Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994Y1214(02)

    Speciaal verslag nr. 3/94 over de tenuitvoerlegging van de interventiemaatregelen krachtens de marktordening in de sector rundvlees vergezeld van de antwoorden van de Commissie

    PB C 356 van 14.12.1994, p. 1–41 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document In force

    31994Y1214(02)

    Speciaal verslag nr. 3/94 over de tenuitvoerlegging van de interventiemaatregelen krachtens de marktordening in de sector rundvlees vergezeld van de antwoorden van de Commissie

    Publicatieblad Nr. C 356 van 14/12/1994 blz. 0001 - 0041


    SPECIAAL VERSLAG Nr. 3/94 over de tenuitvoerlegging van de interventiemaatregelen krachtens de marktordening in de sector rundvlees vergezeld van de antwoorden van de Commissie (94/C 356/01)

    1. INLEIDING 1.1. De rundveehouderij speelt een zeer belangrijke, hoewel licht teruglopende rol in de Europese landbouw. Voor de produkten van de veeteelt gelden twee gemeenschappelijke marktordeningen (GMO): de GMO in de sector melk en zuivelprodukten en de GMO in de sector rundvlees. De GMO in de sector melk en zuivelprodukten werd onderzocht in speciaal verslag nr. 4/93 over de tenuitvoerlegging van het quotastelsel voor de beheersing van de melkproduktie (1). In dit verslag worden de interventiemaatregelen in de sector rundvlees, met name die betreffende de openbare opslag van rundvlees, behandeld.

    1.2. Sedert het begin van de jaren tachtig bevindt de communautaire rundvleesmarkt zich in een permanente overschotsituatie, die geleidelijk ernstiger is geworden. Reeds in 1984 overtrof de interne produktie van de Gemeenschap (7,4 Mio ton) het interne verbruik met ruim 800 000 ton en dit overschot kon slechts worden opgevangen door steeds grotere interventieaankopen van rundvlees. Door middel van zeer grote begrotingsuitgaven ter overbrugging van het verschil tussen verkoopprijs en aankoopprijs konden deze interventievoorraden worden geëxporteerd naar markten waarvan de kredietwaardigheid, wat de meeste betrokken landen betreft, steeds zwakker is geworden. Bovendien heeft de Gemeenschap, voornamelijk in het kader van internationale overeenkomsten, sinds 1981 jaarlijks tot 600 000 ton rundvlees ingevoerd, waardoor de hiervoor beschreven interne onevenwichtige situatie alleen maar verergerde.

    1.3. Door een samenloop van omstandigheden (de gekke-koeienziekte, ofwel BSE (2), de Duitse hereniging, de Golfoorlog, de evolutie van de betrekkingen met Oost-Europa, . . .) kende de communautaire markt van 1990 tot 1992 een crisis zonder weerga, die vanaf het begrotingsjaar 1991 leidde tot een explosie van de begrotingsuitgaven van de Gemeenschap in deze sector. Het Europees Parlement heeft herhaaldelijk zijn bezorgdheid geuit over het beheer van de rundvleessector, met name in het kader van de procedure ter verlening van kwijting aan de Commissie voor het begrotingsjaar 1990 (3).

    Eerdere onderzoeken van de Kamer 1.4. Voor haar jaarverslag onderzocht de Kamer in 1990 de premie voor het aanhouden van het zoogkoeienbestand (4) en in 1992 de speciale premie voor rundvleesproducenten (5). In die beide verslagen onderstreepte de Kamer dat de Commissie niet over voldoende gegevens beschikt om vooraf en achteraf het effect van deze premies op de inkomens van de producenten en op het evenwicht van de rundvleesmarkt te kunnen evalueren (zie ook de paragrafen 4.4 - 4.6).

    1.5. Daarnaast heeft de Kamer in 1988 een speciaal verslag uitgebracht over het beheer en de controle van de openbare opslag (6), waarin zij wees op de noodzaak om voor een verplichte jaarlijkse fysieke inventarisatie te zorgen, met willekeurige steekproeven en met de mogelijkheid van opsplitsing in gedeeltelijke inventarisaties die over het gehele jaar kunnen worden gespreid; ook beklemtoonde zij de noodzaak om minimumkwaliteitseisen vast te leggen. In de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 618/90 van de Commissie van 14 maart 1990 (7) is goeddeels rekening gehouden met de opmerkingen van de Kamer in het speciaal verslag.

    Door de Kamer verricht onderzoek 1.6. De Kamer verrichtte een onderzoek bij de diensten van de Commissie en, in vijf Lid-Staten (Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië en het Verenigd Koninkrijk), bij de nationale en regionale overheidsinstanties die zijn belast met het beheer van de GMO in de sector rundvlees en bij een aantal begunstigden.

    1.7. Hoewel in dit onderzoek de GMO als geheel werd bestudeerd, had de controle van de systemen meer in het bijzonder betrekking op de diverse interventieactiviteiten en met name de openbare opslag.

    2. DE RUNDVLEESMARKT 2.1. In 1992 was de Gemeenschap met een netto rundvleesproduktie van 8,4 Mio ton de tweede producent ter wereld, na de Verenigde Staten (10,6 Mio ton) en vóór het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (7,3 Mio ton). De communautaire produktie vormt 15,8 % van de wereldproduktie van rundvlees.

    Beloop van de produktie, het verbruik en de prijzen 2.2. In tabel 2.1 wordt de balans vanaf 1980 van de GMO in de sector rundvlees opgemaakt. Op communautair niveau vertoont de rundvleesproduktie (7,2 Mio ton in 1980 en 7,7 Mio ton in 1990 (7,2 Mio ton voor EUR 10), met een geschatte waarde in communautaire prijzen van 24,6 miljard ECU) sedert jaren een licht stijgende tendens (zie grafiek 2.2), maar minder dan de produktie van andere vleessoorten (zie de grafieken 2.1 en 2.3).

    Het aandeel van de rundvleesproduktie in de interne vleesproduktie van de Gemeenschap daalde van 29,7 % in 1980 tot 24,7 % in 1990. Het consumptiepatroon in de Gemeenschap is eveneens veranderd. Het verbruik van rundvlees is vrijwel gelijk gebleven (zie de grafieken 2.4 en 2.5), terwijl het verbruik van andere vleessoorten (met name gevogelte en varkensvlees) is gestegen.

    Tabel 2.1 - Beloop van de produktie, het verbruik en de voorraden op de rundvleesmarkt (1 000 ton) "" ID="2">1980> ID="3">1981> ID="4">1982> ID="5">1983> ID="6">1984> ID="7">1985> ID="8">1986> ID="9">1987> ID="10">1988> ID="11">1989> ID="12">1990> ID="13">1991> ID="14">1992"> ID="1">BBPR> ID="2">7 182> ID="3">7 014> ID="4">6 685> ID="5">6 943> ID="6">7 535> ID="7">7 394> ID="8">8 014> ID="9">8 066> ID="10">7 614> ID="11">7 340> ID="12">7 736> ID="13">8 705> ID="14">8 378"> ID="1">EXLD> ID="2">364> ID="3">448> ID="4">391> ID="5">391> ID="6">398> ID="7">385> ID="8">443> ID="9">399> ID="10">391> ID="11">390> ID="12">388"> ID="1">IMLD> ID="2">374> ID="3">381> ID="4">391> ID="5">373> ID="6">365> ID="7">412> ID="8">494> ID="9">474> ID="10">461> ID="11">519> ID="12">634"> ID="1">NP> ID="2">7 192> ID="3">6 947> ID="4">6 685> ID="5">6 925> ID="6">7 502> ID="7">7 421> ID="8">8 065> ID="9">8 141> ID="10">7 684> ID="11">7 469> ID="12">7 982> ID="13">8 723> ID="14">8 396"> ID="1">IMRV> ID="2">1 567> ID="3">1 439> ID="4">1 526> ID="5">1 584> ID="6">1 555> ID="7">1 739> ID="8">1 787> ID="9">1 839> ID="10">1 768> ID="11">1 797> ID="12">1 834> ID="13">447> ID="14">480"> ID="1">EXRV> ID="2">1 766> ID="3">1 736> ID="4">1 577> ID="5">1 711> ID="6">1 990> ID="7">2 096> ID="8">2 538> ID="9">2 317> ID="10">2 173> ID="11">2 445> ID="12">2 318> ID="13">1 244> ID="14">1 239"> ID="1">NSH> ID="2">-199> ID="3">-297> ID="4">-51> ID="5">-127> ID="6">-435> ID="7">-357> ID="8">-751> ID="9">-478> ID="10">-405> ID="11">-648> ID="12">-484> ID="13">-797> ID="14">-759"> ID="1">VER> ID="2">7 012> ID="3">6 751> ID="4">6 607> ID="5">6 628> ID="6">6 701> ID="7">6 864> ID="8">7 469> ID="9">7 573> ID="10">7 321> ID="11">7 338> ID="12">7 159> ID="13">7 670> ID="14">7 424"> ID="1">SV> ID="2">-19> ID="3">-101> ID="4">27> ID="5">170> ID="6">366> ID="7">200> ID="8">-155> ID="9">90> ID="10">-42> ID="11">-517> ID="12">339"> ID="1">IA> ID="2">410> ID="3">280> ID="4">270> ID="5">445> ID="6">495> ID="7">455> ID="8">580> ID="9">540> ID="10">390> ID="11">170> ID="12">660> ID="13">1 030> ID="14">890"> ID="1">IV> ID="2">360> ID="3">430> ID="4">250> ID="5">265> ID="6">230> ID="7">395> ID="8">755> ID="9">335> ID="10">750> ID="11">460> ID="12">175> ID="13">770> ID="14">675"> ID="1">IVO> ID="2">360> ID="3">210> ID="4">230> ID="5">410> ID="6">675> ID="7">735> ID="8">575> ID="9">780> ID="10">420> ID="11">130> ID="12">615> ID="13">875> ID="14">1 090"> ID="1">OV> ID="2">180> ID="3">196> ID="4">78> ID="5">297> ID="6">801> ID="7">557> ID="8">596> ID="9">568> ID="10">363> ID="11">131> ID="12">823> ID="13">1 033> ID="14">972""BBPR: Bruto binnenlandse produktie van rundvleesEXLD: Export levende dieren

    IMLD: Import levende dierenNP: Netto produktie vlees

    IMRV: Import rundvleesEXRV: Export rundvlees

    NSH: Netto saldo internationaal handelsverkeerVER: Verbruik rundvlees

    SV: Schommeling voorraden in de GemeenschapIA: Interventieaankopen

    IV: InterventieverkopenIVO: Interventievoorraden aan het eind van het jaar

    OV: Produktie-overschot

    Bron: EUROSTAT - CRONOS en berekeningen DG VI/A-2 in Voorzieningsbalansen vlees 1965-1990 - VI/2643/91-DG - juli 1992 - voor de interventie: aankopen, verkopen en voorraden - DG VI-D-2

    >

    Grafiek 2.1. - Beloop van de bruto binnenlandse produktie van vlees

    (Mio ton)

    N.B.: EUR12 omvat vanaf 1990 ook de voormalige DDR

    Bron: Voorzieningsbalansen vlees - vlees 1965-1990 - VI/2643/91 - DGVI/A-2 en CRONOS

    Grafiek 2.2. - Beloop van de bruto binnenlandse produktie van rundvlees

    (Mio ton)

    N.B.: EUR12 omvat vanaf 1990 ook de voormalige DDR

    Bron: Voorzieningsbalansen - vlees 1965-1990 - VI/2643/91 - DGVI/A-2 en CRONOS

    Grafiek 2.3. - Beloop (per vleessoort) van de bruto binnenlandse produktie van vlees in de Gemeenschap (EUR12 sedert 1986)

    (Mio ton)

    N.B.: EUR12 omvat vanaf 1990 ook de voormalige DDR

    Bron: Voorzieningsbalansen vlees 1965-1990 - VI/2643/91 - DGVI/A-2 en CRONOS

    Grafiek 2.4. - Beloop van het verbruik per vleessoort in kg/inwoner in de Gemeenschap (EUR12 sedert 1986)

    N.B.: EUR12 omvat vanaf 1990 ook de voormalige DDR

    Bron: Voorzieningsbalansen vlees 1965-1990 - VI/2643/91 - DGVI/A-2 en CRONOS

    Grafiek 2.5. - Beloop van het communautaire rundvleesverbruik

    (Mio ton)

    N.B.: EUR12 omvat vanaf 1990 ook de voormalige DDR

    Bron: Voorzieningsbalansen vlees 1965-1990 - VI/2643/91 - DGVI/A-2 en CRONOS

    2.3. Het aandeel van de rundveehouderij in de totale landbouwproduktie van de Gemeenschap (in 1991 27 %, waarvan 15,8 % voor melkproduktie en 11,2 % voor de vleesproduktie) is in het noorden van de Gemeenschap veel groter dan in het zuiden. Frankrijk is met 1,9 Mio ton (24,7 % van de communautaire produktie) de eerste producent in de Gemeenschap, vóór Duitsland met 1,7 Mio ton. In 1992 telde de communautaire rundveestapel 76,8 miljoen stuks, waarvan 20,9 miljoen melkkoeien, 32,6 miljoen andere volwassen runderen en 23,3 miljoen kalveren (grafieken 2.6 - 2.9). De rundveestapel is tussen 1983 en 1992 met 11,6 % afgenomen - het betreft voornamelijk het aantal melkkoeien wegens de verlaging van de melkquota - en de stijging van het gemiddelde aantal dieren per bedrijf van ongeveer 30 stuks tot ongeveer 41 stuks in het afgelopen decennium is veroorzaakt door de vermindering van het aantal bedrijven met ongeveer 30 % sedert 1981.

    2.4. De voor de vleesproduktie geslachte runderen komen momenteel nog voor ongeveer 65 % van melkveekudden (reformkoeien, kalveren en mannelijke runderen van zuiver of gekruist melkveeras) en voor de rest van zoogkudden of slachtveerassen speciaal bestemd voor de vleesproduktie. Het aandeel van deze laatste groep neemt echter toe.

    2.5. In tien jaar is het gemiddeld gewicht bij de slacht van volwassen runderen dermate toegenomen (8), dat de vleesproduktie ondanks de vermindering van de veestapel is gestegen (zie de grafieken 2.6 en 2.7).

    Grafiek 2.6. - Beloop van het aantal runderen (miljoen stuks)

    N.B.: EUR12 omvat vanaf 1990 ook de voormalige DDR

    Bron: EUROSTAT - CRONOS

    Grafiek 2.7. - Beloop van het aantal melkkoeien (miljoen stuks)

    N.B.: EUR12 omvat vanaf 1990 ook de voormalige DDR

    Bron: EUROSTAT - CRONOS

    Grafiek 2.8. - Beloop van het aantal kalveren (miljoen stuks)

    N.B.: EUR12 omvat vanaf 1990 ook de voormalige DDR

    Bron: EUROSTAT - CRONOS

    Grafiek 2.9. - Beloop van het aantal overige runderen (miljoen stuks)

    N.B.: EUR12 omvat vanaf 1990 ook de voormalige DDR

    Bron: EUROSTAT - CRONOS

    Tabel 2.2 - Beloop van de prijzen (stierkalveren - R3) - Gemiddelde jaarprijs in ECU per 100 kg gewicht van hele dieren "" ID="1">B> ID="2">319,6> ID="3">315,6> ID="4">315,6> ID="5">312,5> ID="6">325,3> ID="7">305,3> ID="8">296,6> ID="9">304,2"> ID="1">DK> ID="2">352,9> ID="3">346,9> ID="4">326,2> ID="5">333,5> ID="6">353,9> ID="7">329,4> ID="8">311,4> ID="9">303,9"> ID="1">D> ID="2">322,3> ID="3">311,0> ID="4">317,7> ID="5">312,3> ID="6">322,8> ID="7">310,7> ID="8">290,4"> ID="1">GR> ID="2">369,3> ID="3">313,3> ID="4">307,3> ID="5">319,9> ID="6">356,1> ID="7">359,2> ID="8">363,5> ID="9">384,2"> ID="1">E> ID="3">312,3> ID="4">327,3> ID="5">343,2> ID="6">334,1> ID="7">338,5> ID="8">337,5"> ID="1">F> ID="2">332,1> ID="3">322,0> ID="4">316,2> ID="5">311,6> ID="6">338,1> ID="7">318,3> ID="8">306,3> ID="9">308,6"> ID="1">IRL (1)> ID="2">304,1> ID="3">299,6> ID="4">296,3> ID="5">320,7> ID="6">304,4> ID="7">293,8> ID="8">286,7> ID="9">286,7"> ID="1">I> ID="2">356,8> ID="3">357,1> ID="4">331,6> ID="5">316,6> ID="6">360,2> ID="7">339,3> ID="8">319,1> ID="9">321,5"> ID="1">L> ID="2">338,6> ID="3">324,2> ID="4">320,7> ID="5">315,6> ID="6">325,7> ID="7">325,9> ID="8">313,2> ID="9">313,7"> ID="1">NL> ID="2">335,1> ID="3">322,6> ID="4">325,7> ID="5">316,1> ID="6">332,9> ID="7">314,2> ID="8">299,9> ID="9">311,4"> ID="1">P> ID="8">380,0> ID="9">377,9"> ID="1">UK> ID="2">332,2> ID="3">291,4> ID="4">280,3> ID="5">329,6> ID="6">327,1> ID="7">281,4> ID="8">287,8> ID="9">275,6""Bron: EUROSTAT - CRONOS.

