art. 135 - Instelling van commissies .

41

Art. 136 - Tijdelijke enquêtecommissies .

42

Art. 137 - Samenstelling van de commissies .

43

Art. 138 - Plaatsvervangers .

43

Art. 139 - Taken van de commissies .

44

Art. 140 - Commissie belast met het onderzoek van de geloofsbrieven .

44

Art. 141 - Subcommissies .

44

Art. 142 - Bureau van de commissies .

44

Art. 143 - Procedure zonder verslag, vereenvoudigde procedure .

44

Art. 144 - Verslagen van commissies in geval van raadpleging .

45

Art. 145 - Verslagen van niet-wetgevende aard .

45

Art. 146 - Toelichtingen en termijnen .

45

Art. 147 - Adviezen van commissies .

45

Art. 148 - Initiatiefverslagen .

46

Art. 149 - Vragenuur in de commissies .

46

Art. 150 - Werkwijze van de commissies .

46

Art. 151 - Commissievergaderingen .

47

Art. 152 - Notulen van de commissievergaderingen .

47

HOOFDSTUK XVIII - INTERPARLEMENTAIRE DELEGATIES

Art. 153 - Instelling en taken van interparlementaire delegaties .

47

Art. 154 - Verslag ter attentie van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa .

47

Art. 155 - Gemengde parlementaire commissies .

48

HOOFDSTUK XIX - VERZOEKSCHRIFTEN

Art. 156 - Petitierecht .

48

Art. 157 - Behandeling van verzoekschriften .

48

Art. 158 - Mededelingen over verzoekschriften .

49

HOOFDSTUK XX - OMBUDSMAN

Art. 159 - Benoeming van de ombudsman .

49

Art. 160 - Ontheffing van de ombudsman van zijn ambt .

49

Art. 161 - Werkzaamheden van de ombudsman .

50

HOOFDSTUK XXI - TOEPASSING EN WIJZIGING VAN HET REGLEMENT

Art. 162 - Toepassing van het Reglement .

50

Art. 163 - Wijziging van het Reglement .

51

HOOFDSTUK XXII - SECRETARIAAT-GENERAAL VAN HET PARLEMENT - COMPTABILITEIT

Art. 164 - Secretariaat-generaal .

51

Art. 165 - Raming van het Parlement .

51

Art. 166 - Bevoegdheden inzake het aangaan van betalingsverplichtingen en verstrekking van betalingsopdrachten .

51

HOOFDSTUK XXIII - DIVERSE BEPALINGEN

Art. 167 - Onafgedane zaken .

52

BIJLAGE I - Bepalingen ter uitvoering van artikel 9 - Opgave van financiële belangen van de leden .

53

BIJLAGE II - Regeling van het vragenuur overeenkomstig artikel 41 .

54

A. Richtlijnen .

54

B. Aanbevelingen .

55

BIJLAGE III - Richtlijnen en algemene criteria voor de keuze van de onderwerpen voor het debat over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties, als bedoeld in artikel 47 .

56

BIJLAGE IV - Uitvoeringsvoorschriften voor de behandeling van de algemene begroting van de Europese Unie en de aanvullende begrotingen .

57

BIJLAGE V - Procedure voor de behandeling en aanneming van de besluiten inzake de verlening van kwijting .

61

BIJLAGE VI - Bevoegdheden van de parlementaire commissies .

63

BIJLAGE VII - Procedure voor de behandeling van vertrouwelijke stukken die aan het Europees Parlement zijn overgelegd .

73

BIJLAGE VIII - Wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement .

74

HOOFDSTUK I LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Artikel 1

Europees Parlement

1. Het Europees Parlement is de op grond van de Verdragen, de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen en de ter uitvoering van de Verdragen uitgevaardigde nationale wetten gekozen Vergadering.

2. De voor het Europees Parlement gekozen vertegenwoordigers worden aangeduid als

"Medlemmer af Europa-Parlamentet" in de Deense taal,

"Mitglieder des Europaïschen Parlaments" in de Duitse taal,

"ÂïõëaaõôÝò ôïõ AAõñùðáúêïý Êïéíïâïõëssïõ" in de Griekse taal,

"Members of the European Parliament" in de Engelse taal,

"Diputados al Parlamento europeo" in de Spaanse taal,

"Euroopan parlamentin jaesenet" in de Finse taal,

"Députés au Parlement européen" in de Franse taal,

"Deputati al Parlamento europeo" in de Italiaanse taal,

"Leden van het Europees Parlement" in de Nederlandse taal,

"Deputados ao Parlamento europeu" in de Portugese taal,

"Ledamoeter av Europaparlamentet" in de Zweedse taal.

Artikel 2

Ongebonden mandaat

De leden van het Europees Parlement oefenen hun mandaat vrij uit. Zij mogen niet gebonden zijn door instructies en geen bindend mandaat aanvaarden.

Artikel 3

Voorrechten en immuniteiten

1. De leden genieten voorrechten en immuniteiten overeenkomstig het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, dat is gehecht aan het Verdrag van 8 april 1965 tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben.

2. Het laissez-passer waarmede het lid zich vrij in de lid-staten kan bewegen, wordt hem verstrekt door de Voorzitter van het Parlement, zodra deze van diens verkiezing in kennis is gesteld.

3. De leden hebben recht op inzage van alle stukken die in het bezit zijn van het Parlement of van een commissie. De inzage van persoonlijke stukken en afrekeningen is voorbehouden aan het betrokken lid.

Artikel 4

Deelneming aan vergaderingen en stemmingen

1. Op iedere vergadering wordt een presentielijst gereed gelegd ter ondertekening door de leden.

2. De namen van de aanwezige leden, als blijkende uit de presentielijst, worden in de notulen van elke vergadering opgenomen.

3. In geval van hoofdelijke stemming wordt in de notulen vermeld welke leden aan de stemming hebben deelgenomen en hoe zij hebben gestemd.

Artikel 5

Kosten en vergoedingen

Het Bureau regelt de kosten en vergoedingen van de leden.

Artikel 6

Opheffing van de immuniteit

1. Ieder door de daartoe bevoegde autoriteit van een lid-staat tot de Voorzitter gericht verzoek om opheffing van de immuniteit van een lid, wordt ter vergadering medegedeeld en verwezen naar de bevoegde commissie.

2. De bevoegde commissie onderzoekt de verzoeken onverwijld in volgorde van binnenkomst.

3. De commissie kan de autoriteit die het verzoek heeft ingediend, om informatie of opheldering verzoeken die zij nodig acht om zich een oordeel te vormen over de wenselijkheid van opheffing van de immuniteit. Het betrokken lid wordt op diens verzoek gehoord en kan alle documenten of andere schriftelijke bewijsstukken overleggen die het voor het vormen van bovengenoemd oordeel nodig acht. Het kan zich doen vertegenwoordigen door een ander lid.

4. Het verslag van de commissie bevat een ontwerp-besluit dat zich beperkt tot de aanbeveling het verzoek om opheffing van de immuniteit aan te nemen of te verwerpen. Indien het verzoek om opheffing echter op verscheidene punten van beschuldiging berust, kan elk van deze punten in een apart ontwerp-besluit worden behandeld. Het verslag van de commissie kan bij wijze van uitzondering het voorstel bevatten dat de opheffing van de immuniteit uitsluitend betrekking heeft op de strafrechtelijke vervolging, zonder dat het lid, zolang geen definitief vonnis is geveld, kan worden aangehouden of gevangengezet of tegen hem enige andere maatregel kan worden genomen die de uitoefening van zijn mandaat in de weg staat.

5. De commissie spreekt zich in geen geval uit over de vraag of het betrokken lid al dan niet schuldig is, noch over de wenselijkheid het betrokken lid wegens de meningen of handelingen die het worden verweten, strafrechtelijk te vervolgen, zelfs indien de commissie door de behandeling van het verzoek uitgebreide kennis van de zaak krijgt.

6. Zodra het verslag van de commissie bij het Parlement is ingediend, wordt het als eerste punt op de agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst. Amendementen op het (de) ontwerp-besluit(en) zijn niet ontvankelijk.

De beraadslaging heeft slechts betrekking op de argumenten vóór of tegen elk van de ontwerp-besluiten inzake de opheffing of handhaving van de immuniteit.

Het (De) in het verslag vervatte ontwerp-besluit(en) wordt (worden) tijdens de eerstvolgende stemming na het debat in stemming gebracht.

Na de behandeling door het Parlement vindt slechts één stemming plaats over elk van de in het verslag vervatte ontwerp-besluiten. Bij verwerping van een ontwerp-besluit wordt het tegengestelde besluit geacht te zijn aangenomen.

7. De Voorzitter stelt onmiddellijk de bevoegde autoriteit van de lid-staat die hierbij betrokken is, van het besluit van het Parlement in kennis met het verzoek om hem in geval van opheffing van de immuniteit in kennis te stellen van de gerechtelijke besluiten die dientengevolge zijn genomen. Zodra de Voorzitter deze inlichtingen ontvangt, deelt hij deze aan het Parlement mede in de door hem meest geschikt geachte vorm.

8. Ingeval een lid wordt gearresteerd of vervolgd wegens ontdekking op heterdaad, kan ieder ander lid een verzoek indienen om schorsing van de ingestelde vervolging of van de gevangenhouding.

Artikel 7

Onderzoek van de geloofsbrieven

1. Aan de hand van een verslag van de bevoegde commissie gaat het Parlement onverwijld over tot onderzoek van de geloofsbrieven en beslist het over de geldigheid van het mandaat van elk der nieuwgekozen leden, alsmede over eventuele bezwaren, ingebracht overeenkomstig het bepaalde in de Akte van 20 september 1976, met uitzondering van die welke gebaseerd zijn op de nationale kieswetten.

2. Het verslag van de bevoegde commissie stoelt op de officiële bekendmaking door elke lid-staat van de volledige verkiezingsuitslag, onder vermelding van de namen van de gekozen kandidaten en van die van hun eventuele vervangers in de uit de verkiezingsuitslag blijkende volgorde.

3. De bevoegde commissie ziet erop toe dat alle voor de uitoefening van het mandaat van een lid van het Europees Parlement of voor de volgorde der vervangers relevante gegevens onverwijld door de autoriteiten van de lid-staten of de Unie ter kennis van het Parlement worden gebracht en dat in geval van een benoeming daarbij de datum waarop de benoeming van kracht wordt, wordt vermeld.

4. Zolang de geloofsbrieven van een lid nog niet zijn onderzocht of over ingebrachte bezwaren nog niet is beslist, neemt betrokkene met volledige rechten zitting in het Parlement en zijn organen.

Artikel 8

Duur van het mandaat

1. Het mandaat begint en eindigt overeenkomstig het bepaalde in de Akte van 20 september 1976. Het eindigt ook bij overlijden of bij ontslagneming.

2. Ieder lid blijft in functie tot aan de opening van de eerste vergadering van het Parlement na de verkiezingen.

3. Elk demissionair lid deelt de Voorzitter schriftelijk zijn ontslagneming mede. Van deze mededeling wordt in aanwezigheid van de secretaris-generaal of zijn vertegenwoordiger een proces-verbaal opgemaakt, dat door laatstgenoemde alsmede door het betrokken lid ondertekend wordt en onverwijld wordt voorgelegd aan de bevoegde commissie, die het op de agenda voor haar eerste vergadering volgend op de ontvangst van dit document plaatst.

Indien de bevoegde commissie van oordeel is dat de ontslagneming niet strookt met de letter en de geest van de Akte van 20 september 1976, deelt zij dat aan het Parlement mede, zodat het kan besluiten al dan niet te constateren dat de zetel vacant is.

Is dat niet het geval, dan wordt automatisch geconstateerd dat de zetel vacant is, tenzij het demissionaire lid een latere datum aangeeft. Er wordt hierover niet door het Parlement gestemd.

Voor uitzonderlijke omstandigheden, met name wanneer één of meerdere vergaderperioden plaatsvinden tussen de data waarop de ontslagneming ingaat en de eerste vergadering van de bevoegde commissie, waardoor de fractie waarbij het demissionaire lid is aangesloten de mogelijkheid wordt ontnomen het desbetreffende lid gedurende genoemde vergaderperioden te vervangen omdat niet is geconstateerd dat de zetel vacant is, wordt een vereenvoudigde procedure ingesteld. Krachtens deze procedure wordt de voor deze aangelegenheden verantwoordelijke rapporteur van de bevoegde commissie opdracht gegeven elke naar behoren ingediende ontslagneming onverwijld te bestuderen en de kwestie aan de voorzitter van de Commissie Reglement, onderzoek geloofsbrieven en immuniteiten voor te leggen, mocht enige voor een fractie nadelige vorm van vertraging optreden, opdat deze overeenkomstig het bepaalde in lid 3:

- ofwel de Voorzitter van het Europees Parlement namens deze commissie ervan in kennis stelt dat kan worden geconstateerd dat de zetel vacant is,

- ofwel een buitengewone vergadering van diens commissie bijeenroept teneinde de door de rapporteur naar voren gebrachte moeilijkheden te bestuderen.

4. Onverenigbaarheden die voortvloeien uit de nationale wetgevingen worden ter kennis gebracht van het Parlement, dat hiervan akte neemt.

Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lid-staten of de Unie aan de Voorzitter mededeling doen van benoemingen in functies die onverenigbaar zijn met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, deelt de Voorzitter dat mede aan het Parlement, dat constateert dat de zetel vacant is.

5. Als datum voor het einde van een mandaat en de aanvang van een vacature moet worden beschouwd

- bij ontslagneming: de datum waarop het Parlement heeft geconstateerd dat de zetel vacant is, de datum waarop de Voorzitter de brief van ontslagneming ontvangt of een door het demissionaire lid in deze brief aangegeven latere (maar niet eerdere) datum,

- bij benoeming in functies die onverenigbaar zijn met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, hetzij op grond van de nationale kieswet, hetzij op grond van artikel 6 van de Akte van 20 september 1976: de door de bevoegde autoriteiten van de lid-staten of de Unie medegedeelde datum.

6. Ingeval het Parlement constateert dat een zetel vacant is, brengt het de betrokken lid-staat ervan op de hoogte.

7. Betwistingen met betrekking tot de geldigheid van het mandaat van een lid wiens geloofsbrieven zijn onderzocht, worden verwezen naar de bevoegde commissie, die onverwijld, doch uiterlijk bij het begin van de eerstvolgende vergaderperiode verslag uitbrengt aan het Parlement.

8. Ingeval bij het aanvaarden of het afzien van het mandaat kennelijk sprake is geweest van feitelijke onjuistheden of van wilsgebrek behoudt het Parlement zich het recht voor het desbetreffende mandaat ongeldig te verklaren, c.q. te weigeren te constateren dat de zetel vacant is.

Artikel 9

Gedragsregels

Het Parlement kan gedragsregels voor zijn leden vaststellen. Zij worden overeenkomstig artikel 163, lid 2 vastgesteld en als bijlage bij dit Reglement gevoegd (1).

Deze gedragsregels kunnen op generlei wijze afbreuk doen aan de uitoefening van het mandaat en van daarmee samenhangende politieke of andere activiteiten of deze beperken.

HOOFDSTUK II ZITTINGEN VAN HET PARLEMENT

Artikel 10

Bijeenroeping van het Parlement

1. De zittingsperiode is de in de Akte van 20 september 1976 bepaalde duur van het mandaat van de leden.

De zitting is de jaarlijkse periode, zoals die in voornoemde Akte en de Verdragen is vastgesteld.

De vergaderperiode is de in de regel iedere maand plaatsvindende bijeenkomst van het Parlement, die uit afzonderlijke vergaderingen bestaat.

De plenaire vergaderingen van het Parlement die op dezelfde dag worden gehouden, worden als één vergadering beschouwd.

2. Het Parlement komt van rechtswege bijeen op de tweede dinsdag in maart van elk jaar en beslist zelfstandig over de duur van de onderbrekingen der zitting.

3. Het Parlement komt bovendien van rechtswege bijeen op de eerste dinsdag na het verstrijken van een termijn van één maand, te rekenen vanaf het einde van de in artikel 9, lid 1 van de Akte van 20 september 1976 bedoelde periode.

4. De Conferentie van voorzitters kan de duur van de overeenkomstig lid 2 vastgestelde onderbrekingen der zitting wijzigen bij een met redenen omkleed besluit, dat ten minste twee weken vóór de tevoren door het Parlement voor de hervatting van de zitting vastgestelde datum wordt genomen, met dien verstande dat deze datum niet meer dan twee weken mag worden uitgesteld.

5. Bij uitzondering roept de Voorzitter, na de Conferentie van voorzitters te hebben geraadpleegd, het Parlement bijeen op verzoek van de meerderheid van zijn leden of op verzoek van de Commissie of van de Raad.

Bovendien kan de Voorzitter, in overeenstemming met de Conferentie van voorzitters, het Parlement bij uitzondering bijeenroepen op verzoek van een derde van zijn leden.

Artikel 11

Plaats der vergaderingen

1. De vergaderingen van het Parlement en van zijn commissies worden gehouden in de plaats waar zijn zetel ingevolge de bepalingen van de Verdragen is gevestigd.

2. Het Parlement kan echter bij uitzondering en krachtens een door de meerderheid van zijn leden aangenomen resolutie besluiten een of meer van zijn plenaire vergaderingen buiten zijn zetel te houden.

Voor voorstellen inzake bijkomende vergaderperioden in Brussel en eventuele wijzigingen daarop is slechts de gewone meerderheid van stemmen vereist.

3. Iedere commissie kan op grond van een desbetreffend besluit verzoeken een of meer vergaderingen buiten genoemde zetel te houden. Dit verzoek wordt met redenen omkleed toegezonden aan de Voorzitter van het Parlement, die het voorlegt aan het Bureau. In spoedeisende gevallen kan de Voorzitter zelf de beslissing nemen. Afwijzende beslissingen van het Bureau of van de Voorzitter dienen met redenen te worden omkleed.

HOOFDSTUK III AMBTSDRAGERS IN HET PARLEMENT

Artikel 12

Oudste lid in jaren

1. In de vergadering, als bedoeld in artikel 10, lid 3, alsmede in elke andere vergadering die gewijd is aan de verkiezing van de Voorzitter en van het Bureau, neemt het oudste lid in jaren van de aanwezige leden het ambt van voorzitter waar, totdat de Voorzitter voor gekozen is verklaard.

2. Alleen beraadslagingen die betrekking hebben op de verkiezing van de Voorzitter of het onderzoek van de geloofsbrieven kunnen plaatsvinden onder voorzitterschap van het oudste lid in jaren.

Wanneer een kwestie in verband met het onderzoek van de geloofsbrieven wordt opgeworpen onder voorzitterschap van het oudste lid in jaren, verwijst deze de kwestie naar de commissie belast met het onderzoek van de geloofsbrieven.

Artikel 13

Voordracht van kandidaten en algemene bepalingen

1. De Voorzitter, de ondervoorzitters en de quaestoren worden bij geheime stemming gekozen. Voordrachten geschieden met instemming van de betrokkenen, en wel door een fractie of ten minste negenentwintig leden. Wanneer het aantal voorgedragen kandidaten niet groter is dan het aantal te vervullen zetels, kunnen zij bij acclamatie worden gekozen.

2. Bij geheime stemming wordt de telling van de stemmen verricht door vier bij loting onder de leden aangewezen stemopnemers. De kandidaten mogen niet als stemopnemer optreden.

3. Bij de verkiezing van de Voorzitter, de ondervoorzitters en de quaestoren dient over het geheel genomen rekening te worden gehouden met een rechtvaardige vertegenwoordiging van de lid-staten en van de politieke richtingen.

Artikel 14

Verkiezing van de Voorzitter - Openingstoespraak

1. Eerst wordt overgegaan tot de verkiezing van de Voorzitter. De voordrachten moeten, vóór iedere stemming, worden medegedeeld aan het oudste lid in jaren, dat daarvan kennis geeft aan het Parlement. Indien na drie stemmingen geen der kandidaten de volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen heeft behaald, kunnen bij de vierde stemming alleen kandidaat zijn de twee leden die bij de derde stemming het grootste aantal stemmen hebben behaald; bij staking van stemmen wordt de in jaren oudste kandidaat voor gekozen verklaard.

2. Zodra de Voorzitter is gekozen, draagt het oudste lid in jaren het voorzitterschap over. Alleen de gekozen Voorzitter kan een openingstoespraak houden.

Artikel 15

Verkiezing van de ondervoorzitters

1. Vervolgens wordt overgegaan tot de verkiezing van de ondervoorzitters, en wel op één stembriefje. Bij de eerste stemming zijn, tot een maximum aantal van veertien en in de volgorde van het aantal behaalde stemmen, diegenen gekozen die de volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen hebben behaald. Indien het aantal aldus gekozen kandidaten kleiner is dan het aantal te vervullen zetels, wordt op dezelfde wijze overgegaan tot een tweede stemming voor de nog openstaande zetels. Indien een derde stemming nodig is, geschiedt de verkiezing bij relatieve meerderheid voor de nog te vervullen zetels. Bij staking van stemmen worden de in jaren oudste kandidaten voor gekozen verklaard.

Ofschoon bij de verkiezing van de ondervoorzitters anders dan in artikel 14, lid 1 niet uitdrukkelijk gewag wordt gemaakt van de voordracht van nieuwe kandidaten tussen de verschillende stemmingen, is zulks rechtmatig wegens de soevereiniteit van het Parlement, dat over iedere mogelijke kandidaat moet kunnen beslissen, te meer daar zonder deze mogelijkheid afbreuk zou kunnen worden gedaan aan het goede verloop van de verkiezing.

2. Behoudens het bepaalde in artikel 18, lid 1 wordt de rangorde der ondervoorzitters bepaald door de volgorde waarin zij zijn gekozen, en, bij staking van stemmen, door hun leeftijd.

Wanneer de verkiezing niet bij geheime stemming geschiedt, stemt de rangorde overeen met de volgorde waarin de namen door de Voorzitter worden afgeroepen.

Artikel 16

Verkiezing van de quaestoren

Na de verkiezing van de ondervoorzitters gaat het Parlement over tot de verkiezing van vijf quaestoren.

Zij worden op dezelfde wijze gekozen als de ondervoorzitters.

Artikel 17

Ambtstermijn

1. De ambtstermijn van de Voorzitter, ondervoorzitters en quaestoren bedraagt twee en een half jaar.

Wanneer een lid van fractie verandert, behoudt hij voor de resterende duur van zijn ambtstermijn van twee en een half jaar zijn eventuele zetel in het Bureau of College van quaestoren.

2. Indien vóór het verstrijken van deze termijn in een vacature moet worden voorzien, vervult het hiervoor gekozen lid deze functie slechts voor de resterende duur van de ambtstermijn van zijn voorganger.

Artikel 18

Vacatures

1. Indien de Voorzitter, een ondervoorzitter of een quaestor moet worden vervangen, wordt overeenkomstig de bovenstaande bepalingen overgegaan tot de verkiezing van zijn opvolger.

De nieuwe ondervoorzitter neemt de rangorde van zijn voorganger over.

2. Valt het ambt van de Voorzitter open, dan wordt het waargenomen door de eerste ondervoorzitter tot de verkiezing van de nieuwe Voorzitter.

Artikel 19

Taken van de Voorzitter

1. De Voorzitter geeft overeenkomstig de bepalingen van het Reglement leiding aan alle werkzaamheden van het Parlement en zijn organen. Hij beschikt over alle bevoegdheden om de beraadslagingen van het Parlement te leiden en voor het goede verloop ervan zorg te dragen.

2. De Voorzitter opent, schorst en sluit de vergaderingen. Hij zorgt voor de naleving van het Reglement, handhaaft de orde, verleent het woord, verklaart de beraadslagingen voor gesloten, brengt de voorstellen in stemming en maakt de uitslag van de stemmingen bekend. Hij doet de commissies de mededelingen die deze aangaan.

3. De Voorzitter mag bij een beraadslaging alleen het woord voeren om de stand van zaken vast te stellen en de spreker tot het onderwerp terug te brengen; indien hij zelf aan de beraadslagingen wil deelnemen, verlaat hij de voorzitterszetel en neemt deze niet weder in voordat de beraadslaging over het onderwerp is geëindigd.

4. In zijn internationale betrekkingen, bij plechtigheden en bij administratieve, juridische en financiële handelingen wordt het Parlement vertegenwoordigd door zijn Voorzitter, die deze bevoegdheden kan delegeren.

Artikel 20

Taken van de ondervoorzitters

De Voorzitter wordt bij afwezigheid of verhindering of indien hij overeenkomstig artikel 19, lid 3 aan de beraadslagingen wil deelnemen, vervangen door één van de ondervoorzitters, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15, lid 2.

HOOFDSTUK IV ORGANEN VAN HET PARLEMENT

Artikel 21

Samenstelling van het Bureau

1. Het Bureau bestaat uit de Voorzitter en de veertien ondervoorzitters van het Parlement.

2. De quaestoren zijn lid van het Bureau met raadgevende stem.

3. Bij staking van stemmen in het Bureau geeft de stem van de Voorzitter de doorslag.

Artikel 22

Taken van het Bureau

1. Het Bureau vervult de het door het Reglement opgedragen taken.

2. Het Bureau neemt besluiten van financiële, organisatorische en administratieve aard over aangelegenheden die de leden, de interne organisatie van het Parlement, zijn secretariaat en zijn organen betreffen.

3. Het Bureau neemt besluiten inzake het verloop der vergaderingen.

4. Het Bureau stelt de in artikel 30 bedoelde bepalingen vast betreffende de niet-ingeschrevenen.

5. Het Bureau stelt het organigram van het secretariaat-generaal op, alsmede de regelingen betreffende de administratieve en financiële positie van de ambtenaren en andere personeelsleden.

6. Het Bureau stelt het voorontwerp van raming van het Parlement op.

7. Het Bureau stelt overeenkomstig artikel 25 de richtlijnen voor de quaestoren vast.

8. Het Bureau is het bevoegde orgaan voor het verlenen van toestemming voor het houden van commissievergaderingen buiten de gewone vergaderplaatsen, hoorzittingen en studie- en informatiereizen.

9. Het Bureau benoemt de secretaris-generaal overeenkomstig artikel 164.

10. De Voorzitter en/of het Bureau kunnen aan een of meer leden van het Bureau algemene of specifieke taken die tot de bevoegdheden van de Voorzitter en/of het Bureau behoren, opdragen. Tegelijkertijd wordt bepaald op welke wijze deze taken moeten worden uitgevoerd.

11. Bij nieuwe verkiezingen voor het Parlement blijft het aftredende Bureau aan tot de eerste vergadering van het nieuwgekozen Parlement.

Artikel 23

Samenstelling van de Conferentie van voorzitters

1. De Conferentie van voorzitters bestaat uit de Voorzitter van het Parlement en de fractievoorzitters. Een fractievoorzitter kan zich laten vertegenwoordigen door een lid van zijn fractie.

2. De niet-ingeschrevenen vaardigen twee van hen af naar de vergaderingen van de Conferentie van voorzitters, waaraan zij zonder stemrecht deelnemen.

3. De Conferentie van voorzitters tracht consensus te bereiken in zaken die aan haar zijn voorgelegd.

Wanneer geen consensus kan worden bereikt, vindt stemming plaats waarbij de stemmen worden gewogen naar gelang van de sterkte van elke fractie.

Artikel 24

Taken van de Conferentie van voorzitters

1. De Conferentie van voorzitters vervult de haar door het Reglement opgedragen taken.

2. De Conferentie van voorzitters beslist over de organisatie van de werkzaamheden van het Parlement en vraagstukken betreffende het wetgevingsprogramma.

3. De Conferentie van voorzitters is verantwoordelijk voor vraagstukken betreffende de betrekkingen met de andere instellingen en organen van de Europese Unie en met de nationale parlementen van de lid-staten.

4. De Conferentie van voorzitters is verantwoordelijk voor vraagstukken betreffende de betrekkingen met niet tot de Europese Unie behorende landen, instellingen en organisaties.

5. De Conferentie van voorzitters stelt de ontwerp-agenda voor de vergaderperioden op.

6. De Conferentie van voorzitters is verantwoordelijk voor samenstelling en bevoegdheden van de commissies, tijdelijke enquêtecommissies, gemengde parlementaire commissies en vaste en tijdelijke delegaties.

7. De Conferentie van voorzitters beslist over de toewijzing van de plaatsen in de vergaderzaal, overeenkomstig artikel 31.

8. De Conferentie van voorzitters is verantwoordelijk voor het verlenen van toestemming voor het opstellen van initiatiefverslagen.

9. De Conferentie van voorzitters doet het Bureau voorstellen met betrekking tot administratieve en budgettaire vraagstukken van de fracties.

Artikel 25

Taken van de quaestoren

De quaestoren vervullen, overeenkomstig door het Bureau vastgestelde richtlijnen, administratieve en financiële taken die rechtstreeks betrekking hebben op de leden.

Artikel 26

Conferentie van commissievoorzitters

1. De Conferentie van commissievoorzitters bestaat uit de voorzitters van alle vaste en tijdelijke commissies en kiest haar voorzitter.

2. De Conferentie van commissievoorzitters kan de Conferentie van voorzitters aanbevelingen doen voor de commissiewerkzaamheden en de opstelling van de agenda voor de vergaderperioden.

3. Het Bureau en de Conferentie van voorzitters kunnen bepaalde taken delegeren aan de Conferentie van commissievoorzitters.

Artikel 27

Conferentie van delegatievoorzitters

1. De Conferentie van delegatievoorzitters bestaat uit de voorzitters van alle vaste interparlementaire delegaties en kiest haar voorzitter.

2. De Conferentie van delegatievoorzitters kan de Conferentie van voorzitters aanbevelingen doen voor de delegatiewerkzaamheden.

3. Het Bureau en de Conferentie van voorzitters kunnen bepaalde taken delegeren aan de Conferentie van delegatievoorzitters.

Artikel 28

Informatieplicht van het Bureau, de Conferentie van voorzitters en de quaestoren

1. De notulen van het Bureau en de Conferentie van voorzitters worden in de officiële talen vertaald, vermenigvuldigd en rondgedeeld aan alle leden, tenzij het Bureau of de Conferentie van voorzitters bij uitzondering, wanneer het vertrouwelijke aangelegenheden betreft, anders beslist.

2. Ieder lid kan vragen stellen over de werkzaamheden van het Bureau, de Conferentie van voorzitters en de quaestoren. Dergelijke vragen moeten schriftelijk worden ingediend bij de Voorzitter; zij worden, met de antwoorden, binnen een termijn van 30 dagen na de indiening ervan in het Bulletin van het Parlement gepubliceerd.

HOOFDSTUK V FRACTIES

Artikel 29

Oprichting van fracties

1. De leden van het Parlement kunnen fracties oprichten naar politieke gezindheid.

2. Het voor de oprichting van een fractie vereiste aantal leden bedraagt ten minste negenentwintig leden uit één lid-staat, drieëntwintig uit twee, achttien uit drie en veertien uit vier of meer lid-staten.

3. Een lid van het Parlement kan slechts lid zijn van één fractie.

4. De oprichting van een fractie moet in een verklaring aan de Voorzitter worden meegedeeld. In deze verklaring moeten de naam van de fractie, de namen van haar leden en de samenstelling van haar bureau worden vermeld.

5. De verklaring van de oprichting van een fractie wordt gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 30

Niet-ingeschrevenen

1. Leden van het Parlement die niet tot een fractie behoren, staat een secretariaat ter beschikking. Nadere bijzonderheden worden door het Bureau, op voorstel van de secretaris-generaal, geregeld.

2. Rechtspositie en parlementaire rechten van deze leden worden door het Bureau geregeld.

Artikel 31

Toewijzing van plaatsen in de vergaderzaal

De Conferentie van voorzitters beslist over de toewijzing van de plaatsen in de vergaderzaal aan de fracties, de niet-ingeschrevenen en de instellingen van de Europese Unie.

HOOFDSTUK VI BETREKKINGEN MET DE ANDERE INSTELLINGEN

Artikel 32

Benoeming van de voorzitter van de Commissie

1. Wanneer de regeringen van de lid-staten een akkoord hebben bereikt over de voordracht van een kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie, verzoekt de Voorzitter de voorgedragen kandidaat een verklaring af te leggen voor het Parlement. De verklaring wordt gevolgd door een debat.