    >

    2.6. Sedert enkele jaren dalen de prijzen en worden de prijsverschillen tussen de meeste Lid-Staten (zie tabel 2.2) kleiner (variatie van 10 tot 20 % ten opzichte van het gemiddelde van de vastgestelde prijzen). In 1992 werd de maximale gemiddelde jaarprijs in Griekenland, welke Lid-Staat niet geheel in zijn behoeften aan rundvlees voorziet (zie paragraaf 2.10), verhoogd (384,2 ECU/100 kg (9)), en werd de minimale gemiddelde jaarprijs in het Verenigd Koninkrijk vastgesteld (275,6 ECU/100 kg).

    Evolutie van de internationale handel 2.7. In 1992 droeg de Gemeenschap, wereldwijd de tweede exporteur van rundvlees na Australië (10), voor een kwart bij aan de internationale handel. Met het oog op de afzet van interventievoorraden met een ongekende omvang werd de communautaire uitvoer in 1991 en 1992 constant gehouden op 1,2 Mio ton, ofwel ongeveer 15 % van de netto rundvleesproduktie in de Gemeenschap.

    2.8. Het niveau van de handel met derde landen wordt grotendeels bepaald door de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en deze derde landen voor het verlenen van preferentiële toegang tot de communautaire markt. Zo vinden importen met douanerechten en invoerheffingen tegen een verminderd of nultarief in het algemeen plaats in het kader van contingenten. Deze importen, die reeds tien jaar lang toenemen (+ 57 % sinds 1981), komen bij het interne produktieoverschot en vergroten zo de communautaire voorraden, hetgeen leidt tot bijkomende interventieuitgaven voor de afzet van de overschotten, met name op de wereldmarkt. In 1992 werden tegen een verlaagde heffing 214 500 jonge runderen uit Hongarije, Polen, Joegoslavië en de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek (11) ingevoerd om in Italië en Griekenland te worden gemest; dit gaf niet alleen aanleiding tot een derving van eigen middelen ten belope van 53,5 Mio ECU, maar ook tot uitgestelde extra kosten, bij voorbeeld uitvoerrestituties voor levende runderen (in totaal 122 Mio ECU in 1992 (12)). Voor het begrotingsjaar 1992 wordt het financiële gewicht van de invoer tegen verlaagd recht of nulrecht in de toelichting van de begroting geraamd op 1 030 Mio ECU (890 Mio ECU als rekening wordt gehouden met de ontvangen heffingen).

    Onbalans van de rundvleesmarkt 2.9. Een der doelstellingen van de GMO in de sector rundvlees is het stabiliseren van de markten in de Gemeenschap (zie paragraaf 3.1). Bij vergelijking van het beloop van de produktie en het verbruik sedert 1980 (zie grafiek 2.10) blijkt dat de communautaire produktie - die een cyclus doorloopt - altijd, zelfs op het dieptepunt van een cyclus, groter was dan het verbruik. Deze structurele onbalans, die reeds meer dan tien jaar voortduurt, lijkt nog te verergeren. Het overschot dat jaarlijks op de wereldmarkt moet worden afgezet, vormde in de afgelopen tien jaar gemiddeld ongeveer 6 % van de communautaire produktie, die een doorlopende stijging van bijna 0,5 % per jaar kent.

    2.10. Bij een onderzoek van de graad van zelfvoorziening in de Gemeenschap (zie tabel 2.3) blijkt dat vier Lid-Staten (Griekenland, Italië, Portugal, Verenigd Koninkrijk) geen volledige zelfvoorziening bereiken. In alle andere Lid-Staten, behalve in Spanje, waar verbruik en produktie in evenwicht zijn, overtreft de produktie in meerdere of mindere mate het eigen verbruik. In alle Lid-Staten is de zelfvoorzieningsgraad tussen 1986 en 1989 gedaald, behalve in België (159 % in 1990 tegen 108 % in 1980) en in Ierland (948 % in 1990 tegen 484 % in 1981).

    Grafiek 2.10. - Evolutie van het evenwicht tussen de binnenlandse produktie en het verbruik - EUR6, EUR9 & EUR12

    (Mio ton)

    XTB:981HG01000N.B.: - EUR12 omvat vanaf 1990 ook de voormalige DDR.

    - CONS = Verbruik

    PROD = Produktie

    Bron: Voorzieningsbalansen - vlees 1965-1990 - VI/2643/91 - DGVI/A-2

    2.11. Hoewel de marktsituatie de laatste tijd aanzienlijk lijkt te zijn verbeterd, lagen de voorraden, die begin 1993 meer dan 1,1 miljoen ton beliepen, begin 1994 toch nog op ongeveer 450 000 ton. De fundamentele onbalans, die wordt verhuld door een tijdelijke verbetering van de export, het cyclische beloop van de produktie en het feit dat de veehouders de slacht uitstellen om in het kader van het nieuwe stelsel premierechten te krijgen, zal duidelijk zichtbaar worden in de komende jaren, op een moment waarop solvabele exportmarkten zeldzaam zouden kunnen worden (13).

    Tabel 2.3 - Evolutie van de zelfvoorzieningsgraad (zelfvoorzieningsgraad in % - vlees van volwassen runderen en kalveren) "" ID="1">B (1)> ID="2">108> ID="3">116> ID="4">103> ID="5">114> ID="6">126> ID="7">127> ID="8">136> ID="9">135> ID="10">149> ID="11">150> ID="12">159> ID="13">178> ID="14">179"> ID="1">DK> ID="2">351> ID="3">372> ID="4">413> ID="5">414> ID="6">363> ID="7">328> ID="8">283> ID="9">290> ID="10">249> ID="11">208> ID="12">208> ID="13">231> ID="14">204"> ID="1">D> ID="2">104> ID="3">109> ID="4">109> ID="5">112> ID="6">119> ID="7">113> ID="8">121> ID="9">118> ID="10">112> ID="11">113> ID="12">120> ID="13">137> ID="14">121"> ID="1">GR> ID="2">46> ID="3">57> ID="4">47> ID="5">37> ID="6">37> ID="7">35> ID="8">33> ID="9">27> ID="10">38> ID="11">28> ID="12">29> ID="13">32> ID="14">28"> ID="1">E> ID="5">95> ID="6">88> ID="7">87> ID="8">99> ID="9">99> ID="10">96> ID="11">96> ID="12">102> ID="13">95> ID="14">100> ID="15">97"> ID="1">F> ID="2">111> ID="3">115> ID="4">112> ID="5">113> ID="6">121> ID="7">118> ID="8">118> ID="9">121> ID="10">118> ID="11">108> ID="12">114> ID="13">119> ID="14">122> ID="15">116"> ID="1">IRL> ID="2">629> ID="3">484> ID="4">476> ID="5">547> ID="6">601> ID="7">692> ID="8">706> ID="9">692> ID="10">776> ID="11">716> ID="12">903> ID="13">977> ID="14">977"> ID="1">I> ID="2">63> ID="3">60> ID="4">59> ID="5">63> ID="6">67> ID="7">61> ID="8">58> ID="9">59> ID="10">59> ID="11">56> ID="12">62> ID="13">62> ID="14">69"> ID="1">NL> ID="2">141> ID="3">156> ID="4">154> ID="5">172> ID="6">196> ID="7">185> ID="8">220> ID="9">182> ID="10">169> ID="11">154> ID="12">160> ID="13">173> ID="14">179"> ID="1">P> ID="5">99> ID="6">91> ID="7">84> ID="8">86> ID="9">80> ID="10">82> ID="11">83> ID="12">71> ID="13">76> ID="14">70"> ID="1">UK> ID="2">84> ID="3">83> ID="4">83> ID="5">86> ID="6">92> ID="7">89> ID="8">81> ID="9">84> ID="10">76> ID="11">81> ID="12">91> ID="13">92> ID="14">85> ID="15">91"> ID="1">EUR

    12> ID="5">104> ID="6">111> ID="7">106> ID="8">107> ID="9">107> ID="10">104> ID="11">100> ID="12">108> ID="13">115> ID="14">113"> ID="1">EUR

    10> ID="2">102> ID="3">104> ID="4">101> ID="5">105> ID="6">112> ID="7">108> ID="8">108> ID="9">107> ID="10">105> ID="11">101> ID="12">109""Bron: Voorzieningsbalansen - vlees 1965-1990 - VI/2643/91 - DGVI/A-2

    >

    3. GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING IN DE SECTOR RUNDVLEES 3.1. De GMO in de sector rundvlees werd ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 (1), hierna te noemen "de basisverordening". Op de grondslag van de doeleinden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, neergelegd in artikel 39 van het Verdrag van Rome, worden in deze verordening de te hanteren instrumenten vastgelegd. Doelstellingen met prioriteit zijn, de markten te stabiliseren door met name te voorkomen dat prijsschommelingen op de wereldmarkt een terugslag hebben op de prijzen binnen de Gemeenschap, en de betrokken landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren (2).

    Evolutie van de regelgeving: de drie perioden van de GMO 3.2. De communautaire regelgeving van deze GMO doorliep achtereenvolgens de volgende drie tijdvakken:

    a) de periode met een tekort aan rundvlees van 1960 tot 1973, waarin de voorschriften waren gericht op het stimuleren van de produktie;

    b) de periode met een wankel evenwicht van 1974 tot 1981, waarin de ad hoc-maatregelen met name ten doel hadden, de prijzen op de communautaire markt te ondersteunen;

    c) de periode met de structurele overschotten sinds 1981, waarin de communautaire regelgeving steeds meer is gericht op de inkomenssteun voor de producenten met behulp van een stelsel van rechtstreeks aan de producent betaalde premies, terwijl de marktprijzen binnen bepaalde grenzen mogen dalen onder druk van de produktieoverschotten.

    3.3. De diverse premies, die in het begin van de jaren zeventig te hooi en te gras werden ingevoerd als reactie op tijdelijk lijkende problemen, werden geleidelijk vervangen door premies van meer stabiele aard die ten slotte werden opgenomen in de basisverordening voor de GMO. De Raad reageerde op de marktsituatie met de instelling van het communautaire indelingsschema, waarmee werd overgegaan van een systeem van prijzen voor levende dieren op een systeem van prijzen voor geslachte dieren, met de invoering van een meer homogeen premiestelsel, gecombineerd met een beleid tot verlaging van de interventieprijzen, alsook met opeenvolgende wijzigingen van de mechanismen voor de aankoop bij inschrijving. Herhaaldelijk heeft de Raad geoordeeld dat het interventiestelsel in de rundvleessector zijn doel - ondersteuning van de prijzen en stabilisering van de markt - niet had bereikt en dat de interventie een doel op zich leek te worden, hetgeen bleek uit het ontstaan van een typisch "interventierund" (zware geslachte dieren met goede bevleesdheid, . . .).

    De geldende communautaire regeling 3.4. Na de laatste aanpassing in mei 1992 in het kader van de "hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid" omvat de GMO-basisverordening (3), evenals in het begin, een prijs- en interventieregeling en een regeling van het handelsverkeer met derde landen.

    Regeling van het handelsverkeer met derde landen 3.5. De in de basisverordening vastgelegde maatregelen omvatten een stelsel van restituties bij uitvoer die verschillen volgens de bestemming en een stelsel van douanerechten en eventueel heffingen bij invoer. Voorts is er voorzien in een uitzonderingsregeling voor de verwerkende industrie en een voor de invoer van mestdieren.

    3.6. Elk jaar stelt de Raad "een op ramingen berustende balans op betreffende voor de verwerkende industrie bestemd vlees, rekening houdend met enerzijds de hoeveelheden van de voor industriële verwerking geschikte kwaliteiten en aanbiedingsvormen die naar verwachting in de Gemeenschap beschikbaar zullen zijn, en anderzijds de behoeften van de industrie" (4). Bij deze opeenvolgende balansen is met name rekening gehouden met de ontwikkeling van de communautaire produktie. De importbehoefte, die in 1990 voor het laatst een maximum bereikte met 50 000 ton, werd vanaf 1991 door de Raad op nul gesteld. Toch blijft de Gemeenschap elk jaar ongeveer 500 000 ton rundvlees - waarvan 200 000 ton in de vorm van bereidingen of conserven (tariefpost 16.02), die kunnen worden ingevoerd met 26 % douanerechten - tegen preferentiële tarieven invoeren om te voldoen aan haar verplichtingen (193 795 ton vlees en 472 600 levende dieren) in het kader van internationale overeenkomsten (GATT; ACS-landen, namelijk Botswana, Kenia, Madagaskar, Namibië (sedert 1993), Swaziland, Zimbabwe - zie tabel 3.1).

    3.7. In de opeenvolgende op ramingen berustende balansen betreffende jonge mannelijke runderen met een gewicht van ten hoogste 300 kg en bestemd voor de mest in de Gemeenschap werd rekening gehouden met het communautaire overschot aan stierkalveren, dat in de toekomst zou moeten verminderen dank zij de invoering in 1993 van de verwerkingspremie voor jonge stierkalveren van een melkras (premie van 100 ECU per jong stierkalf van een melkras dat uit de produktie wordt genomen voordat het de leeftijd van 10 dagen bereikt). Deze voor de Lid-Staten facultatieve maatregel werd nog niet toegepast. Om harmonieuze handelsbetrekkingen met de betrokken derde landen (Hongarije, Polen, Joegoslavië in 1992, Tsjechische republiek en Slowaakse republiek in 1993, Roemenië) in stand te houden, heeft de Raad drie jaar geleden besloten het aantal jonge stieren dat onder preferentiële voorwaarden mag worden ingevoerd op 198 000 te handhaven, ondanks een verwacht overschot van 600 000 stuks in 1992 en van 100 000 stuks in 1993.

    Premieregeling 3.8. De verschillende soorten premies, namelijk de speciale premie, de seizoencorrectiepremie, de zoogkoeienpremie en de verwerkingspremie, zijn ingesteld om, enerzijds, het aanbod van rundvlees te beïnvloeden, met name de te verhandelen hoeveelheid, het tijdstip en de vorm (kalveren, jonge stieren, ossen) van verhandeling, en anderzijds het inkomen van de producenten te ondersteunen.

    Interventieregeling 3.9. De interventieregeling heeft betrekking op hele volwassen runderen, die levend meer dan 300 kg wegen, alsmede op vers of gekoeld vlees daarvan in de vorm van hele of halve dieren, "compensated quarters", voorvoeten of achtervoeten, ingedeeld volgens het communautaire indelingsschema.

    3.10. De interventie omvat de openbare opslag, georganiseerd volgens de regels die gelden voor de aankopen door de interventiebureaus van elke Lid-Staat, en de particuliere opslag, dat wil zeggen de steun aan anderen dan de interventiebureaus voor het voor eigen rekening en op eigen risico in depot bewaren van produkten (5). De begrotingsuitgaven voor de particuliere opslag vormden de laatste jaren echter slechts een te verwaarlozen deel van de interventieuitgaven voor opslag (zie tabel 3.1).

    3.11. Deze maatregelen kunnen worden genomen op het niveau van een Lid-Staat of een regio, dan wel voor de hele Gemeenschap, naar gelang van het niveau van de prijzen die worden geconstateerd op de markten van de Lid-Staten ten opzichte van een indicator, de interventieprijs (oorspronkelijk de oriëntatieprijs (6)).

    Openbare opslag Aankopen

    3.12. Interventieaankopen kunnen worden verricht in twee welbepaalde gevallen, naar gelang van het niveau van de gemiddelde marktprijs in de Gemeenschap en van

    Tabel 3.1 - Invoercontingenten in de sector rundvlees "" ID="1">Raad 129/94> ID="2">GATT Hilton rund> ID="3">Argentinië, Australië,> ID="4">20 % (DR)> ID="5">24 300 t> ID="6">34 300 t"> ID="1">Comm. 212/94> ID="2">GATT Hilton rund USA> ID="3">Uruguay, USA, Canada> ID="4">20 % (DR)> ID="5">10 000 t"> ID="1">Raad 131/94

    Comm. 212/94> ID="2">GATT Buffel> ID="3">Australië> ID="4">20 % (DR)> ID="5">2 250 t"> ID="1">Raad 132/94> ID="2">GATT Lende> ID="3">Erga omnes> ID="4">4 % (DR)> ID="5">800 t> ID="6">1 500 t"> ID="1">Comm. 139/94> ID="2">GATT Lende

    Argentinië> ID="3">Argentinië> ID="4">4 % (DR)> ID="5">700 t"> ID="1">Raad 130/94> ID="2">GATT ingevroren vlees> ID="3">Erga omnes> ID="4">20 % (DR)> ID="5">53 000 t"> ID="1">Comm. 214/94> ID="2">Balans verwerktvlees> ID="3">Erga omnes> ID="4">0 %/45 % (H)

    20 % (DR)> ID="5">0 t"> ID="1">Raad 715/90> ID="2">ACS-vlees> ID="3">Kenia, Zimbabwe, Swaziland, Botswana, Madagaskar, Namibië> ID="4">10 % (H)> ID="5">52 100 t"> ID="1">Comm. 336/94> ID="2">Balans jonge runderen> ID="3">Tsjechische Rep., Slowaakse Rep., Polen, Hongarije, Roemenië, Slovenië, Bulgarije> ID="4">25 %/35 % (H)

    16 % (DR)> ID="5">198 000 St> ID="6">425 000

    Gebruikelijk niveau"> ID="1">Comm. 2697/93

    Comm. 3558/93> ID="2">Associatieovereenkomst (vlees)> ID="3">Polen, Hongarije, Tsjechische Rep., Slowaakse Rep.> ID="4">40 % (H)

    8 % (DR)> ID="5">14 100 t"> ID="1">Comm. 358/94> ID="2">Associatieovereenkomst (levende dieren van 160 tot 300 kg)> ID="3">Polen, Hongarije, Tsjechische Rep., Slowaakse Rep.> ID="4">25 % (H)

    16 % (DR)> ID="5">59 400 St"> ID="1">Raad 1157/92

    Comm. 3409/93> ID="2">Kalveren < 80 kg> ID="3">Erga omnes> ID="4">100 % (H)

    16 % (DR)> ID="5">167 600 St"> ID="1">Raad 775/94

    Comm. 957/94> ID="2">Compensatie (balans) vlees van hoge kwaliteit> ID="3">Argentinië, Australië, Uruguay, Nieuw-Zeeland, Brazilië> ID="4">20 % (DR)> ID="5">11 430 t"> ID="1">Raad 774/94

    Comm. 1001/94> ID="2">Compensatie oliehoudende produkten> ID="3">Argentinië, Uruguay, Brazilië> ID="4">20 % (DR)> ID="5">18 000 t"> ID="2">Bergrassen> ID="3">Oostenrijk, Zwitserland> ID="4">4 % (DR)> ID="5">47 600 St"> ID="1">Comm. 266/94> ID="2">Vlees Zweden> ID="3">Zweden> ID="4">0 % (DR)

    0 % (H)> ID="5">4 000 t vers of ingevroren vlees 2 500 t conserven"> ID="1">Comm. 346/94> ID="2">Vlees Bulgarije & Roemenië> ID="3">Bulgarije, Roemenië> ID="4">60 % (H)

    12 % (DR)> ID="5">75 t (Bulgarije)

    540 t (Roemenië)""Bron: Commissie.