De Raad wordt uitgenodigd aan het debat deel te nemen.

2. Het Parlement keurt de voordracht goed of verwerpt deze bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

Er wordt hoofdelijk gestemd.

3. De Voorzitter doet de uitslag van de stemming als het advies van het Parlement toekomen aan de voorzitter van de Europese Raad en aan de regeringen van de lid-staten.

4. Indien het Parlement een negatief advies uitbrengt over de voorgedragen kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie, verzoekt de Voorzitter de regeringen van de lid-staten de voordracht in te trekken en het Parlement een nieuwe voordracht voor te leggen.

Artikel 33

Stemming ter goedkeuring van de Commissie

1. Wanneer de regeringen van de lid-staten een akkoord hebben bereikt over de andere personen die zij voornemens zijn tot lid van de Commissie te benoemen, verzoekt de Voorzitter, na overleg met de voor benoeming tot voorzitter van de Commissie voorgedragen persoon, de kandidaten te verschijnen voor de voor hun vermoedelijke werkgebied bevoegde commissie.

2. Elke commissie kan de voorgedragen kandidaat verzoeken een verklaring af te leggen en vragen te beantwoorden. Deze commissie brengt de Voorzitter op de hoogte van haar bevindingen.

3. De voorgedragen voorzitter licht het programma van de voorgedragen Commissie toe tijdens een vergadering van het Parlement waarvoor alle leden van de Raad zijn uitgenodigd. De verklaring wordt gevolgd door een debat.

4. Tot besluit van het debat kunnen fracties een ontwerp-resolutie indienen waarin wordt verklaard dat het Parlement de voorgedragen Commissie goedkeurt of afwijst.

5. Het Parlement spreekt zijn goedkeuring over de Commissie bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen uit.

Er wordt hoofdelijk gestemd.

6. Indien het Parlement de voorgedragen Commissie goedkeurt, deelt de Voorzitter de regeringen van de lid-staten mede dat de benoeming van de Commissie kan plaatsvinden.

Artikel 34

Motie van afkeuring jegens de Commissie

1. Een tiende van de leden van het Parlement kan bij de Voorzitter van het Parlement een motie van afkeuring indienen, gericht tegen de Commissie.

2. De motie van afkeuring moet het opschrift "motie van afkeuring" dragen en met redenen zijn omkleed. Zij wordt toegezonden aan de Commissie.

3. De Voorzitter doet de leden onverwijld mededeling van de indiening van de motie.

4. Het debat over de motie vindt niet eerder dan 24 uur na de mededeling aan de leden plaats.

5. De stemming over de motie is hoofdelijk en vindt niet eerder dan 48 uur na de opening van het debat plaats.

6. Het debat en de stemming vinden uiterlijk tijdens de vergaderperiode die volgt op de indiening van de motie plaats.

7. De motie wordt aangenomen met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen en de meerderheid van de leden van het Parlement. De uitslag van de stemming wordt ter kennis gebracht van de voorzitter van de Raad en van de voorzitter van de Commissie.

Artikel 35

Benoeming van de leden van de Rekenkamer

1. De voor benoeming tot lid van de Rekenkamer voorgedragen kandidaten worden verzocht een verklaring af te leggen voor de bevoegde commissie en vragen van de leden te beantwoorden.

2. De bevoegde commissie doet het Parlement een aanbeveling inzake de benoeming van de voorgedragen kandidaten.

3. De stemming vindt plaats binnen twee maanden na ontvangst van de voordracht, tenzij het Parlement op verzoek van de bevoegde commissie, een fractie of ten minste negenentwintig leden anders besluit.

4. Indien het Parlement een negatief advies uitbrengt, verzoekt de Voorzitter de Raad de voordracht in te trekken en het Parlement een nieuwe voordracht voor te leggen.

Artikel 36

Europese Centrale Bank (Europees Monetair Instituut)

1. De voor benoeming tot president van de Europese Centrale Bank voorgedragen kandidaat wordt verzocht voor de bevoegde commissie een verklaring af te leggen en vragen van de leden te beantwoorden.

2. De bevoegde commissie doet het Parlement een aanbeveling inzake de goedkeuring dan wel afwijzing van de voorgedragen kandidaat.

3. De stemming vindt plaats binnen twee maanden na ontvangst van de voordracht, tenzij het Parlement op verzoek van de bevoegde commissie, een fractie of ten minste negenentwintig leden anders besluit.

4. Indien het Parlement een negatief advies uitbrengt, verzoekt de Voorzitter de Raad zijn voordracht in te trekken en het Parlement een nieuwe voordracht voor te leggen.

5. Dezelfde procedure is van toepassing op kandidaten voor het vice-presidentschap en voor de leden van de directie van de Europese Centrale Bank alsook voor de president van het Europees Monetair Instituut.

VERKLARINGEN

Artikel 37

Verklaringen van Commissie, Raad en Europese Raad

1. De leden van de Commissie, de Raad en de Europese Raad kunnen de Voorzitter te allen tijde verzoeken hun het woord te verlenen voor een verklaring. De Voorzitter besluit wanneer deze verklaring kan worden afgelegd. Een dergelijke verklaring kan worden gevolgd door een debat.

2. Een commissie, fractie of ten minste negenentwintig leden kunnen een ontwerp-resolutie indienen.

3. De ontwerp-resoluties worden nog dezelfde dag in stemming gebracht. Over eventuele uitzonderingen op deze regel beslist de Voorzitter. Stemverklaringen zijn toegestaan.

4. Gezamenlijke ontwerp-resoluties vervangen de eerder door de ondertekenaars ingediende ontwerp-resoluties, maar niet die welke door andere commissies, fracties of leden zijn ingediend.

5. Wanneer een ontwerp-resolutie wordt aangenomen, kunnen geen andere ontwerp-resoluties meer in stemming worden gebracht, tenzij de Voorzitter bij uitzondering anders beslist.

6. Indien er geen debat plaatsvindt, kunnen de leden gedurende in totaal dertig minuten beknopte en nauwkeurig geformuleerde vragen stellen.

Artikel 38

Verklaringen van de Rekenkamer

1. De voorzitter van de Rekenkamer kan in het kader van de kwijtingsprocedure of van activiteiten van het Parlement in verband met de begrotingscontrole, verzocht worden het woord te voeren om de opmerkingen in het jaarverslag, in speciale verslagen of in adviezen van de Rekenkamer, alsook om het werkprogramma van de Rekenkamer toe te lichten.

2. Het Parlement kan besluiten tot een apart debat, waaraan wordt deelgenomen door de Commissie en de Raad, over iedere kwestie die in deze verklaringen aan de orde is gekomen.

Artikel 39

Verklaringen van de Europese Centrale Bank (Europees Monetair Instituut)

1. De president van de Europese Centrale Bank licht het jaarverslag van de bank in het Parlement toe.

2. Het Parlement kan besluiten deze toelichting te laten volgen door een debat.

3. De president van de Europese Centrale Bank en andere leden van de directie kunnen worden verzocht een vergadering van de bevoegde commissie bij te wonen om een verklaring af te leggen en vragen te beantwoorden. De president van de Bank woont dergelijke vergaderingen tweemaal per jaar bij. Hij kan worden verzocht andere vergaderingen bij te wonen indien de bevoegde commissie van mening is dat de omstandigheden daartoe aanleiding geven en zulks door de Conferentie van voorzitters wordt bevestigd.

4. Dezelfde procedure is voor de gehele duur van het bestaan van het Europees Monetair Instituut op de president ervan van toepassing.

VRAGEN AAN DE RAAD EN DE COMMISSIE

Artikel 40

Vragen voor mondeling antwoord

1. Een commissie, fractie of ten minste negenentwintig leden kunnen de Raad of de Commissie vragen stellen met het verzoek deze op de agenda van het Parlement in te schrijven.

De vragen worden schriftelijk ingediend bij de Voorzitter, die deze onverwijld aan de Conferentie van voorzitters voorlegt.

De Conferentie van voorzitters beslist of en in welke volgorde deze vragen op de agenda worden ingeschreven.

2. Een vraag aan de Commissie moet ten minste één week, een vraag aan de Raad ten minste drie weken vóór de vergadering waarin zij moet worden behandeld, aan de betrokken instelling zijn toegezonden.

3. De in lid 2 van dit artikel vermelde termijn is echter niet van toepassing op de in de artikelen J.7 en K.6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde aangelegenheden. De Raad antwoordt binnen de termijn die nodig is om het Parlement op passende wijze op de hoogte te houden.

4. Een van de vraagstellers beschikt over vijf minuten om de vraag toe te lichten. Een lid van de betrokken instelling geeft antwoord.

De vraagsteller heeft het recht genoemde spreektijd volledig te benutten

5. Voor het overige is artikel 37, leden 2, 3, 4 en 5 dienovereenkomstig van toepassing.

Artikel 41

Vragenuur

1. Tijdens iedere vergaderperiode wordt een vragenuur voor vragen aan de Raad en de Commissie gehouden, en wel op door het Parlement op voorstel van de Conferentie van voorzitters vast te stellen tijdstippen. Daarbij kan tijd worden uitgetrokken voor vragen aan de voorzitter en de onderscheiden leden van de Commissie.

2. Tijdens een vergaderperiode kan een lid slechts één vraag stellen aan de Raad en de Commissie.

3. De vragen worden schriftelijk ingediend bij de Voorzitter, die beslist over de ontvankelijkheid en de volgorde waarin zij worden behandeld. Deze beslissing wordt onverwijld aan de respectieve vraagstellers medegedeeld.

4. Het vragenuur wordt nader geregeld bij richtlijnen (1).

Artikel 42

Schriftelijk te beantwoorden vragen

1. Ieder lid kan aan de Raad of de Commissie schriftelijk te beantwoorden vragen stellen.

2. De vragen worden schriftelijk ingediend bij de Voorzitter, die ze aan de betrokken instelling doet toekomen.

3. De vragen worden met de antwoorden gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

4. Kan een vraag niet binnen de gestelde termijn worden beantwoord, dan wordt zij op verzoek van de steller ervan op de agenda van de volgende vergadering van de bevoegde commissie geplaatst. Artikel 41 is dienovereenkomstig van toepassing.

5. Vragen die een onmiddellijke beantwoording maar geen grondig onderzoek vergen (vragen met voorrang), worden binnen drie weken beantwoord. Ieder lid kan één keer per maand een dergelijke vraag met voorrang stellen.

6. De overige vragen (vragen zonder voorrang) worden binnen zes weken beantwoord.

7. De leden geven aan om welke soort vraag het gaat. De Voorzitter beslist ter zake.

VERSLAGEN

Artikel 43

Jaarlijks algemeen verslag van de Commissie

Het jaarlijks algemeen verslag van de Commissie over de werkzaamheden van de Europese Unie wordt naar de commissies verwezen, die overeenkomstig de bestaande procedures bepaalde specifieke en fundamentele vraagstukken ter plenaire vergadering aan de orde kunnen stellen.

Artikel 44

Jaarlijks verslag van de Commissie over de toepassing van het Gemeenschapsrecht

1. Het jaarlijks verslag van de Commissie over de toepassing van het Gemeenschapsrecht in de lid-staten wordt aan de betrokken commissies toegezonden. Elk van deze commissies kan haar advies doen toekomen aan de voor juridische kwesties bevoegde commissie, welke de plenaire vergadering een verslag voorlegt.

2. De door het Parlement ter plenaire vergadering aangenomen resolutie en het verslag van de ter zake bevoegde commissie worden toegezonden aan de Raad en de Commissie alsmede aan de regeringen en parlementen van de lid-staten.

RESOLUTIES EN AANBEVELINGEN

Artikel 45

Ontwerp-resoluties

1. Ieder lid kan een ontwerp-resolutie indienen over een onderwerp dat binnen het kader van de werkzaamheden van de Europese Unie valt.

Een dergelijke ontwerp-resolutie omvat maximaal 200 woorden.

2. De bevoegde commissie besluit over de procedure.

Zij kan de ontwerp-resolutie combineren met andere ontwerp-resoluties of verslagen.

Zij kan besluiten een advies, eventueel in briefvorm, op te stellen.

Zij kan besluiten een verslag op te stellen, waarvoor toestemming van de Conferentie van voorzitters nodig is.

3. De indiener van een ontwerp-resolutie wordt van de besluiten van de commissie en de Conferentie van voorzitters op de hoogte gesteld.

4. De tekst van de ingediende ontwerp-resolutie wordt opgenomen in het verslag.

5. Adviezen in de vorm van een brief aan andere instellingen van de Europese Unie worden door de Voorzitter verzonden.

6. Een ontwerp-resolutie, ingediend krachtens artikel 37, lid 2, artikel 40, lid 5 of artikel 47, lid 1 kan door de indiener(s) ervan vóór de eindstemming worden ingetrokken.

7. Een ontwerp-resolutie ingediend krachtens lid 1 kan door de indiener(s) of de eerste ondertekenaar ervan worden ingetrokken voordat de bevoegde commissie krachtens lid 2 heeft besloten hierover een verslag op te stellen.

Zodra de ontwerp-resolutie als zodanig door de commissie is overgenomen, kan alleen zij deze, tot de opening van de eindstemming, intrekken.

8. Een ingetrokken ontwerp-resolutie kan onmiddellijk worden overgenomen en opnieuw worden ingediend door een fractie, een commissie dan wel hetzelfde aantal leden als vereist is voor de indiening ervan.

De commissies dragen er zorg voor dat aan ontwerp-resoluties uit hoofde van dit artikel die beantwoorden aan de gestelde eisen, gevolg wordt gegeven en dat zij in de documenten die naar aanleiding hiervan worden opgesteld, naar behoren worden vermeld.

Artikel 46

Aanbevelingen aan de Raad

1. Ten minste negenentwintig leden of een fractie kunnen een ontwerp-aanbeveling aan de Raad indienen met betrekking tot de in de Titels V en VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie behandelde onderwerpen.

2. Deze ontwerp-aanbevelingen worden voor behandeling naar de bevoegde commissie verwezen.

In voorkomend geval legt de bevoegde commissie overeenkomstig de daartoe in het Reglement bepaalde procedures de zaak aan het Parlement voor.

3. Wanneer zij verslag uitbrengt, legt de bevoegde commissie in een verslag aan het Parlement een ontwerp-aanbeveling aan de Raad voor, tezamen met een korte toelichting en in voorkomend geval de adviezen van de geraadpleegde commissies.

4. In geval van urgentie zijn de bepalingen van de artikelen 92 en 94 van toepassing.

Artikel 47

Debatten over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties

1. Een fractie of ten minste negenentwintig leden kunnen de Voorzitter schriftelijk verzoeken over een actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwestie een debat te houden (artikel 95, lid 3). Een dergelijk verzoek moet verbonden zijn met een ontwerp-resolutie. De Voorzitter stelt het Parlement onmiddellijk van ieder verzoek in kennis.

2. De Conferentie van voorzitters stelt, op basis van de in lid 1 bedoelde verzoeken en overeenkomstig de in bijlage III bepaalde modaliteiten, een lijst van onderwerpen voor de agenda van het eerstvolgende debat over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties op. Er mogen in totaal niet meer dan vijf onderwerpen op de agenda worden ingeschreven. Uiterlijk des namiddags bij de hervatting van de vergadering stelt de Voorzitter het Parlement van deze lijst in kennis.

Een fractie of ten minste negenentwintig leden kunnen dezelfde dag tot aan het einde van de vergadering tegen deze beslissing schriftelijk met opgave van redenen bezwaar maken en het Parlement verzoeken te besluiten dat een voor het debat op genoemde lijst opgenomen onderwerp wordt geschrapt en/of een niet opgenomen onderwerp eraan wordt toegevoegd, waarbij het in dit artikel vastgestelde maximum aantal onderwerpen niet mag worden overschreden. Over een dergelijk bezwaar wordt de volgende dag aan het begin van de vergadering zonder debat gestemd.

3. In het kader van de totale tijdsduur van de debatten van ten hoogste drie uur per vergaderperiode, wordt de totale spreektijd voor de fracties en de niet-ingeschrevenen verdeeld overeenkomstig artikel 106, leden 2 en 3.

De spreektijd die overblijft na aftrek van de voor de toelichting van de ontwerp-resoluties en de stemmingen benodigde tijd alsmede van de tijd die is overeengekomen voor eventuele uiteenzettingen van de Commissie en de Raad, wordt verdeeld tussen de fracties en de niet-ingeschrevenen.

4. Aan het einde van het debat wordt onmiddellijk gestemd. Artikel 122 vindt daarbij geen toepassing.

De stemmingen in toepassing van artikel 47 mogen worden gebundeld, in het kader van de verantwoordelijkheid van de Voorzitter en de Conferentie van voorzitters.

5. Indien over hetzelfde onderwerp twee of meer ontwerp-resoluties zijn ingediend, wordt de in artikel 37, lid 4 bedoelde procedure toegepast.

6. De Voorzitter en de fractievoorzitters kunnen beslissen dat over een ontwerp-resolutie zonder debat wordt gestemd. Voor een dergelijk besluit is eenstemmigheid van alle fractievoorzitters vereist.

Het bepaalde in de artikelen 128, 129 en 131 is niet van toepassing op ontwerp-resoluties die op de agenda voor een debat over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties zijn ingeschreven.

De overeenkomstig lid 1 voor een debat over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties ingediende ontwerp-resoluties die niet worden opgenomen op de overeenkomstig lid 2 opgestelde lijst van onderwerpen voor de agenda van dit debat of die, al zijn zij op die lijst opgenomen, in het voor dit debat uitgetrokken tijdsbestek niet kunnen worden behandeld, komen te vervallen. Voorts vervallen de ontwerp-resoluties ten aanzien waarvan ingevolge een verzoek overeenkomstig artikel 112, lid 3 werd vastgesteld dat het quorum niet werd bereikt. De leden hebben uiteraard het recht deze ontwerp-resoluties opnieuw in te dienen om overeenkomstig artikel 45 voor behandeling naar een commissie te worden verwezen, dan wel om op de agenda voor het debat over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties van de volgende vergaderperiode te worden ingeschreven.

Een overeenkomstig lid 1 ingediende ontwerp-resolutie kan niet op de agenda van het debat over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties worden ingeschreven indien het onderwerp van deze ontwerp-resolutie reeds op de agenda van deze vergaderperiode staat.

Het Reglement voorziet niet in de mogelijkheid van een gecombineerde behandeling van een overeenkomstig lid 1 ingediende ontwerp-resolutie en een commissieverslag over hetzelfde onderwerp.

***

Wanneer overeenkomstig artikel 112, lid 3 om vaststelling van het quorum wordt verzocht, geldt dit verzoek slechts voor de in stemming te brengen ontwerp-resolutie en niet voor de volgende.

Artikel 48

Schriftelijke verklaringen

1. Ieder lid kan een schriftelijke verklaring indienen van ten hoogste 200 woorden over een onderwerp dat valt binnen het kader van de werkzaamheden van de Europese Unie. De schriftelijke verklaringen worden in de officiële talen gedrukt, rondgedeeld en in een register ingeschreven.

2. Ieder lid kan een in het register ingeschreven schriftelijke verklaring medeondertekenen.

3. Aan het einde van iedere vergaderperiode deelt de Voorzitter mede hoeveel handtekeningen onder de in het register ingeschreven verklaringen zijn geplaatst.

4. Zodra een in het register ingeschreven schriftelijke verklaring is ondertekend door ten minste de helft van de leden van het Parlement, wordt zij aan de door de opsteller aangegeven instellingen toegezonden met vermelding van de namen van de ondertekenaars. De Voorzitter stelt de leden hiervan in kennis tijdens de eerstvolgende vergadering; de tekst van de verklaring alsmede de namen van de ondertekenaars worden als bijlage bij de notulen van deze vergadering opgenomen. Door deze kennisgeving is de ondertekening in het register gesloten.

5. Een schriftelijke verklaring die meer dan twee maanden lang in het register heeft gestaan en niet door ten minste de helft van de leden van het Parlement is ondertekend, vervalt.

HOOFDSTUK VII WETGEVINGSPROCEDURES

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 49

Jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden

1. Vóór het einde van elk jaar en na een debat en stemming in het Parlement over het jaarlijks programma van de Commissie, stellen de voorzitters van het Parlement en de Commissie namens hun instellingen in overleg een jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden voor het eerstvolgende jaar vast dat betrekking heeft op alle voorgenomen wetgevende werkzaamheden. Ook de voorzitter van de Raad wordt verzocht namens zijn instelling deel te nemen aan deze procedure.

2. In het jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden worden de prioriteiten op wetgevingsgebied vastgesteld, alsmede een tijdschema voor de indiening door de Commissie van alle in het programma vervatte voorstellen en documenten en voor de behandeling daarvan door Parlement en Raad.

3. Het jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden heeft betrekking op:

a) alle nieuwe wetgevingsvoorstellen,

b) alle prelegislatieve documenten,

c) alle andere documenten van wetgevende aard,

d) overeenkomsten met derde landen

die in het komende jaar door de Commissie aan Parlement en Raad zullen worden voorgelegd.

Het programma heeft tevens betrekking op eventuele wetgevingsvoorstellen en documenten die de Commissie op verzoek van Parlement of Raad heeft toegezegd te zullen voorleggen.

4. De Voorzitter baseert zich bij de gedachtenwisselingen over het jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden op de conclusies van de Conferentie van voorzitters. Alvorens haar conclusies te formuleren, raadpleegt de Conferentie van voorzitters de Conferentie van commissievoorzitters.

5. In geval van dringende en niet te voorziene omstandigheden kan een instelling op eigen initiatief een wetgevende maatregel voorstellen, overeenkomstig de in de Verdragen vastgelegde modaliteiten en in aanvulling op de in het programma van de wetgevende werkzaamheden voorgestelde maatregelen.

6. Ten aanzien van elk in het jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden genoemd voorstel of document geeft het Parlement bij de indiening ervan aan welke commissie als bevoegde commissie kan worden aangewezen.

7. Het door de instellingen onderling overeengekomen jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden wordt na de aanneming ervan bij de notulen van de eerstvolgende vergadering gevoegd. De Voorzitter doet het jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden toekomen aan de regeringen en parlementen van de lid-staten, alsmede aan het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

8. Indien een instelling het vastgestelde tijdschema niet in acht kan nemen, stelt het de andere instelling in kennis van de redenen voor de vertraging en stelt zij een nieuw tijdschema voor.

9. Het jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden kan aan het begin van het tweede halfjaar worden herzien.

Artikel 50

Wetgevingsinitiatief

1. Overeenkomstig artikel 138 B, tweede alinea van het EG-Verdrag kan het Parlement door het aannemen van een resolutie op basis van een initiatiefverslag van de bevoegde commissie, voor de opstelling waarvan overeenkomstig artikel 148 toestemming is verleend, de Commissie verzoeken het passende wetgevingsvoorstellen voor te leggen. De resolutie wordt aangenomen met de meerderheid van de leden van het Parlement. Tegelijkertijd kan het Parlement een termijn vaststellen voor de indiening van het voorstel.

2. Alvorens de procedure van artikel 148 op gang te brengen, vergewist de bevoegde commissie zich ervan dat een dergelijk voorstel om één van de volgende redenen niet in voorbereiding is:

a) een dergelijk voorstel is niet opgenomen in het jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden;

b) de voorbereidingen voor de opstelling van een dergelijk voorstel zijn niet begonnen of hebben te veel vertraging opgelopen;

c) de Commissie heeft niet positief gereageerd op eerdere verzoeken van de zijde van de bevoegde commissie of vervat in door het Parlement met gewone meerderheid aangenomen resoluties.

3. De resolutie van het Parlement vermeldt wat de rechtsgrondslag moet zijn en gaat vergezeld van gedetailleerde aanbevelingen betreffende de inhoud van het verlangde voorstel, dat in overeenstemming moet zijn met het subsidiariteitsbeginsel en de grondrechten van de burger.

4. Indien het verlangde voorstel financiële gevolgen heeft, wordt door het Parlement aangegeven hoe voldoende financiële dekking kan worden gevonden.

5. De bevoegde commissie ziet toe op de voortgang van de voorbereiding van elk wetgevingsvoorstel dat wordt uitgewerkt op verzoek van het Parlement zelf.

6. Het bepaalde in dit artikel is dienovereenkomstig van toepassing in de gevallen waarin de Verdragen het Parlement het recht van initiatief toekennen.

De vereiste meerderheid is de in het betrokken artikel van het Verdrag in kwestie genoemde meerderheid.

Artikel 51

Behandeling van wetgevingsdocumenten

1. Voorstellen van de Commissie en andere documenten van wetgevende aard worden door de Voorzitter ter behandeling naar de bevoegde commissie verwezen.

Indien een voorstel is opgenomen in het jaarlijks programma van de wetgevende werkzaamheden kan de bevoegde commissie besluiten een rapporteur te benoemen teneinde de opstelling van het voorstel te volgen.

Raadplegingen door de Raad of verzoeken om advies van de zijde van de Commissie worden door de Voorzitter verwezen naar de commissie die bevoegd is voor de behandeling van het bedoelde voorstel.

De in de artikelen 53 t/m 63 vervatte bepalingen voor de eerste lezing zijn van toepassing op wetgevingsvoorstellen, ongeacht of daarvoor één, twee of drie lezingen vereist zijn.

2. Gemeenschappelijke standpunten van de Raad worden ter behandeling verwezen naar de in eerste lezing bevoegde commissie.

De in de artikelen 64 t/m 73 vervatte bepalingen voor de tweede lezing zijn van toepassing op gemeenschappelijke standpunten.

3. Tijdens de procedure van bemiddeling tussen Parlement en Raad na de tweede lezing vindt geen terugverwijzing naar een commissie plaats.

De in de artikelen 74 t/m 78 vervatte bepalingen voor de derde lezing zijn van toepassing op de bemiddelingsprocedure.

4. De artikelen 52, 58, leden 1 en 3, 59, 60, 129, 143, 144 en 147 zijn niet van toepassing op de tweede en derde lezing.

5. In geval van tegenstrijdigheid tussen een bepaling van het Reglement inzake de tweede en derde lezing en enige andere bepaling van het Reglement heeft de bepaling inzake de tweede en derde lezing voorrang.

Artikel 52

Overdracht van beslissingsbevoegdheid aan een commissie

1. De Conferentie van voorzitters kan een raadpleging, een verzoek om advies, een initiatiefverslag ex artikel 148 of een verslag naar aanleiding van een ontwerp-resolutie overeenkomstig artikel 45, leden 1 t/m 5 ter beslissing naar de bevoegde commissie verwijzen.

2. Indien, nadat overeenkomstig lid 1 een verwijzing ter beslissing naar de commissie heeft plaatsgevonden, een derde van het feitelijk aantal leden van de commissie verzoekt om teruggave van de beslissingsbevoegdheid aan de plenaire vergadering, wordt voor de debatten en amendementen op dezelfde wijze te werk gegaan als bij de behandeling van commissieverslagen ter plenaire vergadering.

3. De vergadering waarin de commissie een beslissing neemt, is openbaar.

4. De termijn voor de indiening van amendementen wordt in het Bulletin van het Parlement gepubliceerd.

5. Zodra de commissie haar verslag heeft goedgekeurd en is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 102, lid 1, en 103, plaatst de Voorzitter het op de agenda van de eerstvolgende vergaderperiode. De resolutie en eventuele amendementen van de commissie worden geacht te zijn aangenomen en worden opgenomen in de notulen, tenzij vóór het begin van de tweede dag van de vergaderperiode een tiende van de leden van het Parlement dat tot ten minste drie fracties behoort, schriftelijk hiertegen bezwaar heeft gemaakt. De Voorzitter geeft aan het begin van de tweede vergadering van de vergaderperiode kennis van de ontvangst van dit bezwaar; het verslag van de commissie wordt dan op de agenda van dezelfde of de volgende vergaderperiode geplaatst en volgens de gebruikelijke procedure behandeld. De Voorzitter stelt de termijn voor de indiening van amendementen vast.

Het verzoek van een derde van het feitelijk aantal leden van een commissie om teruggave van de beslissingsbevoegdheid aan de plenaire vergadering kan schriftelijk, buiten een commissievergadering om, worden gedaan mits het wordt ingediend vóór de datum van de vergadering waarin de commissie de rapporteur benoemt voor de aangelegenheid waarop het verzoek om teruggave van beslissingsbevoegdheid aan de plenaire vergadering betrekking heeft.

***

De voor de indiening van amendementen in aanmerking komende bepalingen van het Reglement zijn die van artikel 124, lid 1, artikel 150, lid 4 waarin wordt verwezen naar artikel 124, en artikel 52, in het bijzonder lid 4, krachtens hetwelk de eventuele termijn voor de indiening van amendementen in het Bulletin van het Parlement moet worden gepubliceerd; overeenkomstig artikel 124, lid 1 van het Reglement mogen de leden in alle commissies amendementen indienen; deze regel geldt a fortiori als de commissie aangelegenheden behandelt die overeenkomstig artikel 52 naar haar zijn verwezen.

EERSTE LEZING - BEHANDELING IN DE COMMISSIE

Artikel 53

Controle rechtsgrondslag

1. Ten aanzien van alle voorstellen van de Commissie en andere documenten van wetgevende aard controleert de bevoegde commissie eerst de geldigheid en de juistheid van de gekozen rechtsgrondslag.

2. Indien de bevoegde commissie de geldigheid of de juistheid van de rechtsgrondslag betwist, raadpleegt zij de voor juridische zaken bevoegde commissie.

3. De voor juridische zaken bevoegde commissie kan ook op eigen initiatief vraagstukken betreffende de rechtsgrondslag van door de Commissie ingediende voorstellen in behandeling nemen. In dergelijke gevallen stelt zij de bevoegde commissie naar behoren daarvan in kennis.

4. Indien de voor juridische zaken bevoegde commissie besluit de geldigheid of de juistheid van de rechtsgrondslag te betwisten, deelt zij haar conclusies mee aan het Parlement.

5. Wanneer ter plenaire vergadering amendementen worden ingediend tot wijziging van de rechtsgrondslag, zonder dat de commissie ten principale de geldigheid of juistheid van de rechtsgrondslag betwist, moet de voor juridische zaken bevoegde commissie zich over de ingediende amendementen uitspreken alvorens deze in stemming worden gebracht.

Artikel 54

Subsidiariteit, grondrechten, financiële middelen

1. Het Parlement besteedt bij de behandeling van een wetgevingsvoorstel met name aandacht aan de vraag of het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel en de grondrechten van de burger. In geval van een voorstel met financiële gevolgen gaat het Parlement na of in voldoende financiële middelen is voorzien.

2. Indien het Parlement concludeert dat het subsidiariteitsbeginsel niet naar behoren wordt gerespecteerd, de grondrechten van de burger niet toereikend in acht worden genomen, of de financiële middelen niet toereikend zijn, verzoekt het Parlement de Commissie de nodige wijzigingen in haar voorstel aan te brengen.

Artikel 55

Doorzichtigheid van het wetgevingsproces

1. Gedurende de gehele wetgevingsprocedure verlangen het Parlement en zijn commissies onder dezelfde voorwaarden als de Raad en zijn werkgroepen toegang tot alle documenten die verband houden met de voorstellen van de Commissie.

2. Tijdens de behandeling van een specifiek voorstel van de Commissie verzoekt de bevoegde commissie de Commissie en de Raad haar op de hoogte te houden van de voortgang bij de behandeling van dit voorstel in de Raad en zijn werkgroepen, in het bijzonder van eventuele compromissen waardoor het oorspronkelijk voorstel van de Commissie ingrijpend zou worden gewijzigd, of van het voornemen van de Commissie haar voorstel in te trekken.

Artikel 56

Wijziging van een voorstel van de Commissie

1. Indien de bevoegde commissie tijdens de behandeling van een voorstel van de Commissie verneemt dat de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in dit voorstel, vraagt zij de Commissie officieel of zij voornemens is haar voorstel te wijzigen.

2. Indien de Commissie verklaart dat zij voornemens is haar voorstel te wijzigen, stelt de bevoegde commissie de behandeling van dit voorstel uit, totdat zij op de hoogte is gesteld van het nieuwe voorstel of de door de Commissie aangebrachte wijzigingen.

3. Tijdens de behandeling van een voorstel van de Commissie in de bevoegde commissie kan de Commissie ook op eigen initiatief rechtstreeks amendementen op haar voorstel in de commissie indienen.

4. Indien de Commissie naar aanleiding van een verzoek overeenkomstig lid 1 hierboven verklaart dat zij niet voornemens is haar voorstel te wijzigen, zet de bevoegde commissie de behandeling van het voorstel voort. De verklaring van de Commissie wordt als bijlage bij het verslag opgenomen en wordt door het Parlement als bindend voor de Commissie beschouwd, ook na de voltooiing van de eerste lezing.

5. Indien de Raad, na een verklaring van de Commissie overeenkomstig lid 4 en ongeacht het standpunt van de Commissie, een besluit neemt waarbij het oorspronkelijke voorstel van de Commissie ingrijpend wordt gewijzigd, herinnert de Voorzitter de Raad aan zijn verplichting het Parlement opnieuw te raadplegen.

Artikel 57

Standpunt van de Commissie inzake amendementen

1. Alvorens de bevoegde commissie overgaat tot de eindstemming over een voorstel van de Commissie verzoekt zij de Commissie haar standpunt kenbaar te maken inzake alle amendementen op dat voorstel die door de bevoegde commissie zijn goedgekeurd.

2. Indien het de Commissie niet mogelijk is haar standpunt kenbaar te maken of wanneer de Commissie verklaart dat zij niet bereid is alle door de commissie goedgekeurde amendementen te aanvaarden, kan de bevoegde commissie de eindstemming uitstellen.

3. Het standpunt van de Commissie wordt in het verslag opgenomen.

EERSTE LEZING - BEHANDELING TER PLENAIRE VERGADERING

Artikel 58

Beëindiging van de eerste lezing

1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 52, 99 en 143, lid 1, behandelt het Parlement het wetgevingsvoorstel aan de hand van het door de bevoegde commissie overeenkomstig artikel 144 opgestelde verslag.

2. Het Parlement stemt allereerst over de amendementen op het voorstel waarop het verslag van de bevoegde commissie betrekking heeft, vervolgens over het eventueel gewijzigde voorstel, daarna over de amendementen op de ontwerp-wetgevingsresolutie en ten slotte over de ontwerp-wetgevingsresolutie in haar geheel, welke uitsluitend een verklaring dat het Parlement het voorstel van de Commissie goedkeurt, verwerpt of hierop wijzigingen voorstelt, alsmede verzoeken van procedurele aard bevat.

De raadplegingsprocedure is beëindigd als de ontwerp-resolutie wordt aangenomen.

Een in het kader van de wetgevingsprocedure ingediend verslag dient conform het bepaalde in de artikelen 51, 53 en 144 te zijn. De indiening van een resolutie van niet-wetgevende aard door een commissie dient te geschieden in het kader van een specifieke aanhangigmaking als bepaald in de artikelen 139 of 148.

3. De tekst van het voorstel in de door het Parlement goedgekeurde versie en de desbetreffende resolutie worden door de Voorzitter als advies van het Parlement aan de Raad en de Commissie toegezonden.

Artikel 59

Verwerping van een voorstel van de Commissie

1. Indien een voorstel van de Commissie niet de meerderheid van de uitgebrachte stemmen verkrijgt, verzoekt de Voorzitter de Commissie, alvorens het Parlement over de ontwerp-wetgevingsresolutie stemt, haar voorstel in te trekken.

2. Doet de Commissie dat, dan stelt de Voorzitter vast dat voortzetting van de raadplegingsprocedure met betrekking tot dit voorstel overbodig is geworden en stelt hij de Raad hiervan in kennis.

3. Indien de Commissie haar voorstel niet intrekt, verwijst het Parlement de zaak terug naar de bevoegde commissie zonder over de ontwerp-wetgevingsresolutie te stemmen.

In dit geval brengt deze commissie binnen een door het Parlement vastgestelde termijn van ten hoogste twee maanden mondeling of schriftelijk aan het Parlement verslag uit.

Deze procedure is slechts eenmaal van toepassing. Bij het tweede verslag dient derhalve óók over de ontwerp-wetgevingsresolutie te worden gestemd.

4. Indien de bevoegde commissie de termijn niet kan respecteren, dient zij om terugverwijzing naar de commissie te verzoeken op grond van artikel 129, lid 1. Indien noodzakelijk, kan het Parlement een nieuwe termijn stellen op grond van artikel 129, lid 4. Wordt het verzoek van de commissie niet ingewilligd, dan gaat het Parlement over tot stemming over de ontwerp-wetgevingsresolutie.

Artikel 60

Aanneming van amendementen op een voorstel van de Commissie

1. Wanneer het voorstel van de Commissie in zijn geheel, doch met amendementen, wordt goedgekeurd, wordt de stemming over de ontwerp-wetgevingsresolutie uitgesteld totdat de Commissie haar standpunt ten aanzien van elk van de amendementen van het Parlement kenbaar heeft gemaakt.

Indien het de Commissie, nadat het Parlement over haar voorstel heeft gestemd, niet mogelijk is haar standpunt kenbaar te maken, deelt zij de Voorzitter of de bevoegde commissie het tijdstip mede waarop dit haar wel mogelijk zal zijn; het voorstel zal dan op de ontwerp-agenda van de eerstvolgende vergaderperiode na dit tijdstip worden ingeschreven.

2. Wanneer de Commissie aankondigt dat zij niet voornemens is alle amendementen van het Parlement over te nemen, dient de rapporteur of subsidiair de voorzitter van de bevoegde commissie bij het Parlement een formeel voorstel in over de wenselijkheid om over de ontwerp-wetgevingsresolutie te stemmen. Alvorens dit voorstel te doen, kan de rapporteur of de voorzitter van de bevoegde commissie de Voorzitter verzoeken de beraadslagingen te onderbreken.

Indien het Parlement besluit de stemming uit te stellen, wordt de zaak geacht voor een nieuwe behandeling naar de bevoegde commissie te zijn terugverwezen.

In dat geval brengt deze commissie binnen een door het Parlement vastgestelde termijn van ten hoogste twee maanden mondeling of schriftelijk opnieuw aan het Parlement verslag uit.

Indien de bevoegde commissie de termijn niet kan respecteren, wordt de procedure als bedoeld in artikel 59, lid 4 toegepast.

In dit stadium zijn slechts amendementen ontvankelijk die door de bevoegde commissie worden ingediend en die een compromis met de Commissie beogen te bereiken.

3. De toepassing van lid 2 sluit echter niet uit dat elk ander lid ingevolge artikel 129 een verzoek om terugverwijzing kan doen.

Een commissie waarnaar een zaak op grond van artikel 60, lid 2 is terugverwezen, is gehouden, volgens de aan deze terugverwijzing verbonden voorwaarden, binnen de gestelde termijn verslag uit te brengen en zo nodig amendementen in te dienen die een compromis met de Commissie beogen te bereiken, zonder dat zij echter de reeds door het Parlement aangenomen bepalingen opnieuw in hun geheel moet behandelen.

Vanwege het opschortend effect van de terugverwijzing heeft zij echter wat dit betreft de grootst mogelijke vrijheid, en wanneer zij zulks voor het bereiken van een compromis noodzakelijk acht, kan zij voorstellen terug te komen op bepalingen die bij een stemming ter plenaire vergadering reeds zijn goedgekeurd.

Aangezien alleen compromisamendementen van de commissie ontvankelijk zijn en de soevereiniteit van het Parlement niet mag worden aangetast, dient in dat geval het in artikel 60, lid 2, bedoelde verslag duidelijk aan te geven welke eerder goedgekeurde bepalingen in geval van aanneming van het voorgestelde amendement of de voorgestelde amendementen, moeten komen te vervallen.

EERSTE LEZING - GEGEVEN UITVOERING

Artikel 61

Aan het advies van het Parlement gegeven uitvoering

1. In de periode na de aanneming door het Parlement van zijn advies inzake een voorstel van de Commissie volgen de voorzitter en de rapporteur van de bevoegde commissie het verloop van de procedure die leidt tot de goedkeuring van dit voorstel door de Raad, teneinde erop toe te zien dat de toezeggingen die de Commissie met betrekking tot de amendementen aan het Parlement heeft gedaan, naar behoren in acht worden genomen.

2. In deze periode verstrekt de Raad, of zo nodig de Commissie, de bevoegde commissie ten minste eenmaal in de drie maanden alle benodigde informatie.

3. De bevoegde commissie brengt in het bijzonder alle mogelijke of feitelijke inbreuken op de door de Commissie aan het Parlement gedane toezeggingen onder de aandacht van het Parlement.

4. De bevoegde commissie kan, indien zij dit noodzakelijk acht, op elk moment van de in dit artikel bedoelde procedure een ontwerp-resolutie indienen waarin het Parlement wordt verzocht:

- de Commissie te verzoeken haar voorstel in te trekken, of

- de Raad te verzoeken een procedure van overleg met het Parlement overeenkomstig artikel 63 op gang te brengen, of

- de Raad te verzoeken het Parlement overeenkomstig artikel 62 opnieuw te raadplegen, of

- te besluiten elke andere stap te ondernemen die het noodzakelijk acht.

Deze ontwerp-resolutie wordt ingeschreven op de ontwerp-agenda van de vergaderperiode volgend op het besluit van de commissie.

Artikel 62

Hernieuwde raadpleging

De Voorzitter vraagt op verzoek van de bevoegde commissie de Raad het Parlement opnieuw te raadplegen:

- indien de Commissie haar oorspronkelijke voorstel intrekt nadat het Parlement zijn advies heeft uitgebracht, teneinde dit te vervangen door een andere tekst, of

- indien de Commissie of de Raad ingrijpende wijzigingen aanbrengen of voornemens zijn aan te brengen in het voorstel ter zake waarvan het Parlement oorspronkelijk advies heeft uitgebracht, of

- indien de aard van het probleem waarop het voorstel betrekking heeft in de loop van de tijd of door gewijzigde omstandigheden, ingrijpend is gewijzigd.

De Voorzitter verzoekt tevens om hernieuwde raadpleging in de in dit artikel genoemde gevallen, indien het Parlement hiertoe besluit op voorstel van een fractie of ten minste negenentwintig leden.

Artikel 63

Procedure van overleg

1. Voor bepaalde belangrijke communautaire besluiten kan het Parlement bij het uitbrengen van zijn advies met actieve medewerking van de Commissie een procedure van overleg met de Raad op gang brengen, wanneer deze voornemens is af te wijken van het advies van het Parlement.

2. Deze procedure wordt op gang gebracht door het Parlement, op eigen initiatief of op initiatief van de Raad.

3. Voor de samenstelling en werkwijze van de delegatie in het comité van overleg is het bepaalde in artikel 75, leden 1 t/m 7 van toepassing.

4. Over de resultaten van het overleg brengt de bevoegde commissie een verslag uit dat ter beraadslaging en goedkeuring aan het Parlement wordt voorgelegd.

TWEEDE LEZING - BEHANDELING IN DE COMMISSIE

Artikel 64

Mededeling van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad

1. Mededeling van het gemeenschappelijk standpunt in de zin van de artikelen 189 B en 189 C van het EG-Verdrag vindt plaats wanneer de Voorzitter dit standpunt ter plenaire vergadering bekendmaakt. Op de dag van de bekendmaking dient de Voorzitter te beschikken over de stukken met het gemeenschappelijk standpunt zelf, een uiteenzetting van de redenen die de Raad hebben geleid tot het vaststellen van dit gemeenschappelijk standpunt, alsmede het standpunt van de Commissie, een en ander vertaald in de officiële talen van de Europese Unie. De Voorzitter doet deze bekendmaking tijdens de eerstvolgende vergaderperiode na de ontvangst van de genoemde documenten.

Alvorens tot de bekendmaking over te gaan, verifieert de Voorzitter, in overleg met de voorzitter van de bevoegde commissie, dat de hem toegezonden tekst inderdaad het karakter draagt van een gemeenschappelijk standpunt en dat de in artikel 62 genoemde omstandigheden niet bestaan. In het tegengestelde geval zoekt de Voorzitter, in overleg met de bevoegde commissie en zo mogelijk in overeenstemming met de Raad, een passende oplossing.

2. Een lijst van deze mededelingen wordt met vermelding van de bevoegde commissie in de notulen van de vergaderingen van het Parlement gepubliceerd.

Artikel 65

Termijnen

1. Indien de voorzitter of de rapporteur van de bevoegde commissie hierom verzoeken, vraagt de Voorzitter de Raad om toestemming om de termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de mededeling van het gemeenschappelijk standpunt aan het Parlement of vanaf de indiening van het opnieuw behandelde voorstel van de Commissie, met maximaal één maand te verlengen.

2. De Voorzitter kan, na raadpleging van de voorzitter en de rapporteur van de bevoegde commissie, namens het Parlement toestemmen in een verzoek van de Raad om de termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de mededeling van het gemeenschappelijk standpunt aan het Parlement of vanaf de indiening van het opnieuw behandelde voorstel van de Commissie, met maximaal één maand te verlengen.

Artikel 66

Verwijzing naar en procedure in de bevoegde commissie

1. Op de dag van mededeling aan het Parlement overeenkomstig artikel 64, lid 1 wordt het gemeenschappelijk standpunt geacht te zijn verwezen naar de voor de eerste lezing ten principale bevoegde en medeadviserende commissies.

2. Het gemeenschappelijk standpunt wordt als eerste punt op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de ten principale bevoegde commissie na de dag van mededeling geplaatst.

3. Tenzij anders wordt beslist, is de rapporteur voor de eerste lezing tevens rapporteur voor de tweede lezing.

4. De bepalingen in de artikelen 69, lid 1, 71, lid 1, 72, leden 2 en 4 inzake de tweede lezing door het Parlement zijn van toepassing op de behandeling in de bevoegde commissie; alleen leden of vaste plaatsvervangende leden van die commissie kunnen voorstellen tot verwerping en amendementen indienen. De commissie besluit met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

5. De bevoegde commissie kan om een dialoog met de Raad vragen om een compromis te bereiken (1).

6. De bevoegde commissie legt een "aanbeveling voor de tweede lezing" voor met betrekking tot het door het Parlement te nemen besluit inzake het door de Raad vastgestelde gemeenschappelijk standpunt. Deze aanbeveling bevat een korte motivering van het voorgestelde besluit.

7. Indien het gemeenschappelijk standpunt ongeamendeerd wordt goedgekeurd, kan de aanbeveling in briefvorm worden opgesteld.

TWEEDE LEZING - BEHANDELING TER PLENAIRE VERGADERING

Artikel 67

Beëindiging van de tweede lezing

1. Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad en de eventuele aanbeveling voor de tweede lezing van de bevoegde commissie worden ingeschreven op de ontwerp-agenda van de vergaderperiode waarvan de woensdag voorafgaat aan en het dichtst ligt bij de datum waarop de termijn van drie of, in geval van verlenging overeenkomstig artikel 65, vier maanden verstrijkt, tenzij het punt reeds in een eerdere vergaderperiode is behandeld.

Aangezien de door de parlementaire commissies ingediende aanbevelingen voor de tweede lezing teksten zijn die gelijkgesteld kunnen worden met een toelichting waarin de parlementaire commissie haar standpunt met betrekking tot het gemeenschappelijk standpunt van de Raad motiveert, wordt er over deze tekst niet gestemd.

2. De tweede lezing is beëindigd wanneer het Parlement binnen de in de artikelen 189 B en 189 C van het EG-Verdrag vastgestelde termijnen en overeenkomstig de bepalingen daarvan het gemeenschappelijk standpunt goedkeurt, verwerpt of wijzigt.

Artikel 68

Ongeamendeerde goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Indien overeenkomstig de artikelen 71 en 72 geen voorstel tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt of geen amendementen op het gemeenschappelijk standpunt binnen de in de artikelen 189 B en 189 C van het EG-Verdrag vastgestelde termijnen worden aangenomen, verklaart de Voorzitter dat het gemeenschappelijk standpunt zonder stemming is goedgekeurd, tenzij het Parlement, met meerderheid van stemmen, aan dit standpunt zijn goedkeuring heeft gehecht.

Artikel 69

Voornemen het gemeenschappelijk standpunt van de Raad te verwerpen

1. Ten aanzien van wetgevingsvoorstellen die vallen onder artikel 189 B van het EG-Verdrag kunnen een commissie, een fractie of ten minste negenentwintig leden schriftelijk en binnen een door de Voorzitter vastgestelde termijn een voorstel indienen voor een intentieverklaring tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Voor aanneming van een dergelijk voorstel zijn de stemmen van de meerderheid van de leden van het Parlement vereist. Een voorstel voor een intentieverklaring tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt wordt vóór eventuele amendementen in stemming gebracht.

2. Indien het voorstel voor een intentieverklaring tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt wordt aangenomen, vraagt de Voorzitter de Raad of hij voornemens is het bemiddelingscomité bijeen te roepen. Indien de Raad niet voornemens is het bemiddelingscomité bijeen te roepen, deelt de Voorzitter het Parlement mee dat de procedure is beëindigd. Het voorgestelde besluit wordt daarmee geacht niet te zijn aangenomen.

3. Voor de samenstelling en werkwijze van de delegatie in het bemiddelingscomité is artikel 75 van toepassing.

Artikel 70

Bemiddeling tijdens tweede lezing

1. In het licht van de conclusies van het overeenkomstig artikel 69, lid 2 bijeengeroepen bemiddelingscomité kan de delegatie van het Parlement aanbevelen dat het Parlement zijn verwerping van het gemeenschappelijk standpunt met de meerderheid van de leden van het Parlement in een aparte stemming bekrachtigt. Ingeval het Parlement de verwerping bekrachtigt, verklaart de Voorzitter de wetgevingsprocedure te zijn beëindigd.

Indien het Parlement de verwerping niet met de vereiste meerderheid bekrachtigt, zet het de behandeling van het gemeenschappelijk standpunt en eventuele daarop ingediende amendementen voort.

2. In het licht van de conclusies van het bemiddelingscomité kan de delegatie van het Parlement de hervatting van de behandeling van het gemeenschappelijk standpunt en eventuele daarop ingediende amendementen aanbevelen of in overleg met de bevoegde commissie overeenkomstig artikel 72 nieuwe amendementen aan het Parlement ter behandeling voorleggen.

De delegatie kan voor de stemming over de amendementen de toepassing aanbevelen van artikel 115, lid 5.

Artikel 71

Verwerping van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad

1. De bevoegde commissie, een fractie of ten minste negenentwintig leden kunnen binnen een door de Voorzitter vastgestelde termijn, schriftelijk een voorstel tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad indienen. Voor aanneming van een dergelijk voorstel zijn de stemmen van de meerderheid van de leden van het Parlement vereist. Een voorstel tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt wordt vóór eventuele amendementen in stemming gebracht.

2. Het Parlement kan, ook al heeft het een dergelijk voorstel verworpen, na de stemming over de amendementen en na overeenkomstig artikel 72, lid 4 het standpunt van de Commissie gehoord te hebben, op aanbeveling van de rapporteur een nieuw voorstel tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt in behandeling nemen.

3. Indien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt verworpen, verzoekt de Voorzitter de Commissie haar voorstel in te trekken.

4. Indien de Commissie zulks doet, stelt de Voorzitter vast dat voortzetting van de samenwerkingsprocedure met betrekking tot dit voorstel overbodig is geworden en stelt hij de Raad hiervan in kennis.

Artikel 72

Amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad

1. De ten principale bevoegde commissie, een fractie of ten minste negenentwintig leden kunnen amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad indienen ter behandeling ter plenaire vergadering.

2. Een amendement op het gemeenschappelijk standpunt is slechts ontvankelijk als het voldoet aan het bepaalde in de artikelen 124 en 125, en:

a) beoogt het door het Parlement in eerste lezing aangenomen standpunt geheel of gedeeltelijk te herstellen; dan wel

b) een compromisamendement is als uitvloeisel van een akkoord tussen de Raad en het Parlement; dan wel

c) wijziging beoogt van een tekstgedeelte van het gemeenschappelijk standpunt, dat in het voor de eerste lezing ingediende voorstel niet of met andere inhoud voorkwam en dat geen ingrijpende wijziging betekent in de zin van artikel 62.

Tegen het besluit van de Voorzitter om een amendement al dan niet ontvankelijk te verklaren is geen beroep mogelijk.

3. Een amendement kan slechts worden aangenomen met een meerderheid van de leden van het Parlement.

4. Indien één of meer amendementen worden aangenomen, vraagt de rapporteur, of subsidiair de voorzitter van de bevoegde commissie, de Commissie haar standpunt kenbaar te maken.

Artikel 73

Gevolgen van het niet overnemen door de Commissie van de amendementen van het Parlement in haar opnieuw behandelde voorstel

1. Ten aanzien van wetgevingsvoorstellen die vallen onder artikel 189 C van het EG-Verdrag schrijft de Conferentie van voorzitters het opnieuw behandelde voorstel van de Commissie in op de ontwerp-agenda van de eerstvolgende vergaderperiode na de goedkeuring daarvan; de Voorzitter verzoekt de Commissie het Parlement de redenen uiteen te zetten die haar ertoe hebben gebracht de amendementen van het Parlement niet over te nemen.

2. Het Parlement kan met een meerderheid van zijn leden de Commissie verzoeken haar voorstel in te trekken.

DERDE LEZING - BEMIDDELING

Artikel 74

Bijeenroepen van het bemiddelingscomité

Indien de Raad niet akkoord kan gaan met alle amendementen van het Parlement op het gemeenschappelijk standpunt, kan de Voorzitter, na overleg met de fractievoorzitters en de voorzitter en de rapporteur van de bevoegde commissie, instemmen met een tijd en plaats voor een eerste vergadering van het bemiddelingscomité. De uiterste termijn van zes weken die het bemiddelingscomité heeft om overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke ontwerp-tekst, loopt vanaf de datum van de eerste vergadering van het comité.

Artikel 75

Delegatie in het bemiddelingscomité

1. De delegatie van het Parlement in het bemiddelingscomité bestaat uit een even groot aantal leden als de delegatie van de Raad.

2. De politieke samenstelling van de delegatie is in overeenstemming met de verdeling van de leden van het Parlement over de verschillende fracties. De Conferentie van voorzitters stelt het exacte aantal per fractie te delegeren leden vast.

3. De leden van de delegatie worden voor elke afzonderlijke bemiddelingskwestie benoemd door de fracties, bij voorkeur uit de leden van de betrokken commissies, behalve drie leden die als vaste leden van de opeenvolgende delegaties worden benoemd voor een periode van twaalf maanden. De drie vaste leden worden door de fracties uit de ondervoorzitters gekozen en vertegenwoordigen ten minste twee verschillende fracties. De voorzitter en de rapporteur van de bevoegde commissie maken in elk geval deel uit van de delegatie.

4. De in de delegatie vertegenwoordigde fracties kunnen plaatsvervangers benoemen die alleen aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité kunnen deelnemen wanneer het eigenlijke lid gedurende de gehele vergadering afwezig is.

5. Niet in de delegatie vertegenwoordigde fracties kunnen elk één vertegenwoordiger sturen naar elke interne voorbereidende vergadering van de delegatie.

6. De delegatie wordt voorgezeten door de Voorzitter of door een van de drie vaste leden.

7. De delegatie besluit met meerderheid van haar leden. De beraadslagingen in de delegatie zijn niet openbaar.

De Conferentie van voorzitters kan verdere procedurele richtlijnen vaststellen voor de werkzaamheden van de delegatie in het bemiddelingscomité.

8. Over de resultaten van de bemiddeling, alsmede over eventueel ingediende amendementen of compromisvoorstellen, wordt door de delegatie tijdig verslag aan het Parlement uitgebracht teneinde het Parlement in staat te stellen overeenkomstig de bepalingen van het EG-Verdrag eventuele verdere procedurele stappen te doen.

Artikel 76

Termijnen

1. Op verzoek van de delegatie vraagt de Voorzitter de Raad ermee in te stemmen dat de termijnen van zes weken die zijn toegestaan voor de werkzaamheden van het bemiddelingscomité, alsmede voor de goedkeuring van een gemeenschappelijke ontwerp-tekst of de verwerping van de tekst van de Raad, met maximaal twee weken worden verlengd.

2. De Voorzitter kan, na overleg met de delegatie, namens het Parlement instemmen met een verzoek van de Raad om de in lid 1 bedoelde termijnen van zes weken met maximaal twee weken te verlengen.

DERDE LEZING - BEHANDELING TER PLENAIRE VERGADERING

Artikel 77

Gemeenschappelijke ontwerp-tekst

1. Indien in het bemiddelingscomité overeenstemming wordt bereikt over een gemeenschappelijke ontwerp-tekst, wordt deze kwestie op de agenda geplaatst van de laatste vergaderperiode binnen zes weken of, bij verlenging, acht weken na de datum van goedkeuring van deze tekst door het bemiddelingscomité, tenzij de kwestie eerder is behandeld.

2. Het Parlement bespreekt de gemeenschappelijke ontwerp-tekst op basis van een verslag van zijn delegatie in het bemiddelingscomité.

3. Op de gemeenschappelijke ontwerp-tekst kunnen geen amendementen worden ingediend.

4. De gemeenschappelijke ontwerp-tekst wordt in zijn geheel in één keer in stemming gebracht. Deze wordt goedgekeurd met de meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

Artikel 78

Tekst van de Raad

1. Indien in het bemiddelingscomité over een gemeenschappelijke ontwerp-tekst geen overeenstemming wordt bereikt, verzoekt de Voorzitter de Commissie haar voorstel in te trekken en verzoekt hij de Raad in geen geval een standpunt als bedoeld in artikel 189 B, lid 6 van het EG-Verdrag te bepalen. Indien de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt desondanks bekrachtigt, wordt de voorzitter van de Raad verzocht dit besluit ter plenaire vergadering te motiveren. Deze kwestie wordt dan geplaatst op de agenda van de laatste vergaderperiode binnen zes weken, of bij verlenging, acht weken na de datum van bekrachtiging door de Raad, tenzij de kwestie reeds eerder is behandeld.

2. Het Parlement bespreekt de tekst van de Raad op basis van een verslag van zijn delegatie in het bemiddelingscomité.

3. Op de tekst van de Raad kunnen geen amendementen worden ingediend.

4. De tekst van de Raad wordt in zijn geheel in één keer in stemming gebracht. Het Parlement stemt over een voorstel tot verwerping van de tekst van de Raad. Indien voor dit voorstel de meerderheid van stemmen van de leden van het Parlement wordt behaald, verklaart de Voorzitter het voorgestelde besluit niet te zijn aangenomen.

Artikel 79

Ondertekening van aangenomen besluiten

De Voorzitter ondertekent tezamen met de voorzitter van de Raad de overeenkomstig de procedure van artikel 189 B van het EG-Verdrag aangenomen besluiten, nadat hij heeft geverifieerd dat alle procedures in acht zijn genomen; hij draagt zorg voor publikatie ervan in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

INSTEMMINGSPROCEDURE

Artikel 80

Beëindiging van de instemmingsprocedure

1. Wanneer het Parlement wordt verzocht in te stemmen met een internationale overeenkomst of een wetgevingsvoorstel, dan doet het zulks op basis van een verslag van de bevoegde commissie met daarin opgenomen een ontwerp-wetgevingsresolutie waarin uitsluitend wordt aanbevolen het voorstel in zijn geheel goed te keuren of te verwerpen. Er kunnen geen amendementen worden ingediend. Voor het verlenen van instemming is de in het desbetreffende artikel van het EG-Verdrag vermelde meerderheid vereist.

2. Voor toetredingsverdragen en internationale overeenkomsten zijn respectievelijk de artikelen 89 en 90 van toepassing.

3. Ten aanzien van wetgevingsvoorstellen kan de bevoegde commissie in het belang van een positieve afloop van de procedure besluiten het Parlement een interimverslag voor te leggen met een ontwerp-resolutie met aanbevelingen tot wijziging of tenuitvoerlegging van het desbetreffende voorstel.

Wanneer het Parlement ten minste één aanbeveling goedkeurt met dezelfde meerderheid als die welke is vereist voor de instemming, verzoekt de Voorzitter om inleiding van een procedure van overleg met de Raad.

De bevoegde commissie doet haar uiteindelijke aanbeveling betreffende de instemming van het Parlement in het licht van de resultaten van het overleg met de Raad.

CONTROLEBEVOEGDHEDEN

Artikel 81

Uitvoeringsbepalingen

Indien de Commissie het Parlement een uitvoeringsmaatregel voorlegt die zij eerder aan een comité van beheer heeft voorgelegd, of een ontwerp-uitvoeringsmaatregel die zij eerder aan een raadgevend comité of een regelgevend comité heeft voorgelegd, verwijst de Voorzitter het desbetreffende document naar de commissie die bevoegd was voor het voorstel waarvan de uitvoeringsmaatregelen zijn afgeleid.

Artikel 82

Officiële codificatie van de communautaire wetgeving

1. Wanneer een voorstel van de Commissie houdende officiële codificatie van de communautaire wetgeving aan het Parlement wordt voorgelegd, wordt het verwezen naar de voor juridische zaken bevoegde commissie. Wanneer blijkt dat met het voorstel geen inhoudelijke wijziging wordt aangebracht in de bestaande communautaire wetgeving, is de procedure overeenkomstig artikel 143, lid 1 van toepassing.

2. De voorzitter van de ten principale bevoegde commissie of de door deze commissie benoemde rapporteur kan deelnemen aan de behandeling en uitwerking van het voorstel inzake codificatie. De ten principale bevoegde commissie brengt in voorkomend geval vooraf advies uit.

3. In afwijking van het in artikel 143, lid 3 bepaalde mag de procedure zonder verslag over een voorstel tot officiële codificatie niet worden gevolgd, indien hiertegen bezwaar wordt gemaakt door de meerderheid van de leden van de voor juridische zaken bevoegde commissie of van de ten principale bevoegde commissie.

Artikel 83

Gevolgen van een verzuim van de Raad om na goedkeuring van zijn gemeenschappelijk standpunt een besluit te nemen

Indien het Parlement het gemeenschappelijk standpunt van de Raad niet binnen drie of, met toestemming van de Raad, vier maanden na mededeling van dit standpunt heeft verworpen of geamendeerd, en indien de Raad nalaat de voorgestelde wetgeving in overeenstemming met het gemeenschappelijk standpunt goed te keuren, kan de Voorzitter, na raadpleging van de voor juridische zaken bevoegde commissie, namens het Parlement krachtens artikel 175 van het EG-Verdrag bij het Hof van Justitie een beroep tegen de Raad instellen.

Artikel 84

Beroep bij het Hof van Justitie

1. Binnen de in de Verdragen en in het Statuut van het Hof van Justitie gestelde termijnen voor beroep door de instellingen van de Europese Unie of door natuurlijke of rechtspersonen, onderwerpt het Parlement de communautaire wetgeving aan een onderzoek, teneinde na te gaan of zijn rechten volledig zijn geëerbiedigd.

2. De bevoegde commissie brengt, zo nodig mondeling, verslag uit aan het Parlement ingeval zij vermoedt dat de rechten van het Parlement zijn geschonden.

HOOFDSTUK VIII BEGROTINGSPROCEDURES

Artikel 85

Algemene begroting

Voor de behandeling van de algemene begroting van de Europese Unie en de aanvullende begrotingen worden bij wege van resolutie van het Parlement uitvoeringsvoorschriften vastgesteld, die met de begrotingsbepalingen van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en het Verdrag van 22 juli 1975 in overeenstemming dienen te zijn; deze worden als bijlage bij dit Reglement gevoegd (1).

Artikel 86

Verlening van kwijting aan de Commissie voor de uitvoering van de begroting

De bepalingen inzake de procedure voor de totstandkoming van het besluit inzake de verlening van kwijting aan de Commissie voor de uitvoering van de begroting, overeenkomstig het Verdrag van 22 juli 1975 en het Financieel Reglement, zijn als bijlage bij dit Reglement gevoegd (2). Deze bijlage wordt overeenkomstig artikel 163, lid 2 van dit Reglement goedgekeurd.

Artikel 87

Controle van het Parlement op de uitvoering van de begroting

1. Het Parlement controleert de uitvoering van de lopende begroting. Het wijst deze taak toe aan de ter zake van begrotingscontrole bevoegde commissie en aan de andere betrokken commissies.