    >

    de gemiddelde marktprijzen in de Lid-Staten of gebieden van een Lid-Staat (7) ten opzichte van de interventieprijs. In het eerste geval geldt voor de interventieaankopen een kwantitatieve beperking (zie de paragrafen 3.13 en 3.14). In het tweede geval worden de interventieaankopen verricht met toepassing van het vangnetsysteem (zie paragraaf 3.15).

    3.13. In het eerste geval worden de aankopen verricht via een inschrijvingsprocedure; de aankoopprijzen en de aanvaarde hoeveelheden worden bepaald op basis van de door de Commissie ontvangen offertes. Deze procedure wordt geopend als gedurende twee opeenvolgende weken is voldaan aan twee voorwaarden:

    a) de gemiddelde prijs op de markt van de Gemeenschap, geconstateerd op basis van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen, is lager dan een bepaald percentage van de interventieprijs (84 % sedert 1992 (8));

    b) de gemiddelde marktprijs in de Lid-Staat of het betrokken gebied, geconstateerd op basis van genoemd schema, ligt lager dan een bepaald percentage van de interventieprijs (80 % sedert 1992 (9)).

    3.14. De procedure wordt opgeschort wanneer aan een van beide voorwaarden gedurende twee opeenvolgende weken niet meer wordt voldaan of wanneer het voor de aankopen volgens deze procedure gestelde maximum is bereikt. Dit maximum was voor 1993 bepaald op 750 000 ton en daalt geleidelijk tot 350 000 ton in 1997.

    3.15. In het tweede geval worden de aankopen verricht volgens de zogeheten "vangnetprocedure", waarbij alle offertes worden aanvaard. Deze aankoopprocedure wordt in gang gezet bij een sterkere daling van de prijzen gedurende een periode van twee opeenvolgende weken, namelijk indien de gemiddelde communautaire marktprijs lager is dan 78 % van de interventieprijs en indien in een Lid-Staat of gebieden van een Lid-Staat de op basis van het communautaire indelingsschema voor geslachte dieren geconstateerde gemiddelde marktprijs van volwassen runderen lager is dan 60 % van de interventieprijs.

    3.16. In de beide hiervoor beschreven gevallen worden alleen offertes geaccepteerd waarvan de prijs niet hoger is dan de gemiddelde marktprijs van de Lid-Staat of het gebied, vermeerderd met een bedrag dat door de Commissie werd vastgesteld op 8 ECU. Het vlees dat wordt gekocht is van de kwaliteitsklasse waarvoor de in paragraaf 3.13 bedoelde prijsvoorwaarden zijn geconstateerd.

    3.17. Het stelsel der interventieaankopen kende een belangrijke ontwikkeling door de talrijke wijzigingen en verbeteringen die de Commissie in de maatregelen heeft aangebracht. Met name valt te wijzen op:

    a) de sedert 1974 aan de interventiebureaus geboden mogelijkheid, bij massale aanvoer ter interventie de aankopen te beperken tot de hoeveelheden die zij kunnen invriezen en opslaan (10);

    b) de in 1978 aan de interventiebureaus verleende machtiging, het gekochte rundvlees te doen uitbenen, met bepaalde beperkingen (11); nadat er verschillende malen van afgeweken was, werden deze beperkingen in 1989 opgeheven (12) en werden er in 1993 nieuwe beperkingen ingevoerd (13);

    c) het sinds 1988 bestaande verbod om produkten ter interventie te accepteren die afkomstig zijn van met bepaalde hormonale stoffen behandelde dieren (14);

    d) de verplichting, produkten te weigeren waarvan de interventiebureaus de indeling niet in overeenstemming achten met het communautaire indelingsschema (15); vanaf 1989 is herindeling niet meer mogelijk;

    e) de mogelijkheid die de Commissie zich sinds 1990 voorbehoudt om, indien de hoeveelheden die worden aangeboden tegen een prijs, die hoogstens de maximumprijs bedraagt, de aankoopmogelijkheden overtreffen, deze hoeveelheden te verminderen door toepassing van verminderingscoëfficiënten (zie paragraaf 4.16);

    f) de sedert 1992 aan de inschrijver opgelegde verplichting, de zekerheid voor de naleving van zijn verbintenissen uitsluitend te stellen in de vorm van deposito's in contanten, teneinde elke speculatie inzake de toepassing van de verminderingscoëfficiënten te beperken (16) (zie paragraaf 4.15).

    Afzet van de voorraden

    3.18. De voor de afzet van de interventievleesvoorraden getroffen maatregelen beogen enerzijds de verruiming van de vraag op de communautaire markt, en wel door verkoop aan de vleesverwerkende industrie en gratis verstrekking aan filantropische instellingen, en anderzijds de vergemakkelijking van de uitvoer op de wereldmarkt (17).

    3.19. In de uitvoeringsbepalingen (18) is voorgeschreven dat elke koopaanvraag een verklaring van de gegadigde moet bevatten waarbij hij afziet van klachten ten aanzien van de kwaliteit en de kenmerken van het eventueel toegewezen produkt. Toch zullen de interventiebureaus de gegadigden de gelegenheid gegeven moeten hebben om zich van de staat van de produkten te vergewissen voordat zij hun offerte indienen. De interventiebureaus moeten bij voorrang de langst opgeslagen produkten afzetten.

    Ontwikkeling van de begrotingsuitgaven 3.20. De begrotingsuitgaven van de GMO in de sector rundvlees (zie tabel 3.2) stegen van 1 736 Mio ECU in 1983 tot 3 894 Mio ECU in 1993 (+ 124 %). Deze ontwikkeling werd sterk beïnvloed door de interventieaankopen van overschotten. Tussen 1983 en 1993 stegen de interventieuitgaven voor opslag van 632 tot 1 291 Mio ECU, een toename met 104 %. De uitvoerrestituties vormen de grootste uitgave van de GMO in 1993, met 1 711 Mio ECU ofwel 44 % van de totale begrotingsuitgaven van de GMO. De uitgaven voor de uitvoerrestituties stegen minder snel dan de totale uitgaven van de GMO (+ 106 % tegenover + 124 %). De verschillende rechtstreeks aan de producenten van rundvlees betaalde premies leidden tot begrotingsuitgaven die tussen 1983 en 1993 stegen met 123 %. Blijkens de ramingen die als grondslag voor de opstelling van de begroting voor het jaar 1994 dienden, zullen deze uitgaven in 1994 bijna het drievoudige van 1993 belopen (zie tabel 3.2 en grafiek 3.1).

    Tabel 3.2 - Beloop van de begrotingsuitgaven - Gemeenschappelijke marktordening in de sector rundvlees "(Mio ECU)

    >(3)(4)"> ID="1">210> ID="2">RESTITUTIE VOOR RUNDVLEES> ID="3">828> ID="4">1 393> ID="5">1 339> ID="6">1 214> ID="7">878> ID="8">769> ID="9">1 343> ID="10">1 110> ID="11">1 282> ID="12">1 333> ID="13">1 711> ID="14">902> ID="15">1 552"> ID="1">2110> ID="2">PARTICULIERE OPSLAG> ID="3">14> ID="4">14> ID="5">160> ID="6">102> ID="7">66> ID="8">60> ID="9">102> ID="10">87> ID="11">1> ID="12">0> ID="13">-93> ID="14">28> ID="15">pm"> ID="1">2111> ID="2">TECHNISCHE KOSTEN VAN OPENBARE OPSLAG> ID="3">94> ID="4">136> ID="5">198> ID="6">170> ID="7">130> ID="8">175> ID="9">109> ID="10">70> ID="11">256> ID="12">292> ID="13">273> ID="14">296> ID="15">74"> ID="1">2112> ID="2">FINANCIËLE KOSTEN VAN OPENBARE OPSLAG> ID="3">56> ID="4">59> ID="5">128> ID="6">112> ID="7">83> ID="8">104> ID="9">49> ID="10">14> ID="11">77> ID="12">88> ID="13">104> ID="14">80> ID="15">18"> ID="1">2113> ID="2">ANDERE KOSTEN VAN OPENBARE OPSLAG> ID="3">469> ID="4">606> ID="5">608> ID="6">1 497> ID="7">771> ID="8">563> ID="9">132> ID="10">-55> ID="11">81> ID="12">65> ID="13">-119> ID="14">-64> ID="15">-294"> ID="1">2114> ID="2">WAARDEVERMINDERING VAN DE VOORRADEN> ID="3">0> ID="4">0> ID="5">0> ID="6">149> ID="7">0> ID="8">344> ID="9">270> ID="10">882> ID="11">1 897> ID="12">1 747> ID="13">1 126> ID="14">1 268> ID="15">90"> ID="1">211> ID="2">INTERVENTIES IN DE VORM VAN OPSLAG> ID="3">632> ID="4">815> ID="5">1 094> ID="6">2 030> ID="7">1 050> ID="8">1 246> ID="9">663> ID="10">998> ID="11">2 312> ID="12">2 192> ID="13">1 291> ID="14">1 608> ID="15">-112"> ID="1">2120> ID="2">PREMIES VOOR ZOOGKOEIEN> ID="3">91> ID="4">90> ID="5">113> ID="6">91> ID="7">62> ID="8">156> ID="9">182> ID="10">292> ID="11">367> ID="12">437> ID="13">558> ID="14">691> ID="15">891"> ID="1">2121> ID="2">AANVULLENDE PREMIES VOOR ZOOGKOEIEN> ID="14">52> ID="15">70"> ID="1">2122> ID="2">SPECIALE PREMIES> ID="3">0> ID="4">0> ID="5">0> ID="6">0> ID="7">74> ID="8">192> ID="9">158> ID="10">401> ID="11">335> ID="12">454> ID="13">319> ID="14">967> ID="15">671"> ID="1">2123> ID="2">SEIZOENCORRECTIEPREMIES (1)> ID="3">82> ID="4">98> ID="5">83> ID="6">74> ID="7">65> ID="8">71> ID="9">41> ID="10">0> ID="11">0> ID="13">0> ID="14">21> ID="15">35"> ID="1">2124> ID="2">VERWERKINGSPREMIES VOOR JONGE STIERKALVEREN (2)> ID="3">103> ID="4">152> ID="5">117> ID="6">72> ID="7">19> ID="8">42> ID="9">41> ID="10">32> ID="11">8> ID="13">0> ID="14">59> ID="15">1"> ID="1">2125> ID="2">PREMIES VOOR EXTENSIVERING> ID="14">448> ID="15">401"> ID="1">2126> ID="2">ACTIES TER BEVORDERING VAN VERKOOP EN AFZET> ID="13">9> ID="14">10> ID="15">10"> ID="1">2127> ID="2">AANVULLENDE PREMIES VOOR ZOOGKOEIEN (PORTUGAL)> ID="14">28> ID="15">31"> ID="1">2129> ID="2">OVERIGE INTERVENTIES> ID="4">0> ID="5">0> ID="6">0> ID="7">0> ID="8">0> ID="9">0> ID="10">0> ID="11">0> ID="12">0> ID="13">6> ID="14">pm> ID="15">pm"> ID="1">212> ID="2">ANDERE INTERVENTIES DAN OPSLAG VAN RUNDVLEES> ID="3">276> ID="4">340> ID="5">313> ID="6">237> ID="7">220> ID="8">461> ID="9">422> ID="10">725> ID="11">710> ID="12">891> ID="13">892> ID="14">2 276> ID="15">2 116"> ID="1">B1-21> ID="2">TOTAAL VAN HET HOOFDSTUK (rundvlees)> ID="3">1 736> ID="4">2 547> ID="5">2 746> ID="6">3 482> ID="7">2 149> ID="8">2 476> ID="9">2 429> ID="10">2 833> ID="11">4 304> ID="12">4 416> ID="13">3 894> ID="14">4 786> ID="15">3 550""Bron: Financiële verslagen 1983-1991 - SINCOM 92-93 - Begroting 1994.

    >

    Grafiek 3.1. - Begrotingsuitgaven - GMO in de sector rundvlees

    (Miljard ECU)

    Bron: Financiële verslagen 1983-91 - SINCOM 92-93 - Begroting 1994

    4. TENUITVOERLEGGING VAN DE INTERVENTIEMAATREGELEN 4.1. De rundvleesmarkt kent sinds ongeveer tien jaar blijvende, structurele overschotten, waarvan circa een derde slechts een uitvloeisel is van in het kader van de GMO in de sector melk en zuivelprodukten genomen besluiten. Deze zorgwekkende toestand (jaarvoorschot van ongeveer 1 miljoen ton rundvlees in 1991/1992) zou wel eens kunnen voortduren, ondanks de hervorming van het GLB van 1992 (1).

    4.2. Ook al lijkt de huidige neerwaartse cyclische ontwikkeling van de rundvleesproduktie te worden beïnvloed door het geheel der in het kader van deze hervorming getroffen maatregelen, toch kunnen de structurele overschotten uiteindelijk weer op het in 1991 en 1992 bereikte peil komen, tenzij er intussen door de Gemeenschap corrigerende maatregelen van restrictieve aard ten uitvoer worden gelegd.

    4.3. Wat de communautaire financiën betreft betekenen de instelling van nieuwe premies en de verhoging van bestaande premies ten behoeve van de rundvleesproducenten een extra jaarlijkse begrotingslast die door de Commissie voor 1996 wordt geschat op circa 2 100 Mio ECU (2). Indien de communautaire prijzen in de toekomst, zoals voorzien, de wereldmarktprijzen zullen benaderen, zal de begrotingslast voor de restituties, maar ook voor de interventieaankopen weliswaar verminderen. De besparing voor de gemeenschapsbegroting is door de Commissie op 778 Mio ECU geraamd. Maar de financiering van de interventieaankopen, de communautaire opslag en de afzet van de overschotten op de wereldmarkt, die het in het kader van de GATT toegestane exportvolume (817 000 ton in het jaar 2000) juridisch evenwel niet mag overschrijden, zal een niet te verwaarlozen begrotingslast blijven opleveren. De structurele overschotten blijven op termijn een probleem waarvoor de hervorming van het GLB in 1992 geen enkele oplossing heeft geboden en waarvan de omvang ook nauwelijks zal veranderen, tenzij er corrigerende maatregelen ten uitvoer worden gelegd; sommige daarvan zijn inmiddels reeds goedgekeurd (b.v. in het kader van het prijzenpakket 94/95).

    Premieregeling en de invloed ervan op het inkomen van in de rundvleesproduktie gespecialiseerde landbouwers 4.4. De Kamer heeft in haar jaarverslagen over de begrotingsjaren 1989 (3) en 1991 (4) onderzoek verricht naar de tenuitvoerlegging van de premie voor zoogkoeien en de speciale premie voor jonge mannelijke runderen. Bovendien heeft de Kamer laten evalueren welk effect de twee premies hebben op met name het inkomen van de in rundvlees gespecialiseerde producenten.

    4.5. Volgens deze evaluatie zou de speciale premie, die was ingevoerd ter compensatie van een inkomensverlies als gevolg van een onmiddellijke verlaging van de interventieprijzen waartoe de Raad besluit, op termijn geen effect hebben op de inkomens van de producenten. De netto inkomens van de producenten zullen op den duur immers nauwelijks verbeteren door de betaling van de premie, waarvan een deel wordt geabsorbeerd door de marktmechanismen. Als er geen premie bestond zou het prijsverschil ten gunste van de producenten gelijk zijn aan of groter zijn dan het premiebedrag. De invloed van de premie voor zoogkoeien op het inkomen van de producenten is op den duur marginaal.

    4.6. Een van de voornaamste doelstellingen van het GLB in de sector rundvlees is het verschaffen van een redelijke levensstandaard aan de betrokken landbouwbevolking (zie paragraaf 3.1). Vergelijkt men het inkomen per bedrijf van de gespecialiseerde rundvleesproducenten met dat van de melkproducenten, dan stelt men vast dat het inkomen van de eerstgenoemde groep ongeveer 50 % lager is dan dat van de laatstgenoemde (5). De in 1992 in het kader van de GLB-hervorming genomen besluiten beogen het inkomen van de gespecialiseerde rundvleesproducenten met 16 % en dat van de melkproducenten met 8 % te verbeteren. Deze doelstelling - een stijging van 16 % - wordt slechts overtroffen bij de landbouwbedrijven die minder dan 92 ton graan per jaar produceren; voor deze bedrijven wordt een inkomensverbetering van 19 % beoogd (6). Bovendien heeft de Raad, die zich herhaaldelijk bezig hield met het probleem van de inkomens van rundvleesproducenten, niet alleen de reeds genoemde premies ingesteld, maar ook aan rundvleesproducenten de mogelijkheid geboden hun activiteiten uit te breiden met de produktie van melk; daartoe kan hun een individuele referentiehoeveelheid of quotum tot 120 000 kg worden toegekend.

    Interventieregeling Diverse functies van de interventie

    4.7. Bepaalde slachthuizen die overschotten ter interventie aanbieden, kunnen daardoor naar gelang van de behoeften van de markt, een keuze maken uit de geslachte dieren die zij van de mesters hebben gekocht. De dieren waarvoor op de markt moeilijk een koper wordt gevonden, worden ter interventie aangeboden. Voor sommige slachthuizen, met verschillende afzetmarkten in meerdere Lid-Staten, gaat het bij de interventieaankopen niet om een bepaald type karkas, maar voor de meeste is het standaardkarkas dat ter interventie wordt aangeboden een zwaar karkas (zie paragraaf 4.10). Voor deze laatste slachthuizen, die merendeels in de produktiegebieden en de lokale en regionale afzetgebieden zijn gevestigd, is de communautaire interventieregeling voor rundvlees "de beste klant of een van de beste klanten".

    4.8. Volgens sommige tijdens de controles in de Lid-Staten bezochte ondernemers zou de interventie een belangrijke rol kunnen spelen met het oog op de grootschalige export. Er zouden namelijk slechts weinig bedrijven groot genoeg zijn om zich ertoe te kunnen verbinden om op korte termijn tien- of honderdduizenden tonnen rundvlees uit te voeren. Zo zou de interventie, onafhankelijk van het communautaire prijspeil, een belangrijke rol moeten spelen en in feite ook al spelen bij de concentratie van het aanbod voor de grote exportcontracten.

    4.9. Sommige leidinggevende personen van interventiebureaus in de bezochte Lid-Staten verwierpen het huidige systeem van permanente interventieaankoop. Volgens hen dient de interventie zo snel mogelijk te worden teruggebracht tot een middel ter regulering van seizoengebonden of incidentele overschotten, maar zou zij niet mogen dienen ter regulering van structurele overschotten zoals de Gemeenschap die sinds enige jaren kent. In het Verenigd Koninkrijk lijken sommige slachthuizen zich reeds in 1993 erbij te hebben neergelegd dat de aankopen via de interventieregeling binnen twee jaar worden afgeschaft (7).

    4.10. Een van de bezwaren die door ondernemers in verschillende Lid-Staten werden genoemd, was dat het bij een structurele overproduktie aantrekkelijk was, zeer zware mannelijke volwassen runderen ter interventie aan te bieden, en dat de produktie daarvan door de interventie zelfs werd bevorderd. Deze runderen met een levend gewicht van 340 kg vinden tegen de interventieprijs geen koper op de markt, omdat zij, uitgebeend en in stukken gesneden, niet aansluiten op de consumptiegewoonten. Bij het snijden ontstaan er in het algemeen namelijk grotere en zwaardere stukken dan de standaard-stukken waarnaar vraag is op de markt. Zich bewust van dit bezwaar heeft de Raad op initiatief van de Commissie besloten het gewicht van de geslachte dieren die voor interventieaankoop in aanmerking komen, per 1 juli 1993 te beperken tot 380 kg (8). Dit gewicht werd per 1 januari 1994 tot 360 kg en per 1 juli 1994 tot 340 kg teruggebracht.

    Bij het beheer van de GMO voor rundvlees betrokken instanties

    4.11. In iedere Lid-Staat zijn een of meer nationale interventiebureaus belast met het dagelijkse beheer van de interventieverrichtingen: inschrijving, aankoop, voorraadbeheer en verkoop. De structuur van de betrokken organen kan beperkt zijn tot een ministerie, zoals in Ierland, of een aantal verschillende provinciale instanties omvatten, zoals in Italië.

    Inschrijvingsprocedure

    4.12. De procedures voor de vaststelling van de marktprijzen, zoals vastgelegd in de communautaire regelgeving, spelen een sleutelrol bij de inwerkingstelling van de interventiemechanismen. De aankopen door de interventiebureaus waartoe via open inschrijving wordt besloten met het oog op een redelijke ondersteuning van de markt, zijn namelijk afhankelijk van de voor volwassen runderen geconstateerde marktprijzen (9). De voorwaarden voor de opening van de inschrijvingsprocedure zijn gedetailleerd beschreven in de basisverordening (10) (zie de paragrafen 3.12-3.16). De opening van de inschrijvingen en de wijzigingen daarvan worden opgenomen in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    4.13. Slechts bepaalde geslachte volwassen runderen, te weten jonge, niet gecastreerde mannelijke dieren van minder dan twee jaar oud en gecastreerde mannelijke dieren, komen voor interventie in aanmerking, maar al dan niet voor de melkproduktie bestemde koeien en vaarzen niet. Voorts moeten de geslachte dieren bepaalde kenmerken vertonen (11); met name moeten zij van oorsprong uit de Gemeenschap zijn, voldoen aan bepaalde gezondheids- en hygiënische normen en ingedeeld zijn overeenkomstig het communautaire indelingsschema.

    4.14. De gegadigden nemen deel aan de inschrijving bij het interventiebureau van de Lid-Staten. De inschrijver verbindt zich er schriftelijk toe alle voorschriften met betrekking tot de betrokken aankopen na te leven (12). Daartoe dient hij een zekerheid van 30 ECU per 100 kg te stellen in de vorm van een deposito in contanten (13).

    4.15. Het deposito in contanten is in maart 1992 ingesteld om een speculatiegolf tegen te gaan die werd ontketend door het toenemende gebruik van verminderingscoëfficiënten die bij Verordening (EEG) nr. 1282/90 (14) waren ingevoerd. Het deposito in contanten is voor de inschrijver circa tien maal zo duur als de bankgarantie. Tegenover de bedragen die er bij de interventieverkoop omgaan, zijn deze extra kosten nauwelijks toereikend om het gedrag van de ondernemers te beïnvloeden. Niettemin vormen de door de Commissie op de offertes toegepaste verminderingscoëfficiënten voor de ondernemers een zeer storende want onzekere factor. Indien een bod niet wordt geaccepteerd of de gekochte hoeveelheden niet voldoende zijn, moet het tempo van de slacht in de slachthuizen - waarvan sommige 30 tot 50 % van hun produktie ter interventie aanbieden - tijdelijk worden verlaagd, hetgeen direct van invloed is op het functioneren van het slachthuis en indirect op het inkomen van de mesters.

    4.16. Als gevolg van de verminderingscoëfficiënten (zie paragraaf 3.18) worden de inschrijvingen slechts voor een fractie van de aangeboden hoeveelheden aanvaard. De coëfficiënten zijn ingevoerd voor een betere ondersteuning van de marktprijzen. Met deze methode kunnen bepaalde hoeveelheden worden aangekocht tegen een prijs die hoger is dan de prijs bij evenwicht tussen vraag en aanbod. Zolang de verminderingscoëfficiënt een waarde heeft waarbij bijna 100 % van de aangeboden hoeveelheden wordt gekocht, blijven de vooruitzichten van de ondernemers binnen redelijke grenzen. Sinds juli 1990 hebben deze coëfficiënten echter tot gevolg gehad dat de per offerte geaccepteerde hoeveelheden verminderden. In februari 1992 waren de vooruitzichten van de ondernemers zodanig dat zij verwachtten voor categorie A (jonge mannelijke runderen) slechts 5 % van hun aanbod te kunnen leveren. Daarom boden zij tien tot twintig keer zoveel ter interventie aan als ze van plan waren te verkopen. In Duitsland werd de top bereikt bij de 61ste inschrijving, toen er 82 465 ton te koop werd aangeboden, terwijl 1 402 ton (ofwel 1,7 % van het aanbod) ter interventie werd aanvaard op grond van de verminderingscoëfficiënt. In die periode bedroegen de met het oog op de stabilisatie van de markt terug te kopen hoeveelheden in Duitsland ongeveer 8 000 - 10 000 ton per inschrijvingsprocedure.

    4.17. Rekening houdend met de voor elke inschrijving ontvangen offertes en volgens de procedure van artikel 27 van Verordening (EEG) nr. 805/68 (15), stelt de Commissie na advies van het Comité van beheer (16), de maximumaankoopprijs (17) per categorie vast voor de kwaliteit R3 (18) (bevleesdheidsklasse R en vetheidsklasse 3). Iedere inschrijver wordt door het interventiebureau onmiddellijk in kennis gesteld van het resultaat van de inschrijving waaraan hij heeft deelgenomen. Het interventiebureau verstrekt elke inschrijver wiens offerte is aanvaard onverwijld een leveringsbon waarop de te leveren hoeveelheid, de prijs waartegen is toegewezen, de leveringstermijnen en de opslagplaats(en) waar de produkten geleverd moeten worden, zijn vermeld (19).

    4.18. Degenen aan wie is gegund dienen de produkten te leveren binnen 17 dagen na de dag waarop de termijn voor het indienen van de offertes verstrijkt. De levering mag in gedeelten plaatsvinden. De uit de inschrijving voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn niet overdraagbaar (20). Tijdens de bezoeken aan de Lid-Staten, met name aan het Verenigd Koninkrijk (Noord-Ierland), is vastgesteld dat meerdere ondernemingen verschillende offertes indienden, waarbij zij gebruik maakten van dochterondernemingen ter omzeiling van de bepaling dat per onderneming slechts één offerte mag worden ingediend (21). Deze dochterondernemingen lieten de produkten voor hun rekening door de moedermaatschappij leveren, daarmee inbreuk makend op de bepaling dat de uit de inschrijving voortvloeiende rechten en verplichtingen niet overdraagbaar zijn. Bij Verordening (EEG) nr. 2456/93 van de Commissie van 1 september 1993 wordt de toepassing van deze niet-overdraagbaarheid versterkt met de bepaling dat de Lid-Staten zich ervan dienen te vergewissen dat de inschrijvers onafhankelijk van elkaar zijn wat hun directie, personeel en werking betreft.

    Communautaire aankopen

    4.19. De communautaire interventieaankopen zijn toegenomen van 540 000 ton (equivalent hele dieren) in 1987 tot 1 030 000 ton in 1991, een stijging met 90,7 % in vier jaar (zie tabel 2.1). Weliswaar vertoonden de aankopen een cyclische ontwikkeling met een dieptepunt van 170 000 ton in 1989 (22), maar de aankopen van 1991 vormen meer dan 13 % van de communautaire rundvleesproduktie, ofwel circa 30 % van de produktie van vlees van jonge mannelijke runderen en van ossen.

    4.20. In 1990/91 vond 69,8 % (zie tabel 4.1) van de communautaire aankopen plaats met behulp van het vangnetsysteem (zie paragraaf 3.15). In het Verenigd Koninkrijk bedroeg dit percentage 97,1 %, in Ierland 94,7 % en in Duitsland 52,9 %. Daarentegen was dit percentage in Frankrijk, toch ook een grote rundvleesproducent, slechts 37,9 %. Voor het verkoopseizoen 1992/93 vormden de via dit - ondertussen gewijzigde - systeem verrichte aankopen nog slechts 13,2 % van de totale communautaire aankopen.

    Tabel 4.1 - Openbare rundvleesaankopen, uitgesplitst naar aankoopsysteem: inschrijving of vangnet "Gewicht hele dieren (ton)

    "" ID="1">Belgiëa> ID="2">10> ID="4">10> ID="5">109> ID="6">2 924> ID="7">3 033> ID="8">7 684> ID="9">1 800> ID="10">9 484> ID="11">1 447> ID="13">1 447"> ID="1"> b"> ID="1"> c> ID="2">10> ID="4">10> ID="5">109> ID="6">2 924> ID="7">3 033> ID="8">7 684> ID="9">1 800> ID="10">9 484> ID="11">1 447> ID="13">1 447"> ID="1">Dene-a> ID="5">16 192> ID="6">8 989> ID="7">25 181> ID="8">40 470> ID="9">3 215> ID="10">43 685> ID="11">39 743> ID="13">39 743> ID="14">10 170 (1)> ID="16">10 170"> ID="1">markenb> ID="5">385> ID="6">407> ID="7">792> ID="8">655> ID="9">90> ID="10">745> ID="11">140> ID="12">615> ID="13">745> ID="14">45> ID="16">45"> ID="1"> c> ID="5">16 577> ID="6">9 396> ID="7">25 973> ID="8">41 125> ID="9">3 305> ID="10">44 430> ID="11">39 883> ID="12">615> ID="13">40 488> ID="14">10 215> ID="16">10 215"> ID="1">Duits-a> ID="2">66 940> ID="4">66 940> ID="5">125 652> ID="6">130 425> ID="7">256 077> ID="8">122 376> ID="9">66 983> ID="10">189 359> ID="11">173 962> ID="13">173 962> ID="14">17 959> ID="16">17 959"> ID="1">landb> ID="2">8 603> ID="4">8 603> ID="6">11 113> ID="7">11 113> ID="9">9 255> ID="10">9 255> ID="11">3 117> ID="12">4 536> ID="13">7 653> ID="14">82> ID="16">82"> ID="1"> c> ID="2">75 543> ID="4">75 543> ID="5">125 652> ID="6">141 538> ID="7">267 190> ID="8">122 376> ID="9">76 238> ID="10">198 614> ID="11">177 079> ID="12">4 536> ID="13">181 615> ID="14">18 041> ID="16">18 041"> ID="1">Griekenc

    land"> ID="1">Spanjea> ID="2">3 994> ID="4">3 994> ID="5">435> ID="7">435> ID="8">551> ID="9">1 330> ID="10">1 881> ID="11">264> ID="13">264"> ID="1"> b"> ID="1"> c> ID="2">3 994> ID="4">3 994> ID="5">435> ID="7">435> ID="8">551> ID="9">1 330> ID="10">1 881> ID="11">264> ID="13">264"> ID="1">Frank-a> ID="2">2 776> ID="4">2 776> ID="5">49 062> ID="6">37 190> ID="7">86 252> ID="8">176 368> ID="10">231 532> ID="11">137 758> ID="13">137 758> ID="14">12 062> ID="16">12 062"> ID="1">rijkb> ID="5">11 876> ID="7">11 876> ID="8">55 164> ID="11">33 506> ID="13">33 506"> ID="1"> c> ID="2">2 776> ID="4">2 776> ID="5">60 938> ID="6">37 190> ID="7">98 128> ID="8">231 532> ID="10">231 532> ID="11">171 264> ID="13">171 264> ID="14">12 062> ID="16">12 062"> ID="1">Ierlanda"> ID="1"> b> ID="2">84 241> ID="4">84 241> ID="5">13 062> ID="6">234 767> ID="7">247 829> ID="8">79 560> ID="9">187 592> ID="10">267 152> ID="11">164 512> ID="12">73 622> ID="13">238 134> ID="14">22 342> ID="16">22 342"> ID="1"> c> ID="2">84 241> ID="4">84 241> ID="5">13 062> ID="6">234 767> ID="7">247 829> ID="8">79 560> ID="9">187 592> ID="10">267 152> ID="11">164 512> ID="12">73 622> ID="13">238 134> ID="14">22 342> ID="16">22 342"> ID="1">Italiëa> ID="5">41 255> ID="6">39 776> ID="7">81 031> ID="8">134 016> ID="10">134 016> ID="11">54 105> ID="13">54 105"> ID="1"> b"> ID="1"> c> ID="5">41 255> ID="6">39 776> ID="7">81 031> ID="8">134 016> ID="10">134 016> ID="11">54 105> ID="13">54 105"> ID="1">Luxem-c

    burg"> ID="1">Neder-a> ID="5">426> ID="6">881> ID="7">1 307> ID="8">2 010> ID="9">414> ID="10">2 424> ID="11">664> ID="13">664"> ID="1">landb"> ID="1"> a> ID="5">426> ID="6">881> ID="7">1 307> ID="8">2 010> ID="9">414> ID="10">2 424> ID="11">664> ID="13">664"> ID="1">Portugalc"> ID="1">Verenigd a"> ID="1">Koninkrijkb> ID="2">11 654> ID="4">11 654> ID="5">4 230> ID="6">140 654> ID="7">144 884> ID="8">43 211> ID="9">83 793> ID="10">127 004> ID="11">66 261> ID="12">23 914> ID="13">90 175> ID="14">4 565> ID="16">4 565"> ID="1"> c> ID="2">11 654> ID="4">11 654> ID="5">4 230> ID="6">140 654> ID="7">144 884> ID="8">43 211> ID="9">83 793> ID="10">127 004> ID="11">66 261> ID="12">23 914> ID="13">90 175> ID="14">4 565> ID="16">4 565"> ID="1">EGa> ID="2">73 720> ID="4">73 720> ID="5">233 131> ID="6">220 185> ID="7">453 316> ID="8">483 475> ID="9">73 742> ID="10">557 217> ID="11">407 943> ID="13">407 943> ID="14">40 191> ID="16">40 191"> ID="1"> b> ID="2">104 498> ID="4">104 490> ID="5">29 553> ID="6">386 941> ID="7">416 494> ID="8">178 590> ID="9">280 730> ID="10">459 320> ID="11">267 536> ID="12">102 687> ID="13">370 223> ID="14">27 034> ID="16">27 034"> ID="1"> c> ID="2">178 218> ID="4">178 218> ID="5">262 684> ID="6">607 126> ID="7">869 810> ID="8">662 065> ID="9">354 472> ID="10">1 016 537> ID="11">675 479> ID="12">102 687> ID="13">778 166> ID="14">67 225> ID="16">67 225""I: inschrijving - V: vangnet - a: jonge mannelijke runderen - b: ossen - c: totaal.