2. Het behandelt echter elk jaar, en wel vóór de eerste lezing van de ontwerp-begroting voor het volgende begrotingsjaar, de problemen in verband met de uitvoering van de lopende begroting, in voorkomend geval op basis van een door de bevoegde commissie ingediende ontwerp-resolutie.

HOOFDSTUK IX VERDRAGEN EN INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

Artikel 88

Wijziging van het EGKS-Verdrag

1. De door de Commissie en de Raad op grond van artikel 95 van het EGKS-Verdrag uitgewerkte wijzigingsvoorstellen worden gelijktijdig met de akkoordverklaring van het Hof van Justitie vermenigvuldigd.

Deze documenten worden rondgedeeld en verwezen naar de bevoegde commissie. Het verslag van de commissie kan slechts concluderen tot aanneming of verwerping van het wijzigingsvoorstel in zijn geheel.

2. Er kunnen geen amendementen worden ingediend en stemming in onderdelen is niet mogelijk. Het wijzigingsvoorstel in zijn geheel kan slechts worden aangenomen met een meerderheid van drie vierde van de uitgebrachte stemmen en een meerderheid van twee derde van de leden van het Parlement.

3. Ieder lid kan een ontwerp-resolutie houdende een voorstel aan de Commissie en aan de Raad tot wijziging van het EGKS-Verdrag in het kader van artikel 95 van dit Verdrag indienen.

Deze ontwerp-resolutie wordt vermenigvuldigd, rondgedeeld en verwezen naar de bevoegde commissie. Zij kan door het Parlement slechts worden aangenomen met een meerderheid van zijn leden.

Artikel 89

Toetredingsverdragen

1. Ieder verzoek van een Europese staat om lid te worden van de Europese Unie wordt voor behandeling verwezen naar de bevoegde commissie.

2. Het Parlement kan op voorstel van de bevoegde commissie, een fractie of ten minste negenentwintig leden besluiten de Commissie en de Raad te verzoeken deel te nemen aan een debat alvorens de onderhandelingen met de staat die om toetreding heeft verzocht, een aanvang nemen.

3. Tijdens de onderhandelingen houden de Commissie en de Raad de bevoegde commissie regelmatig en volledig op de hoogte van de voortgang van de onderhandelingen, zo nodig op basis van vertrouwelijkheid.

4. In elk stadium van de onderhandelingen kan het Parlement op basis van een verslag van zijn bevoegde commissie aanbevelingen aannemen met het verzoek deze vóór de sluiting van een verdrag inzake de toetreding van een staat die om toetreding tot de Europese Unie heeft verzocht, in aanmerking te nemen. Voor dergelijke aanbevelingen is dezelfde meerderheid vereist als voor het verlenen van instemming.

5. Wanneer de onderhandelingen zijn voltooid, maar nog vóór de ondertekening van een overeenkomst, wordt de ontwerp-overeenkomst voorgelegd aan het Parlement, dat zijn instemming moet verlenen.

6. Het besluit van het Parlement inzake het verlenen van instemming met een verzoek van een Europese staat lid te worden van de Europese Unie, wordt met meerderheid van zijn leden genomen op basis van een verslag van de bevoegde commissie.

Artikel 90

Internationale overeenkomsten

1. Wanneer het voornemen bestaat onderhandelingen aan te knopen over de sluiting, hernieuwing of wijziging van een internationale overeenkomst, met inbegrip van overeenkomsten op specifieke gebieden zoals monetaire zaken of handel, draagt de bevoegde commissie er zorg voor dat de Commissie het Parlement volledig inlicht over haar aanbevelingen voor een onderhandelingsmandaat, zo nodig op basis van vertrouwelijkheid.

2. Het Parlement kan op voorstel van de bevoegde commissie, een fractie of ten minste negenentwintig leden de Raad verzoeken geen toestemming te verlenen voor het aanknopen van de onderhandelingen zolang het zich niet op basis van een verslag van de bevoegde commissie heeft uitgesproken over het voorgestelde onderhandelingsmandaat.

3. Ten aanzien van internationale overeenkomsten controleert de bevoegde commissie overeenkomstig artikel 53 de gekozen rechtsgrondslag.

4. Tijdens de onderhandelingen houden de Commissie en de Raad de bevoegde commissie regelmatig en volledig op de hoogte van de voortgang van de onderhandelingen, zo nodig op basis van vertrouwelijkheid.

5. In elk stadium van de onderhandelingen kan het Parlement op basis van een verslag van zijn bevoegde commissie aanbevelingen aannemen met het verzoek deze vóór de sluiting van de betreffende internationale overeenkomst in aanmerking te nemen.

6. Wanneer de onderhandelingen zijn voltooid, maar nog vóór de ondertekening van een overeenkomst, wordt de ontwerp-overeenkomst voor advies of ter instemming aan het Parlement voorgelegd. Voor de procedure van instemming is artikel 80 van toepassing.

7. Het advies van het Parlement of zijn besluit inzake het verlenen van instemming met de sluiting, hernieuwing of wijziging van een door de Europese Gemeenschap gesloten internationale overeenkomst of financieel protocol, wordt uitgebracht, respectievelijk genomen, met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

8. Wanneer het advies van het Parlement negatief is, verzoekt de Voorzitter de Raad de betrokken overeenkomst niet te sluiten.

9. Wanneer het Parlement met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen besluit geen instemming te verlenen voor een internationale overeenkomst, verwijst de Voorzitter de betreffende overeenkomst voor een nieuwe behandeling terug naar de Raad.

HOOFDSTUK X GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID

Artikel 91

Raadpleging van en informatieverstrekking aan het Parlement in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

1. De bevoegde commissie ziet erop toe dat het Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt geraadpleegd en dat zijn adviezen naar behoren in aanmerking worden genomen, met name in het kader van het gemeenschappelijk optreden als bedoeld in artikel J.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en bij de in artikel 228 A van het EG-Verdrag bedoelde werkzaamheden.

2. In voorkomend geval informeert deze commissie het Parlement overeenkomstig de bepalingen van dit Reglement.

3. De Raad en de Commissie stellen de bevoegde commissie tijdig, regelmatig en volledig op de hoogte van de ontwikkeling van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie.

4. Op verzoek van de Commissie of de Raad kan een commissie besluiten met gesloten deuren te beraadslagen.

Artikel 92

Aanbevelingen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

1. De ter zake van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid bevoegde commissie kan, met toestemming van de Conferentie van voorzitters of op grond van een verzoek krachtens artikel 46, aanbevelingen aan de Raad uitwerken op de beleidsterreinen waarvoor zij bevoegd is.

In spoedeisende gevallen kan de in de eerste alinea bedoelde toestemming worden verleend door de Voorzitter, welke eveneens toestemming kan verlenen voor een spoedvergadering van de betrokken commissie.

2. Tijdens het proces ter goedkeuring van deze aanbevelingen, die in schriftelijke vorm in stemming worden gebracht, is artikel 102 niet van toepassing en kunnen mondelinge amendementen worden ingediend.

3. De aldus tot stand gekomen aanbevelingen worden ingeschreven op de agenda van de eerste vergaderperiode volgende op de indiening ervan. De aanbevelingen worden geacht te zijn aangenomen tenzij vóór het begin van de vergaderperiode een tiende van de leden van het Parlement schriftelijk hiertegen bezwaar heeft gemaakt; in dat geval worden de aanbevelingen van de commissie in dezelfde vergaderperiode ter plenaire vergadering behandeld en wordt elke aanbeveling in haar geheel in stemming gebracht.

4. Voor het debat als bedoeld in artikel J.7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie gelden de bepalingen van artikel 37, leden 2, 3 en 4 van dit Reglement.

HOOFDSTUK XI SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Artikel 93

Raadpleging van en informatieverstrekking aan het Parlement op het gebied van justitie en binnenlandse zaken

1. De voor de diverse aspecten van de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken bevoegde commissie ziet erop toe dat het Parlement volledig wordt geïnformeerd en geraadpleegd over de activiteiten betreffende deze samenwerking en dat zijn adviezen naar behoren in aanmerking worden genomen, met name in het kader van de gemeenschappelijk standpunten, het gemeenschappelijk optreden en de overeenkomsten als bedoeld in artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

2. Indien noodzakelijk informeert deze commissie het Parlement overeenkomstig de bepalingen van dit Reglement.

3. De Raad en de Commissie stellen de bevoegde commissie tijdig, regelmatig en volledig op de hoogte van de ontwikkeling van de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

4. Op verzoek van de Commissie of de Raad kan een commissie besluiten met gesloten deuren te beraadslagen.

5. De wijze van raadplegen en informeren van het Parlement alsmede de desbetreffende procedures en frequentie zullen worden omschreven in een bij dit dit Reglement te voegen bijlage.

Artikel 94

Aanbevelingen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken

1. De voor de diverse aspecten van de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken bevoegde commissie kan, met toestemming van de Conferentie van voorzitters of op grond van een verzoek krachtens artikel 46, aanbevelingen aan de Raad uitwerken op de beleidsterreinen waarvoor zij bevoegd is.

In spoedeisende gevallen kan de in de eerste alinea bedoelde toestemming worden verleend door de Voorzitter, welke eveneens toestemming kan verlenen voor een spoedvergadering van de betrokken commissie.

De aldus tot stand gekomen aanbevelingen worden ingeschreven op de agenda van de eerste vergaderperiode volgende op de indiening ervan.

2. Voor het debat als bedoeld in artikel K.6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie gelden de bepalingen van artikel 37, leden 2, 3 en 4 van dit Reglement.

HOOFDSTUK XII REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN HET PARLEMENT

Artikel 95

Ontwerp-agenda

1. Voor elke vergaderperiode wordt de ontwerp-agenda door de Conferentie van voorzitters opgesteld aan de hand van de aanbevelingen van de Conferentie van commissievoorzitters en met inachtneming van het overeengekomen jaarlijkse programma van de wetgevende werkzaamheden als bedoeld in artikel 49.

De Commissie en de Raad kunnen op uitnodiging van de Voorzitter aan de beraadslagingen van de Conferentie van voorzitters over de ontwerp-agenda deelnemen.

2. In de ontwerp-agenda kan voor sommige te behandelen punten het tijdstip van stemming worden vastgesteld.

3. Voor debatten over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties als bedoeld in artikel 47 worden een of twee perioden met een totale duur van ten hoogste drie uur op de ontwerp-agenda uitgetrokken.

4. De definitieve ontwerp-agenda wordt uiterlijk drie uur vóór het begin van de vergaderperiode aan de leden rondgedeeld.

Artikel 96

Aanneming en wijziging van de agenda

1. Aan het begin van iedere vergaderperiode spreekt het Parlement zich uit over de definitieve ontwerp-agenda. Voorstellen tot wijziging kunnen door een commissie, een fractie of ten minste negenentwintig leden worden ingediend. Deze voorstellen moeten uiterlijk één uur voor het begin van de vergaderperiode in het bezit van de Voorzitter zijn. De Voorzitter kan voor ieder voorstel de indiener ervan, een voorstander en een tegenstander het woord verlenen. De spreektijd bedraagt ten hoogste één minuut.

2. Wanneer de agenda is aangenomen kan deze niet meer worden gewijzigd, behalve bij toepassing van het bepaalde in de artikelen 97 en 128 t/m 132 of op voorstel van de Voorzitter.

Een tot wijziging van de agenda strekkend voorstel van orde dat wordt verworpen, kan tijdens dezelfde vergaderperiode niet nogmaals worden ingediend.

3. Voordat de Voorzitter de vergadering sluit, doet hij aan het Parlement mededeling van de dag, de tijd en de agenda van de volgende vergadering.

Artikel 97

Urgentverklaring

1. Een verzoek om een beraadslaging over een voorstel waarover het Parlement overeenkomstig artikel 51, lid 1 advies moet uitbrengen, urgent te verklaren, kan aan het Parlement worden gedaan door de Voorzitter, een commissie, ten minste negenentwintig leden, de Commissie of de Raad. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed.

2. Zodra een verzoek om een beraadslaging urgent te verklaren bij de Voorzitter is ingediend, stelt deze het Parlement hiervan in kennis. De stemming over dit verzoek vindt plaats aan het begin van de vergadering onmiddellijk volgend op die tijdens welke het verzoek is bekendgemaakt mits het voorstel waarop het verzoek betrekking heeft in de officiële talen is rondgedeeld. Wanneer er verschillende verzoeken om een beraadslaging over hetzelfde onderwerp urgent te verklaren worden ingediend, geldt de inwilliging of de verwerping van het verzoek om urgentverklaring voor alle verzoeken die op dat onderwerp betrekking hebben.

3. Vóór de stemming kan slechts het woord worden verleend aan de indiener van het verzoek, een voorstander, een tegenstander, alsmede de voorzitter en/of de rapporteur van de bevoegde commissie, ieder gedurende ten hoogste drie minuten.

4. De urgentverklaring van de beraadslaging brengt mede dat deze met voorrang op de agenda wordt ingeschreven. De Voorzitter bepaalt het tijdstip van de beraadslaging en de stemming.

5. Beraadslaging volgens de urgentieprocedure kan plaatsvinden zonder verslag overeenkomstig artikel 143, lid 1, of bij uitzondering op basis van een mondeling verslag van de bevoegde commissie.

Artikel 98

Gecombineerde behandeling

Te allen tijde kan besloten worden tot een gecombineerde behandeling van gelijksoortige of inhoudelijk samenhangende onderwerpen.

Artikel 99

Procedure zonder debat

1. Indien de bevoegde commissie het Parlement verzoekt haar verslag zonder debat aan te nemen of indien de bevoegde commissie zonder verslag overeenkomstig artikel 143, lid 1 of volgens de vereenvoudigde procedure overeenkomstig artikel 143, lid 2 inzake een voorstel van de Commissie haar standpunt heeft bepaald, wordt dit voorstel, respectievelijk het desbetreffende verslag op de ontwerp-agenda van de eerstvolgende vergaderperiode na het besluit van de commissie geplaatst.

2. Over het voorstel van de Commissie en, in voorkomend geval, over de in het verslag vervatte ontwerp-wetgevinsresolutie wordt zonder debat gestemd, tenzij door ten minste negenentwintig leden van het Parlement van tevoren hiertegen bezwaar wordt gemaakt. In dit laatste geval wordt het verslag met debat op de ontwerp-agenda van een van de volgende vergaderperioden geplaatst. Indien echter was besloten de procedure zonder verslag krachtens artikel 143, lid 1 toe te passen, wordt het voorstel van de Commissie voor een nieuwe behandeling naar de bevoegde commissie terugverwezen.

De procedure zonder debat is van toepassing wanneer de bevoegde commissie geen amendementen heeft ingediend of wanneer elk van de ingediende amendementen is aangenomen met minder dan vier stemmen tegen.

Artikel 100

Termijnen

Behoudens in geval van urgentie als bedoeld in de artikelen 47 en 97, kunnen de beraadslaging en stemming over een tekst slechts worden geopend indien deze ten minste vierentwintig uur van tevoren is rondgedeeld.

HOOFDSTUK XIII ALGEMENE REGELS VOOR HET VERLOOP VAN DE VERGADERINGEN

Artikel 101

Toegang tot de vergaderzaal

1. Buiten de leden van het Parlement, de leden van de Commissie en de Raad, de secretaris-generaal van het Parlement, de aldaar dienstdoende personeelsleden en de deskundigen of ambtenaren van de Europese Unie, mag niemand de vergaderzaal betreden.

2. Alleen houders van een daartoe op regelmatige wijze door de Voorzitter of de secretaris-generaal van het Parlement afgegeven kaart worden tot de tribune toegelaten.

3. Het publiek dat tot de tribune is toegelaten, moet blijven zitten en zwijgen. Ieder die tekenen van goed- of afkeuring geeft, wordt onmiddellijk door de zaalwachters verwijderd.

Artikel 102

Gebruik van talen

1. Alle stukken van het Parlement worden gesteld in de officiële talen.

2. De uiteenzettingen in een der officiële talen worden gelijktijdig vertolkt in elk van de andere officiële talen en in iedere andere taal welke het Bureau noodzakelijk acht.

Wanneer na de bekendmaking van de uitslag van een stemming blijkt dat de teksten in de onderscheiden talen niet overeenkomen, beslist de Voorzitter over de geldigheid van de bekendgemaakte uitslag van de stemming, op grond van artikel 123, lid 5. Indien hij deze uitslag geldig verklaart, bepaalt hij welke versie geacht wordt te zijn aangenomen. De oorspronkelijke versie kan echter niet als algemene regel als de officiële tekst gelden, aangezien het kan voorkomen dat alle andere talen afwijken van de oorspronkelijke tekst.

Artikel 103

Ronddeling van documenten

Documenten waarop de beraadslagingen en besluiten van het Parlement zijn gebaseerd, worden vermenigvuldigd en aan de leden rondgedeeld. De lijst van deze documenten wordt in de notulen van de vergaderingen van het Parlement gepubliceerd.

Artikel 104

Openbaarheid van de vergaderingen

De beraadslagingen van het Parlement zijn openbaar, tenzij het Parlement anders beslist met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.

Artikel 105

Verlening van het woord en onderwerp van de uiteenzetting

1. Een lid mag alleen het woord nemen indien de Voorzitter hem dit heeft verleend. De spreker voert het woord vanaf zijn plaats en richt zich tot de Voorzitter; de Voorzitter kan hem verzoeken vanaf het spreekgestoelte te spreken.

2. Indien een spreker van het onderwerp afdwaalt, roept de Voorzitter hem tot de orde. Indien een spreker tweemaal in een beraadslaging tot de orde is geroepen, kan de Voorzitter hem de derde maal voor de verdere beraadslaging over hetzelfde onderwerp het woord ontnemen.

3. Onverminderd zijn andere disciplinaire bevoegdheden, kan de Voorzitter de uiteenzettingen van leden die niet te voren het woord hebben verkregen of die blijven doorspreken nadat de hun toegestane spreektijd is verstreken uit de verslagen van de vergaderingen doen schrappen.

4. Een spreker mag niet in de rede worden gevallen. Hij kan echter, met toestemming van de Voorzitter, zijn rede onderbreken om aan een ander lid, de Commissie of de Raad gelegenheid te geven hem een vraag te stellen over een bijzonder punt van zijn uiteenzetting.

Artikel 106

Verdeling van de spreektijd

1. De Conferentie van voorzitters kan met het oog op het verloop van een beraadslaging voorstellen de spreektijd te verdelen. Het Parlement beslist zonder debat over dit voorstel.

2. De spreektijd wordt op grond van de volgende criteria verdeeld:

a) een eerste gedeelte van de spreektijd wordt gelijkelijk over alle fracties verdeeld;

b) een tweede gedeelte van de spreektijd wordt over de fracties verdeeld naar verhouding van hun ledental;

c) de niet-ingeschrevenen krijgen collectief een spreektijd toegewezen, gebaseerd op de overeenkomstig het bepaalde in sub a) en b) aan elk der fracties toebedeelde gedeelten.

3. Indien voor verschillende agendapunten een collectieve spreektijd wordt toegewezen, delen de fracties aan de Voorzitter mede, welk gedeelte van hun respectieve spreektijd voor elk van deze agendapunten zal worden gebruikt. De Voorzitter ziet erop toe dat deze spreektijd niet wordt overschreden.

4. De spreektijd is beperkt tot één minuut voor opmerkingen over de notulen, over voorstellen van orde, en over wijzigingen van de definitieve ontwerp-agenda of van de agenda.

Artikel 107

Sprekerslijst

1. De leden die het woord vragen, worden op de sprekerslijst ingeschreven in de volgorde van aanmelding.

2. De Voorzitter verleent het woord, waarbij hij er zoveel mogelijk voor zorgt dat sprekers van verschillende politieke richting en in de verschillende talen bij afwisseling aan het woord komen.

3. Op hun verzoek kan echter aan de rapporteur van de bevoegde commissie en aan de fractievoorzitters die namens hun fractie het woord voeren, of aan sprekers die hen vervangen, bij voorrang het woord worden verleend.

4. Niemand kan zonder toestemming van de Voorzitter meer dan tweemaal over hetzelfde onderwerp het woord voeren.

De Voorzitter en de rapporteur van de betrokken commissies worden echter op hun verzoek gehoord; de Voorzitter bepaalt hun spreektijd.

5. De leden van de Commissie en de Raad worden tijdens het debat over een verslag in de regel onmiddellijk gehoord na de toelichting door de rapporteur. Verder worden de leden van de Commissie en de Raad op hun verzoek gehoord.

Worden er na de algemene beraadslaging amendementen ingediend waarover de Commissie haar standpunt niet heeft kunnen uiteenzetten, dan kan zij dit doen vóór de opening van de stemming over het voorstel waarop de amendementen zijn ingediend.

Artikel 108

Persoonlijke feiten

1. Leden die het woord vragen voor een persoonlijk feit, worden gehoord nadat het aan de orde zijnde agendapunt is afgehandeld of op het moment van de goedkeuring van de notulen van de vergadering waarop het verzoek om over een persoonlijk feit te mogen spreken, betrekking heeft.

Spreker mag niet over het behandelde onderwerp spreken, doch slechts uitlatingen die bij de beraadslaging op zijn persoon betrekking hadden of hem ten onrechte toegeschreven meningen tegenspreken of rechtzetten, dan wel eigen uiteenzettingen verduidelijken.

2. Behoudens andersluidend besluit van het Parlement, mag een verklaring betreffende een persoonlijk feit niet langer dan drie minuten duren.

Artikel 109

Handhaving van de orde in de vergadering

1. De Voorzitter roept een lid dat de orde in de vergadering verstoort, tot de orde.

2. Bij herhaling roept de Voorzitter hem opnieuw tot de orde en in dit geval wordt hiervan aantekening gemaakt in de notulen.

3. Bij een tweede herhaling kan de Voorzitter hem voor de verdere duur van de vergadering de toegang tot de vergaderzaal ontzeggen. De secretaris-generaal ziet erop toe dat deze tuchtmaatregel onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd, daarbij bijgestaan door het personeel van de veiligheidsdienst van het Parlement.

Artikel 110

Uitsluiting van leden

1. In zeer ernstige gevallen van ordeverstoring kan de Voorzitter na een plechtige waarschuwing onmiddellijk of uiterlijk tijdens de volgende vergadering aan het Parlement voorstellen zijn afkeuring over het gedrag van het lid uit te spreken, hetgeen van rechtswege meebrengt dat het lid de vergaderzaal onmiddellijk moet verlaten en daarin gedurende een termijn van twee tot vijf dagen niet mag terugkeren.

2. Het Parlement neemt het besluit tot deze tuchtmaatregel op het door de Voorzitter vastgestelde tijdstip tijdens de vergadering waarop de hieraan ten grondslag liggende feiten zich hebben voorgedaan of gedurende een van de drie daaropvolgende vergaderingen. Het betrokken lid heeft het recht om vóór de stemming door het Parlement te worden gehoord. Zijn spreektijd bedraagt ten hoogste vijf minuten.

3. Over de aangevraagde tuchtmaatregel wordt zonder beraadslaging elektronisch gestemd. Verzoeken overeenkomstig artikel 112, lid 3, alsmede overeenkomstig artikel 119, lid 1 zijn niet ontvankelijk.

Artikel 111

Ordeverstoring

Wanneer de orde in het Parlement zodanig verstoord wordt dat de voortzetting van de beraadslaging in gevaar wordt gebracht, schorst de Voorzitter de vergadering voor bepaalde tijd om de orde te herstellen of sluit hij haar. Kan hij zich geen gehoor meer verschaffen, dan verlaat hij de voorzitterszetel; de vergadering wordt daardoor geschorst. De Voorzitter roept op tot hervatting van de vergadering.

HOOFDSTUK XIV QUORUM EN STEMMINGEN

Artikel 112

Quorum

1. Het Parlement kan altijd, ongeacht het aantal aanwezige leden, beraadslagen, zijn agenda vaststellen en de notulen goedkeuren.

2. Het quorum is bereikt wanneer een derde van de leden van het Parlement in de vergaderzaal aanwezig is.

3. Elke stemming is geldig, ongeacht het aantal stemmers, tenzij de Voorzitter op een van te voren door ten minste negenentwintig leden ingediend verzoek bij de stemming vaststelt dat het quorum niet is bereikt. Indien de stemming uitwijst dat het quorum niet is bereikt, wordt de stemming op de agenda van de volgende vergadering geplaatst.

Een verzoek om vaststelling van het quorum kan slechts door ten minste negenentwintig leden worden gedaan. Een namens een fractie ingediend verzoek is niet ontvankelijk.

Bij de vaststelling van de uitslag van de stemming moeten overeenkomstig lid 2 alle in de vergaderzaal aanwezige leden en overeenkomstig lid 4 alle leden die om vaststelling van het quorum hebben verzocht, worden meegerekend. Hierbij kan de elektronische steminstallatie niet worden gebruikt. De deuren van de vergaderzaal mogen niet worden gesloten.

Is het voor het quorum vereiste aantal leden niet aanwezig, dan maakt de Voorzitter de uitslag van de stemming niet bekend, doch stelt hij vast dat het quorum niet is bereikt.

Lid 3, laatste zin, is niet van toepassing op voorstellen van orde, doch uitsluitend op stemmingen over de zaak die wordt behandeld.

4. De leden die hebben verzocht om vaststelling van het quorum worden bij het tellen van de aanwezigen als bedoeld in lid 2 meegerekend, ook als zij niet meer in de vergaderzaal aanwezig zijn.

5. Wanneer minder dan negenentwintig leden aanwezig zijn, kan de Voorzitter vaststellen dat het quorum niet is bereikt.

Artikel 113

Stemprocedure

1. Bij stemmingen over verslagen past het Parlement de volgende procedure toe:

a) eerst stemming over de eventuele amendementen op de tekst waarop het verslag van de bevoegde commissie betrekking heeft,

b) daarna stemming over de eventueel gewijzigde tekst in zijn geheel,

c) vervolgens stemming over de afzonderlijke paragrafen van de ontwerp-resolutie c.q. ontwerp-wetgevingsresolutie, telkens voorafgegaan door stemming over eventuele amendementen hierop,

d) ten slotte stemming over de ontwerp-resolutie c.q. ontwerp-wetgevingsresolutie in haar geheel (eindstemming).

Het Parlement stemt niet over de in het verslag vervatte toelichting.

(Zie eveneens de interpretatie onder artikel 150)

2. De volgende procedure is van toepassing op de tweede lezing overeenkomstig de samenwerkingsprocedure:

a) indien geen voorstel tot verwerping of wijziging van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad is ingediend, wordt het gemeenschappelijk standpunt overeenkomstig artikel 68 geacht te zijn goedgekeurd;

b) een voorstel tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt wordt vóór eventuele amendementen in stemming gebracht (zie artikel 71, lid 1);

c) indien meerdere amendementen zijn ingediend op het gemeenschappelijk standpunt, brengt de Voorzitter deze in stemming in de volgorde als uiteengezet in artikel 115;

d) indien het Parlement heeft gestemd over een voorstel tot amendering van het gemeenschappelijk standpunt, kan een verdere stemming over de tekst in zijn geheel nog slechts overeenkomstig artikel 71, lid 2 worden gehouden.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 122 zijn bij de stemming slechts korte uiteenzettingen van de rapporteur betreffende het standpunt van zijn commissie ten aanzien van de in stemming gebrachte amendementen toegestaan.

Artikel 113 bis

Staking van stemmen

1. Ingeval de stemmen staken bij een stemming overeenkomstig artikel 113, lid 1, sub b) of artikel 113, lid 1, sub d) wordt de tekst in zijn geheel terugverwezen naar de commissie. Dit geldt ook voor stemmingen overeenkomstig de artikelen 6 en 7 en bij eindstemmingen overeenkomstig de artikelen 137 en 153.

2. Ingeval de stemmen staken bij stemming over de agenda in haar geheel (artikel 96) of de notulen in hun geheel (artikel 133), of over een tekst die in onderdelen in stemming is gebracht overeenkomstig artikel 116, wordt de tekst geacht te zijn aangenomen.

3. In alle andere gevallen van staking van stemmen, onverminderd de artikelen die een gekwalificeerde meerderheid vereisen, wordt de in stemming gebrachte tekst of het in stemming gebrachte voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 114

Uitgangspunten bij de stemming

1. Uitgangspunt bij de stemming over verslagen is een aanbeveling van de ten principale bevoegde commissie. De commissie kan haar voorzitter en rapporteur met deze taak belasten.

2. De commissie kan aanbevelen alle of meerdere amendementen en bloc in stemming te brengen, deze aan te nemen of te verwerpen of deze te annuleren.

Zij kan ook compromisamendementen voorstellen.

3. Wanneer de commissie een stemming en bloc aanbeveelt, worden de desbetreffende amendementen eerst en bloc in stemming gebracht.

4. Wanneer een compromisamendement wordt voorgesteld, wordt dat bij voorrang in stemming gebracht.

5. Over een amendement waarvoor om hoofdelijke stemming is verzocht, wordt apart gestemd.

6. Stemming in onderdelen is niet mogelijk bij een stemming en bloc of bij een stemming over een compromisamendement.

Artikel 115

Volgorde van de stemming over amendementen

1. Amendementen worden behandeld vóór de tekst waarop zij betrekking hebben en worden vóór deze tekst in stemming gebracht.

2. Indien twee of meer amendementen die elkaar uitsluiten op hetzelfde gedeelte van de tekst betrekking hebben, gaat het amendement dat het verst van de oorspronkelijke tekst afwijkt vóór en moet het eerst in stemming worden gebracht. Aanneming ervan brengt mede dat de andere amendementen zijn verworpen. Indien het wordt verworpen, wordt het amendement dat alsdan voorgaat in stemming gebracht en zo vervolgens alle overige amendementen. In geval van twijfel over de voorrang beslist de Voorzitter.

3. De Voorzitter kan eerst de oorspronkelijke tekst in stemming brengen of bij de stemming een minder ver van de oorspronkelijke tekst afwijkend amendement laten gaan vóór het amendement dat het verst van deze tekst afwijkt.

Indien één van deze teksten de meerderheid behaalt, vervallen alle andere op dezelfde tekst betrekking hebbende amendementen. Alvorens deze procedure toe te passen, vergewist de Voorzitter zich ervan dat niet ten minste negenentwintig leden hiertegen bezwaar maken. Indien dit wel het geval is, kan hij deze procedure niet toepassen.

4. Bij uitzondering kunnen, op voorstel van de Voorzitter, amendementen die na sluiting van de beraadslaging worden ingediend, in stemming worden gebracht wanneer het compromisamendementen betreft of indien er technische problemen gerezen zijn. De Voorzitter heeft de goedkeuring van het Parlement nodig voor het in stemming brengen van dergelijke amendementen.

Ingevolge artikel 125, lid 3 staat de ontvankelijkheid van de amendementen ter beoordeling van de Voorzitter. Wanneer compromisamendementen worden ingediend na de sluiting van de beraadslaging overeenkomstig artikel 115, lid 4 beslist de Voorzitter van geval tot geval over hun ontvankelijkheid, waarbij hij zich ervan vergewist of het wel degelijk een compromisamendement betreft.

Als algemene ontvankelijkheidscriteria kan gelden dat:

- de compromisamendementen in de regel geen betrekking mogen hebben op onderdelen van de tekst waarop vóór de sluiting van de beraadslaging geen amendementen zijn ingediend;

- de compromisamendementen in de regel uitgaan van de fracties, de voorzitters of rapporteurs van de betrokken commissies, of de indieners van andere amendementen;

- de compromisamendementen in de regel de intrekking van andere amendementen over hetzelfde punt tot gevolg hebben.

Alleen de Voorzitter kan voorstellen compromisamendementen in aanmerking te nemen. Voor het in stemming brengen van het amendement heeft de Voorzitter de toestemming nodig van het Parlement, waaraan hij de vraag stelt of er bezwaren bestaan tegen het in stemming brengen van het betrokken compromisamendement. Zo ja, dan beslist het Parlement met gewone meerderheid van de aanwezige leden.

5. De Voorzitter kan meerdere amendementen en bloc in stemming brengen als ze elkaar aanvullen, met name als de bevoegde commissie een reeks amendementen heeft ingediend op het voorstel waarop het verslag betrekking heeft. De Voorzitter kan de instemming van het Parlement vragen alvorens daartoe over te gaan.