    Bronnen: voor Frankrijk: "Le marché des viandes et des produits avicoles" (De markt van vlees en pluimveeprodukten) (OFIVAL); voor de Gemeenschap: Jaarrekeningen en DG VI-D-2.

    >

    4.21. In het verkoopseizoen 1991/92 werden de belangrijkste aankopen in Ierland verricht, namelijk 267 152 ton, ofwel iets minder dan de helft van de nationale rundvleesproduktie. Voor het seizoen 1992/93 belopen de interventieaankopen in Ierland nog altijd 238 134 ton.

    4.22. De hoeveelheid geslachte dieren die door de interventiebureaus in de verschillende Lid-Staten wordt aangekocht hangt af van de vraag welke categorieën en klassen van dieren voor interventieaankoop in aanmerking komen. Zo is in Italië, een van de weinige Lid-Staten die karkassen van categorie A (jonge mannelijke runderen) en bevleesdheidsklasse O (van het communautaire indelingsschema) voor interventie accepteert, in mei 1990 een golf van interventieaankopen op gang gekomen als gevolg van de toename van de import van rundvlees, met name van categorie A en klasse O, grotendeels afkomstig uit de voormalige DDR en waarschijnlijk ook uit andere landen in Midden- en Oost-Europa. De rundvleesmarkt van de Gemeenschap, en met name van Italië, werd daardoor verstoord. Italië, dat het niveau van zelfvoorziening bij lange na niet haalt, moest tot begin maart 1991 zelfs de vangnetmaatregelen toepassen.

    4.23. Het gedeelte van het in Italië ter interventie aangeboden vlees van categorie A en klasse O dat afkomstig was uit Duitsland (68 000 ton voor het verkoopseizoen 1990/91 en 78 000 ton voor 1991/92) was zeer hoog van september 1990 (circa 70 %) tot november 1992 (circa 50 %); maar ook andere ondernemers hebben er geslachte dieren verkocht die in hun land van oorsprong niet voor interventie in aanmerking kwamen.

    De aankoopprocedure

    4.24. De succesvolle inschrijvers die hun leveringsbon hebben ontvangen, vervoegen zich op de aangegeven dag en tijd bij de op de bon vermelde opslagplaats om de toegewezen geslachte dieren te leveren (zie paragraaf 4.17).

    4.25. De interventiebureaus stellen de lijst op van de opslagplaatsen waar de toegewezen geslachte dieren worden geleverd. In Lid-Staten waar het interventiebureau de geslachte dieren niet laat uitbenen ligt het voor de hand om, zoals in Duitsland, koelhuizen als opslagplaatsen aan te wijzen.

    4.26. In Frankrijk daarentegen, waar een deel van de geslachte dieren wordt uitgebeend (36,1 % in 1992), zou het slechts zin hebben om koelhuizen als opslagplaatsen aan te wijzen indien de succesvolle inschrijver nooit zijn eigen karkassen behoefde uit te benen. Dit is echter slechts in theorie het geval. In de praktijk komt het voor dat deze inschrijver de geslachte dieren naar de opslagplaats - het koelhuis - brengt, ze lost om ze ter interventie aan te bieden aan de medewerkers van OFIVAL, het Franse interventiebureau, en ze vervolgens weer in dezelfde vrachtwagen laadt om ze naar het bij zijn slachthuis gelegen uitbeenlokaal terug te brengen.

    4.27. In Lid-Staten als het Verenigd Koninkrijk en Ierland, waar respectievelijk alle of bijna alle geslachte dieren worden uitgebeend, vinden de interventieaankopen hetzij in het slachthuis van degene aan wie is gegund, hetzij in de uitbenerij plaats. Voortaan dient de definitieve overname door het interventiebureau voor de uit te benen geslachte dieren in alle Lid-Staten te geschieden op de plaats van weging bij de ingang van de uitbenerij van het interventiebureau (23). In vrijwel alle gevallen beende de inschrijver die de geslachte dieren ter interventie aanbood zijn eigen dieren zelf uit. Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe uitvoeringsverordening dienen de inschrijver en de uitbenerij onafhankelijk van elkaar te zijn (24). Dit leidt tot een vermindering van de aan het uitbenen verbonden risico's, zoals verwisseling van geslachte dieren.

    4.28. Tijdens de aankooptransacties zijn de interventiebureaus verplicht bepaalde handelingen te verrichten om na te gaan of de geslachte dieren voor interventie in aanmerking komen (25).

    4.29. In Frankrijk worden alle gegevens over de geslachte dieren bij het wegen op geautomatiseerde gegevensdragers opgenomen, terwijl de invoer ervan in de computer handmatig plaatsvindt. Het gewicht van de ontvangen kwartieren, dat wordt afgelezen van de weegschaal in de opslagplaats, en de kwaliteit ervan volgens de verklaring van de vertegenwoordiger van OFIVAL, worden door een vertegenwoordiger van het koelhuis ingevoerd in een portable computer. Gezien het hoge tempo van de aankooptransacties kan deze procedure tot vergissingen leiden. De OFIVAL-vertegenwoordiger verricht geen enkele controle achteraf van de weegbriefjes, zelfs niet steekproefsgewijze. Tijdens de aankooptransactie wordt een etiket met de kwaliteit van het geslachte dier en het verkoopnummer ervan aan elk kwartier gehecht. De bij de weging geregistreerde nummers van de geslachte dieren worden nadien niet gebruikt voor het voorraadbeheer.

    4.30. In Italië vult de vertegenwoordiger van de Associazione Provinciale Allevatori (APA) volgens dezelfde procedure als in Frankrijk de aankooplijst in van het ter interventie aangeboden vlees.

    4.31. In Duitsland worden alle gegevens handmatig geregistreerd op standaardformulieren die dienen voor de centrale codering bij het interventiebureau (BundesAnstalt fuer Landwirdschaftliche Marktordnung - BALM). Doordat er bij het verlaten van het slachthuis een kopie van het interne document met het gewicht van de geslachte dieren bij het protocol wordt gevoegd - ook al is dit niet door de medewerker van het interventiebureau (BALM) gecontroleerd - wordt een extra beveiligingselement ingebouwd waarmee de resultaten van de eigenlijke aankooptransactie kunnen worden geverifieerd. Doordat het elektronische weegsysteem een afdruk maakt van een document met het gewicht van iedere groep tegelijk gewogen kwartieren en het totaalgewicht van de kwartieren tijdens de aankooptransactie, worden fouten die voortvloeien uit het overschrijven van deze gegevens vermeden.

    4.32. In het Verenigd Koninkrijk en Ierland worden vergelijkbare procedures toegepast als in Duitsland.

    4.33. De vertragingen bij de registratie variëren echter aanzienlijk van Lid-Staat tot Lid-Staat. In Frankrijk vindt de bijwerking van de gegevens, dankzij de elektronische overdracht, iedere nacht plaats (zie paragraaf 4.66). In Duitsland belopen de vertragingen met het bijwerken ongeveer twee weken. In het Verenigd Koninkrijk kunnen zij oplopen tot meerdere maanden.

    4.34. In de communautaire regelgeving (26) is bepaald dat, ingeval de hoeveelheid geweigerde produkten meer dan 20 % van de partij ter interventie aangeboden geslachte dieren bedraagt, de volledige partij wordt geweigerd.

    4.35. In Frankrijk heeft de Kamer tijdens de aankooptransacties waarbij zij aanwezig was, geconstateerd dat geslachte dieren door de vertegenwoordiger van OFIVAL opnieuw werden ingedeeld. Bij een strikte toepassing van de communautaire regelgeving (27) hadden deze dieren moeten worden geweigerd. Voorts wordt in deze regelgeving voorgeschreven dat er een lijst wordt opgesteld van de geslachte dieren die moeten worden geweigerd. Daartoe is geen enkele algemene maatregel getroffen.

    4.36. In Duitsland werd in deel A van het protocol, dat werd opgesteld na de beoordeling van de kwaliteit van het vlees in het slachthuis, wel vermeld hoeveel halve karkassen voor interventie in aanmerking kwamen, maar niet hoeveel er waren aangeboden. Daardoor was het onmogelijk om na te gaan of de hoeveelheid geweigerde produkten groter was dan 20 % van de aangeboden partij, en om vast te stellen of de volledige partij kon worden geaccepteerd of niet. Indien slechts rekening moest worden gehouden met de halve karkassen die op het moment van aankoop in het koelhuis werden geweigerd, zou de splitsing van de aankoopprocedure in een voorafgaand onderzoek in het slachthuis en een officiële aanvaarding in het koelhuis, ertoe leiden dat het merendeel van de weigeringen, te weten de afwijzingen die voortvloeiden uit de beoordeling van de geslachte dieren door de controleur van de BALM in het slachthuis, onbekend bleef. Deze in Duitsland toegepaste splitsing van de procedure is inmiddels toegestaan volgens de nieuwe uitvoeringsverordening van de Commissie (28), maar het blijft noodzakelijk het totale aantal weigeringen te kennen.

    4.37. In Groot-Brittannië komt het regelmatig voor dat de medewerkers (fatstock officers) van de Meat and Livestock Commission (MLC) die de interventieaankopen van geslachte dieren in slachthuizen verrichten, dieren accepteren maar in een lagere klasse indelen, of ze weigeren indien ze niet voor interventieaankoop in aanmerking komen. Deze weigeringen, en de indelingen in een lagere klasse die als vergelijkbaar met een weigering moeten worden gezien, worden nergens geregistreerd. Noch de MLC-medewerkers, noch het interventiebureau (MLC) zelf zijn dan ook in staat na te gaan wanneer de betrokken communautaire bepalingen van toepassing zijn.

    4.38. Hoewel de communautaire regelgeving (29) voorwaarden op het gebied van de gezondheid bevat voor de interventieaankopen van rundvlees, was de veterinaire inspectie in Frankrijk niet aanwezig bij de inontvangstneming van de geslachte dieren in het aankoopcentrum.

    4.39. Tijdens de bezoeken ter plaatse in Italië in december 1992 is de dienstdoende "valutatore" meermalen attent gemaakt op de aanwezigheid van bloeduitstortingen op de voor interventie aanvaarde kwartieren. Krachtens de communautaire regelgeving mogen de geslachte dieren namelijk geen oppervlakkige bloedsporen, verwondingen of bloeduitstortingen vertonen (30). De "valutatore" had derhalve strenger moeten zijn en de betrokken kwartieren moeten verwijderen.

    Uitbenen 4.40. Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 (31) bevat de uitvoeringsbepalingen die tot 1 september 1993 van kracht waren. Sindsdien is deze vervangen door Verordening (EEG) nr. 2456/93 van de Commissie van 1 september 1993, hierna te noemen de nieuwe uitvoeringsverordening.

    Aandeel van interventievlees zonder been

    4.41. In de periode van 1 januari tot 31 oktober 1993 was 103 146 ton ter interventie aangeboden rundvlees uitgebeend; dit is 64,9 % van de totale hoeveelheid aangeboden geslachte dieren. Per 31 januari 1993 bevond zich 484 419 ton rundvlees zonder been in de openbare interventievoorraden van de Gemeenschap, ofwel het equivalent van 712 318 ton rundvlees in de vorm van hele geslachte dieren (32), ter waarde van 686,9 Mio ECU (33). Sinds 1990 is ongeveer de helft van het inter(34) Bron: EOGFL VI.G.2 - Toestand van de interventievoorraden per 31 januari 1993 - Declaraties van de Lid-Staten vóór controle.ventierundvlees uitgebeend (zie de tabellen 4.2 en 4.3). Slechts vijf Lid-Staten, namelijk Denemarken, Frankrijk, Ierland, Italië en het Verenigd Koninkrijk, laten - een deel van - het ter interventie aangeboden rundvlees uitbenen. In Ierland en het Verenigd Koninkrijk wordt meer dan 90 % van het interventierundvlees uitgebeend. In Denemarken is het percentage vlees zonder been gedaald van 100 % in 1989 tot 48 % in 1991. In Italië schommelde dit percentage in de periode 1988-1991 tussen 10 en 60 %, en in Frankrijk tussen 0 en 25 %. In Duitsland wordt het vlees niet uitgebeend omdat de forfaitaire bijdragen van de Gemeenschap volgens de Duitse overheid slechts ongeveer de helft van de reële kosten dekken.

    Tabel 4.2 - Hoeveelheid uitgebeend rundvlees "(in ton)

    "" ID="1">DK> ID="2">19 375> ID="3">24 896> ID="4">441> ID="5">4 331> ID="6">21 773> ID="7">29 166> ID="8">26 622"> ID="1">D> ID="3">14 352"> ID="1">F> ID="2">45 208> ID="3">41 075> ID="4">1 225> ID="7">44 752> ID="8">30 281"> ID="1">IRL> ID="2">57 300> ID="3">64 657> ID="4">25 539> ID="5">141 221> ID="6">256 538> ID="7">249 440> ID="8">153 985"> ID="1">I> ID="2">7 318> ID="3">19 461> ID="4">2 487> ID="5">8 425> ID="6">39 381> ID="7">45 058> ID="8">5 773"> ID="1">UK> ID="2">31 216> ID="3">33 767> ID="4">16 914> ID="5">40 742> ID="6">141 547> ID="7">75 774> ID="8">39 656"> ID="1">Totaal> ID="2">160 416> ID="3">198 207> ID="4">46 606> ID="5">194 719> ID="6">459 240> ID="7">444 190> ID="8">256 318""Bron: Commissie - Jaarlijkse declaraties van de Lid-Staten

    >

    Tabel 4.3 - Kosten van het uitbenen "(in ECU)

    "" ID="1">DK> ID="2">1 322 312> ID="3">1 699 152> ID="4">30 122> ID="5">295 619> ID="6">1 814 357> ID="7">2 727 011> ID="8">2 976 848"> ID="1">D> ID="3">979 543"> ID="1">F> ID="2">3 085 458> ID="3">2 803 335> ID="4">83 616> ID="7">4 184 327> ID="8">3 385 991"> ID="1">IRL> ID="2">3 910 730> ID="3">4 412 816> ID="4">1 734 047> ID="5">9 638 342> ID="6">21 377 338> ID="7">23 322 618> ID="8">17 218 640"> ID="1">I> ID="2">499 447> ID="3">1 328 221> ID="4">169 723> ID="5">574 994> ID="6">3 281 591> ID="7">4 212 949> ID="8">645 572"> ID="1">UK> ID="2">2 130 469> ID="3">2 304 570> ID="4">1 154 359> ID="5">2 780 636> ID="6">11 795 153> ID="7">7 084 904> ID="8">4 434 379"> ID="1">Totaal> ID="2">10 948 417> ID="3">13 527 638> ID="4">3 180 867> ID="5">13 289 591> ID="6">38 268 439> ID="7">41 531 809> ID="8">28 661 430""Bron: Commissie - Jaarlijkse declaraties van de Lid-Staten

    >

    Financieel beheer bij het uitbenen

    4.42. Het besluit om het vlees te laten uitbenen valt onder de bevoegdheid van het interventiebureau van elke Lid-Staat (35). Oorspronkelijk moesten bij dit besluit bepaalde door de Commissie opgelegde grenzen in acht worden genomen (36). Momenteel hangt dit besluit voornamelijk af van:

    a) de resterende capaciteit van de opslagplaats; per kubieke meter kan gemiddeld 170 kg vlees met been of drie maal zoveel uitgebeend vlees worden opgeslagen;

    b) de koelinstallaties, die zich in het algemeen beter lenen voor de opslag van kartons dan van hele geslachte dieren;

    c) de voorkeur van de kopers;

    d) de noodzaak om het vlees uit te benen om gezondheidsredenen, zoals momenteel het geval is in het Verenigd Koninkrijk na het uitbreken van de "gekke-koeienziekte" (BSE).

    4.43. Aan de in paragraaf 4.42 genoemde overwegingen zou het criterium van goed financieel beheer van de communautaire uitgaven moeten worden toegevoegd. Het besluit om het ter interventie aangeboden vlees uit te benen is namelijk niet zonder gevolgen voor de begrotingsuitgaven (zie tabel 4.3). Tussen 1987 en 1991 zijn deze uitgaven voor het uitbenen gestegen van 10,9 tot 38,3 Mio ECU.

    4.44. Bij de beoordeling van deze gevolgen dienen de volgende elementen in aanmerking te worden genomen:

    a) het feit dat het vlees bij het uitbenen wordt ontdaan van onderdelen waarvan de opslag geen enkel belang heeft; circa 30-32 % van het gewicht van de ter interventie aangeboden karkassen wordt daarbij verwijderd;

    b) het verschil in opslagkosten tussen vlees met en vlees zonder been; deze maandelijkse kosten bedragen 17,99 ECU/ton voor vlees met been en 12,04 ECU/ton voor vlees zonder been (37);

    c) de kosten van het uitbenen, die door de Commissie forfaitair zijn vastgesteld op 169,30 ECU per ton uit te benen vlees; deze kosten omvatten tevens de kosten van de inslag van het uit te benen vlees, terwijl bij vlees met been de inslagkosten van 75,80 ECU/ton bij de aankoopkosten moeten worden gerekend; de Gemeenschap vergoedt derhalve een forfaitair bedrag van 93,5 ECU/ton voor het uitbenen van de geslachte dieren;

    d) het verschil in uitslagkosten tussen vlees met en vlees zonder been; deze kosten bedragen respectievelijk 7,47 en 6,85 ECU/ton.

    4.45. Aan de hand van deze elementen kan worden onderzocht bij welke opslagtermijn de totale kosten voor de gemeenschapsbegroting gelijk zouden zijn voor vlees met en zonder been, dat wil zeggen waar het "break-even point" tussen de twee mogelijkheden ligt: deze termijn kan worden gesteld op 10 maanden. Daarboven blijkt het goedkoper te zijn het vlees zonder been op te slaan, daar de meerkosten van het uitbenen worden terugverdiend door de winst als gevolg van de verwijdering van bepaalde delen van het geslachte dier en door het verschil in opslag- en uitslagkosten per ton vlees.

    4.46. Deze opslagtermijn is in alle Lid-Staten meermalen bereikt of overschreden, in het bijzonder in 1987 en begin 1988, alsmede in 1993 als gevolg van de omvangrijke interventieaankopen die sinds het tweede kwartaal van 1990 hebben plaatsgevonden. In 1988 en 1990 bedroeg de hoeveelheid opgeslagen geslachte dieren respectievelijk 548 661 en 185 769 ton.

    Rendement van het uitbenen

    4.47. Krachtens de uitvoeringsbepalingen dient het rendement bij het uitbenen, berekend voor de hoeveelheden uitgebeend vlees ten opzichte van de hoeveelheden uit te benen vlees, ten minste 68 % (38) te bedragen. De hoogste rendementen werden bereikt in Frankrijk (70,60 %), de laagste in Italië (68,10 %) en Ierland (68,71 %). Het rendement bij het uitbenen hangt enerzijds af van de zorg die aan het werk wordt besteed, en anderzijds van het runderras. Bij vleesrassen kan het rendement 72 % en, in de beste gevallen, nog hoger zijn.

    4.48. Voor het uitbenen wordt stukloon betaald in de vorm van een forfaitair bedrag (zie paragraaf 4.44). De uitbener krijgt van het interventiebureau het geslachte dier en geeft het vlees zonder been aan het bureau terug. Het rendement bij het uitbenen geeft aan hoeveel vlees, dat in de vorm van geslachte dieren is gekocht, door de Gemeenschap wordt opgeslagen. Hoe lager het rendement dus is, hoe groter het risico dat de uitbener naast zijn forfait een vergoeding in natura verdient, te weten het vlees dat niet in de interventievoorraad gaat. De interventiebureaus dienen des te meer belang te hechten aan het toezicht op het uitbenen omdat het voor deze werkzaamheden betaalde forfait 3 à 4 % van de waarde van het geslachte dier bedraagt.

    Verloop van het uitbenen en controle door de interventiebureaus

    4.49. Het uitbenen verloopt per Lid-Staat vrij verschillend. Het toezicht erop valt toe aan het interventiebureau van de Lid-Staat (39), en moet geschieden in de vorm van een permanente fysieke controle of van een onaangekondigde controle, vergezeld van een steekproef van de kartonnen dozen met deelstukken. Het toezicht omvat voorts een vergelijking van de uit te benen hoeveelheden met de verkregen hoeveelheid vlees en de restanten. In de communautaire regelgeving was echter noch rechtstreeks, noch via instructies aan de Lid-Staten een speciale kwantitatieve norm vastgesteld voor de steekproefcontrole van de kartons met deelstukken. Hoewel vooraf vastgestelde controlenormen een essentiële voorwaarde voor de onafhankelijkheid van de controleur zijn, is pas sinds 1993 in de nieuwe uitvoeringsverordening van de Commissie voorgeschreven dat voortaan ten minste 5 % van de kartons wordt gecontroleerd.

    4.50. In Frankrijk wordt bij het transport van de door het interventiebureau gekochte kwartieren tussen de uitbenerij en het koelhuis, geen enkele bijzondere voorzorgsmaatregel getroffen, zoals verzegeling van de vrachtwagens. Voordat het uitbenen begint verricht de medewerker van OFIVAL die het verloop daarvan moet controleren, geen enkele vergelijking - zelfs niet steekproefsgewijs - tussen de kenmerken van de aangeboden kwartieren en de op de aankoopbon vermelde kenmerken. Een dergelijke steekproefcontrole zou zelfs niet mogelijk zijn geweest, aangezien de aan de karkassen bevestigde labels merendeels onleesbaar waren.

    4.51. De deelstukken worden in kartonnen dozen verpakt volgens de voorschriften van de algemene voorwaarden van de interventiebureaus, die overeenkomen met de communautaire eisen (40). Na het inpakken wordt er een touw om de kartons gedaan (41) en worden zij verzegeld met een of meer etiketten. Dit systeem moet verhinderen dat de inhoud van het karton achteraf wordt vervangen. Het gewicht, het soort deelstuk en eventueel het aantal stukken worden met de hand op het karton aangebracht. In Frankrijk wordt tijdens het uitbenen permanent controle uitgeoefend. Na afloop ervan wordt een aantal kartons weer geopend om de inhoud ervan te verifiëren. Het aantal aldus geverifieerde kartons en het soort deelstukken worden vermeld op een formulier dat als controleverslag dient. Dit wordt ondertekend door de controleur van het regionale kantoor van OFIVAL. De gecontroleerde kartons worden in dit verslag weliswaar niet geïdentificeerd, maar ze worden wel gemerkt door de controleur die, binnen het gevarieerde takenpakket van OFIVAL, de controle in een koelhuis of uitbeenlokaal verricht.

    4.52. Tijdens de controle van voorraden vlees zonder been in Frankrijk werd vastgesteld dat de zelfklevende zegel op de kartonnen dozen niet voldeed, daar hij kon worden losgemaakt en weer op dezelfde doos vastgeplakt zonder dat dit sporen naliet. In enkele gevallen lieten de etiketten vanzelf los zonder sporen na te laten, en om sommige kartons zat zelfs geen touw.

    4.53. In Italië werd het uitbenen, tijdens de bezoeken ter plaatse, na de afsluiting van de aankooptransactie verricht in een ruimte naast het lokaal waar de kwartieren in ontvangst waren genomen, waarbij een vertegenwoordiger van de Associazione Italiana Allevatori (AIA) onaangekondigde controles verrichtte. Hoewel deze vertegenwoordiger niet permanent aanwezig was, werd er na het uitbenen geen enkele steekproef van de kartons met uitgebeend vlees genomen om de inhoud ervan te verifiëren. De etiketten, die niet genummerd zijn, liggen op verschillende plaatsen in het uitbeenlokaal, los of op een rol. Er is geen enkel toezicht op het aantal gebruikte etiketten, behalve, in een van de bezochte uitbenerijen, de registratie in duizendtallen van het aantal aan het uitbeenlokaal verstrekte exemplaren, en een periodieke controle van de waarschijnlijkheid van dit aantal. Vroeger werden de zegels na het aanbrengen geparafeerd door iemand die daartoe door de uitbener bevoegd was verklaard. Deze trage procedure, die niettemin een zekere bescherming tegen frauduleuze voornemens bood, werd later afgeschaft omdat zij zinloos werd geacht. In een van de bezochte Italiaanse uitbenerijen worden de etiketten met alle kenmerken van het verpakte vlees door een elektronisch weegsysteem afgedrukt, waardoor het aantal foutenoorzaken wordt beperkt.

    4.54. De controleur van de AIA verricht zijn werkzaamheden, die slechts in deeltijd plaatsvinden, in het kader van een contract van één jaar, dat in de praktijk van jaar tot jaar wordt verlengd. In dit contract wordt bepaald welke controles moeten worden verricht in het kader van de functie die bij een bepaalde uitbenerij moet worden vervuld. De controleur verricht zijn taak derhalve jarenlang bij een zelfde bedrijf. In sommige bezochte uitbenerijen wordt de functie van controleur van de AIA uitgeoefend door de veearts van het plaatselijk medisch centrum, die aan het slachthuis verbonden is.

    4.55. In Ierland en het Verenigd Koninkrijk vindt de aankooptransactie in de slachtinrichtingen plaats. In Ierland wordt het vlees tegelijkertijd uitgebeend, onder permanente controle van een ambtenaar van het Ministerie van landbouw (Department of Agriculture and Food) die voor vele jaren bij een zelfde bedrijf is aangesteld. In het Verenigd Koninkrijk geschiedt de controle door een vertegenwoordiger van het interventiebureau onaangekondigd (Groot-Brittannië) dan wel permanent (Noord-Ierland). In Groot-Brittannië vervult de vertegenwoordiger van de MLC (Meat and Livestock Commission) die belast is met de controle van het uitbenen, in het algemeen nog andere taken binnen het bedrijf; hij bevindt zich in een conflictueuze positie die nadelig kan zijn voor de kwaliteit van het voor rekening van het interventiebureau verrichte werk. Zo is geconstateerd dat een aantal door de MLC ontslagen controleurs vervolgens een betrekking hebben gevonden bij het bedrijf dat zij voordien hadden gecontroleerd. Overigens is in beginsel voorgeschreven dat de controleurs rouleren, maar in de praktijk gebeurt dit niet. In Noord-Ierland zijn de controleurs van de LMC (Livestock and Meat Commission) ambtenaren in voltijdse dienst van het interventiebureau, en rouleren zij regelmatig.

    4.56. In Ierland dragen de etiketten een volgnummer en wordt het gebruik van de rollen, soms vrij beknopt, bijgehouden in een daartoe bestemd register. Er vindt echter geen systematische vergelijking plaats van het aantal gebruikte etiketten met het aantal geproduceerde kartons met vlees.

    4.57. In het Verenigd Koninkrijk worden de kartons verzegeld met twee ongenummerde etiketten van het interventiebureau en een genummerd exemplaar van de veterinaire diensten. Hoewel deze diensten in het algemeen een beknopte boekhouding van hun genummerde etiketten voeren, vindt er geen enkele vergelijking plaats tussen het aantal gebruikte zegels en het aantal geproduceerde kartons. Na afloop van de uitbeenwerkzaamheden wordt een aantal kartons heropend. Het is echter niet mogelijk achteraf vast te stellen welke controles zijn verricht of welke dozen zijn geopend. Dit kan slechts leiden tot uitholling van de verantwoordelijkheid van de controleurs van het interventiebureau.

    4.58. Aangezien de communautaire regelgeving een maximaal vetpercentage voorschrijft voor de van de voorvoet afkomstige delen (42), wordt in Ierland één karton met elk van de betrokken delen geopend en wordt het vet ervan verwijderd; vervolgens wordt het vetpercentage berekend, en ingeval dit uitzonderlijk hoog is ten opzichte van de communautaire normen, weigeren de Ierse autoriteiten naar eigen zeggen de hele produktie van genoemde voorvoeten. Tijdens uitbeenwerkzaamheden waarbij controleurs van de Kamer aanwezig waren, werd echter geconstateerd dat bij overschrijding van de maximale vetpercentages de inhoud van het gecontroleerde karton opnieuw werd bewerkt totdat aan dit maximum werd voldaan. Toen de controleurs van de Kamer navraag deden bij de Ierse overheid omtrent het aantal kartons met delen van voorvoeten die door de toepassing van deze maatregelen waren geweigerd, konden zij geen cijfermateriaal verkrijgen. De gegevens die de Kamer na haar controles ter plaatse zijn verstrekt, wijzen er echter op dat de verificatie van het maximale vetpercentage sindsdien in praktijk is gebracht.

    Voorraden 4.59. Per 1 januari 1993 bedroegen de communautaire rundvleesvoorraden (zie tabel 4.4) 1 089 999 ton, waarvan 408 940 ton hele dieren en 681 059 ton uitgebeend vlees (equivalent hele dieren). De boekwaarde van deze voorraad wordt geschat op circa 3,4 miljard ECU. Op dit moment is meer dan de helft van het rundvlees in kwestie gekocht in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Per 31 oktober 1993 beliep dit percentage 66,7 %.

    4.60. In Frankrijk was de opslagcapaciteit voor rundvlees ten tijde van de controlebezoeken (juni 1992) voor circa 85 % in gebruik. Om het hoofd te bieden aan het capaciteitsgebrek dat zich aftekende, vond de kortdurende opslag tijdelijk op koelschepen plaats en werden er met firma's in andere Lid-Staten contracten voor de opslag van rundvlees gesloten.

    4.61. In Italië, waar de maximale opslagcapaciteit wordt geschat op 150 000 ton, bedroegen de rundvleesvoorraden tijdens de controlebezoeken in augustus 1992, dat wil zeggen kort voordat de dieren in de herfst uit de wei worden gehaald, reeds 85 000 ton. In de onderzochte periode bleef het vlees gemiddeld 60 dagen opgeslagen.

    4.62. Ten tijde van de controles ter plaatse in het Verenigd Koninkrijk (maart 1992) bevond zich daar 137 789 ton rundvlees in de communautaire opslagplaatsen, waarvan 28 968 ton moeilijk afzetbaar vlees. Voor dit vlees, dat begin 1990 was ingeslagen, in welke periode de gekke-koeienziekte (BSE) uitbrak, is op de wereldmarkt geen koper te vinden. Lange tijd kon het vlees dat in het Verenigd Koninkrijk ter interventie was aangeboden, slechts met zeer veel moeite ten verkoop worden uitgevoerd. De vermindering van de rundvleesvoorraden is dan ook voornamelijk tot stand gekomen via verkoop aan de verwerkende industrie.

    Selectiecriteria voor de keuze van koelhuizen

    4.63. In Italië en Ierland kan een zelfde bedrijf tegelijkertijd interventievlees aan- en verkopen en erkend zijn als aankoopcentrum, uitbenerij en opslagplaats. Het vlees wordt meestal opgeslagen in koelhuizen die rechtstreeks toebehoren aan de slachthuizen die de geslachte dieren ter interventie hebben aangeboden, of in die van de uitbenerijen waar het vlees voor rekening van de interventiebureaus is uitgebeend. Deze koelhuizen zijn in veel gevallen zelfs naast de slachthuizen of uitbenerijen gevestigd. In Groot-Brittannië staat het interventiebureau de slachthuizen en uitbenerijen daarentegen niet toe de ter interventie aangeboden karkassen of het voor rekening van de interventiebureaus uitgebeende vlees in hun eigen koelhuizen op te slaan.

    4.64. Het feit dat degenen die de interventieaankopen in opslag hadden, tegelijkertijd beschikten over alle middelen ter identificatie van de betrokken produkten, zoals verpakkingen, zegels of stempels en zelfklevende etiketten, vergemakkelijkte, bij frauduleuze bedoelingen en onvoldoende strenge controles door het interventiebureau, de vervanging van de goederen tijdens de opslag in of bij de uitslag uit het koelhuis. De Commissie heeft dit risico onderkend, en eist in de nieuwe uitvoeringsverordening dat de uitbenerijen en de koelinstallaties voor opslag onafhankelijk zijn van het slachthuis en/of degene aan wie is gegund (43) (zie paragraaf 4.27).

    Beheer en controle van de voorraden

    4.65. In Frankrijk kent het computersysteem (zie paragraaf 4.29) tijdens de aankooptransactie aan elk geslacht dier twee nummers toe, een voor de twee voorvoeten en een voor de twee achtervoeten van hetzelfde dier. In de fysieke voorraad zijn de voor- en achtervoeten identificeerbaar dankzij het etiket met het aankoopnummer. De kwartieren worden echter uitgeslagen zonder dat dit nummer wordt geregistreerd. Registratie van dit nummer zou als voordeel hebben dat de samenstelling van de voorraad op elk moment bekend is, waardoor er steekproefcontroles aan de hand van de weegbriefjes kunnen worden verricht.

    4.66. Tijdens het bezoek ter plaatse in Frankrijk bleek bij controle van de voorraad opgeslagen vlees zonder been dat de "voorraadstaat" van de beherende instantie niet bijgewerkt was. In de listings die bij het interventiebureau in Parijs beschikbaar waren, werden de voorraadmutaties van enkele dagen tevoren niet opgenomen, hoewel het computersysteem elke dag foutloos over de exacte stand van de voorraden van de vorige dag zou moeten beschikken.

    4.67. In Ierland kent het voor het voorraadbeheer ingevoerde computersysteem dermate grote vertragingen dat de door het systeem geproduceerde gegevens onbruikbaar zijn voor dit beheer. Sommige mededelingen van de koelhuizen aan het interventiebureau met betrekking tot voorraadmutaties, inslag of uitslag, zijn namelijk zeven maanden na ontvangst door het bureau nog niet geregistreerd. Het computersysteem produceert regelmatig een lijst met gedetailleerde gegevens over de beschikbaarheid van de voorraden per koelhuis. Het praktische nut daarvan is echter marginaal, aangezien deze beschikbaarheid vóór elke uitslag telefonisch moet worden bevestigd door de opslaghouder. Niettemin speelt dit systeem een sleutelrol bij het voorraadbeheer in Ierland.

    4.68. In Italië wordt iedere voorvoet en iedere achtervoet geïdentificeerd met een nummer op een etiket dat eraan wordt bevestigd aan de binnenkant van de stockinette. Tijdens de controles moet men de stockinettes openen om de nummers van de geslachte dieren te kunnen zien. De kwartieren worden per partij opgeslagen. Een partij bestaat uit de kwartieren die tijdens een aankooptransactie zijn aangeschaft. De vorming van kleine partijen vergemakkelijkt het beheer.

    4.69. Ieder interventiebureau maakt vóór het einde van elk begrotingsjaar de volledige inventaris op van de opgeslagen landbouwprodukten die zijn aangekocht in het kader van de maatregelen voor het marktbeheer. De communautaire regelgeving (44) bepaalt dat elk koelhuis in de laatste twee maanden van ieder begrotingsjaar de aan de hand van de boeken opgemaakte inventaris moet verifiëren. Een gemachtigde van het interventiebureau (45) dient bij deze verificatie aanwezig te zijn of deze later zelf te verrichten en een verslag van de inventariscontrole op te stellen. De inventaris wordt opgemaakt aan de hand van de volledige maandelijkse inventarissen van de opslaghouders, alsmede de verslagen van de inventariscontrole (46). Voor het begrotingsjaar 1991 zijn deze bepalingen in Frankrijk niet volledig nageleefd, aangezien in geen van de bezochte koelhuizen een dergelijke controle was verricht. In Ierland was de situatie nauwelijks beter. In het Verenigd Koninkrijk wordt van de verrichte controles wel een verslag opgesteld. Dit wordt echter niet medeondertekend door de opslaghouder of zijn vertegenwoordiger, zoals bepaald in de communautaire regelgeving (47). In Noord-Ierland worden niet alle opslagplaatsen regelmatig gecontroleerd. In één geval waren de opslagomstandigheden al lang zeer slecht, want een pallet met vlees zonder been zat volledig ingepakt in het ijs. Gezien de wijze waarop de partijen voor opslag worden samengesteld, zijn de inventariscontroles in Italië relatief gemakkelijk uit te voeren. De medewerkers die door het interventiebureau zijn gemachtigd om te controleren, verrichten echter geen enkele controle en hebben overigens niet de noodzakelijke instructies ontvangen.