6. De Voorzitter kan na de aanneming of verwerping van een bepaald amendement besluiten andere amendementen met vergelijkbare strekking of doeleinden en bloc in stemming te brengen. De Voorzitter kan de instemming van het Parlement vragen alvorens daartoe over te gaan.

Artikel 116

Stemming in onderdelen

1. Wanneer de in stemming te brengen tekst verschillende bepalingen bevat, betrekking heeft op verschillende onderwerpen of te splitsen is in verschillende delen die elk een logische betekenis en regelende waarde hebben, kan worden verzocht om stemming in onderdelen.

Bij stemming in onderdelen dienen de bepalingen van dit Reglement betreffende de naar gelang van het geval vereiste meerderheid in acht te worden genomen.

2. Een dergelijk verzoek moet uiterlijk een uur vóór het begin van de stemming worden ingediend, tenzij de Voorzitter een andere termijn vaststelt. De Voorzitter neemt een besluit over het verzoek.

Artikel 117

Stemrecht

Het stemrecht is een persoonlijk recht.

De leden brengen hun stem individueel en persoonlijk uit.

Iedere overtreding van dit artikel wordt als ernstige ordeverstoring in de zin van artikel 110, lid 1 beschouwd en heeft de in dit artikel genoemde juridische gevolgen.

Artikel 118

Stemming

1. Het Parlement stemt in de regel bij handopsteken.

2. Indien de Voorzitter beslist dat de uitslag twijfelachtig is, wordt elektronisch gestemd en indien de elektronische steminstallatie niet functioneert, bij zitten en opstaan.

3. De uitslag van de stemming wordt geregistreerd.

Artikel 119

Hoofdelijke stemming

1. Hoofdelijke stemming heeft plaats wanneer vóór de opening van de stemming ten minste negenentwintig leden of een fractie hierom schriftelijk verzoeken, benevens in de in de artikelen 32, lid 2, 33, lid 5 en 34, lid 5 bedoelde gevallen.

2. Hoofdelijke stemming vindt plaats in alfabetische volgorde, te beginnen bij de naam van een door het lot aan te wijzen lid. De Voorzitter wordt als laatste opgeroepen. Het stemmen geschiedt hardop met de woorden "vóór", "tegen" of "onthouding".

Voor de aanneming of verwerping worden alleen de vóór- en tegenstemmen als uitgebrachte stemmen meegeteld. De Voorzitter stelt de uitslag van de stemming vast en maakt deze bekend.

De uitslag van de stemming wordt in de notulen van de vergadering vastgelegd, en wel per fractie in alfabetische volgorde van de namen der leden.

Artikel 120

Elektronische stemming

1. De Voorzitter kan te allen tijde besluiten dat de in de artikelen 118, 119 en 121 bedoelde stemmingen met gebruikmaking van een elektronische steminstallatie plaatsvinden.

Indien dit om technische redenen niet mogelijk is, vindt de stemming plaats overeenkomstig de artikelen 118, 119, lid 2, of 121.

De technische instructies voor het gebruik van de elektronische steminstallatie worden door het Bureau vastgesteld.

2. Bij elektronische stemming wordt uitsluitend de numerieke uitslag van de stemming geregistreerd.

Wanneer echter om hoofdelijke stemming overeenkomstig artikel 119, lid 1 is verzocht, wordt de uitslag van de stemming, per fractie en in alfabetische volgorde van de namen der leden, in de notulen van de vergadering vastgelegd.

3. Een hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig artikel 119, lid 2 gehouden, indien de meerderheid van de aanwezige leden hierom verzoekt; of aan deze voorwaarde is voldaan, kan met gebruikmaking van de in lid 1 van onderhavig artikel genoemde installatie worden vastgesteld.

Artikel 121

Geheime stemming

1. Onverminderd de toepassing van artikel 13, lid 1, artikel 137, lid 1, en artikel 142, lid 2, tweede alinea is bij benoemingen de stemming geheim.

Alleen de stembriefjes waarop de namen voorkomen van de leden die kandidaat zijn gesteld, tellen mee voor de uitslag.

2. Een geheime stemming kan ook plaatsvinden indien minstens een vijfde van de leden van het Parlement hierom verzoekt. Een dergelijk verzoek moet vóór de opening van de stemming worden gedaan.

3. Een verzoek om geheime stemming heeft voorrang boven een verzoek om hoofdelijke stemming.

4. Bij geheime stemmingen wordt de telling van de stemmen verricht door vier bij loting onder de leden aangewezen stemopnemers.

Bij stemmingen ingevolge lid 1 mogen de kandidaten niet als stemopnemer optreden.

De namen van de leden die aan een geheime stemming hebben deelgenomen, worden vermeld in de notulen van de vergadering waarin de stemming plaatsvond.

Artikel 122

Stemverklaringen

1. Wanneer de algemene beraadslaging is gesloten, kan ieder lid bij de eindstemming een mondelinge verklaring van ten hoogste één minuut afleggen ofwel een schriftelijke verklaring van maximaal 200 woorden die in het volledig verslag van de vergadering wordt opgenomen.

Een fractie kan een stemverklaring van ten hoogste twee minuten afleggen.

Een verzoek tot het afleggen van een stemverklaring is niet meer ontvankelijk, zodra met de eerste stemverklaring een aanvang is gemaakt.

2. Stemverklaringen zijn niet toegestaan bij stemmingen over aangelegenheden betreffende de orde.

3. Als een voorstel van de Commissie of een verslag krachtens artikelen 52, lid 5, of 99 op de agenda van het Parlement is geplaatst, kunnen leden overeenkomstig lid 1 een schriftelijke verklaring afleggen.

Mondelinge of schriftelijke stemverklaringen moeten rechtstreeks verband houden met de tekst waarover wordt gestemd.

Artikel 123

Betwisting van de stemming

1. Bij iedere stemming verklaart de Voorzitter deze te zijn geopend en te zijn gesloten.

2. Wanneer de Voorzitter een stemming voor geopend heeft verklaard, mag niemand behalve hijzelf meer het woord voeren totdat de Voorzitter de stemming voor gesloten heeft verklaard.

3. Een beroep op het Reglement met betrekking tot de geldigheid van een bepaalde stemming kan worden gedaan nadat de Voorzitter de stemming voor gesloten heeft verklaard.

4. Na de bekendmaking van de uitslag van een stemming bij handopsteken kan worden verzocht dat deze door middel van een elektronische stemming wordt geverifieerd.

5. De Voorzitter beslist over de geldigheid van de bekendgemaakte uitslag. Zijn beslissing is definitief.

Artikel 124

Indiening en toelichting van amendementen

1. Ieder lid kan amendementen indienen ter behandeling in een commissie.

De ten principale bevoegde commissie, een fractie of ten minste negenentwintig leden kunnen amendementen indienen ter behandeling ter plenaire vergadering.

Amendementen moeten schriftelijk worden ingediend en door de indieners zijn ondertekend.

2. Behoudens de in artikel 125 vastgestelde beperkingen kan een amendement ertoe strekken een tekst gedeeltelijk te wijzigen en woorden of getallen te schrappen, toe te voegen of te vervangen.

Onder tekst wordt in dit en het volgende artikel verstaan de volledige tekst van een ontwerp-resolutie/ontwerp-wetgevingsresolutie, van een ontwerp-besluit of van een voorstel van de Commissie.

3. De Voorzitter stelt een termijn voor de indiening van amendementen.

4. Een amendement kan in de loop van de beraadslaging worden toegelicht door de indiener of door enig ander lid dat door de indiener is aangewezen om hem te vervangen.

5. Wanneer een amendement door de indiener ervan wordt ingetrokken, vervalt het, tenzij een ander lid het meteen overneemt.

6. Tenzij het Parlement anders beslist, kunnen amendementen slechts in stemming worden gebracht wanneer zij in alle officiële talen zijn vermenigvuldigd en rondgedeeld. Indien ten minste twaalf leden hiertegen bezwaar maken, kan hiertoe niet worden besloten.

(Voor de procedure in een commissie zie eveneens de interpretatie onder artikel 150)

Artikel 125

Ontvankelijkheid van amendementen

1. Een amendement is niet ontvankelijk wanneer:

a) de inhoud ervan geen enkel rechtstreeks verband houdt met de tekst die het beoogt te wijzigen;

b) het beoogt een tekst geheel te schrappen of te vervangen;

c) het beoogt een tekst gedeeltelijk te schrappen; zulks kan worden bereikt door een stemming in onderdelen te houden overeenkomstig artikel 116; deze bepaling vormt evenwel geen beletsel om in een verslag naar aanleiding van een raadpleging overeenkomstig artikel 51 een amendement op te nemen dat ertoe strekt een voorstel van de Commissie gedeeltelijk te schrappen;

d) het meer beoogt te wijzigen dan een van de artikelen of leden van de tekst waarop het betrekking heeft; deze bepaling is niet van toepassing op compromisamendementen;

e) blijkt dat de redactie van de tekst waarop het betrekking heeft in ten minste een van de officiële talen geen wijziging behoeft; in dat geval tracht de Voorzitter in overleg met de betrokkenen een passende taalkundige oplossing te vinden.

2. Een amendement vervalt indien het onverenigbaar is met eerdere, in de loop van dezelfde stemming genomen besluiten over dezelfde tekst.

3. De Voorzitter beslist over de ontvankelijkheid van amendementen.

Het besluit van de Voorzitter op basis van lid 3 betreffende de ontvankelijkheid van amendementen wordt niet alleen op basis van de leden 1 en 2 genomen, doch op basis van de bepalingen van het Reglement in het algemeen.

HOOFDSTUK XV MOTIES VAN ORDE

Artikel 126

Voorstellen van orde

1. Het woord wordt bij voorrang verleend bij de volgende voorstellen van orde:

a) voorstel om in het geheel niet te beraadslagen wegens niet-ontvankelijkheid van het betrokken onderwerp (art. 128),

b) voorstel tot terugverwijzing naar een commissie (art. 129),

c) voorstel tot sluiting van de beraadslaging (art. 130),

d) voorstel tot uitstel van de beraadslaging (art. 131),

e) voorstel tot schorsing of sluiting van de vergadering (art. 132).

Bij deze voorstellen kunnen, behalve de indiener van het voorstel, alleen een voorstander en een tegenstander, alsmede de voorzitter of de rapporteur van de bevoegde commissie het woord voeren.

2. De spreektijd bedraagt ten hoogste één minuut.

Artikel 127

Beroep op het Reglement

1. Aan een lid kan het woord worden verleend om de Voorzitter erop te attenderen dat het Reglement niet in acht wordt genomen. Daarbij geeft dat lid allereerst aan op welk artikel het zich beroept.

2. Een verzoek om het woord te voeren voor een beroep op het Reglement heeft voorrang boven alle andere verzoeken om het woord te voeren.

3. De spreektijd bedraagt ten hoogste één minuut.

4. De Voorzitter beslist onverwijld overeenkomstig de bepalingen van het Reglement over beroepen op het Reglement en deelt onmiddellijk na het beroep op het Reglement zijn beslissing hierover mede. Hierover wordt niet gestemd.

5. Bij uitzondering kan de Voorzitter verklaren dat zijn beslissing op een later tijdstip, doch uiterlijk 24 uur na het beroep op het Reglement, zal worden medegedeeld, mits het uitstel van de beslissing niet tot vertraging van de lopende beraadslaging leidt. Hij kan daarbij de kwestie aan de bevoegde commissie voorleggen.

Artikel 128

Exceptie van onbevoegdheid wegens niet-ontvankelijkheid

1. Bij opening van de beraadslaging over een bepaald agendapunt kan worden voorgesteld in het geheel niet te beraadslagen wegens niet-ontvankelijkheid van het betrokken onderwerp (prealabele kwestie).

Dit voorstel wordt onmiddellijk in stemming gebracht.

2. Indien een dergelijk voorstel wordt aangenomen, gaat het Parlement onmiddellijk over tot het volgende agendapunt.

Artikel 129

Terugverwijzing naar een commissie

1. Een fractie of ten minste negenentwintig leden kunnen ofwel bij de vaststelling van de agenda, ofwel vóór de opening van de beraadslaging ofwel vóór de eindstemming verzoeken een aangelegenheid naar een commissie terug te verwijzen.

2. Een verzoek om terugverwijzing kan tijdens elk van deze drie fasen van de procedure slechts eenmaal worden ingediend.

3. Terugverwijzing heeft tot gevolg dat de beraadslaging over het behandelde punt wordt geschorst.

4. Het Parlement kan de commissie een termijn stellen, waarbinnen zij haar conclusies moet mededelen.

Artikel 130

Sluiting van de beraadslaging

1. Voordat de sprekerslijst is afgewerkt, kan door de Voorzitter, een fractie of ten minste negenentwintig leden worden voorgesteld de beraadslaging te sluiten. Dit voorstel wordt onmiddellijk in stemming gebracht.

2. Wanneer een dergelijk voorstel wordt aangenomen, mag nog slechts één lid per fractie die tot dusverre bij de beraadslaging nog niet het woord gekregen heeft, het woord voeren.

3. Na de uiteenzettingen overeenkomstig lid 2 wordt de beraadslaging gesloten en gaat het Parlement over tot stemming over het behandelde onderwerp, tenzij voordien reeds een bepaald tijdstip voor de stemming is vastgesteld.

4. Wordt het voorstel verworpen, dan kan het tijdens dezelfde beraadslaging niet opnieuw worden ingediend.

Artikel 131

Uitstel van de beraadslaging

1. Een fractie of ten minste negenentwintig leden kunnen bij de opening van de beraadslaging over een bepaald agendapunt verzoeken de beraadslaging tot een nader aangegeven tijdstip uit te stellen. Dit voorstel wordt onmiddellijk in stemming gebracht.

2. Indien een dergelijk voorstel wordt aangenomen, gaat het Parlement over tot het volgende agendapunt. De uitgestelde beraadslaging wordt op het daarvoor bepaalde tijdstip hervat.

3. Wordt het voorstel verworpen, dan kan het tijdens dezelfde vergaderperiode niet opnieuw worden ingediend.

Bij een beslissing van het Parlement om een beraadslaging uit te stellen tot een latere vergaderperiode, wordt aangegeven op de agenda van welke vergaderperiode deze beraadslaging wordt ingeschreven, met dien verstande dat de agenda voor deze vergaderperiode wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 95 en 96 van het Reglement.

Artikel 132

Schorsing of sluiting van de vergadering

Tijdens een beraadslaging of een stemming kan de vergadering worden geschorst of gesloten indien het Parlement hiertoe besluit op voorstel van de Voorzitter, een fractie of ten minste negenentwintig leden. Dit voorstel wordt onmiddellijk in stemming gebracht.

HOOFDSTUK XVI PUBLIKATIE VAN DE WERKZAAMHEDEN

Artikel 133

Notulen

1. De notulen van elke vergadering, bevattende de besluiten van het Parlement en de namen der sprekers, worden ten minste een half uur voor de opening van de volgende vergadering rondgedeeld.

Als "besluiten" bedoeld in bovenbedoelde zin gelden in het kader van de wetgevingsprocedures ook alle door het Parlement aangenomen amendementen, zelfs wanneer het betreffende voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 59, lid 1, respectievelijk het gemeenschappelijk standpunt van de Raad overeenkomstig artikel 71, lid 3 uiteindelijk is verworpen.

2. Bij het begin van elke vergadering legt de Voorzitter de notulen van de vorige vergadering aan het Parlement ter goedkeuring voor.

3. Indien tegen de notulen bezwaren worden ingebracht, beslist het Parlement zo nodig of de verzochte wijzigingen in overweging zullen worden genomen. Geen der leden mag langer dan één minuut over de notulen het woord voeren.

4. De notulen worden door de Voorzitter en de secretaris-generaal ondertekend en in het archief van het Parlement bewaard. Zij worden binnen een maand in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd.

Artikel 134

Volledig verslag

1. Van elke vergadering wordt een volledig verslag in de officiële talen opgesteld.

2. De sprekers zijn verplicht de tekst van hun redevoeringen aan het secretariaat terug te zenden uiterlijk op de dag volgende op die waarop zij deze ontvangen hebben.

3. Het volledig verslag wordt gepubliceerd als bijlage bij het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

HOOFDSTUK XVII COMMISSIES

Artikel 135

Instelling van commissies

1. Het Parlement stelt vaste commissies in, waarvan de bevoegdheden in een bijlage bij het Reglement worden omschreven (1). De verkiezing van de leden van deze commissies vindt plaats tijdens de eerstvolgende vergaderperiode na nieuwe verkiezingen voor het Parlement en vervolgens opnieuw na verloop van twee en een half jaar.

2. Het Parlement kan te allen tijde tijdelijke commissies instellen, waarvan de bevoegdheden, de samenstelling en de ambtstermijn terzelfder tijd als het besluit tot instelling ervan worden vastgesteld; de ambtstermijn is maximaal twaalf maanden, tenzij het Parlement deze termijn bij het verstrijken ervan verlengt.

Indien volgens het Reglement de taken, de samenstelling en het mandaat van de tijdelijke commissies tegelijkertijd met het besluit tot de instelling ervan worden vastgesteld, betekent dat dat het Parlement later niet kan besluiten hun taken te veranderen, ongeacht de vraag of deze worden beperkt of uitgebreid.

***

Krachtens het bepaalde in dit artikel worden de bevoegdheden van de tijdelijke commissies terzelfder tijd als het besluit tot de instelling ervan vastgesteld.

Voor de bevoegdheden van de vaste commissies daarentegen, welke in een bijlage bij het Reglement zijn opgenomen, geldt een aparte procedure; deze kunnen bijgevolg worden vastgesteld op een andere datum dan die waarop zij worden ingesteld.

Artikel 136

Tijdelijke enquêtecommissies

1. Voor het onderzoeken van vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of van gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht die zouden zijn toe te schrijven aan een instelling of een orgaan van de Europese Gemeenschappen, aan een overheidsdienst van een lid-staat, of aan personen die krachtens het Gemeenschapsrecht gemachtigd zijn dit recht toe te passen, kan het Parlement, op verzoek van een vierde van zijn leden, een tijdelijke enquêtecommissie instellen.

Het besluit tot instelling van een tijdelijke enquêtecommissie wordt binnen een maand in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd. Het Parlement treft bovendien alle noodzakelijke maatregelen om aan dit besluit zoveel mogelijk bekendheid te geven.

2. Voor de werkwijze van een tijdelijke enquêtecommissie gelden de bepalingen van dit Reglement die op de commissies van toepassing zijn, onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen die zijn vermeld in het onderhavige artikel alsook in het besluit van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 april 1995 (1) tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement, dat als bijlage bij dit Reglement is gevoegd.

3. Een verzoek tot instelling van een tijdelijke enquêtecommissie moet het voorwerp van de enquête vermelden en een uitvoerige toelichting omvatten waarin de gegrondheid ervan wordt aangetoond. Het Parlement besluit op voorstel van de Conferentie van voorzitters over het al dan niet instellen van de commissie en, in het eerste geval, over de samenstelling ervan, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 137.

4. Een tijdelijke enquêtecommissie rondt haar werkzaamheden binnen een termijn van ten hoogste twaalf maanden af met de indiening van een verslag. Het Parlement kan tweemaal besluiten deze termijn met drie maanden te verlengen.

In de commissie hebben alleen gewone leden of, indien deze afwezig zijn, hun vaste plaatsvervangers stemrecht.

5. De tijdelijke enquêtecommissie kiest een voorzitter en twee ondervoorzitters en benoemt één of meer rapporteurs. De commissie kan voorts haar leden met opdrachten en specifieke taken belasten of bevoegdheden aan hen overdragen; dezen moeten haar daarover uitvoerig verslag uitbrengen.

Tussen de vergaderingen worden de bevoegdheden van de commissie, wanneer zulks dringend of noodzakelijk is, uitgeoefend door het bureau, onder voorbehoud van goedkeuring op de eerstvolgende vergadering.

6. Wanneer een tijdelijke enquêtecommissie van oordeel is dat één van haar rechten niet is geëerbiedigd, stelt zij de Voorzitter van het Parlement voor passende stappen te ondernemen.

7. De tijdelijke enquêtecommissie kan zich voor het houden van een hoorzitting of het verkrijgen van documenten wenden tot de instellingen of personen als bedoeld in artikel 3 van het in lid 2 genoemde besluit.

De reis- en verblijfkosten van de leden en ambtenaren van communautaire instellingen en organen komen ten laste van deze laatste. De reis- en verblijfkosten van andere personen die voor een tijdelijke enquêtecommissie getuigenis afleggen, worden volgens de geldende regeling voor het horen van deskundigen door het Europees Parlement vergoed.

Eenieder die wordt verzocht om voor een tijdelijke enquêtecommissie als getuige te verschijnen, kan een beroep doen op de rechten die hij als getuige zou genieten voor een rechtbank in zijn land van herkomst. De betrokkene dient op deze rechten te worden gewezen voordat hij een verklaring aflegt.

Ten aanzien van het gebruik van talen houdt de tijdelijke enquêtecommissie zich aan artikel 102 van het Reglement, met dien verstande dat het bureau van de commissie:

- de vertolking kan beperken tot de officiële talen van degenen die bij de werkzaamheden zijn betrokken, indien het dit om redenen van vertrouwelijkheid noodzakelijk acht;

- ten aanzien van de vertaling van de ontvangen stukken zodanig beslist dat de werkzaamheden snel en doelmatig en met inachtneming van de noodzakelijke geheimhouding en vertrouwelijkheid kunnen verlopen.

8. De voorzitter van de tijdelijke enquêtecommissie ziet samen met het bureau toe op de inachtneming van het geheime of vertrouwelijke karakter van de werkzaamheden en maakt de leden hier tijdig attent op.

Tevens wijst hij de leden nadrukkelijk op de bepalingen van artikel 2, lid 2, van voornoemd besluit. Bijlage VII van het Reglement is van toepassing.

9. Voor de behandeling van onder voorbehoud van geheimhouding of vertrouwelijkheid beschikbaar gestelde bescheiden wordt gebruik gemaakt van technische voorzieningen die kunnen waarborgen dat alleen de betrokken leden er persoonlijk inzage in hebben. Deze leden verbinden er zich in een plechtige verklaring toe niemand anders toegang te verlenen tot geheime of vertrouwelijke informatie in de zin van dit artikel en deze uitsluitend te gebruiken voor de opstelling van hun verslag voor de tijdelijke enquêtecommissie. De vergaderingen worden gehouden in ruimtes die zodanig ingericht zijn dat onbevoegden niet kunnen meeluisteren.

10. Aan het einde van haar werkzaamheden brengt de tijdelijke enquêtecommissie aan het Parlement verslag uit over de resultaten ervan, waarbij in voorkomend geval de minderheidsstandpunten worden weergegeven. Dit verslag wordt gepubliceerd.

Op verzoek van de tijdelijke enquêtecommissie behandelt het Parlement dit verslag in de eerstkomende vergaderperiode na de indiening ervan.

Zij kan het Parlement ook een ontwerp-aanbeveling voorleggen die gericht is tot de instellingen of organen van de Europese Gemeenschappen of van de lid-staten.

11. De Voorzitter van het Parlement draagt de overeenkomstig bijlage VI van het Reglement bevoegde commissie op toe te zien op de uitvoering die is gegeven aan de resultaten van de werkzaamheden van de tijdelijke enquêtecommissie en eventueel hierover verslag uit te brengen. Hij neemt alle verdere maatregelen die nuttig worden geacht voor de concrete tenuitvoerlegging van de conclusies van de enquêtes.

Artikel 137

Samenstelling van de commissies

1. De verkiezing van de leden van de commissies en tijdelijke enquêtecommissies vindt plaats nadat de fracties en de niet-ingeschrevenen hun voordrachten hebben ingediend. De Conferentie van voorzitters legt het Parlement de nodige voorstellen voor, waarbij rekening wordt gehouden met een rechtvaardige vertegenwoordiging van de lid-staten en van de politieke richtingen.

Wanneer een lid van fractie verandert, behoudt het voor de resterende duur van zijn ambtstermijn van twee en een half jaar zijn zetels in de commissies. Heeft het feit dat een lid van fractie verandert echter tot gevolg dat de rechtvaardige vertegenwoordiging van de politieke richtingen in een commissie wordt verstoord, dan doet de Conferentie van voorzitters, overeenkomstig de in lid 1, tweede zin genoemde procedure, nieuwe voorstellen voor de samenstelling van de commissie, waarbij de individuele rechten van het betrokken lid moeten worden gewaarborgd.

2. Amendementen op de voorstellen van de Conferentie van voorzitters zijn slechts ontvankelijk indien zij worden ingediend door ten minste negenentwintig leden. Over deze amendementen besluit het Parlement bij geheime stemming.

3. De leden worden geacht te zijn gekozen overeenkomstig de eventueel op grond van lid 2 gewijzigde voorstellen van de Conferentie van voorzitters.

4. Indien een fractie nalaat binnen een door de Conferentie van voorzitters vastgestelde termijn overeenkomstig lid 1 voordrachten voor een tijdelijke enquêtecommissie in te dienen, legt de Conferentie van voorzitters slechts de binnen deze termijn ontvangen voordrachten aan het Parlement voor.

5. Over de vervanging van de leden der commissies in geval van vacatures kan voorlopig worden beslist door de Conferentie van voorzitters met instemming van de te benoemen leden en met inachtneming van de bepalingen van lid 1.

6. Deze wijzigingen worden in de eerstvolgende vergadering ter bekrachtiging aan het Parlement voorgelegd.

Artikel 138

Plaatsvervangers

1. De fracties en niet-ingeschrevenen kunnen voor elke commissie een aantal vaste plaatsvervangers aanwijzen dat overeenkomt met het aantal gewone leden dat de verschillende fracties en de niet-ingeschreven leden in de betrokken commissies vertegenwoordigt. Dit wordt ter kennis gebracht van de Voorzitter van het Parlement. Deze vaste plaatsvervangers hebben het recht aan de commissievergaderingen deel te nemen, aldaar het woord te voeren en, bij afwezigheid van het gewone lid, aan de stemming deel te nemen.

2. Bij afwezigheid van een gewoon lid van de commissie kan dit lid zich, ingeval er geen vaste plaatsvervangers benoemd mochten zijn of bij afwezigheid van laatstgenoemden, doen vervangen door een ander lid van dezelfde fractie met het recht om aan de stemmingen deel te nemen. De naam van deze plaatsvervanger moet tevoren aan de voorzitter van de commissie worden medegedeeld.

Het bepaalde in lid 2 is dienovereenkomstig van toepassing op de niet-ingeschrevenen.

De in lid 2, laatste zin bedoelde voorafgaande mededeling moet worden gedaan vóór het einde van de beraadslaging of vóór de opening van de stemming over het agendapunt of de agendapunten waarvoor het gewone lid zich laat vervangen.

***

Het bepaalde in dit artikel heeft betrekking op twee duidelijk in deze tekst vastgestelde onderdelen:

- een fractie mag in een commissie niet meer vaste plaatsvervangers hebben dan gewone leden;

- alleen de fracties mogen vaste plaatsvervangers aanwijzen, op voorwaarde dat zij dit ter kennis brengen van de Voorzitter van het Parlement.

Tot slot:

- de hoedanigheid van vaste plaatsvervanger hangt uitsluitend samen met het lidmaatschap van een bepaalde fractie;

- wanneer het aantal gewone leden van een fractie in een commissie wordt gewijzigd, wordt het maximum aantal vaste plaatsvervangers dat zij mag aanwijzen dienovereenkomstig gewijzigd;

- wanneer een lid van fractie verandert, kan het niet het mandaat van vaste plaatsvervanger behouden dat het in zijn oorspronkelijke fractie had;

- een lid van een commissie kan in geen geval plaatsvervanger zijn van een collega die bij een andere fractie hoort.

Artikel 139

Taken van de commissies

1. De vaste commissies behandelen de vraagstukken die bij hen door het Parlement of, gedurende een onderbreking van de zitting, door de Voorzitter namens de Conferentie van voorzitters aanhangig zijn gemaakt. De taken van tijdelijke commissies en tijdelijke enquêtecommissies worden op het tijdstip van de instelling ervan bepaald; zij zijn niet gerechtigd adviezen aan andere commissies uit te brengen (1).

2. Ingeval een vaste commissie zich onbevoegd verklaart een vraagstuk te behandelen, of in geval van een competentieconflict tussen twee of meer vaste commissies, wordt de competentievraag op voorstel van de Conferentie van voorzitters of op verzoek van een der betrokken vaste commissies op de agenda van het Parlement ingeschreven.

3. Indien twee of meer vaste commissies bevoegd zijn voor de behandeling van een vraagstuk, wordt één ervan als ten principale bevoegde commissie en worden de overige als medeadviserende commissie aangewezen.

In totaal kunnen echter niet meer dan drie commissies gelijktijdig een vraagstuk in behandeling nemen, tenzij om gegronde redenen, overeenkomstig het bepaalde in lid 1, wordt besloten van deze regel af te wijken.

4. Twee of meer commissies of subcommissies kunnen gezamenlijk de vraagstukken die onder hun bevoegdheid vallen, bestuderen, doch geen beslissing nemen.

5. Iedere commissie kan, met instemming van het Bureau van het Parlement, een of meer van haar leden belasten met een studie- of informatieopdracht.

Artikel 140

Commissie belast met het onderzoek van de geloofsbrieven

Van de commissies die worden samengesteld overeenkomstig de bepalingen van dit Reglement wordt er één belast met het onderzoek van de geloofsbrieven en de voorbereiding van de beslissingen over betwistingen betreffende de verkiezingen.

Artikel 141

Subcommissies

1. Met de voorafgaande toestemming van de Conferentie van voorzitters kan iedere vaste of tijdelijke commissie in het belang van haar werk uit haar midden een of meer subcommissies benoemen, waarvan zij met toepassing van het bepaalde in artikel 137 de samenstelling, alsmede de bevoegdheden bepaalt. De subcommissies brengen verslag uit aan de commissie die ze heeft benoemd.

2. De voor de commissies geldende procedure geldt ook voor de subcommissies.

3. De voorwaarden voor toelating van plaatsvervangers tot vergaderingen van subcommissies zijn dezelfde als bij commissievergaderingen.

Het bepaalde in dit artikel dient strikt te worden toegepast, met name voor wat betreft de afhankelijkheidsrelatie tussen een subcommissie en de commissie uit het midden waarvan zij is ingesteld. Dit brengt met name met zich dat de leden van een subcommissie worden gekozen uit die van de commissie door welke zij is ingesteld.

Artikel 142

Bureau van de commissies

1. In de eerstvolgende commissievergadering na de verkiezing van de leden van de commissies, overeenkomstig artikel 137, kiest de commissie een voorzitter en, bij aparte stemmingen, één, twee of drie ondervoorzitters, die het bureau van de commissie vormen.

2. Onverminderd het bepaalde in de volgende alinea, vinden de verkiezingen voor het bureau plaats bij geheime stemming, zonder beraadslaging en bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen; is echter meer dan één stemming vereist, dan wordt de uitslag bepaald door de gewone meerderheid.

Wanneer het aantal kandidaten overeenkomt met het aantal te vervullen zetels, kunnen de kandidaat of kandidaten voor gekozen worden verklaard zonder dat tot de in de vorige alinea bedoelde stemming behoeft te worden overgegaan.

Artikel 143

Procedure zonder verslag, vereenvoudigde procedure

1. In iedere vergadering van een commissie legt haar voorzitter haar een lijst met de voorstellen voor, welke zijns inziens en/of op aanbeveling van de Voorzitter van het Parlement zonder verslag dienen te worden goedgekeurd.

De voorzitter legt elk van deze voorstellen aan de commissie ter beslissing voor. Tenzij ten minste vier leden daartegen bezwaar maken, stelt de voorzitter van de commissie de Voorzitter van het Parlement van de goedkeuring van een dergelijk voorstel in kennis.

2. Op aanbeveling van de Voorzitter van het Parlement of op voorstel van haar voorzitter kan de commissie volgens een vereenvoudigde procedure over een voorstel advies uitbrengen.

Tenzij ten minste vier leden daartegen bezwaar maken, wordt de voorzitter van de commissie geacht tot rapporteur te zijn benoemd. Het ontwerp-verslag, dat uit een reglementair gedeelte, een ontwerp-wetgevingsresolutie en een beknopte toelichting bestaat, wordt aan de leden van de commissie toegezonden. Tenzij binnen een termijn van ten minste veertien dagen na verzending ten minste vier leden van de commissie bezwaar maken, wordt het verslag geacht door de commissie te zijn goedgekeurd. In dat geval wordt over de in het verslag vervatte ontwerp-wetgevingsresolutie ter plenaire vergadering overeenkomstig artikel 99 zonder debat gestemd.

3. Indien ten minste vier leden bezwaar maken tegen de in lid 1 of lid 2 bedoelde procedure, wordt de procedure van artikel 144 gevolgd ("procedure met verslag").

Artikel 144

Verslagen van commissies in geval van raadpleging

1. De voorzitter van de commissie waarnaar het voorstel van de Commissie is verwezen, doet aan zijn commissie een voorstel inzake de te volgen procedure.

2. Nadat het besluit over de te volgen procedure is genomen en indien artikel 143 niet van toepassing is, benoemt de commissie een van haar leden of een van de vaste plaatsvervangers tot rapporteur voor het voorstel van de Commissie, voor zover dit niet reeds is geschied naar aanleiding van het krachtens artikel 49 overeengekomen jaarlijks programma van wetgevende werkzaamheden.

3. Het verslag van de commissie omvat:

a) eventuele ontwerp-amendementen op het voorstel;

b) een ontwerp-wetgevingsresolutie overeenkomstig artikel 58, lid 2;

c) een toelichting.

Artikel 145

Verslagen van niet-wetgevende aard

1. Als een commissie een verslag van niet-wetgevende aard opstelt, benoemt zij een van haar leden of een van de vaste plaatsvervangers tot rapporteur.

2. De rapporteur heeft tot taak het verslag van de commissie op te stellen en namens deze aan het Parlement voor te leggen.

3. Het verslag van de commissie omvat:

a) een ontwerp-resolutie;

b) een toelichting;

c) de tekst van eventuele ontwerp-resoluties die hierin overeenkomstig artikel 45, lid 4 moet worden opgenomen.

Artikel 146

Toelichtingen en termijnen

1. De toelichting wordt onder de verantwoordelijkheid van de rapporteur opgesteld en wordt niet in stemming gebracht. Wel moet de toelichting in overeenstemming zijn met de goedgekeurde ontwerp-resolutie en met de eventueel door de commissie voorgestelde amendementen, waarbij eventueel het standpunt van de minderheid duidelijk wordt aangegeven.

2. Het verslag vermeldt de uitslag van de stemming over het verslag in zijn geheel. Voorts wordt, indien op het ogenblik van de stemming ten minste een derde van de aanwezige leden daarom verzoekt, in het verslag vermeld hoe elk der leden heeft gestemd.

3. Wanneer in de commissie geen eenstemmigheid heerst, worden in het verslag ook de minderheidsstandpunten weergegeven.

4. Een commissie kan, op voorstel van haar bureau, een termijn vaststellen waarbinnen haar rapporteur zijn ontwerp-verslag aan haar dient voor te leggen. Deze termijn kan worden verlengd.

5. Wanneer de termijn is verstreken, kan de commissie haar voorzitter opdragen te verzoeken om de aangelegenheid met de behandeling waarvan zij is belast, op de agenda van een van de volgende vergaderingen van het Parlement in te schrijven. In dat geval kan aan de hand van een mondeling verslag van de betrokken commissie worden beraadslaagd.

Artikel 147

Adviezen van commissies

1. Indien de aanvankelijk met de behandeling van een vraagstuk belaste commissie het advies van een andere commissie wenst in te winnen of indien een andere commissie uit eigen beweging haar advies wenst uit te brengen ten aanzien van het verslag van een aanvankelijk met de behandeling van een vraagstuk belaste commissie, kunnen deze commissies de Voorzitter van het Parlement verzoeken overeenkomstig artikel 139, lid 3 één commissie als ten principale bevoegde commissie en de andere als medeadviserende commissie aan te wijzen.

2. De medeadviserende commissie deelt haar advies hetzij mondeling door haar voorzitter of rapporteur, hetzij schriftelijk mede aan de ten principale bevoegde commissie. Haar advies heeft betrekking op de haar voorgelegde tekst.

3. De ten principale bevoegde commissie zet in haar verslag het standpunt van de medeadviserende commissie uiteen, voor zover dit van het hare afwijkt.

4. De medeadviserende commissie moet haar advies binnen de door de commissie ten principale vastgestelde termijn uitbrengen, zodat het bij de stemming over het verslag in de commissie in aanmerking kan worden genomen. De commissie trekt haar slotconclusies eerst nadat deze termijn is verstreken.

5. Het advies mag wijzigingsvoorstellen bevatten op de haar voorgelegde tekst alsmede gegevens voor de ontwerp-resolutie van de ten principale bevoegde commissie, doch geen eigen ontwerp-resolutie.

(Voor de stemming over een advies, zie de interpretatie onder artikel 150)

6. De commissie ten principale is de enige commissie die ter plenaire vergadering amendementen kan indienen.

7. De voorzitter en de rapporteur van de medeadviserende commissie kunnen met raadgevende stem deelnemen aan de vergaderingen van de ten principale bevoegde commissie, voor zover deze op het gemeenschappelijk vraagstuk betrekking hebben.

Artikel 148

Initiatiefverslagen

Wanneer een commissie, zonder dat haar een raadpleging, een verzoek om advies of een ontwerp-resolutie ter behandeling is voorgelegd, voornemens is over een onder haar bevoegdheid vallend onderwerp verslag uit te brengen en hierover aan het Parlement een ontwerp-resolutie voor te leggen, heeft zij daarvoor de toestemming van de Conferentie van voorzitters nodig. Een weigering van deze toestemming moet steeds met redenen worden omkleed.

De Conferentie van voorzitters kan bij het verlenen van toestemming bepalen dat de beslissingsbevoegdheid overeenkomstig artikel 52 wordt overgedragen.

De in de eerste alinea van dit artikel gestelde voorwaarde volgens welke dit artikel slechts van toepassing is wanneer een commissie verslag wenst uit te brengen zonder dat haar een raadpleging, een verzoek om advies of een ontwerp-resolutie ter behandeling is voorgelegd, dient des te strikter in acht te worden genomen, daar deze het initiatiefrecht van de leden beschermt door toepassing van de bepalingen van artikel 45 mogelijk te maken; laatstgenoemd artikel biedt de bevoegde commissie overigens grote ruimte voor wat betreft het gevolg dat aan de haar toegezonden ontwerp-resoluties wordt gegeven.

Artikel 149

Vragenuur in de commissies

Een commissie kan besluiten dat in haar vergaderingen een vragenuur wordt gehouden. Elke commissie stelt zelf de regels vast voor dit vragenuur.

Artikel 150

Werkwijze van de commissies

1. Een commissie kan rechtsgeldig stemmen indien een kwart van haar leden daadwerkelijk aanwezig is. Indien evenwel een zesde van haar leden hierom vóór het begin van een stemming verzoekt, is deze stemming slechts geldig indien het aantal leden dat aan de stemming deelneemt de meerderheid van de leden van die commissie uitmaakt.

2. De stemming in de commissie vindt plaats bij handopsteken, tenzij een vierde van het aantal leden van de commissie om hoofdelijke stemming verzoekt.

3. De voorzitter van de commissie neemt deel aan de beraadslagingen en aan de stemmingen, evenwel zonder dat zijn stem de doorslag geeft.

4. Het bepaalde in de artikelen 12, 13, 14, 17, 18, 102, 103, 105, 107, lid 1, 109, 111, 113, 113 bis, 115, 116, 117, 118, 119, 121, 123, 124, 125, 126, 127, 128, 131 en 132 is dienovereenkomstig van toepassing op de commissievergaderingen.

5. In het licht van de ingediende amendementen, kan de commissie, in plaats van tot stemming over te gaan, de rapporteur verzoeken een nieuw ontwerp voor te leggen waarin met zoveel mogelijk van deze amendementen rekening wordt gehouden. Voor de indiening van amendementen op dit ontwerp wordt dan een nieuwe termijn vastgesteld.

(Artikel 124, lid 6)

Mondeling ingediende amendementen kunnen in stemming worden gebracht, tenzij een der leden daartegen bezwaar maakt.

(Artikelen 113 en 147)

Voor de stemming over een advies geldt de volgende procedure:

1. De medeadviserende commissie stemt over de conclusies van het advies in hun geheel, na zonodig over iedere conclusie apart te hebben gestemd. In geval de conclusies niet worden goedgekeurd, bestaat het advies aan de commissie ten principale uitsluitend uit de eventueel goedgekeurde amendementen op de tekst waarvoor de commissie als medeadviserende commissie is aangewezen. De uitslag van de stemming over de conclusies in hun geheel of over de amendementen wordt in het advies vermeld.

2. Het is mogelijk dat de aan de amendementen of de conclusies van het advies voorafgaande tekst (die kan worden beschouwd als de toelichting) ten gevolge van deze stemming moet worden aangepast. Hierover wordt echter niet gestemd.

3. De commissie stemt niet over het voorstel van de Commissie in zijn geheel.

Artikel 151

Commissievergaderingen

1. De commissies komen bijeen, daartoe opgeroepen door hun voorzitter, of op initiatief van de Voorzitter van het Parlement.

2. Onverminderd de bepalingen van dit Reglement die de commissies ertoe verplichten in het openbaar te beraadslagen en te stemmen, beslissen de commissies, nadat zij overeenkomstig artikel 135, lid 1 zijn ingesteld, of hun vergaderingen normaliter openbaar zullen zijn.

De commissies kunnen de agenda voor een vergadering onderverdelen in punten die openbaar worden behandeld en punten die niet openbaar worden behandeld.

3. De Commissie en de Raad kunnen aan commissievergaderingen deelnemen, indien zij daartoe namens de commissie door haar voorzitter worden uitgenodigd.

Bij speciaal besluit van de betrokken commissie kunnen anderen worden uitgenodigd een vergadering bij te wonen en daarin het woord te voeren.

Naar analogie wordt de beslissing over de aanwezigheid van de persoonlijke medewerkers van de leden in de commissievergaderingen aan elke commissie overgelaten.

Een ten principale bevoegde commissie kan, met toestemming van het Bureau, een hoorzitting met deskundigen beleggen, wanneer zij deze noodzakelijk acht om een bepaalde zaak naar behoren te kunnen afhandelen.

Indien zij dit wensen, kunnen de medeadviserende commissies aan de hoorzitting deelnemen.

4. Onverminderd de toepassing van artikel 147, lid 7 kunnen de leden van het Parlement, tenzij de betrokken commissie anders beslist, de vergaderingen van de commissies waarvan zij geen deel uitmaken, bijwonen zonder aan de beraadslagingen deel te nemen.

Deze leden kunnen echter door de commissie worden gemachtigd met raadgevende stem aan haar werkzaamheden deel te nemen.

Artikel 152

Notulen van de commissievergaderingen

1. De notulen van iedere commissievergadering worden rondgedeeld aan alle commissieleden; zij worden de commissie tijdens haar eerstvolgende vergadering ter goedkeuring voorgelegd.

2. Tenzij de commissie anders beslist, worden slechts goedgekeurde verslagen alsmede de onder verantwoordelijkheid van de voorzitter opgestelde communiqués openbaar gemaakt.

HOOFDSTUK XVIII INTERPARLEMENTAIRE DELEGATIES

Artikel 153

Instelling en taken van interparlementaire delegaties

1. Het Parlement stelt vaste interparlementaire delegaties in. Het aantal leden van elke delegatie wordt vastgesteld naar gelang van de taken van de delegatie. De verkiezing van de leden van deze delegatie vindt plaats tijdens de eerstvolgende vergaderperiode na nieuwe verkiezingen voor het Parlement en vervolgens opnieuw na verloop van twee en een half jaar.

2. De verkiezing van de leden van de delegaties vindt plaats nadat de fracties en de niet-ingeschrevenen hun voordrachten bij de Conferentie van voorzitters hebben ingediend. De Conferentie van voorzitters legt het Parlement de nodige voorstellen voor, waarbij - voor zover mogelijk - rekening wordt gehouden met een rechtvaardige vertegenwoordiging van de lid-staten en van de politieke richtingen. De leden 2, 3, 5 en 6 van artikel 137 zijn van toepassing.

3. Voor de samenstelling van de bureaus van de delegaties wordt de voor de commissies vastgestelde procedure toegepast.

4. Het Parlement stelt de algemene bevoegdheden van de verschillende delegaties vast. Het kan te allen tijde tot uitbreiding en beperking van deze bevoegdheden besluiten.

5. De Conferentie van voorzitters stelt op voorstel van de Conferentie van delegatievoorzitters de voor de werkzaamheden van de delegaties noodzakelijke uitvoeringsbepalingen vast.

6. De voorzitter van de delegatie brengt aan de voor buitenlandse zaken en veiligheid bevoegde commissie verslag uit over de werkzaamheden.

Artikel 154

Verslag ter attentie van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa

1. Bij het begin van de op de tweede dinsdag in maart van elk jaar geopende zitting benoemt het Bureau een rapporteur, belast met de opstelling van een verslag over de werkzaamheden van het Parlement ter attentie van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.

2. Na goedkeuring door het Bureau en het Parlement wordt dit verslag rechtstreeks door de Voorzitter van het Parlement aan de voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa toegezonden.

Artikel 155

Gemengde parlementaire commissies

1. Het Europees Parlement kan met de parlementen van de staten die met de Gemeenschap geassocieerd zijn of waarmee toetredingsonderhandelingen lopen, gemengde parlementaire commissies instellen.

Deze commissies kunnen aanbevelingen richten tot de betrokken parlementen. Deze aanbevelingen worden voor wat het Europees Parlement betreft naar de bevoegde commissie verwezen, die voorstellen doet met betrekking tot het daaraan te geven gevolg.

2. De algemene bevoegdheden van de diverse gemengde parlementaire commissies worden vastgesteld door het Europees Parlement en bij de overeenkomsten met de desbetreffende derde landen.

3. Voor de gemengde parlementaire commissies gelden de procedurele bepalingen die in de desbetreffende overeenkomst zijn vastgesteld. Deze zijn gebaseerd op de pariteit tussen de delegatie van het Europees Parlement en die van het betrokken parlement.

Het Europees Parlement benoemt zijn vertegenwoordigers overeenkomstig artikel 153.

4. De gemengde parlementaire commissies stellen hun reglement vast en leggen dit ter goedkeuring voor zowel aan het Bureau van het Europees Parlement als aan dat van het betrokken parlement.

5. De delegaties van het Europees Parlement in de gemengde parlementaire commissies worden terzelfder tijd en onder dezelfde voorwaarden ingesteld als de vaste commissies.

HOOFDSTUK XIX VERZOEKSCHRIFTEN

Artikel 156

Petitierecht

1. Iedere burger van de Europese Unie, alsmede iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lid-staat, heeft het recht om individueel of te zamen met andere burgers of personen een verzoekschrift tot het Europees Parlement te richten betreffende een onderwerp dat tot de werkterreinen van de Europese Unie behoort en dat hem of haar rechtstreeks aangaat.

2. Aan het Parlement gerichte verzoekschriften moeten naam, hoedanigheid, nationaliteit en woonplaats van ieder der ondertekenaars vermelden.

3. De verzoekschriften dienen in één van de officiële talen van de Europese Unie te zijn opgesteld.

4. Verzoekschriften die voldoen aan de in lid 2 genoemde voorwaarden worden in volgorde van binnenkomst in een algemeen register ingeschreven; die welke niet daaraan voldoen, worden ter zijde gelegd. Aan de indiener van het verzoekschrift wordt de reden ervan medegedeeld.

5. De in het algemeen register ingeschreven verzoekschriften worden door de Voorzitter naar de bevoegde commissie verwezen, die moet onderzoeken of zij binnen het kader van de werkzaamheden van de Europese Unie vallen.

6. De door de commissie niet ontvankelijk verklaarde verzoekschriften worden ter zijde gelegd; de indiener van het verzoekschrift wordt met opgave van redenen hiervan in kennis gesteld.

7. In dat geval kan de commissie de indiener aanbevelen zich tot de bevoegde autoriteit van de betrokken lid-staat of van de Europese Unie te wenden.

8. Wanneer de commissie zulks dienstig acht, kan zij de zaak aan de ombudsman voorleggen.

9. Verzoekschriften die bij het Europees Parlement zijn ingediend door natuurlijke of rechtspersonen welke geen burger van de Europese Unie zijn en niet hun verblijfplaats of statutaire zetel in een lid-staat hebben, worden afzonderlijk geregistreerd en geklasseerd. De Voorzitter zendt maandelijks een overzicht van de in de afgelopen maand ontvangen verzoekschriften, met vermelding van het onderwerp daarvan, naar de voor de behandeling van verzoekschriften bevoegde commissie, die de verzoekschriften waarvan zij behandeling dienstig acht kan opvragen.

Artikel 157

Behandeling van verzoekschriften

1. De bevoegde commissie kan besluiten om over de door haar ontvankelijk verklaarde verzoekschriften verslagen op te stellen of anderszins een standpunt in te nemen.

De commissie kan, in het bijzonder voor verzoekschriften waarmee een wijziging van het geldende recht wordt beoogd, overeenkomstig artikel 147 het advies van een andere commissie inwinnen.

2. Voor de behandeling van verzoekschriften kan de commissie hoorzittingen beleggen, onderscheidenlijk aan leden opdracht geven om ter plaatse de feiten vast te stellen.

3. Ter voorbereiding van haar advies kan de commissie de Commissie verzoeken, documenten en inlichtingen te verstrekken en toegang te verschaffen tot haar diensten.

4. De commissie legt eventueel aan het Parlement ontwerp-resoluties over de door haar behandelde verzoekschriften voor.

De commissie kan eveneens verzoeken dat haar advies door de Voorzitter van het Parlement aan de Commissie of aan de Raad wordt toegezonden.

5. Om de zes maanden brengt zij het Parlement op de hoogte van de resultaten van haar beraadslagingen.

De commissie brengt in het bijzonder aan het Parlement verslag uit over de maatregelen die de Raad of de Commissie met betrekking tot de door het Parlement toegezonden verzoekschriften heeft genomen.

6. De Voorzitter brengt de indieners van de verzoekschriften op de hoogte van de hierover genomen beslissingen en van de motivering ervan.

Artikel 158

Mededelingen over verzoekschriften

1. Van de in het in artikel 156, lid 4 genoemde algemeen register ingeschreven verzoekschriften, alsmede van de belangrijkste besluiten over de te volgen procedure voor de behandeling ervan wordt ter plenaire vergadering mededeling gedaan. Deze mededelingen worden in de notulen van de vergadering opgenomen.

2. De tekst van de in het algemeen register ingeschreven verzoekschriften, alsmede de samen met de verzoekschriften toegezonden tekst van het advies van de commissie worden in het archief van het Parlement bewaard, waar zij voor alle leden ter inzage liggen.

HOOFDSTUK XX OMBUDSMAN

Artikel 159

Benoeming van de ombudsman

1. Aan het begin van iedere zittingsperiode en onmiddellijk na zijn verkiezing of in de gevallen als bedoeld in lid 10 van dit artikel roept de Voorzitter op tot kandidaatstelling met het oog op de benoeming van de ombudsman en stelt hij hiervoor de termijn vast. Deze oproep wordt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd.

2. De kandidaten moeten worden gesteund door ten minste negenentwintig leden uit ten minste twee lid-staten.

Ieder lid mag slechts één kandidaat steunen.

De kandidaatstellingen dienen alle bewijsstukken te bevatten op grond waarvan met zekerheid kan worden vastgesteld dat de kandidaat voldoet aan de voorwaarden als gesteld in het statuut van de ombudsman.

3. De kandidaatstellingen worden aan de bevoegde commissie toegezonden die kan verzoeken de betrokkenen te horen.

Deze hoorzittingen zijn toegankelijk voor alle leden.

4. De alfabetische lijst met ontvankelijke kandidaatstellingen wordt vervolgens aan het Parlement ter stemming voorgelegd.

5. De stemming is geheim en geschiedt bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

Indien na de eerste twee stemronden geen enkele kandidaat is gekozen, dan blijven alleen de twee kandidaten over, die in de tweede stemronde het hoogste aantal stemmen hebben behaald.

In alle gevallen van staking van stemmen wint de oudste kandidaat.

6. Voordat tot stemming wordt overgegaan, vergewist de Voorzitter zich ervan dat ten minste de helft van de leden van het Parlement aanwezig is.

7. De benoemde kandidaat wordt onmiddellijk verzocht voor het Hof van Justitie de eed of de belofte af te leggen.

8. Behalve in geval van overlijden of ontheffing van zijn ambt blijft de ombudsman in functie totdat zijn opvolger in zijn ambt is geïnstalleerd.

Artikel 160

Ontheffing van de ombudsman van zijn ambt

1. Een tiende van de leden van het Parlement kan verzoeken dat de ombudsman van zijn ambt ontheven wordt verklaard, indien hij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van zijn ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten.

2. Het verzoek wordt voorgelegd aan de ombudsman en de bevoegde commissie; indien de meerderheid van haar leden van mening is dat de aangevoerde argumenten gegrond zijn, brengt de bevoegde commissie verslag uit aan het Parlement. De ombudsman wordt op eigen verzoek vóór de stemming over het verslag gehoord. Het Parlement neemt na beraadslaging een besluit bij geheime stemming.

3. Voordat tot stemming wordt overgegaan, vergewist de Voorzitter zich ervan dat ten minste de helft van de leden van het Parlement aanwezig is.

4. Indien voor ontheffing van de ombudsman van zijn ambt is gestemd en wanneer deze hieraan geen gevolg heeft gegeven, dient de Voorzitter, uiterlijk tijdens de vergaderperiode volgend op die waarin de stemming plaatsvond, bij het Hof van Justitie een verzoek in om de ombudsman van zijn ambt ontheven te verklaren en onverwijld hierover uitspraak te doen.

De procedure wordt onderbroken bij vrijwillige ontslagneming van de ombudsman.

Artikel 161

Werkzaamheden van de ombudsman

1. De nadere bepalingen betreffende de wijze waarop men zich tot de ombudsman kan wenden alsook de procedure en verdere regels betreffende diens werkzaamheden, zullen worden omschreven in een speciale bij dit Reglement te voegen bijlage. De ombudsman kan hiertoe een voorstel doen. Dit voorstel wordt toegezonden aan de voor het Reglement bevoegde commissie die verslag uitbrengt aan het Parlement.

2. De ombudsman brengt de bevoegde commissie regelmatig alsmede op haar verzoek verslag uit over zijn werkzaamheden.

3. De ombudsman en de voorzitter van de bevoegde commissie stellen zich ieder voor zich garant voor de vertrouwelijkheid van de informatie waarvan zij in het kader van de werkzaamheden van de ombudsman kennis hebben. Deze informatie wordt uitsluitend ter beschikking gesteld van de gerechtelijke instanties en alleen wanneer zij van belang is voor de strafrechtelijke rechtsgang.

HOOFDSTUK XXI TOEPASSING EN WIJZIGING VAN HET REGLEMENT

Artikel 162

Toepassing van het Reglement

1. Bij twijfel over de toepassing of de interpretatie van het Reglement kan de Voorzitter, ongeacht reeds hierover genomen besluiten, de zaak voor onderzoek naar de bevoegde commissie verwijzen.

Naar aanleiding van een beroep op het Reglement overeenkomstig artikel 127 kan de Voorzitter de zaak eveneens naar de bevoegde commissie verwijzen.

2. De bevoegde commissie beslist of het noodzakelijk is een wijziging van het Reglement voor te stellen. In dat geval wordt de procedure van artikel 163 gevolgd.

3. Indien de bevoegde commissie beslist dat met een interpretatie van de geldende bepalingen van het Reglement kan worden volstaan, doet zij deze interpretatie aan de Voorzitter toekomen, die op zijn beurt het Parlement ervan in kennis stelt.

4. Indien de interpretatie van de bevoegde commissie door een fractie of ten minste negenentwintig leden wordt betwist, wordt de zaak ter beslissing aan het Parlement voorgelegd. Goedkeuring van de tekst geschiedt bij gewone meerderheid, indien ten minste een derde van de leden van het Parlement aanwezig is. Bij verwerping wordt de zaak terugverwezen naar de commissie.

5. Niet-betwiste interpretaties, alsmede door het Parlement goedgekeurde interpretaties worden, samen met de besluiten over de toepassing van het Reglement ter zake, cursief gedrukt als toelichting bij het (de) betrokken artikel(en) van het Reglement opgenomen.

6. Deze toelichting geldt als precedent bij de latere toepassing en interpretatie van de betrokken artikelen.

7. De bepalingen inzake de toepassing van het Reglement worden op gezette tijden aan een herziening onderworpen.

8. Wanneer het Reglement rechten toekent aan een specifiek aantal leden, dan wordt dit aantal automatisch vervangen door het dichtstbij liggende gehele getal (bij gelijkblijvend percentage van het totale aantal leden van het Parlement) ingeval het totale aantal leden van het Parlement, met name als gevolg van uitbreidingen van de Europese Unie, wordt uitgebreid.

Artikel 163

Wijziging van het Reglement

1. Ieder lid kan wijzigingen op dit Reglement voorstellen.

Deze wijzigingsvoorstellen worden vertaald, vermenigvuldigd, rondgedeeld en ter behandeling verwezen naar de bevoegde commissie, die ze behandelt en beslist of zij aan het Parlement zullen worden voorgelegd.

2. Amendementen op dit Reglement worden slechts aangenomen met de meerderheid van de leden van het Parlement.

3. Afgezien van bij de stemming voorziene uitzonderingen, treden wijzigingen op dit Reglement in werking op de eerste dag van de vergaderperiode die op de aanneming ervan volgt.

HOOFDSTUK XXII SECRETARIAAT-GENERAAL VAN HET PARLEMENT - COMPTABILITEIT

Artikel 164

Secretariaat-generaal

1. Het Parlement wordt bijgestaan door een secretaris-generaal, die door het Bureau wordt benoemd.

Hij legt ten overstaan van het Bureau de plechtige belofte af dat hij zijn ambt volstrekt onpartijdig en geheel naar eer en geweten zal uitoefenen.

2. De secretaris-generaal van het Parlement heeft de leiding over een secretariaat, waarvan samenstelling en organisatie worden bepaald door het Bureau.

3. Het Bureau stelt het organigram van het secretariaat-generaal op alsmede de regelingen betreffende de administratieve en financiële positie van de ambtenaren en andere personeelsleden.

Het Bureau stelt eveneens vast op welke groepen van ambtenaren en personeelsleden de artikelen 12 t/m 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen geheel of ten dele van toepassing zijn.

De Voorzitter van het Parlement doet aan de bevoegde instellingen van de Europese Unie de noodzakelijke mededelingen.

Artikel 165

Raming van het Parlement

1. Het Bureau stelt het voorontwerp van raming op aan de hand van een door de secretaris-generaal voorbereid verslag.

2. De Voorzitter zendt dit voorontwerp toe aan de bevoegde commissie, die de ontwerp-raming opstelt en aan het Parlement verslag uitbrengt.

3. De Voorzitter stelt een termijn vast voor de indiening van amendementen op de ontwerp-raming.

De bevoegde commissie brengt over deze amendementen advies uit.

4. Het Parlement stelt de raming vast.

5. De Voorzitter zendt de raming toe aan Commissie en Raad.

6. Aanvullende ramingen worden behandeld volgens de in dit artikel neergelegde procedure.

Artikel 166

Bevoegdheden inzake het aangaan van betalingsverplichtingen en verstrekking van betalingsopdrachten

1. Overeenkomstig het intern financieel reglement, dat door het Bureau wordt vastgesteld na raadpleging van de bevoegde commissie, worden door de Voorzitter of in diens opdracht de betalingsverplichtingen aangegaan en de uitgaven betaalbaar gesteld.

2. De Voorzitter zendt het ontwerp voor de afsluiting van de rekeningen aan de bevoegde commissie toe.

3. Het Parlement stelt na kennisneming van het verslag van zijn bevoegde commissie de rekeningen vast en beslist over de kwijting.

HOOFDSTUK XXIII DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 167

Onafgedane zaken

Aan het einde van de laatste vergaderperiode vóór de verkiezingen worden alle verzoeken om advies of raadplegingen, ontwerp-resoluties en vragen als vervallen beschouwd.

Dit geldt niet voor verzoekschriften en voor teksten waarover geen besluit behoeft te worden genomen.

Verzoeken om advies of raadplegingen (artikel 51), ontwerp-resoluties en schriftelijke verklaringen (artikelen 45 en 48), initiatiefverslagen (artikel 148) en vragen (artikelen 28, 40, 41 en 42) vervallen indien zij niet zijn afgehandeld aan het einde van de laatste vergaderperiode vóór de verkiezingen.

Ten aanzien van verzoeken om advies of raadplegingen (artikel 51) is de in de Verdragen bedoelde raadpleging desondanks niet afgesloten, doch moeten de andere instellingen deze wederom bij het nieuwe Parlement indienen.

(1) Op de datum van publikatie geconsolideerde versie.

(1) Zie bijlage I (1) Zie bijlage II.

(1) Zie artikel 72, lid 2, sub b).

(1) Zie bijlage IV.

(2) Zie bijlage V.

(1) Zie bijlage VI.

(1) Zie bijlage VIII.

(1) Zie de interpretatie na artikel 135, lid 2.

BIJLAGE I

BEPALINGEN TER UITVOERING VAN ARTIKEL 9

Opgave van financiële belangen van de leden

ARTIKEL 1

Alvorens het woord te voeren in het Parlement of een zijner instanties, deelt een lid, dat een rechtstreeks financieel belang heeft bij het onderwerp waarover wordt beraadslaagd, zulks mondeling in de vergadering mede, tenzij dit belang duidelijk voortvloeit uit de opgave, die door hem schriftelijk is gedaan ingevolge de artikelen 2 en 3.

ARTIKEL 2

1. Ieder lid is gehouden zijn beroepswerkzaamheden nauwkeurig op te geven.

2. Hij dient daarbij tevens opgave te doen van alle verdere door hem tegen vergoeding uitgeoefende functies of activiteiten voor zover zij relevant zijn.

ARTIKEL 3

De in artikel 2 bedoelde opgaven geschieden schriftelijk en worden door de secretaris-generaal bijgehouden in een register, waarvan het model door het Bureau wordt vastgesteld. Dit register is openbaar.

BIJLAGE II

REGELING VAN HET VRAGENUUR OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 41

A. RICHTLIJNEN

1. Vragen zijn slechts ontvankelijk indien zij

- beknopt zijn en zo geformuleerd dat een kort antwoord mogelijk is;

- onder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de Commissie en de Raad vallen en van algemeen belang zijn;

- geen uitgebreide voorafgaande studies of onderzoekingen door de ondervraagde instelling vereisen;

- duidelijk geformuleerd zijn en betrekking hebben op concrete punten;

- geen beweringen of waardeoordelen behelzen;

- geen louter persoonlijke aangelegenheden betreffen;

- niet ten doel hebben documenten of statistische gegevens te verkrijgen;

- in de vragende vorm zijn gesteld.

2. Een vraag wordt niet aanvaard indien zij betrekking heeft op onderwerpen die reeds op de agenda staan om in aanwezigheid van de betrokken instelling te worden behandeld.

3. Een vraag wordt niet aanvaard indien in de periode van drie maanden, voorafgaande aan het tijdstip waarop de vraag gesteld wordt, dezelfde of een soortgelijke vraag gesteld en beantwoord werd.

Aanvullende vragen

4. Ieder lid kan naar aanleiding van elke vraag een aanvullende vraag stellen. Hij of zij kan in totaal slechts één aanvullende vraag aan de Raad en twee aanvullende vragen aan de Commissie stellen.

5. Voor aanvullende vragen gelden de in deze richtlijnen gestelde voorwaarden voor ontvankelijkheid.

6. 1) De Voorzitter beslist over de ontvankelijkheid van aanvullende vragen en beperkt het aantal ervan opdat iedere vraagsteller antwoord kan krijgen op een vraag of op een aanvullende vraag.

2) De Voorzitter is niet verplicht een aanvullende vraag toe te staan, ook al voldoet zij aan de genoemde voorwaarden voor ontvankelijkheid

a) indien het normale verloop van het vragenuur hierdoor in gevaar zou komen, of

b) indien de hoofdvraag waarop zij betrekking heeft, reeds voldoende door andere aanvullende vragen is toegelicht, of

c) indien zij niet rechtstreeks in verband staat met de hoofdvraag.