    4.70. In sommige Lid-Staten (Duitsland, Frankrijk, Italië) wordt bij de materiële inspectie met het oog op het opmaken van de inventaris door het interventiebureau geen correct gebruik gemaakt van de methoden van aselecte steekproeven. De te inspecteren partijen worden namelijk vaak geselecteerd volgens selecte methoden - hetgeen niet in strijd is met de bestaande communautaire regelgeving - om te voldoen aan het minimaal te controleren percentage zoals voorgeschreven in Verordening (EEG) nr. 618/90 van de Commissie van 14 maart 1990 (48). Door deze aanpak wordt de betrouwbaarheid van de extrapolatie van de resultaten van de betrokken steekproef naar de totale inventaris twijfelachtig.

    Tabel 4.4 - Openbare rundvleesvoorraden per 30 september, uitgesplitst in hele dieren en uitgebeend vlees "(ton)

    >(1)(1)(1)(1)(1)(1)"> ID="1">België> ID="2">7 139> ID="3">805> ID="4">14> ID="5">5 874> ID="6">2 666> ID="7">184> ID="8">0> ID="9">0> ID="10">0> ID="11">0> ID="12">0> ID="13">0"> ID="1">Denemarken> ID="2">841> ID="3">0> ID="4">3 983> ID="5">22 193> ID="6">18 003> ID="7">1 558> ID="8">19 333> ID="9">1 844> ID="10">3 130> ID="11">13 037> ID="12">21 090> ID="13">20 573"> ID="1">Duitsland> ID="2">218 642> ID="3">84 219> ID="4">114 281> ID="5">102 867> ID="6">174 492> ID="7">17 499> ID="8">5 432> ID="9">0> ID="10">0> ID="11">0> ID="12">0> ID="13">0"> ID="1">Griekenland> ID="2">0> ID="3">0> ID="4">0> ID="5">0> ID="6">0> ID="7">0> ID="8">0> ID="9">0> ID="10">0> ID="11">0> ID="12">0> ID="13">0"> ID="1">Spanje> ID="2">16 368> ID="3">3 515> ID="4">14 037> ID="5">3 882> ID="6">12 895> ID="7">0> ID="8">0> ID="9">0> ID="10">0> ID="11">0> ID="12">0> ID="13">0"> ID="1">Frankrijk> ID="2">170 379> ID="3">4 334> ID="4">35 828> ID="5">162 112> ID="6">151 094> ID="7">6 084> ID="8">44 888> ID="9">942> ID="10">222> ID="11">1 154> ID="12">35 285> ID="13">15 191"> ID="1">Ierland> ID="2">41 513> ID="3">15 472> ID="4">7 968> ID="5">23 115> ID="6">15 527> ID="7">2 617> ID="8">51 320> ID="9">12 257> ID="10">67 935> ID="11">184 752> ID="12">226 316> ID="13">163 807"> ID="1">Italië> ID="2">49 937> ID="3">7 808> ID="4">5 489> ID="5">40 609> ID="6">31 178> ID="7">10 363> ID="8">19 428> ID="9">635> ID="10">5 775> ID="11">11 338> ID="12">21 891> ID="13">10 622"> ID="1">Luxemburg> ID="2">0> ID="3">0> ID="4">0> ID="5">0> ID="6">0> ID="7">0> ID="8">0> ID="9">0> ID="10">0> ID="11">0> ID="12">0> ID="13">0"> ID="1">Nederland> ID="2">38 790> ID="3">1 224> ID="4">249> ID="5">2 623> ID="6">1 774> ID="7">681> ID="8">0> ID="9">0> ID="10">0> ID="11">0> ID="12">0> ID="13">0"> ID="1">Portugal> ID="2">0> ID="3">0> ID="4">0> ID="5">0> ID="6">0> ID="7">0> ID="8">0> ID="9">0> ID="10">0> ID="11">0> ID="12">0> ID="13">0"> ID="1">Verenigd Koninkrijk> ID="2">5 052> ID="3">2 605> ID="4">3 920> ID="5">3 315> ID="6">1 311> ID="7">0> ID="8">27 055> ID="9">6 809> ID="10">38 755> ID="11">136 431> ID="12">158 538> ID="13">85 614"> ID="1">Totaal> ID="2">548 661> ID="3">119 982> ID="4">185 769> ID="5">366 690> ID="6">408 940> ID="7">38 986> ID="8">167 456> ID="9">22 487> ID="10">115 827> ID="11">346 712> ID="12">463 120> ID="13">295 807"> ID="1">Totaal equivalent hele dieren> ID="2">548 661> ID="3">119 982> ID="4">185 769> ID="5">366 690> ID="6">408 940> ID="7">38 986> ID="8">246 260> ID="9">33 069> ID="10">170 334> ID="11">509 870> ID="12">681 059> ID="13">435 010"> ID="1">Totaal vlees zonder en met been (equivalent hele dieren)> ID="2">794 921> ID="3">153 051> ID="4">356 103> ID="5">876 383> ID="6">1 089 999> ID="7">473 996""Bron: declaraties van de Lid-Staten bij het EOGFL.

    >

    Gewichtsverliezen

    4.71. Voor het gewicht dat bij de opslag verloren gaat wordt een tolerantiegrens vastgesteld als percentage van het werkelijke gewicht, zonder verpakking, van de tijdens het betrokken begrotingsjaar ingeslagen en overgenomen hoeveelheden, verhoogd met de hoeveelheden die aan het begin van dat jaar reeds in voorraad waren. Voor rundvlees moet dit normale, toegestane verlies minder zijn dan 0,6 % van de totale door het interventiebureau in opslag gehouden hoeveelheid rundvlees (1).

    4.72. De gewichtsverschillen tussen de weging bij de inslag en die bij de uitslag zijn toe te schrijven aan verschillende oorzaken, met name indroging van slecht verpakt vlees, het niet-tarreren van de weegschalen bij de in- of uitslag, diefstal of het verschil tussen het werkelijke gewicht van de verpakking en het standaardgewicht van deze verpakking dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het nettogewicht van het vlees.

    4.73. In Italië zijn de gewichtsverliezen bij de geslachte dieren ten gevolge van het invriezen en opslaan in verschillende van de bezochte koelhuizen systematisch hoger dan het voorgeschreven maximum van 0,6 %. Voor het vlees zonder been is er geen enkel toezicht op dergelijke verliezen ingesteld. Het nettogewicht van het vlees zonder been in elk karton (30 kg) wordt, vooruitlopend op deze verliezen, tijdens de verpakking van het vlees forfaitair met 100 gram verminderd. Bij de controle van het nettogewicht van de kartons met vlees zonder been werd echter een vrijwel systematisch extra gewichtsverlies van 100 gram geconstateerd, waaruit blijkt dat het noodzakelijk is toezicht te houden op het gewichtsverlies bij vlees zonder been.

    4.74. In Frankrijk zijn aanzienlijke gewichtsverliezen bij vlees ten gevolge van de opslag geconstateerd. In één geval vertoonde de voorraad een tekort van 1 072 kg, ofwel 0,77 % van het aanvankelijke gewicht van 139 380 kg. In een ander geval werd een tekort van 10 215 kg, ofwel 1,10 % van het aanvankelijke gewicht van 927 881 kg geconstateerd.

    4.75. In Ierland nemen de koelhuizen, in strijd met de bestaande communautaire regelgeving, geen enkele verantwoordelijkheid voor de gewichtsverliezen van het opgeslagen vlees. Hun verantwoordelijkheid blijft beperkt tot het teruggeven, bij de uitslag, van hetzelfde aantal kwartieren of kartons met vlees zonder been als bij de inslag in ontvangst is genomen.

    4.76. In Duitsland zijn de geregistreerde gewichtsverliezen de opgegeven verliezen bij de uitslag van een volledige partij. Om vast te stellen welk verliespercentage moet worden getoetst aan de tolerantiegrens van 0,6 %, worden de opgegeven verliezen afgezet tegen de hoeveelheden die in de loop van het begrotingsjaar zijn ingeslagen, verhoogd met de hoeveelheden die aan het begin van het jaar reeds in voorraad waren.

    Afzet van de interventievoorraden 4.77. Het onderzoek dat de Kamer in 1992 in de Lid-Staten heeft uitgevoerd was niet gericht op de afzet van de rundvleesvoorraden. Naar aanleiding van haar bevindingen bij de controles ter plaatse wil de Kamer niettemin enkele opmerkingen maken over het beheer van de ten verkoop aangeboden voorraden.

    4.78. De interventievoorraden kunnen, volgens de bezochte overheidsinstanties in de Lid-Staten, afhankelijk van de bestemming met meer of minder gemak ten behoeve van de export worden verkocht, naar gelang het vlees is uitgebeend of niet. Voorts zijn exporten naar de islamitische landen gemakkelijker indien de dieren zijn geslacht volgens de islamitische rites. Een bevestiging daarvan is voor vlees uit communautaire interventievoorraden moeilijk te geven.

    4.79. Onder bepaalde omstandigheden kunnen de Lid-Staten, binnen zekere grenzen, op kosten van de Gemeenschap gebruik maken van de communautaire voorraden om de activiteiten van sociale instellingen of groeperingen te ondersteunen. De Lid-Staten (Ierland, Groot-Brittannië, Frankrijk) nemen ten aanzien van de voorraden die aan deze met de verdeling onder de behoeftigen belaste instellingen ter beschikking worden gesteld, een uiteenlopende houding aan. In één Lid-Staat [Frankrijk] wordt voornamelijk de minste kwaliteit vlees voor gratis verstrekking aangeboden. In een andere Lid-Staat [Ierland] beantwoordt het interventiebureau aan de wensen van deze instellingen en levert het hun de gevraagde soort vlees, dat wil zeggen zeer weinig van de minste kwaliteit. In weer een andere Lid-Staat [Groot-Brittannië] worden de oudste voorraden aan deze organisaties geschonken.

    4.80. Wanneer er vlees aan sociale instellingen werd afgestaan (gratis vlees voor de minstbedeelden), konden de transportkosten onder bepaalde voorwaarden in natura worden betaald. In één geval [Griekenland] moest de Commissie een onderzoek instellen om na te gaan in hoeverre de transportkosten voor het gratis beschikbaar gestelde vlees in natura aan de transporteurs waren betaald (460 en 570 ton rundvlees met been). Een andere Lid-Staat [Italië] constateerde namelijk dat bepaalde hoeveelheden vlees afkomstig uit openbare interventievoorraden (circa 460 ton) de prijzen op deze markt korte tijd verstoorden.

    4.81. In geval van verkoop van interventieprodukten reageren de interventiebureaus van de Lid-Staten verschillend bij klachten over de kwaliteit van het vlees. In het Verenigd Koninkrijk wordt de schuldige inschrijver aan wie was gegund zo veel mogelijk ertoe gebracht zijn eigen vlees terug te kopen tegen de prijs die hij bij levering heeft ontvangen. In Ierland worden koper en inschrijver met elkaar in contact gebracht teneinde de zaak in der minne te schikken. Indien er geen minnelijke schikking wordt bereikt, eist het interventiebureau dat de inschrijver het door de koper van het vlees gestelde waardeverlies voor zijn rekening neemt. Deze laatste oplossing is bijzonder gunstig voor de inschrijver, aangezien rundvlees meer dan de helft van zijn waarde verliest tussen de inslag, die tegen een prijs dicht bij de interventieprijs wordt geboekt, en de uitslag, die plaatsvindt tegen een prijs die dicht bij de wereldmarktprijs ligt.

    5. CONCLUSIE Reeds meer dan tien jaar overschotten in de GMO 5.1. Sinds meer dan tien jaar kent de communautaire rundvleesproduktie een overschot ten opzichte van de consumptie binnen de Gemeenschap (zie de paragrafen 2.9-2.11 en 4.1 en volgende). De afgelopen jaren bedroeg dit overschot gemiddeld circa 600 000 ton per jaar. De waarde ervan kan, bij een communautaire interventieprijs van 3 430 ECU/ton, worden geschat op 2 000 Mio ECU.

    5.2. Deze onbalans zal de komende jaren wel blijven bestaan of zelfs nog verergeren (zie paragraaf 4.1). Niettemin heeft de hervorming van 1992 geen duurzame oplossing geboden voor deze onbalans, die ernstige consequenties heeft voor de communautaire financiën. Toch was de Commissie in het kader van de werkzaamheden ter voorbereiding van de GLB-hervorming en voordat er een besluit was genomen op de hoogte van de voornaamste kenmerken van de waarschijnlijke ontwikkeling van deze onbalans in de toekomst.

    5.3. De recente hervormingen zijn er vooral op gericht het inkomen van de rundvleesproducenten te verbeteren, met name door de verhoging van bepaalde premies of de invoering van nieuwe premies, waarvan het effect op termijn voor het inkomen van de producenten echter marginaal, zo niet nihil is (zie de paragrafen 3.8 en 4.4-4.6). Het is derhalve onvermijdelijk geworden dat de Commissie maatregelen voorstelt om de aanhoudende structurele overschotten in de rundvleessector weg te werken, omdat de interventiekosten voor de aankoop en opslag van dit overschot anders zeer hoog blijven.

    Betere aanpassing aan de marktsituatie 5.4. De Commissie dient samen met de Lid-Staten de uitvoeringsmaatregelen voor de interventie te heroverwegen en opnieuw te omschrijven (zie paragraaf 4.7 en volgende). Daarbij zou meer aandacht moeten worden geschonken aan de typische aspecten met het oog op de stabilisatie van de markten.

    5.5. De ervaring uit het recente verleden heeft geleerd dat de methode van coëfficiënten ter vermindering van de ter interventie aangeboden hoeveelheden, als reactie op de massale aanvoer (zie paragraaf 4.16), tijdelijk kan helpen de prijzen kunstmatig hoog te houden, maar dat deze methode niet geschikt is om een fundamentele tendens van de markt te weerstaan. In dat geval worden de ondernemers, op zijn minst tijdelijk, erdoor gehinderd. Teneinde speculatie te voorkomen zou deze methode slechts in extreme gevallen en voor zeer korte perioden mogen worden toegepast. In dit verband is de handhaving van de complexere en duurdere procedure van het deposito in contanten voortaan niet meer gerechtvaardigd, behalve voor de korte perioden waarin is besloten verminderingscoëfficiënten toe te passen (zie paragraaf 4.15).

    Harmonisatie van de voorwaarden voor interventie 5.6. In het verleden heeft de Commissie een begin gemaakt met de harmonisatie van de voorwaarden voor communautaire interventie. Zij zou dit proces moeten voortzetten:

    a) voor de vaststelling van de prijzen van hele runderen, ingedeeld volgens het SEUROP-schema op de markten van de Lid-Staten; deze prijzen worden nu bepaald volgens een stabiel, maar niet-homogeen systeem;

    b) door te streven naar een grotere samenhang tussen de Lid-Staten ten aanzien van de lijst van voor interventie in aanmerking komende categorieën en bevleesdheidsklassen (zie paragraaf 4.22);

    c) door met het oog op een betere interne controle na te gaan in hoeverre (zie paragraaf 4.29) de betrouwbaarheid van het systeem voor aankoop van interventievlees kan worden verhoogd en het beheer van de communautaire voorraden kan worden vergemakkelijkt door middel van een elektronisch weegsysteem, in combinatie met een gedecentraliseerde invoer van de gegevens in de computer door rechtstreekse opname op de elektronische weegtoestellen, waarbij het gewicht van de geaccepteerde kwartieren automatisch wordt afgedrukt;

    d) door zich ervan te vergewissen of in alle Lid-Staten ofwel op de aankoopbon, ofwel in het proces-verbaal van de aankooptransactie zowel het aantal aangeboden, als het aantal lager ingedeelde en aanvaarde kwartieren wordt vermeld, ongeacht of de procedure ononderbroken is of in twee delen gesplitst (zie de paragrafen 4.34-4.37);

    e) door meer aan te dringen op de juiste toepassing van de gemeenschapsbepalingen, met name na de wijziging van bepaalde aankoopvoorwaarden (zie de paragrafen 3.17 en 4.39);

    f) door te onderzoeken in hoeverre er snel een procedure kan worden ingevoerd voor de erkenning van de instanties die handelen voor rekening van de interventieregeling, teneinde het aantal verschillende instanties in een zelfde GMO zo veel mogelijk te beperken (zie paragraaf 4.11) met het oog op de goede werking van de markt.

    Bepaling van een goed financieel beheer bij het uitbenen 5.7. De Commissie zou er rekening mee moeten houden dat er besparingen mogelijk zijn door vlees voor langdurige opslag uit te benen, met name wanneer de cyclische ramingen wijzen op een aanzienlijke toename van de communautaire voorraden en een langere duur van de opslag. Zij zou het begin en eind moeten vaststellen van de perioden waarin het, om redenen van goed financieel beheer, raadzaam is het ter interventie aangeboden rundvlees te laten uitbenen.