Antwoorden op vragen

7. De betrokken instelling draagt er zorg voor dat de antwoorden beknopt zijn en betrekking hebben op het onderwerp van de vraag.

8. Indien de inhoud van de vragen zulks toelaat, kan de Voorzitter, in overleg met de stellers van de vragen, besluiten dat de betrokken instelling deze gezamenlijk zal beantwoorden.

9. Een vraag mag slechts worden beantwoord in aanwezigheid van de steller ervan, tenzij deze vóór het begin van het vragenuur zijn plaatsvervanger schriftelijk aan de Voorzitter heeft bekendgemaakt.

10. Is noch de steller van de vraag, noch zijn plaatsvervanger aanwezig, dan komt de vraag te vervallen.

11. Vragen die wegens tijdgebrek niet kunnen worden beantwoord, worden schriftelijk beantwoord, tenzij de steller van de vraag zijn vraag intrekt.

12. Bij schriftelijk te beantwoorden vragen is het bepaalde in artikel 42, lid 3 en lid 4 van toepassing.

Termijnen

13. 1) De vragen moeten ten minste één week vóór het begin van het vragenuur worden ingediend. Vragen die niet binnen deze termijn zijn ingediend, kunnen toch tijdens het vragenuur worden behandeld indien de betrokken instelling hiermede akkoord gaat.

2) De ontvankelijk verklaarde vragen worden rondgedeeld aan de leden en toegezonden aan de betrokken instellingen.

B. AANBEVELINGEN

(Uittreksel uit de resolutie van het Parlement van 13 november 1986)

Het Europees Parlement,

1. wenst een striktere toepassing van de richtlijnen ter regeling van het vragenuur, overeenkomstig artikel 41, en met name lid 1 over de ontvankelijkheid;

2. beveelt een veelvuldiger gebruik aan van de aan de Voorzitter van het Europees Parlement ingevolge artikel 41, lid 3 verleende bevoegdheid om vragen voor het vragenuur naar onderwerp te groeperen, maar is van mening dat alleen de vragen in de eerste helft van de vragenlijst voor een bepaalde vergaderperiode gegroepeerd dienen te worden;

3. beveelt ten aanzien van aanvullende vragen aan dat de Voorzitter in het algemeen een aanvullende vraag dient toe te staan van de steller van de vraag en een of hoogstens twee aanvullende vragen van leden, die bij voorkeur behoren tot een andere fractie en/of lid-staat dan de steller van de hoofdvraag, en herinnert eraan dat aanvullende vragen beknopt moeten zijn en in de vragende vorm moeten zijn gesteld en stelt voor dat zij niet langer dan 30 seconden mogen duren;

4. verzoekt de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat de antwoorden, ingevolge bijlage II, punt 7 van het Reglement, beknopt zijn en betrekking hebben op het onderwerp van de vraag.

BIJLAGE III

RICHTLIJNEN EN ALGEMENE CRITERIA VOOR DE KEUZE VAN DE ONDERWERPEN VOOR HET DEBAT OVER ACTUELE, DRINGENDE EN BIJZONDER BELANGRIJKE KWESTIES, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 47

Criteria voor prioriteit

1. Als prioritair moeten worden beschouwd de ontwerp-resoluties waarmee beoogd wordt dat het Parlement zich rechtstreeks richt tot de Raad, de Commissie, de lid-staten, andere staten of internationale organisaties, voordat een aangekondigde gebeurtenis plaatsvindt, indien de enige vergaderperiode van het Europees Parlement waarin de stemming daarover tijdig kan plaatsvinden de lopende vergaderperiode is.

2. Als actueel, dringend en bijzonder belangrijk moeten worden beschouwd de ontwerp-resoluties waarmee beoogd wordt dat het Parlement een uitspraak doet (protest, veroordeling, solidariteitsbetuiging, verontwaardiging enz.) over een gebeurtenis die veel indruk heeft gemaakt op de Europese publieke opinie, indien de stemming daarover slechts zin heeft indien deze ten spoedigste plaatsvindt.

3. Onderwerpen die de bevoegdheden van de Europese Unie, zoals neergelegd in het Verdrag, raken, moeten als prioritair worden beschouwd, op voorwaarde dat zij bijzonder belangrijk zijn.

4. Het aantal van de gekozen onderwerpen moet zodanig zijn, dat een debat mogelijk is dat in overeenstemming is met hun belang, met een maximum van vijf onderwerpen, waaronder als regel de ontwerp-resoluties over de rechten van de mens moeten worden opgenomen.

Procedure

5. De prioriteitscriteria voor de opstelling van de lijst van de in het debat over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties op te nemen onderwerpen worden ter kennis gebracht van het Europees Parlement en de fracties.

Beperking en verdeling van de spreektijd

6. Teneinde de beschikbare tijd beter te benutten, komt de Voorzitter van het Europees Parlement, na raadpleging van de fractievoorzitters, met de Raad en de Commissie een beperking van de spreektijd overeen voor hun eventuele opmerkingen in het debat over actuele, dringende en bijzonder belangrijke kwesties.

Indieningstermijn voor amendementen

7. De termijn voor de indiening van amendementen dient tussen de ronddeling van de teksten van de amendementen in de officiële talen en het tijdstip van de beraadslaging over de ontwerp-resoluties voldoende tijd over te laten voor een behoorlijke behandeling van deze amendementen door de leden en de fracties.

BIJLAGE IV

UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN VOOR DE BEHANDELING VAN DE ALGEMENE BEGROTING VAN DE EUROPESE UNIE EN DE AANVULLENDE BEGROTINGEN

Artikel 1

Zittingsdocumenten

1. De volgende documenten worden vermenigvuldigd en rondgedeeld:

a) de mededeling van de Commissie betreffende het in lid 9 van artikel 78 van het EGKS-Verdrag, artikel 203 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het EGA-Verdrag bedoelde maximumpercentage,

b) het voorstel van de Commissie of van de Raad tot vaststelling van een nieuw percentage,

c) de uiteenzetting van de Raad betreffende het resultaat van zijn beraadslaging over de door het Parlement aangenomen amendementen en wijzigingsvoorstellen op de ontwerp-begroting,

d) de wijzigingen van de Raad in de door het Parlement op de ontwerp-begroting aangenomen amendementen,

e) het standpunt van de Raad inzake de vaststelling van een nieuw maximumpercentage,

f) de nieuwe ontwerp-begroting, vastgesteld krachtens lid 8 van artikel 78 van het EGKS-Verdrag, artikel 203 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het EGA-Verdrag,

g) de ontwerp-besluiten betreffende de in artikel 78 ter van het EGKS-Verdrag, artikel 204 van het EG-Verdrag en artikel 178 van het EGA-Verdrag bedoelde voorlopige twaalfden.

2. Deze documenten worden naar de ten principale bevoegde commissie verwezen. Elke betrokken commissie kan hierover advies uitbrengen.

3. De Voorzitter stelt de termijn vast waarbinnen de commissies die een advies wensen uit te brengen, dit advies aan de ten principale bevoegde commissie moeten doen toekomen.

Artikel 2

Percentage

1. Elk lid kan, binnen de grenzen van de hieronder gestelde regels, voorstellen voor een besluit tot vaststelling van een nieuw maximumpercentage indienen en toelichten.

2. Alleen schriftelijke voorstellen, ondertekend door ten minste negen leden dan wel ingediend namens een fractie of een commissie, zijn ontvankelijk.

3. De Voorzitter stelt de termijn van indiening vast.

4. De ten principale bevoegde commissie brengt over deze voorstellen verslag uit voordat zij ter plenaire vergadering worden behandeld.

5. Vervolgens spreekt het Parlement zich over deze voorstellen uit.

Het Parlement besluit met meerderheid van zijn leden en drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen.

Ingeval de Raad het Parlement zijn instemming heeft betuigd met de vaststelling van een nieuw percentage, doet de Voorzitter ter plenaire vergadering mededeling van de aldus vastgestelde wijziging van het percentage.

Zo niet, dan wordt het standpunt van de Raad aan de ten principale bevoegde commissie voorgelegd.

Artikel 3

Behandeling van de ontwerp-begroting - eerste fase

1. Elk lid kan, binnen de grenzen van de hieronder gestelde regels,

- ontwerp-amendementen op de ontwerp-begroting,

- wijzigingsvoorstellen op de ontwerp-begroting indienen en toelichten.

2. Om ontvankelijk te zijn, moeten de ontwerp-amendementen schriftelijk worden ingediend, door ten minste negen leden zijn ondertekend dan wel namens een fractie of een commissie zijn ingediend, het onderdeel van de begroting aangeven waarop zij betrekking hebben en het beginsel van evenwicht tussen de ontvangsten en uitgaven in acht nemen. De ontwerp-amendementen bevatten alle dienstige gegevens betreffende de toelichting op het betrokken onderdeel van de begroting.

Hetzelfde geldt voor de wijzigingsvoorstellen.

De sinds 1974 gevolgde procedure volgens welke alle ontwerp-amendementen en alle wijzigingsvoorstellen op de ontwerp-begroting van een schriftelijke motivering vergezeld gaan, blijft van toepassing.

3. De Voorzitter stelt de termijn voor de indiening van deze ontwerp-amendementen en wijzigingsvoorstellen vast.

De Voorzitter stelt voor de indiening van ontwerp-amendementen en wijzigingsvoorstellen twee termijnen vast waarvan de ene vóór, de andere na de goedkeuring van het verslag door de ten principale bevoegde commissie ligt.

4. De bevoegde commissie brengt over de aldus ingediende teksten advies uit, voordat deze ter plenaire vergadering worden behandeld.

Ontwerp-amendementen en wijzigingsvoorstellen die in de ten principale bevoegde commissie zijn verworpen, worden in de plenaire vergadering slechts in stemming gebracht indien een commissie of ten minste negenentwintig leden daarom vóór een door de Voorzitter vastgestelde termijn schriftelijk hebben verzocht; deze termijn mag in geen geval minder zijn dan 24 uur vóór de opening van de stemming.

5. Ontwerp-amendementen op de raming van het Europees Parlement die eenzelfde strekking hebben als die welke het Parlement reeds bij het vaststellen van deze raming heeft verworpen, worden slechts in behandeling genomen indien het advies van de ten principale bevoegde commissie gunstig luidt.

6. In afwijking van het bepaalde in artikel 58, lid 2 van het Reglement stemt het Parlement afzonderlijk en achtereenvolgens over:

- elk ontwerp-amendement en elk wijzigingsvoorstel,

- elke afdeling van de ontwerp-begroting,

- een ontwerp-resolutie betreffende deze ontwerp-begroting.

De leden 4, 5 en 6 van artikel 115 zijn evenwel van toepassing.

7. De artikelen, hoofdstukken, titels en afdelingen van de ontwerp-begrotingen waarop geen ontwerp-amendementen of wijzigingsvoorstellen zijn ingediend, worden geacht te zijn goedgekeurd.

8. Voor de aanneming van:

- ontwerp-amendementen is de meerderheid van de leden van het Parlement vereist,

- wijzigingsvoorstellen is de meerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist.

9. Indien als gevolg van de door het Parlement aangenomen amendementen de uitgaven op de ontwerp-begroting zodanig worden verhoogd dat hierdoor het vastgestelde maximumpercentage wordt overschreden, ligt het op de weg van de ten principale bevoegde commissie, bij het Parlement een voorstel in te dienen tot vaststelling van een nieuw maximumpercentage in het kader van lid 9, laatste alinea van de artikelen 78 van het EGKS-Verdrag, 203 van het EG-Verdrag en 177 van het EGA-Verdrag. De stemming over dit voorstel vindt plaats na de stemming over de verschillende afdelingen van de ontwerp-begroting. Het Parlement besluit met meerderheid van de stemmen van zijn leden en drie vijfde van de uitgebrachte stemmen. Indien dit voorstel wordt verworpen, wordt de gehele ontwerp-begroting naar de ten principale bevoegde commissie terugverwezen.

10. Indien het Parlement de ontwerp-begroting niet heeft geamendeerd, geen wijzigingsvoorstellen noch een voorstel tot verwerping van de ontwerp-begroting heeft aangenomen, verklaart de Voorzitter ter plenaire vergadering dat de begroting definitief is vastgesteld.

Indien het Parlement de ontwerp-begroting heeft geamendeerd of wijzigingsvoorstellen heeft aangenomen, wordt de aldus geamendeerde of van wijzigingsvoorstellen voorziene ontwerp-begroting aan de Raad toegezonden.

11. De notulen van de vergadering waarin het Parlement zich over de ontwerp-begroting heeft uitgesproken, worden aan de Raad en de Commissie toegezonden.

Artikel 4

Definitieve vaststelling van de begroting na eerste lezing

Indien de Raad het Parlement mededeelt dat hij de door het Parlement aangenomen amendementen niet heeft gewijzigd en de door het Parlement ingediende wijzigingsvoorstellen heeft aanvaard of niet heeft verworpen, verklaart de Voorzitter ter plenaire vergadering dat de begroting definitief is vastgesteld. Hij draagt zorg voor de publikatie ervan in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Behandeling van de uitslag van de beraadslagingen van de Raad - tweede fase

1. Indien de Raad één of meer door het Parlement aangenomen amendementen heeft gewijzigd, wordt de aldus door de Raad gewijzigde tekst naar de ten principale bevoegde commissie verwezen.

2. Elk lid kan, met inachtneming van de navolgende bepalingen, ontwerp-amendementen op de door de Raad gewijzigde tekst indienen en toelichten.

3. Om ontvankelijk te zijn, moeten deze ontwerp-amendementen schriftelijk worden ingediend, door ten minste negenentwintig leden zijn ondertekend of namens een commissie zijn ingediend, met inachtneming van het beginsel van evenwicht tussen ontvangsten en uitgaven. Artikel 147, lid 6 van het Reglement is niet van toepassing.

Ontvankelijk zijn alleen ontwerp-amendementen die op de door de Raad gewijzigde tekst betrekking hebben.

4. De Voorzitter stelt de termijn voor de indiening van de ontwerp-amendementen vast.

5. De ten principale bevoegde commissie spreekt zich uit over de door de Raad gewijzigde teksten en brengt advies uit over de hierop ingediende ontwerp-amendementen.

6. De op de gewijzigde teksten van de Raad ingediende ontwerp-amendementen worden ter plenaire vergadering in stemming gebracht, waarbij het bepaalde in artikel 3, lid 4, tweede alinea dienovereenkomstig van toepassing is. Het Parlement besluit met meerderheid van de stemmen van zijn leden en drie vijfde van de uitgebrachte stemmen. Aanneming van de ontwerp-amendementen betekent dat de door de Raad gewijzigde tekst is verworpen. Bij verwerping ervan wordt de door de Raad gewijzigde tekst geacht te zijn aangenomen.

7. Over de uiteenzetting van de Raad betreffende het resultaat van zijn beraadslagingen omtrent de door het Parlement aangenomen wijzigingsvoorstellen wordt een debat gevoerd, dat met de stemming over een ontwerp-resolutie kan worden besloten.

8. Wanneer de in dit artikel neergelegde procedure is afgesloten - doch onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7 - verklaart de Voorzitter ter plenaire vergadering dat de begroting definitief is vastgesteld. Hij draagt zorg voor de publikatie ervan in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 6

Verwerping van de gehele begroting

1. Ten minste negenentwintig leden of een commissie kunnen om belangrijke redenen een voorstel indienen tot verwerping van de gehele ontwerp-begroting. Slechts een schriftelijk, met redenen omkleed voorstel dat binnen de door de Voorzitter vastgestelde termijn wordt ingediend, is ontvankelijk. De beweegredenen voor de verwerping mogen niet onderling onverenigbaar zijn.

2. De ten principale bevoegde commissie brengt over dit voorstel advies uit voordat hierover ter plenaire vergadering wordt gestemd.

Het Parlement besluit met meerderheid van de stemmen van zijn leden en twee derde van de uitgebrachte stemmen. Indien het voorstel wordt aangenomen, wordt de gehele ontwerp-begroting naar de Raad teruggezonden.

Artikel 7

Regeling van de voorlopige twaalfden

1. Elk lid kan, binnen de grenzen van navolgende regels, een voorstel indienen voor een besluit dat afwijkt van het door de Raad genomen besluit, op grond waarvan voor de niet verplicht uit het EG-Verdrag of de krachtens het EG-Verdrag vastgestelde besluiten voortvloeiende uitgaven, bedragen worden toegestaan die het voorlopige twaalfde overschrijden.

2. Om ontvankelijk te zijn, moeten deze ontwerp-besluiten schriftelijk worden ingediend, door ten minste negen leden zijn ondertekend dan wel namens een fractie of een commissie zijn ingediend en met redenen zijn omkleed.

3. De ten principale bevoegde commissie brengt over de aldus ingediende teksten advies uit, voordat deze ter plenaire vergadering worden behandeld.

4. Het Parlement besluit met meerderheid van de stemmen van zijn leden en drie vijfde van de uitgebrachte stemmen.

Artikel 8

Communautair BTW-percentage

Bij de vaststelling van de begroting bepaalt het Parlement het BTW-percentage.

BIJLAGE V

PROCEDURE VOOR DE BEHANDELING EN AANNEMING VAN DE BESLUITEN INZAKE DE VERLENING VAN KWIJTING

Artikel 1

Documenten

1. De volgende documenten worden gedrukt en rondgedeeld:

a) de door de Commissie ingediende jaarrekening, de analyse van het financieel beheer en financiële balans,

b) het Jaarverslag en de speciale verslagen van de Rekenkamer met de antwoorden van de instellingen, en

c) de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de regelmatigheid en de wettigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 188 C van het EG-Verdrag;

d) de aanbeveling van de Raad.

2. Deze documenten worden aan de ten principale bevoegde commissie voorgelegd. Alle betrokken commissies kunnen advies uitbrengen.

3. Indien andere commissies eveneens advies willen uitbrengen, stelt de Voorzitter de termijn vast waarbinnen deze adviezen aan de commissie ten principale moeten worden medegedeeld.

Artikel 2

Behandeling van het verslag

1. Het Parlement behandelt binnen de in het Financieel Reglement vastgestelde termijn het verslag waarin de ten principale bevoegde commissie voorstelt de kwijting te verlenen, uit te stellen dan wel te weigeren.

2. Tenzij in deze bijlage anders is bepaald, zijn de bepalingen van het Reglement inzake amendementen en stemmingen van toepassing.

Artikel 3

Verlening van kwijting

1. Indien de ten principale bevoegde commissie het juist acht een gunstig besluit voor te stellen, stelt zij een verslag op dat bestaat uit:

a) een voorstel voor een besluit met vermelding van de bedragen waarop de kwijting betrekking heeft, aldus het eindresultaat vaststellend van het begrotingsbeheer over het desbetreffende begrotingsjaar,

b) een ontwerp-resolutie met opmerkingen betreffende het kwijtingsbesluit,

c) een toelichting.

De toelichting kan eventueel mondeling worden gegeven.

2. De ten principale bevoegde commissie brengt over alle amendementen advies uit alvorens deze in stemming worden gebracht.

3. Het voorgestelde besluit wordt vóór de ontwerp-resolutie in stemming gebracht. De procedure voor de verlening van kwijting wordt besloten met een stemming over de ontwerp-resolutie in haar geheel.

Artikel 4

Uitstel van kwijting

1. De ten principale bevoegde commissie kan een ontwerp-resolutie tot uitstel van het kwijtingsbesluit indienen. De redenen voor het uitstel moeten in de ontwerp-resolutie worden vermeld.

2. Deze ontwerp-resolutie wordt opgenomen op de agenda van de vergaderperiode die volgt op de indiening ervan.

Artikel 5

Weigering van de kwijting

1. De ten principale bevoegde commissie kan een ontwerp-resolutie tot weigering van de kwijting indienen. De redenen voor de weigering moeten in de ontwerp-resolutie worden vermeld.

2. Deze ontwerp-resolutie wordt ingeschreven op de agenda van de vergaderperiode die volgt op de indiening ervan en moet om te worden aangenomen de stemmen van de meerderheid van de leden van het Parlement behalen.

Artikel 6

Terugverwijzing naar de commissie

1. Indien een voorstel voor een besluit overeenkomstig artikel 4, lid 1, sub a) of een ontwerp-resolutie overeenkomstig de artikelen 4, lid 1, sub b), 5, lid 1, of 6, lid 1, niet de vereiste meerderheid krijgt of indien een amendement betreffende de overeenkomstig artikel 4, lid 1, sub a) in het voorstel voor een besluit vermelde bedragen wordt aangenomen, wordt de zaak geacht te zijn terugverwezen naar de ten principale bevoegde commissie, die in de daaropvolgende vergaderperiode opnieuw verslag uitbrengt aan het Parlement, waarbij rekening wordt gehouden met de uitslag van de stemming van het Parlement.

2. Wanneer dit tot gevolg heeft dat het Parlement niet in staat is binnen de in het Financieel Reglement vastgestelde termijn kwijting te verlenen, stelt de Voorzitter de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 7

Uitvoering van kwijtingsbesluiten

1. De Voorzitter doet alle overeenkomstig de artikelen 4, 5 en 6 door het Parlement aangenomen besluiten en resoluties aan de Commissie en aan alle andere instellingen toekomen. Hij draagt zorg voor de publikatie ervan in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen in de voor besluiten met een wetgevend karakter bestemde reeks.

2. De ten principale bevoegde commissie brengt tenminste eenmaal per jaar aan het Parlement verslag uit over de maatregelen die de instellingen naar aanleiding van de opmerkingen bij de kwijtingsbesluiten en van de andere opmerkingen in de resoluties van het Parlement betreffende de uitvoering van de uitgaven hebben genomen.

3. De Voorzitter kan namens het Parlement, op basis van een verslag van de ter zake van begrotingscontrole bevoegde commissie, overeenkomstig artikel 175 van het EG-Verdrag, bij het Hof van Justitie beroep instellen tegen de betrokken instelling wegens niet-nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de opmerkingen bij de kwijtingsbesluiten of in andere resoluties die betrekking hebben op de uitvoering van de uitgaven.

BIJLAGE VI (1)

BEVOEGDHEDEN VAN DE PARLEMENTAIRE COMMISSIES

I. Commissie buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie met inbegrip van de uitwerking van een gemeenschappelijk defensie- en ontwapeningsbeleid;

2. betrekkingen met de WEU;

3. politieke aspecten van de betrekkingen met derde landen en internationale organisaties met het oog op de uitvoering van het buitenlands- en veiligheidsbeleid van de Unie;

4. opening van, toezicht op en sluiting van onderhandelingen over toetreding van Europese staten tot de Unie (artikel O van het EU-Verdrag);

5. opening van, toezicht op en sluiting van onderhandelingen over associatie-overeenkomsten (artikel 238 van het EG-Verdrag) en andere internationale overeenkomsten met een voornamelijk politiek karakter;

6. de rechten van de mens en democratisering in derde landen.

Deze commissie zal in overleg met de voorzitters van de interparlementaire delegaties en gemengde parlementaire commissies zorg dragen voor de cooerdinatie van de werkzaamheden van de interparlementaire delegaties en de gemengde parlementaire commissies zowel in het stadium van de voorbereiding als tijdens het debat over de resultaten van hun bijeenkomsten. Voor wat de economische en commerciële aspecten betreft, plegen de interparlementaire delegaties en gemengde parlementaire commissies overleg met de commissie externe economische betrekkingen.

II. Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

Deze commissie is in het algemeen bevoegd voor alle met Titel II, artikelen 38 t/m 47 van het EG-Verdrag verband houdende zaken:

1. werking en ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en bosbouwbeleid;

2. plattelandsontwikkeling met inbegrip van de activiteiten van het EOGFL - afdeling oriëntatie;

3. veterinaire wetgeving betreffende de controle op en het uitroeien van ziekten bij huisdieren;

4. voorziening eerste landbouwgrondstoffen;

5. landbouw- en voedselindustrie en produktiestelsel;

6. wettelijke regeling voor het houden van landbouwhuisdieren;

7. diervoeder.

Deze commissie wordt ook geraadpleegd over alle vraagstukken die weliswaar op een ander specifiek terrein liggen (volksgezondheid, economisch beleid, externe economische betrekkingen, betrekkingen met Europese of andere geassocieerde landen), maar die toch de gemeenschappelijke landbouwmarkt kunnen beïnvloeden, alsmede over handelspolitieke vraagstukken met betrekking tot landbouwprodukten.

III. Begrotingscommissie

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. omschrijving en uitoefening van de begrotingsbevoegdheden van het Parlement;

2. de begroting van de Europese Unie (met inbegrip van de EGKS-begroting);

3. de meerjarige ramingen van de ontvangsten en uitgaven van de Europese Unie en de interinstitutionele overeenkomsten ter zake;

4. de financiële middelen van de Europese Unie (o.a. heffingen, eigen middelen, bijdragen van de lid-staten);

5. de financiële gevolgen van de communautaire rechtshandelingen;

6. voorbereiding en cooerdinatie van de procedures voor het overleg tussen Parlement en Raad, onder deelneming van de Commissie, inzake de communautaire rechtshandelingen met financiële gevolgen;

7. de criteria betreffende het administratief en boekhoudkundig beheer, alsmede het personeel van de Europese Unie (mits niet van aanzienlijk belang voor het ambtenarenrecht), die verband houden met de budgettaire machtigingen;

8. de kredietoverschrijvingen die een goedkeuring van uitgaven inhouden;

9. de begroting, de administratieve werking en de boekhouding van het Parlement (artikel 165 van het Reglement);

10. de rechtshandelingen met betrekking tot bovengenoemde punten.

Wat de begroting van het Europees Parlement betreft:

beslissen het Bureau en de Begrotingscommissie achtereenvolgens over:

a. het organigram,

b. het voorontwerp en het ontwerp van raming.

De besluiten over het organigram worden overeenkomstig de volgende procedure genomen:

a. 1. het Bureau stelt het organigram van ieder begrotingsjaar op,

a. 2. eventueel vindt overleg plaats tussen het Bureau en de Begrotingscommissie, ingeval het advies van laatstgenoemde afwijkt van de eerste besluiten van het Bureau,

a. 3. aan het eind van de procedure wordt het definitieve besluit, overeenkomstig artikel 164, lid 3, van het Reglement, genomen door het Bureau.

Wat de eigenlijke raming betreft, begint de voorbereidingsprocedure zodra het Bureau een definitief besluit over het organigram heeft genomen. De verschillende fasen van deze procedure zijn zoals beschreven in artikel 165 van het Reglement:

b. 1. het Bureau stelt een voorlopig voorontwerp van raming van de ontvangsten en uitgaven op (lid 1);

b. 2. de Begrotingscommissie stelt de ontwerp-raming van de ontvangsten en uitgaven op (lid 2);

b. 3. wanneer het standpunt van de Begrotingscommissie en het Bureau ver uiteenlopen wordt een overlegfase ingelast.

Bij de uitoefening van haar bevoegdheden werkt de Begrotingscommissie nauw samen met de Commissie begrotingscontrole. Wat het Financieel Reglement betreft, hangt de verdeling van bevoegdheden tussen beide commissies af van het karakter van de kwesties die in het voorstel voor een verordening aan de orde komen: financiële reglementen of onderdelen daarvan betreffende uitvoering, beheer en controle van de begrotingen vallen onder de bevoegdheid van de Commissie begrotingscontrole.

IV. Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. het gevolg dat is gegeven aan de initiatieven voor de verwezenlijking van de interne markt overeenkomstig de artikelen 7 B, 7 C en 100 B van het EG-Verdrag;

2. monetair beleid, betalingsbalans, kapitaalverkeer en het beleid ten aanzien van het aangaan en verstrekken van leningen (controle op de kapitaalbewegingen uit derde landen, maatregelen ter bevordering van de uitvoer van kapitaal uit de Europese Unie, toepassing van de artikelen 73 B t/m 73 G en 104 t/m 109 M van het EG-Verdrag;

3. het communautair industriebeleid, met inbegrip van de toepassing in specifieke sectoren van de algemene communautaire strategie;

4. de werking van de gemeenschappelijke markt, met name de toepassing van de artikelen 9 t/m 37 van het EG-Verdrag inzake goederenverkeer, douane en contingenten, alsmede voor de vraagstukken die op dit stuk door de uitbreiding van de Europese Unie kunnen rijzen;

5. concurrentievraagstukken, d. w. z. de toepassing van de artikelen 85 t/m 90 van het EG-Verdrag (regels betreffende de mededinging, afspraken en monopolies) voor zover het geen specifieke vraagstukken betreft die onder de bevoegdheid van andere commissies vallen (vervoer, volksgezondheid, enz.);

6. "interne" dumpingpraktijken (artikel 91 van het EG-Verdrag);

7. steunmaatregelen, behalve die welke verband houden met regionaal beleid (artikelen 92 t/m 94 van het EG-Verdrag);

8. economische en monetaire planning op middellange en lange termijn (artikelen 102 A, 109 I en 130 B van het EG-Verdrag);

9. de communautaire technische standaardisering en normen (in samenhang met de Europese instituten voor standaardisering);

10. toepassing van de nieuwe technologie in bepaalde bedrijfstakken en dienstverleningssectoren (standaardisering, concurrentieregels, vrijheid van verkeer en diensten en algemene organisatorische problemen van de verschillende produktiesectoren);

11. staalindustrie (maatregelen om de prijzen en de markt te stabiliseren, controle op concentraties in het kader van de communautaire programma's) (artikelen 4, 46 en 56 t/m 67 van het EGKS-Verdrag);

12. toepassing van de artikelen 95 t/m 99 van het EG-Verdrag betreffende fiscale bepalingen in verband met vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal in het kader van de interne markt;

13. de te nemen maatregelen en initiatieven voor een geleidelijke verwezenlijking van de economische en monetaire unie (samenwerking en overleg op het terrein van conjunctuurbeleid, harmonisatie van de planning op middellange termijn, industriebeleid, financiële steun op korte termijn of op middellange termijn, bescherming en monetaire samenwerking, enz);

14. hervorming van het mundiale monetaire stelsel.

V. Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. alle vraagstukken inzake de energievoorziening en het energiebeleid in het algemeen, met inbegrip van steenkool- en kernenergie onder de EGKS- en EGA-Verdragen;

2. alle problemen inzake fundamenteel onderzoek (voorafgaand aan het concurrentieel worden, het vaststellen van normen of het in industriële produktie nemen), technologische vooruitgang, het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Gemeenschap en andere specifieke programma's, met inbegrip van COST en EUREKA en de overeenkomsten voor onderzoek en technologische ontwikkeling met derden, alsmede de toepassing van dergelijk onderzoek en technologische ontwikkelingen, voor zover deze niet vallen onder de interne markt en het industriebeleid (zie Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid), zoals ruimtevaarttechnologie;

3. onderzoek en ontwikkeling van de biotechnologie;

4. de gemeenschappelijke centra voor onderzoek en het Centraal Bureau voor metingen op het gebied van de kernenergie;

5. verspreiding van kennis en afbakening van informatietechnologieën die nodig zijn voor het opslaan, de toegang, het doorgeven, het ontvangen en het samenvoegen van informatie;

6. octrooien voor uitvindingen en industrieel eigendom (in overleg met de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken en rechten van de burger);

7. cooerdinatie van de onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's van de lid-staten en de samenhang hiervan met het kaderprogramma.

VI. Commissie externe economische betrekkingen

Deze commissie is bevoegd voor problemen van buitenlandse handel en op dit terrein gesloten akkoorden, en in het bijzonder voor:

1. toezicht op de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Europese Unie, daarmee verband houdende problemen alsmede de uitvoering van dit beleid (artikelen 113 en 235 van het EG-Verdrag);

2. opening van, toezicht op en sluiting van onderhandelingen over internationale akkoorden voornamelijk betreffende de economische en handelsbetrekkingen met derde landen die niet leiden tot een associatie-overeenkomst (artikelen 113 en 235 van het EG-Verdrag);

3. de economische en handelsaspecten van de Europese Economische Ruimte en de betrekkingen met de EVA;

4. alle aspecten in verband met de GATT en de overgang naar de Wereldhandelsorganisatie (de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie visserij worden geraadpleegd over alle handelspolitieke vraagstukken met betrekking tot landbouw- en visserijprodukten);

5. het gemeenschappelijk buitentarief en dumpingpraktijken van derde landen;

6. economische samenwerking met inbegrip van de financiële protocollen met de industrielanden en de economische aspecten van de associatie-overeenkomsten.

De delegaties overleggen met deze commissie over de economische en commerciële aspecten van de betrekkingen met derde landen.

VII. Commissie juridische zaken en rechten van de burger

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. de juridische aspecten van de schepping, interpretatie en toepassing van het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van het vaststellen van de juiste rechtsgrondslag voor de communautaire rechtshandelingen;

2. de juridische aspecten van de schepping, interpretatie en toepassing van het internationaal recht, voor zover dit de Europese Unie betreft;

3. alles wat de omschrijving en de codificatie van de rechten van burgers van de Europese Unie en de grondrechten betreft, alsmede voorstellen voor officiële codificatie van alle communautaire wetgeving of delen daarvan;

4. de instelling van een Europees rechts- en rechtspraakgebied;

5. de cooerdinatie van de nationale wetgevingen op communautair niveau:

a. bij regelingen inzake het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten (artikelen 52 t/m 66 van het EG-Verdrag) met inbegrip van het vennootschapsrecht (voor het uitoefenen van deze bevoegdheid wint de commissie in het algemeen - tenzij het zuiver juridische vraagstukken betreft - het advies in van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid, behoudens in gevallen waarin de regeling van toepassing is op een sector waarop veeleer een andere commissie bevoegd is);

b. bij de toepassing van artikel 220 van het EG-Verdrag (bescherming van natuurlijke en rechtspersonen) en van alle verder strekkende maatregelen;

6. het Statuut van het personeel van de Europese Gemeenschappen (artikel 24 van het Fusieverdrag) met uitzondering van vraagstukken betreffende bezoldiging voor zover deze niet van aanzienlijk belang voor het ambtenarenrecht zijn;

7. interventie van het Parlement in een bij het Hof van Justitie aanhangige rechtszaak met uitzondering van zaken betreffende geschillen tussen het Parlement en zijn personeelsleden.

Voorstellen inzake de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen worden van geval tot geval verwezen naar de commissies die bevoegd zijn voor de betrokken sector. Voor deze voorstellen kan de Commissie juridische zaken en rechten van de burger echter, telkens wanneer zij zulks nodig acht, in de zin van artikel 147 van het Reglement, haar advies kenbaar maken.

Ook behoort het tot de taak van de Commissie juridische zaken en rechten van de burger advies uit te brengen over de besprekingen met het oog op de uitwerking van een uniforme verkiezingsprocedure (voor zover het de juridische aspecten betreft).

VIII. Commissie sociale zaken en werkgelegenheid

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. de verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden;

2. de bescherming van de werknemers op de arbeidsplaats, vooral op het gebied van gezondheid, hygiëne en veiligheid (artikel 118 A van het EG-Verdrag);

3. de werkgelegenheidspolitiek, vooral die voor jongeren;

4. het beleid inzake lonen, pensioenen, inkomens en bezitvorming;

5. beroepsopleiding, met name wat betreft de toegang tot de arbeidsmarkt en tot het met omschakeling en beroepsmobiliteit samenhangende herscholingsproces;

6. harmonisatie van de beroepskwalificaties;

7. regelingen voor betaald verlof;

8. de werkzaamheden van het Europees Sociaal Fonds (omschakeling, herscholing enz.);

9. vrij verkeer van werknemers;

10. de sociale zekerheid van migrerende werknemers van binnen en buiten de Gemeenschap;

11. huisvestingspolitiek en bevordering van sociale-woningbouw;

12. bevordering van de samenwerking tussen de lid-staten op het gebied van het sociaal beleid, met name wat betreft het arbeidsrecht en de harmonisatie van de sociale wetgeving;

13. bevordering van een "Europese sociale begroting";

14. gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers en gelijke toegang tot de arbeidsmarkt en tot de beroepsopleiding van mannen en vrouwen.

Voorts wordt deze commissie geraadpleegd over alle vraagstukken in verband met de rechten van migrerende werknemers.

IX. Commissie regionaal beleid

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. het communautair regionaal beleid, bedoeld als structuurbeleid gericht op economische convergentie, economische en sociale samenhang, harmonische ontwikkeling van de Europese Gemeenschap en opheffing van onevenwichtige toestanden;

2. de opstelling, uitvoering en evaluatie van alle plannen en acties op het gebied van het communautair regionaal beleid, met name betreffende de ontwikkeling van achtergebleven regio's (doelstelling nr. 1), regio's met kwijnende industrie (doelstelling nr. 2) en plattelandsgebieden (doelstelling nr. 5 b);

3. de specifieke moeilijkheden in probleemgebieden, die het gevolg zijn van een overwegend agrarische economie of van crises in industriële sectoren;

4. de gevolgen van het communautaire beleid in andere sectoren voor de gebieden die het regionaal beleid bestrijkt;

5. de gevolgen van eventuele uitbreidingen van de Europese Unie en associatie-overeenkomsten voor het regionaal beleid;

6. vraagstukken betreffende het beheer en de doeltreffendheid van alsmede de controle op het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de overige communautaire instrumenten van het regionaal beleid;

7. de cooerdinatie van de communautaire structurele financiële instrumenten;

8. de doelmatige toepassing en de toepassingscriteria in de lid-staten van de regionale steunmaatregelen van de Europese Gemeenschap en de cooerdinatie van nationale steunregelingen ten behoeve van de regio's;

9. de ontwikkeling van een communautair ruimtelijk ordeningsbeleid en de relatie tussen de nationale prognoses en besluiten op het gebied van stadsontwikkeling en ruimtelijke ordening enerzijds en het regionaal beleid van de Gemeenschap anderzijds;

10. de betrekkingen met de plaatselijke en regionale besturen in de geest van de Verdragen en de betrekking van deze overheden bij de uitwerking van het regionaal beleid;

11. de grensoverschrijdende samenwerking.

X. Commissie vervoer en toerisme

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. de ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid (art. 74 t/m 84 van het EG-Verdrag);

2. de totstandbrenging van een Europees vervoersnet;

3. de liberalisatie van het internationale vervoer;

4. discriminatie, harmonisatie en cooerdinatie op het gebied van het vervoer;

5. lucht-, zee- en pijpleidingvervoer;

6. de havenpolitiek van de Europese Gemeenschap;

7. mogelijke raakvlakken tussen het gemeenschappelijk vervoersbeleid en de vervoersprijzen, en de regels inzake de mededinging of het sociaal, landbouw-, energie- of regionaal beleid (art. 3, sub f) en art. 74 van het EG-Verdrag en art. 70 e. v. van het EGKS-Verdrag);

8. het posterijwezen;

9. het beleid van de Europese Gemeenschap op het gebied van het toerisme;

Voorts wordt de commissie vervoer en toerisme geraadpleegd over alle vraagstukken in verband met de mededinging, de opheffing van belemmeringen, het recht van vestiging en het vrije verkeer van diensten voor zover het vervoersbeleid daarbij betrokken is.

XI. Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. milieubeleid en maatregelen ter bescherming van het milieu:

a. lucht-, bodem- en waterverontreiniging,

b. indeling, verpakking, etikettering, vervoer en gebruik van gevaarlijke stoffen,

c. vaststelling van toelaatbare geluidsniveaus,

d. behandeling en opslag van afvalstoffen (waaronder ook opwerking en herwinning),

e. maatregelen en overeenkomsten op internationaal en regionaal niveau voor milieubescherming (b. v. de Rijn, Middellandse Zee),

f. behoud van de fauna en haar leefmilieu,

g. adviezen over de programma's voor energie en onderzoek die van belang zijn voor het milieu,

h. milieuaspecten van het zeerecht;

2. volksgezondheid:

a. maatregelen ten behoeve van de gezondheidsvoorlichting (vooral preventieve maatregelen inzake roken, drugsgebruik, hart- en vaatziekten, dieetvoeding),

b. controle van voedingsmiddelen,

c. veterinaire wetgeving betreffende de bescherming van de volksgezondheid tegen de risico's voortvloeiend uit dierlijke voeding wegens bacteriën en residuen; gezondheidscontrole van het produkt (vlees, melk, enz.) en van de produktiestelsels (slachthuis, melkfabrieken, enz.),

d. farmaceutische produkten, met inbegrip van produkten voor veterinair gebruik,

e. medisch onderzoek,

f. kosmetische produkten,

g. bescherming van de bevolking.

3. consumentenbescherming:

uitvoering van de in de communautaire actieprogramma's voorgestelde wetgeving, d. w. z.:

a. bescherming van de consument tegen gezondheids- en veiligheidsrisico's,

b. bescherming van de economische belangen van de consument,

c. betere rechtsbescherming van de consument (bijstand, advies en verhaalrecht),

d. betere informatie en voorlichting van de consument,

e. behoorlijke raadpleging en vertegenwoordiging van de consument bij de voorbereiding van beslissingen die zijn belangen raken;

XII. Commissie cultuur, jeugd, onderwijs en media

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. de voorlichting van het publiek over de activiteiten van de Europese Unie;

2. de uitwisseling van jongeren, met inbegrip van jonge werknemers, en andere initiatieven om de jeugd in te schakelen bij de opbouw van Europa;

3. het beleid inzake instandhouding, restauratie en herwaardering van het cultureel erfgoed, alsmede de bescherming van natuurmonumenten, in samenwerking met de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming;

4. voorstellen voor de totstandbrenging van een culturele gemeenschap;

5. het Europees Jeugdforum;

6. het onderwijsbeleid;

7. de Europese Stichting;

8. onderwijsprogramma's, harmonisatie van studieprogramma's en gelijkstelling van diploma's;

9. de ontwikkeling van de Europese Universiteit en de samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs;

10. de Europese scholen als te bevorderen systeem;

11. de permanente vorming van volwassenen en het onderwijs op afstand;

12. informatieverspreiding en de rol van de media;

13. de ontwikkeling van het sportbeleid;

14. vrijetijdsbesteding.

Voorts wordt deze commissie geraadpleegd over alle vraagstukken die te maken hebben met het beleid op het gebied van de werkgelegenheid voor jongeren en de beroepsopleiding.

XIII. Commissie ontwikkelingssamenwerking

Deze commissie is bevoegd voor de behandeling van en de controle op het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap, en met name voor:

1. de Noord-Zuiddialoog;

2. humanitaire hulp, noodhulp en voedselhulp;

3. samenwerking op technisch, financieel en onderwijsgebied;

4. stelsel van algemene preferenties;

5. industriële, agrarische en plattelandsontwikkeling.

Deze commissie is bovendien bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

6. toepassing van de overeenkomst ACS-EG;

7. toepassing van de samenwerkingsovereenkomsten met de Maghreb- en Masjraklanden;

8. betrekkingen met bepaalde ontwikkelingslanden of groepen ontwikkelingslanden waarmee de Europese Gemeenschap samenwerkings- of associatieovereenkomsten heeft gesloten;

9. financiële en technische samenwerking met ontwikkelingslanden;

10. betrekkingen met op het gebied van ontwikkeling en samenwerking gespecialiseerde organisaties.

XIV. Commissie openbare vrijheden en binnenlandse zaken

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. vraagstukken met betrekking tot de mensenrechten in de Europese Unie;

2. openbare vrijheden in de Europese Unie, veiligheid en vrij verkeer van personen;

3. het asielbeleid;

4. de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat;

5. het immigratiebeleid en het beleid ten aanzien van onderdanen van derde landen;

6. de bestrijding van de misdaad, de illegale handel in verdovende middelen en de fraude op internationale schaal;

7. douanesamenwerking (overeenkomstig titel VI, artikel K.1, punt 8 van het EU-Verdrag);

8. politiële samenwerking met het oog op de voorkoming en bestrijding van het terrorisme, de illegale handel in verdovende middelen en andere vormen van internationale misdaad, met inbegrip van de organisatie van een systeem voor de uitwisseling van gegevens op het niveau van de Unie in het kader van een Europese politiedienst (Europol);

9. samenwerking op het vlak van het juridisch beleid op bovengenoemde gebieden;

10. overeenkomstig titel VI van het EU-Verdrag goedgekeurde overeenkomsten.

XV. Commissie begrotingscontrole

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. de controle van de financiële, budgettaire en administratieve uitvoeringsmaatregelen die genomen zijn op basis van, in het kader van of in verband met de algemene begroting van de Europese Unie (met inbegrip van het EOF), de financiële en administratieve activiteiten van de EGKS, de financiële activiteiten van de EIB uitgevoerd krachtens een mandaat van de Commissie en de cooerdinatie van alle financiële activiteiten van de EIB met de andere financiële instrumenten van de Europese Gemeenschappen;

2. het Financieel Reglement;

3. de door het Parlement genomen besluiten inzake de verlening van kwijting alsmede de begeleidende maatregelen bij deze besluiten of de uitvoering ervan;

4. rekeningen en balansen betreffende de besluiten inzake de afsluiting, verslaglegging en controle betreffende de ontvangsten en uitgaven van het Parlement alsmede de begeleidende maatregelen bij deze besluiten of de uitvoering ervan, in het bijzonder in het kader van de procedure van interne kwijting hetgeen een nauwe samenwerking met de Voorzitter en het Bureau vereist;

5. de afsluiting, verslaglegging en controle betreffende de rekeningen en balansen van de Europese Gemeenschappen, hun organen alsmede alle organismen die door de Gemeenschappen worden gefinancierd, met inbegrip van de vaststelling van de over te dragen kredieten en de bepaling van de saldi;

6. de bijkomende controle op de uitvoering van de lopende begrotingen aan de hand van periodieke verslagen van de Commissie, en de uitvoeringsmaatregelen voor zover die niet het karakter dragen van een machtiging tot het doen van betalingen (dat wil zeggen overschrijvingen uit hoofdstuk 100, vrijmaking van kredieten, overdracht of opnieuw opvoeren van kredieten waarvoor de Begrotingscommissie bevoegd is);

7. de beoordeling van de doeltreffendheid van de verschillende communautaire financieringen, de cooerdinatie van de verschillende financieringsinstrumenten en de beoordeling van de kosten/batenverhouding tijdens de tenuitvoerlegging van de door de Europese Unie gefinancierde beleidsvormen;

8. het onderzoek naar de kredietvoorwaarden, financieringsmechanismen en de voor de uitvoering ervan bestemde administratieve structuren via bestudering van de gevallen van fraude en onregelmatigheden;

9. de voorbereiding van wetgevende adviezen inzake reglementeringen of delen van reglementeringen betreffende de uitvoering van de begrotingen, met inbegrip van het administratief beheer, en de adviezen aan de Begrotingscommissie voor besluiten die een evaluatie van de uitvoering en van het beheer van de uitgaven veronderstellen (begrotingsprocedure, aanpassing en herziening van de financiële vooruitzichten, overdracht van kredieten, enz.);

10. de voorbereiding van wetgevingsadviezen, aanbevelingen, raadplegingen en informatie over de organisatie van controles, de preventie, vervolging en bestraffing van fraude en onregelmatigheden ten nadele van de begroting van de Europese Unie en betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Unie in het algemeen;

11. de adviezen en inlichtingen die zij op verzoek of op eigen initiatief verstrekt aan de parlementaire commissies en andere organen van het Parlement, op het gebied van de begrotingscontrole;

12. de behandeling van de verslagen en adviezen van de Rekenkamer;

13. de betrekkingen met de Rekenkamer en de benoeming van haar leden, onverminderd de bevoegdheden van de Voorzitter van het Europees Parlement;

14. de behandeling van vertrouwelijke documenten over een gebied dat onder de bevoegdheid van de Commissie begrotingscontrole valt, met volledige inachtneming van bijlage VII.

Bij de uitoefening van haar bevoegdheden werkt de Commissie begrotingscontrole nauw samen met de Begrotingscommissie.

XVI. Commissie institutionele zaken

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. de politieke unie en alle ontwerp-besluiten dienaangaande;

2. de ontwikkeling van de opbouw van Europa in het kader van de voorbereiding en het verloop van de intergouvernementele conferenties;

3. de institutionele structuur van de Europese Unie in het kader van de verdragen (de Commissie buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid en de Commissie juridische zaken en rechten van de burger zullen, elk vanuit hun eigen bevoegdheid, over dergelijke aangelegenheden advies uitbrengen, voor zover de interpretatie, de toepassing of de uitbreiding van de verdragsbepalingen inzake de interne werking van elke instelling, alsmede de interinstitutionele betrekkingen daarbij in het geding zijn);

4. de tenuitvoerlegging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de evaluatie van de werking ervan;

5. de algemene betrekkingen met de andere instellingen of organen van de Europese Unie;

6. de opstelling van een ontwerp van een uniforme verkiezingsprocedure;

7. de politieke aspecten van de zetel van de instellingen van de Europese Unie.

XVII. Commissie visserij

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende de werking en de ontwikkeling van het gemeenschappelijk visserijbeleid en het beheer daarvan met inbegrip van het FIOV (financieel instrument oriëntatie visserij).

Deze commissie wordt geraadpleegd over alle vraagstukken die weliswaar op een ander specifiek terrein liggen (volksgezondheid, economisch beleid, externe economische betrekkingen, betrekkingen met Europese of andere geassocieerde landen) maar die toch de gemeenschappelijke markt voor visserijprodukten kunnen beïnvloeden, alsmede over handelspolitieke vraagstukken met betrekking tot visserijprodukten.

XVIII. Commissie Reglement, onderzoek geloofsbrieven en immuniteiten

Deze commissie is bevoegd voor:

1. aangelegenheden betreffende het Reglement van het Europees Parlement, te weten:

a. het opstellen van het Reglement en de daarbij behorende bijlagen,

b. het behandelen van en verslag uitbrengen over voorgestelde amendementen op het Reglement overeenkomstig artikel 163 van het Reglement,

c. de interpretatie van het Reglement overeenkomstig artikel 127 en artikel 162;

2. de uitvoering van het bepaalde in artikel 7 en in artikel 8, lid 7, van het Reglement:

a. het onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuwgekozen leden,

b. de beslissingen over eventueel ingebrachte bezwaren;

3. aangelegenheden betreffende de voorrechten en immuniteiten.

XIX. Commissie rechten van de vrouw

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende:

1. omschrijving en ontwikkeling van de rechten van de vrouw in de Europese Unie met als basis de resoluties van het Europees Parlement ter zake;

2. tenuitvoerlegging en vervolmaking van de richtlijnen inzake de gelijkheid van de rechten van de vrouw en de uitwerking van nieuwe richtlijnen;

3. het sociaal beleid, het werkgelegenheidsbeleid en het opleidingsbeleid betreffende vrouwen en meisjes en maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid onder vrouwen;

4. het voorlichtingsbeleid en studies betreffende de vrouw;

5. de evaluatie van gemeenschappelijke beleidsvormen voor zover die betrekking hebben op de vrouw, en de gevolgen van de totstandkoming van de interne markt voor de vrouw;

6. vraagstukken betreffende de beroepswerkzaamheden van vrouwen en hun rol in het gezin;

7. vrouwen in de instellingen van de Europese Unie;

8. kwesties van de vrouw in internationaal verband (Verenigde Naties; Internationaal Arbeidsbureau. .);

9. positie van migrerende vrouwen en van de partners van migrerende werknemers en de positie van vrouwen die tegelijk Europees burger en onderdaan van een niet-Europees land zijn, in het kader van de communautaire wetgeving in verband met de interne markt.

XX. Commissie verzoekschriften

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden betreffende behandeling van verzoekschriften en het hieraan te geven gevolg, alsmede voor de contacten met de ombudsman.

(1) Aangenomen overeenkomstig artikel 135 bij besluit van het Parlement van 19 mei 1983, gewijzigd bij besluit van 25 juli 1984, bij besluit van 21 januari 1987, bij besluit van 26 juli 1989, bij besluit van 15 januari 1992 en bij besluit van 2 juli 1994.

BIJLAGE VII (1)

PROCEDURE VOOR DE BEHANDELING VAN VERTROUWELIJKE STUKKEN DIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT ZIJN OVERGELEGD

1. Wanneer aan het Parlement vertrouwelijk te behandelen informatie of stukken worden overgelegd, volgt de voorzitter van de ter zake bevoegde commissie ambtshalve de vertrouwelijkheidsprocedure zoals omschreven onder punt 3 van deze bijlage.

2. Iedere commissie van het Parlement is gerechtigd om, op schriftelijk of mondeling verzoek van een van haar leden, de vertrouwelijkheidsprocedure te doen toepassen ten aanzien van een door dat lid aangewezen inlichting of stuk. Voor een besluit tot toepassing van de vertrouwelijkheidsprocedure is een meerderheid van twee derde van het aantal aanwezige leden vereist.

3. Wanneer de commissievoorzitter heeft verklaard dat de vertrouwelijkheidsprocedure wordt gevolgd, mogen de beraadslagingen alleen nog worden bijgewoond door de commissieleden, alsmede de van tevoren door de voorzitter aangewezen ambtenaren en deskundigen, wier aantal tot het strikt noodzakelijke beperkt moet blijven.

De stukken, die genummerd zijn, worden aan het begin van de vergadering rondgedeeld en na afloop weer opgehaald. Er mogen geen aantekeningen, laat staan fotokopieën worden gemaakt.

In de notulen van de vergadering wordt geen enkel detail van de behandeling van het vertrouwelijke agendapunt vermeld. Slechts het besluit mag in de notulen worden vermeld, zo er een besluit genomen is.

4. Behandeling van gevallen van schending van de geheimhoudingsplicht kan op verzoek van drie leden van de commissie die de procedure heeft gevolgd, op de agenda worden geplaatst. De commissie kan bij meerderheid van haar leden besluiten de behandeling van een schending van de geheimhoudingsplicht op de agenda te plaatsen voor de eerste vergadering na de indiening van dat verzoek bij de commissievoorzitter.

5. Sancties: in geval van schending bepaalt de commissievoorzitter, na raadpleging van de ondervoorzitters en bij een met redenen omkleed besluit, welke sancties zullen worden toegepast (berisping, tijdelijke, langdurige of definitieve uitsluiting uit de commissie).

Tegen dit besluit kan door het betrokken lid een niet-opschortend beroep worden ingesteld. Dit beroep wordt door de Conferentie van voorzitters van het Parlement en het Bureau van de betrokken commissie gezamenlijk behandeld. De bij meerderheid van stemmen genomen beslissing is definitief.

Als wordt aangetoond dat een ambtenaar de geheimhoudingsplicht heeft geschonden, zijn de in het ambtenarenstatuut vermelde sancties van toepassing.

(1) Aangenomen bij besluit van het Parlement van 15 februari 1989.

BIJLAGE VIII

WIJZE VAN UITOEFENING VAN HET ENQUÊTERECHT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Besluit van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 april 1995 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement (1)

HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 20 B,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 138 C,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 107 B,

Overwegende dat de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement moet worden vastgesteld, met inachtneming van de bepalingen van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen;

Overwegende dat de tijdelijke enquêtecommissies moeten kunnen beschikken over de middelen die nodig zijn om hun taak te vervullen; dat het daartoe nodig is dat de Lid-Staten en de Instellingen en organen van de Europese Gemeenschappen de nodige maatregelen treffen om de vervulling van die taak te vergemakkelijken;

Overwegende dat de geheimhouding en het vertrouwelijk karakter van de werkzaamheden van de tijdelijke enquêtecommissies dienen te worden gevrijwaard;

Overwegende dat, op verzoek van een van de drie betrokken Instellingen, en in het licht van de opgedane ervaring, de wijze van uitoefening van het enquêterecht na het verstrijken van de huidige zittingsperiode van het Europees Parlement kan worden herzien,

HEBBEN IN ONDERLINGE OVEREENSTEMMING HET VOLGENDE BESLUIT AANGENOMEN:

Artikel 1

De wijze waarop het enquêterecht van het Europees Parlement wordt uitgeoefend, wordt in dit besluit vastgesteld overeenkomstig artikel 20 B van het EGKS-Verdrag, artikel 138 C van het EG-Verdrag en artikel 107 B van het EGA-Verdrag.

Artikel 2

1. Onder de voorwaarden en binnen de grenzen die in de in artikel 1 genoemde Verdragen zijn vastgesteld, kan het Europees Parlement, in het kader van de vervulling van zijn taken, op verzoek van een vierde van zijn leden een tijdelijke enquêtecommissie instellen om vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht te onderzoeken, die zouden zijn toe te schrijven aan een Instelling of een orgaan van de Europese Gemeenschappen, aan een overheidsdienst van een Lid-Staat of aan personen die krachtens het Gemeenschapsrecht gemachtigd zijn dit recht toe te passen.

Het Europees Parlement stelt de samenstelling en de interne regels voor de werking van de tijdelijke enquêtecommissies vast.

Het besluit tot instelling van een tijdelijke enquêtecommissie, waarin met name de opdracht ervan wordt vermeld, evenals de termijn voor de indiening van haar verslag, wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Bij de vervulling van haar taken neemt de tijdelijke enquêtecommissie de bevoegdheden in acht die door de Verdragen zijn verleend aan de Instellingen en organen van de Europese Gemeenschappen.

De leden van de tijdelijke enquêtecommissie, evenals alle andere personen die in het kader van hun functie kennis hebben genomen of gekregen van feiten, inlichtingen, gegevens, bescheiden of voorwerpen die krachtens de regelgeving van een Lid-Staat of van een Instelling van de Gemeenschap onder de geheimhoudingsplicht vallen, dienen, ook na beëindiging van hun functie, die geheimhoudingsverplichting na te komen ten aanzien van alle niet-bevoegde personen en het publiek.

Hoorzittingen en getuigenverklaringen geschieden in het openbaar. Op verzoek van een kwart van de leden van de enquêtecommissie, of op verzoek van communautaire of nationale autoriteiten, of ingeval de tijdelijke enquêtecommissie informatie ontvangt die onder de geheimhoudingsplicht valt, wordt de zitting van rechtswege met gesloten deuren gehouden. Getuigen en deskundigen hebben het recht hun getuigenis of verklaring met gesloten deuren af te leggen.

3. Een tijdelijke enquêtecommissie kan geen feiten onderzoeken die het voorwerp van een nationale of communautaire gerechtelijke procedure uitmaken, zolang deze procedure niet is voltooid.

Binnen twee maanden, hetzij na de bekendmaking overeenkomstig lid 1, hetzij nadat de Commissie kennis heeft genomen van een voor een tijdelijke enquêtecommissie afgelegde verklaring betreffende een vermeende inbreuk op het Gemeenschapsrecht door een Lid-Staat, kan de Commissie het Europees Parlement ervan in kennis stellen dat een bij een tijdelijke enquêtecommissie voorliggend feit het voorwerp uitmaakt van een communautaire precontentieuze procedure; in dat geval treft de tijdelijke enquêtecommissie de nodige maatregelen opdat de Commissie haar bevoegdheden uit hoofde van de Verdragen onverkort kan uitoefenen.

4. Een tijdelijke enquêtecommissie houdt op te bestaan zodra zij, binnen de bij de instelling van de tijdelijke enquêtecommissie vastgestelde termijn, haar verslag heeft ingediend, of uiterlijk bij het verstrijken van een termijn van ten hoogste twaalf maanden vanaf de datum waarop zij is ingesteld en, in ieder geval, bij het einde van de zittingsperiode.

Het Europees Parlement kan de termijn van twaalf maanden twee maal bij met redenen omkleed besluit voor drie maanden verlengen. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

5. Een tijdelijke enquêtecommissie kan niet worden ingesteld of opnieuw ingesteld met betrekking tot feiten die reeds het voorwerp van een enquête van een tijdelijke enquêtecommissie hebben uitgemaakt, tenzij nieuwe feiten aan het licht zijn gekomen, en niet vóór het verstrijken van een minimumtermijn van twaalf maanden na de indiening van het verslag van deze enquête of de beëindiging van haar taak.

Artikel 3

1. De tijdelijke enquêtecommissie verricht de nodige enquêtes om vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht te verifiëren onder de hierna bedoelde voorwaarden.

2. De tijdelijke enquêtecommissie kan een Instelling of een orgaan van de Europese Gemeenschappen of een Regering van een Lid-Staat verzoeken om één hunner leden aan te wijzen voor deelneming aan de werkzaamheden van de enquêtecommissie.

3. Op met redenen omkleed verzoek van de tijdelijke enquêtecommissie wijzen de betrokken Lid-Staten en de Instellingen of organen van de Europese Gemeenschappen de ambtenaar of andere functionaris aan die zij machtigen om te verschijnen voor de tijdelijke enquêtecommissie, tenzij redenen van geheimhouding of openbare of nationale veiligheid op grond van een nationale of communautaire wet- of regelgeving zulks beletten.

De betrokken ambtenaren of andere functionarissen spreken namens hun Regering of Instelling volgens daartoe ontvangen richtlijnen. Zij blijven gebonden aan de uit hun rechtspositie voortvloeiende regels.

4. De autoriteiten van de Lid-Staten en de Instellingen of organen van de Europese Gemeenschappen verstrekken aan een tijdelijke enquêtecommissie desgevraagd of op eigen initiatief de bescheiden die nodig zijn voor de vervulling van haar taken, tenzij redenen van geheimhouding of openbare of nationale veiligheid op grond van een nationale of communautaire wet- of regelgeving zulks beletten.

5. Het bepaalde in de leden 3 en 4 doet geen afbreuk aan andere bepalingen van de Lid-Staten die een beletsel vormen voor de verschijning van functionarissen of het overleggen van bescheiden.

Het beletsel om redenen van geheimhouding of openbare of nationale veiligheid of op grond van de in de eerste alinea bedoelde bepalingen wordt door een vertegenwoordiger die gemachtigd is om namens de Regering van de betrokken Lid-Staat of de Instelling op te treden, ter kennis van het Europees Parlement gebracht.

6. De Instellingen of organen van de Europese Gemeenschappen verstrekken de tijdelijke enquêtecommissie de bescheiden afkomstig van een Lid-Staat eerst nadat de betrokken Lid-Staat daarvan in kennis is gesteld.

Bescheiden waarop het bepaalde in lid 5 van toepassing is, worden alleen met instemming van de betrokken Lid-Staat aan de tijdelijke enquêtecommissie verstrekt.

7. De bepalingen van de leden 3, 4 en 5 zijn van toepassing op alle natuurlijke of rechtspersonen die krachtens het Gemeenschapsrecht gemachtigd zijn dit recht toe te passen.

8. Voor zover de uitvoering van haar taken zulks vereist, kan de tijdelijke enquêtecommissie een ieder verzoeken om als getuige voor haar te verschijnen. Wanneer een persoon in het kader van een enquête nadeel kan ondervinden van het feit dat hij in de zaak betrokken is, stelt de tijdelijke enquêtecommissie hem daarvan in kennis en hoort zij hem op zijn verzoek.

Artikel 4

1. De door een tijdelijke enquêtecommissie verzamelde inlichtingen zijn enkel bestemd voor de vervulling van haar taken. Zij mogen niet openbaar worden gemaakt wanneer zij gegevens bevatten die onder de geheimhoudingsplicht vallen dan wel vertrouwelijk zijn of wanneer bij naam genoemde personen in het geding zijn.

Het Europees Parlement treft de nodige administratieve en reglementaire maatregelen om de geheimhouding en de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden van de tijdelijke enquêtecommissies te verzekeren.

2. Het verslag van de tijdelijke enquêtecommissie wordt ingediend bij het Europees Parlement, dat, met inachtneming van het bepaalde in lid 1, kan besluiten tot openbaarmaking ervan.

3. Het Europees Parlement kan aanbevelingen die het eventueel op basis van het verslag van de tijdelijke enquêtecommissie heeft aangenomen, doen geworden aan de Instellingen of organen van de Europese Gemeenschappen of aan de Lid-Staten, die daaraan het gevolg geven dat zij passend achten.

Artikel 5

Elke mededeling aan de nationale autoriteiten van de Lid-Staten ter fine van de toepassing van dit besluit, verloopt via hun Permanente Vertegenwoordigingen bij de Europese Unie.

Artikel 6

Op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie kan de hierboven beschreven procedure in het licht van de opgedane ervaring worden herzien aan het einde van de huidige zittingsperiode van het Europees Parlement.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

(1) PB nr. L 113 van 19. 5. 1995, blz. 2.

Top