    5.8. Een heen- en terugreis van 50 km of meer tussen een slachthuis en een koelhuis, alsmede het tweemaal laden en lossen van de geslachte runderen zijn kostbare handelingen die niet eens nodig zijn voor een goed beheer van de interventieaankopen (zie de paragrafen 4.26 en 4.27).

    Voorraadbeheer 5.9. De Commissie dient voor een goed beheer van de voorraden criteria vast te stellen waaraan de Lid-Staten zich eveneens zouden moeten houden bij de gratis uitreiking van rundvlees. Ten aanzien van de voorraad moeilijk afzetbaar vlees (zie paragraaf 4.62) zou de Commissie de verschillende afzetmogelijkheden voor het vlees in de koelhuizen in Ierland en bovenal in het Verenigd Koninkrijk moeten onderzoeken, daar de opslagkosten oplopen zonder dat er zicht is op liquidatie van deze voorraad.

    5.10. In sommige Lid-Staten zijn vertragingen bij de registratie van de in- en uitslag geconstateerd (zie de paragrafen 4.66 en 4.67). De Commissie dient dwingender maatregelen te treffen om de Lid-Staten ertoe te bewegen de betrouwbaarheid van hun voorraadbeheer te vergroten, met name door hun een betere discipline op te leggen wat betreft de termijnen voor de boekhoudkundige verwerking. In dit verband dient zij de voorschriften betreffende de gewichtsverliezen nader te omschrijven, zowel voor verliezen bij de liquidatie van een partij als bij het opmaken van de jaarlijkse inventaris (zie de paragrafen 4.71-4.76). Voorts dient zij na te gaan of de vorming van kleinere partijen het beheer ervan niet zou vereenvoudigen (zie paragraaf 4.68).

    5.11. De identificatie van de kartons met vlees zonder been door middel van voorgenummerde zelfklevende etiketten of zegels van goede kwaliteit, uit te geven onder verantwoordelijkheid van de Lid-Staten, zou algemeen moeten worden ingevoerd. Telkens wanneer er vlees wordt uitgebeend dienen de controleurs in de Lid-Staten te verifiëren of deze etiketten of zegels correct zijn gebruikt (zie de paragrafen 4.51-4.57).

    5.12. De Commissie dient geharmoniseerde voorschriften voor te stellen om klachten over de kwaliteit van het vlees op het moment van de uitslag op eenvormige wijze te kunnen behandelen. Om de prikkel tot fraude te verminderen zou moeten worden bestudeerd of er een beleid kan worden ingevoerd waarbij degene aan wie is gegund wordt gedwongen het vlees terug te kopen tegen de prijs die hij bij levering heeft ontvangen, eventueel vermeerderd met kosten en interest (zie paragraaf 4.81).

    Organisatie van een gedegen controle in de Lid-Staten 5.13. In alle Lid-Staten dienen voorwaarden te worden geschapen die de controleurs aldaar de onafhankelijkheid garanderen die noodzakelijk is voor een strenge controle. De door de Lid-Staten te verrichten controles dienen zodanig te worden georganiseerd dat zij tijdens controles door communautaire instellingen kunnen worden geverifieerd en gereconstrueerd. De controleurs dienen de verantwoordelijkheid voor de verrichte controlewerkzaamheden duidelijk op zich te nemen. Bij tijd en wijle dienen er periodieke verslagen, voorzien van een bijlage met statistische gegevens over de verrichte controles, aan de Commissie te worden toegezonden.

    5.14. De Commissie dient gedetailleerde, duidelijke en nauwkeurige uitvoeringsvoorschriften op te stellen voor het verloop van de steekproefcontroles die in Verordening (EEG) nr. 618/90 zijn voorgeschreven (zie paragraaf 4.70).

    Dit verslag werd door de Rekenkamer te Luxemburg vastgesteld te harer zitting van 6 oktober 1994.

    Voor de Rekenkamer

    André J. MIDDELHOEK

    President

    ANTWOORDEN VAN DE COMMISSIE op de opmerkingen van de Rekenkamer over de tenuitvoerlegging van de interventiemaatregelen krachtens de marktordening in de sector rundvlees 1. INLEIDING Eerdere onderzoeken van de Kamer

    1.5. Zoals de Rekenkamer zelf opmerkt, is in Verordening (EEG) nr. 618/90 van de Commissie van 14 maart 1990 (1) op de belangrijkste punten rekening gehouden met de opmerkingen die de Kamer gemaakt had in het verslag van 1988 over het beheer en de controle van de openbare opslag (2). De Commissie heeft bovendien een - nu bijna voltooide - discussie- en overlegronde opgezet over de aanpassingen die nog moeten worden aangebracht in de voorschriften betreffende de in die verordening bedoelde jaarlijkse inventarisatie van de openbare interventievoorraden.

    Met name zal rekening worden gehouden met de door de Werkgroep-Belle voorgestelde richtsnoeren voor een hervorming van de goedkeuring van de rekeningen in het raam van de EOGFL-Garantie (3).

    2. DE RUNDVLEESMARKT 2.1.-2.11. Wat de ontwikkeling van produktie/verbruik en prijzen betreft, deelt de Commissie de mening van de Rekenkamer dat er op deze markt een gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod is. Deze situatie is in de jaren tachtig nog verergerd door het slachten van melkkoeien als gevolg van de invoering en daaropvolgende verlaging van de melkquota en in 1990 door de massale invoer van kalveren uit Oost-Europa en van koeien uit de voormalige DDR. Bovendien is in 1990 het verbruik in het VK sterk gedaald als gevolg van BSE en is door de Golfcrisis de uitvoer in het algemeen teruggelopen.

    Daarbij moet er evenwel aan herinnerd worden dat in 1989 en 1993 de produktie een niveau had waardoor de zelfvoorzieningsgraad niet meer dan circa 100 % bedroeg, en dat midden 1994 de interventievoorraden waren gekrompen tot minder dan 300 000 ton (in plaats van 1,1 tot 1,2 miljoen ton in 1991/1992).

    Voor 1995 en 1996 mag weliswaar een nieuwe cyclische produktiestijging worden verwacht - hoewel vooruitzichten voor deze markt nooit zeker zijn -, maar toch is de Commissie iets optimistischer gestemd dan de Rekenkamer, die (zie de punten 4.1-4.3) opnieuw structurele overschotten verwacht omdat volgens haar de hervorming niets heeft opgelost.

    Volgens de Commissie is het niet helemaal uitgesloten dat er nieuwe voorraden ontstaan. Daarbij mag men echter niet uit het oog verliezen dat de rundvleesproduktie afhankelijk is van het beschikbare aantal kalveren. In de Unie zijn er 31,8 miljoen koeien, waarvan 21,3 miljoen melkkoeien en 10,5 miljoen zoogkoeien. De quotaregeling beperkt de melkproduktie, en aangezien de melkgift per koe jaarlijks met circa 2 % toeneemt, hebben de melkveehouders steeds minder koeien nodig. Daardoor zal het aanbod van kalveren in de Gemeenschap jaarlijks een structurele daling met naar schatting ongeveer 400 000 stuks te zien geven.

    Bovendien is sedert 1991 met name in het raam van de hervorming een aantal maatregelen ingevoerd om de produktie van rundvlees te beheersen, namelijk :

    - de beperking van de invoer van kalveren en jonge runderen tot 425 000 stuks (in 1990 bedroeg deze invoer 850 000 stuks);

    - de invoering van individuele maxima per producent voor de zoogkoeienpremie, waardoor een verdere uitbreiding van het zoogkoeienbestand verhinderd moet worden;

    - de invoering van regionale premiequota voor de mesterij van mannelijke runderen. Daar het om regionale quota gaat, hebben zij op zich niet zo'n groot produktiebeheersingseffect, maar het aantal dieren waarvoor de premie verleend wordt, speelt een belangrijke rol in de rekening van het veebezettingsgetal van het bedrijf;

    - het veebezettingsgetal voor de toekenning van de premies; voor dieren op het bedrijf boven dit getal wordt geen premie verleend. Voor dit getal wordt rekening gehouden met de melkkoeien, zoogkoeien, mannelijke mestrunderen en schapen. Het veebezettingsgetal is voor 1993 vastgesteld op 3,5 GVE (grootvee-eenheden) per hectare en wordt de volgende jaren verlaagd tot uiteindelijk 2 GVE/ha in 1996. In 1993 was het effect van dit veebezettingsgetal nog gering, maar in de komende jaren zal het sterker worden en zal het naar verwachting de producenten aanzetten tot extensivering of overschakeling op minder intensieve veehouderijmethoden;

    - de invoering van een maximumgewicht voor hele geslachte dieren voor interventie om de producenten ertoe aan te zetten karkassen te produceren waarnaar op de markt vraag is, in plaats van, zoals nu, zware dieren die hoofdzakelijk voor interventie bestemd zijn.

    Ten slotte, en het gaat om een zeer belangrijke factor voor deze sector, is er de ontwikkeling van het verbruik dat stagneert en langzaam achteruit dreigt te gaan. Deze ontwikkeling wordt in de eerste plaats in de hand gewerkt door het prijspeil, en met name door het verschil in prijsniveau ten opzichte van andere vleessoorten. Dit verschil zou niet groter mogen worden, wil men voorkomen dat het verbruik sterk afneemt. Bij de consument heerst echter ook een zeker wantrouwen. Op dit punt heeft de Commissie onlangs enkele initiatieven genomen:

    - zij heeft voorstellen ingediend om het gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking te verbieden en tegen te gaan;

    - zij heeft de maatregelen die door de Raad zijn vastgesteld om de afzet van produkten met kwaliteitsgarantie te bevorderen, ten uitvoer gelegd. In dit verband is besloten promotieacties waarmee jaarlijks een bedrag van 10 miljoen ecu is gemoeid, te financieren uit de begrotingen 1993 en 1994.

    De grote vraag, die voorlopig onbeantwoord moet blijven, is of de met de hervorming ingevoerde produktiebeheersingsmaatregelen afdoende zijn om te komen tot een totale produktieomvang die economisch verantwoord is. De jongste beschikbare statistieken (december 1993) geven in vergelijking met het huidige produktieniveau geen belangrijke stijging van het produktiepotentieel voor rundvlees in de Unie te zien.

    Mochten er echter objectieve aanwijzingen zijn dat op lange termijn de produktieomvang de doelstellingen zal overtreffen, dan zal de Commissie beslist de nodige correcties voorstellen.

    3. GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING IN DE SECTOR RUNDVLEES Regeling van het handelsverkeer met derde landen

    3.5-3.7. Er dient op gewezen te worden dat de regeling van het handelsverkeer rechtstreeks voortvloeit uit de door de Kamer in punt 3.2 geschetste aanbodsituatie. In de periode 1960-1973, met een gemiddeld jaarlijks tekort van 600 000 tot 700 000 ton rundvlees, heeft de Gemeenschap er overeenkomstig de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag naar gestreefd haar voorziening veilig te stellen door, in het kader van in de GATT geconsolideerde multilaterale regelingen, preferentiële overeenkomsten met een groot aantal derde landen te sluiten. In ruil voor deze concessies zijn voordelen voor andere produkten en op andere gebieden verkregen, zodat het in de periode met structurele overschotten (sedert 1981) niet mogelijk was deze overeenkomsten buiten werking te stellen, tenzij door nieuwe algemene onderhandelingen te voeren en verworven voordelen op te geven. Na 1973 was er geen tekort meer door de toetreding van drie belangrijke rundvlees producerende landen tot de Gemeenschap en als gevolg van de verwachtingen die de premieregelingen en het interventiestelsel hadden gewekt.

    3.6. Sedert de invoering van de op ramingen berustende balans voor de industrie is deze jaarlijks vastgesteld op een niveau tussen 0 en 50 000 ton. Daarbij zij opgemerkt dat de Raad sedert lang een compensatie voor de betrokken derde landen aanvaardt wanneer de balans op minder dan 50 000 ton wordt vastgesteld. De compensatie wordt verleend in de vorm van preferentiële invoer van een bepaalde hoeveelheid kwaliteitsvlees. Zo mocht vanaf 1991 11 430 ton kwaliteitsvlees worden ingevoerd.

    3.7. De invoer van 198 000 jonge mannelijke runderen op grond van de op ramingen berustende balans geschiedt binnen het maximum van de 425 000 kalveren en jonge runderen die jaarlijks ingevoerd mogen worden (zie de opmerking bij punt 2.). Deze beperking geldt sedert 1991 om een massale invoer van kalveren te voorkomen. Het aantal van 425 000 stuks is gebaseerd op de traditionele invoer en past in het streven naar harmonische handelsbetrekkingen met de betrokken Oosteuropese landen.

    Openbare opslag

    Aankopen

    3.12.-3.17. Door de hervorming van het GLB, waarbij extensieve veehouderij ten opzichte van een intensieve produktie bevoordeeld wordt via hogere premies die rechtstreeks aan de producent worden betaald, is interventie minder aantrekkelijk geworden. Niet alleen is voor de aankoop een maximumhoeveelheid vastgesteld die in de periode van 1993 tot en met 1997 jaarlijks afneemt, maar ook treedt het vangnetsysteem voortaan pas bij 60 % in plaats van 72 % van de interventieprijs in werking. Bovendien wordt de interventieprijs in elk van de drie verkoopseizoenen van 1. 7. 1993 tot en met 30. 6. 1996 telkens met 5 % verlaagd.

    3.16. Opgemerkt zij dat voor de aankopen door middel van inschrijving (dus buiten het "vangnetsysteem") de Commissie niet verplicht is de "in aanmerking komende" offertes te aanvaarden. De Commissie heeft in 1993 en 1994 herhaaldelijk via de procedure van het Comité van Beheer "potentieel in aanmerking komende" offertes niet geaccepteerd omdat het op grond van de marktontwikkeling niet nodig was tegen de prijs van de offerte aan te kopen.

    Ontwikkeling van de begrotingsuitgaven

    3.20. Recente gegevens betreffende de uitgaven voor interventie in de vorm van opslag wijzen integendeel op een volledige omslag in het begrotingsjaar 1994. Door de teruggang van de produktie hebben de interventiebureaus sedert het begin van het begrotingsjaar namelijk niet meer dan 12 000 ton aangekocht; daarnaast was er een vlotte afzet van interventievoorraden waardoor deze einde mei 1994 tot minder dan 300 000 ton geslonken waren tegenover 1 100 000 ton op hetzelfde tijdstip in 1993. De uitgeslagen hoeveelheden zijn ook tegen een hogere prijs dan vroeger verkocht. De huidige voorraden omvatten vooral uitgebeend vlees dat zich in Ierland en het Verenigd Koninkrijk bevindt. Naar het zich laat aanzien, zullen deze twee ontwikkelingen samen aan het einde van het begrotingsjaar 1994 leiden tot een netto-opbrengst van 112 miljoen ecu voor de opslagmaatregelen doordat de ontvangsten uit verkopen hoger zullen zijn dan de uitgaven voor interventieaankopen en opslag.

    Ten slotte moet, wat de premies in deze sector betreft, worden opgemerkt dat het feit dat hiervoor in 1994 bijna driemaal meer zal worden betaald dan in 1993, het gevolg is van de hervorming van het GLB; bovendien zijn de premies voor extensieve veehouders verhoogd als compensatie voor de prijsverlaging van 15 % waartoe in het kader van de hervorming besloten is.

    4. TENUITVOERLEGGING VAN DE INTERVENTIEMAATREGELEN 4.1-4.2. Wat de vleesoverschotten betreft, hebben de in het midden van de tachtiger jaren ingevoerde melkquota in de daaropvolgende jaren een stijging van de rundvleesproduktie veroorzaakt door het toegenomen aantal slachtingen van melkkoeien en door de ontwikkeling van een vervangende produktie op basis van het melkveebestand in bedrijven waar ruimte in stallen en weiden vrijgekomen was en verder voldoende voeder voorhanden was. Het grote aantal geslachte koeien had echter op langere termijn een gebrek aan kalveren tot gevolg, zodat de rundvleesproduktie zeer sterk terugliep en in 1989 zelfs een zelfvoorzieningsgraad van minder dan 100 % bereikt werd. Daardoor werden ook in steeds groteren getale kalveren uit derde landen ingevoerd. In 1990 bereikte deze invoer 853 000 stuks, zodat de produktie in de daaropvolgende jaren weer fors toenam. In 1991 werd een recordproduktie van 8,7 miljoen ton bereikt (+ 5 % in één jaar tijd. Ook mag niet vergeten worden dat de sterke stijging van het aanbod (die in 1991 nog verergerd werd door de opruiming van veebestanden als gevolg van de Duitse eenmaking) gepaard ging met een aanzienlijke daling van de vraag, waardoor het evenwicht nog meer verstoord raakte; het optreden van BSE in 1990 heeft namelijk geleid tot een belangrijke daling van het verbruik en tot het verlies van talrijke afzetmarkten in derde landen, waarbij nog de door de Golfoorlog veroorzaakte malaise in de internationale handel gekomen is. De kans is zeer gering dat een dergelijke samenloop van omstandigheden in de volgende jaren nogmaals voorkomt. De Commissie deelt derhalve niet het pessimisme waarvan de Kamer blijk geeft (zie ook de punten 2.1-2.11).

    4.3. De Europese Unie heeft zich in het kader van de GATT ertoe verbonden haar gesubsidieerde uitvoer in 2000 tot 817 000 ton te beperken. Deze maximumhoeveelheid bedraagt in 1995 (met gevolgen voor de begroting van 1996) nog 1 118 000 ton en daalt daarna jaarlijks lineair tot 817 000 ton in 2000.

    Bij de hervorming van het GLB zijn de nodige maatregelen getroffen om de situatie onder controle te brengen. In de eerste plaats geldt voor de aankopen door de interventiebureaus een maximumhoeveelheid die in 1993 750 000 ton bedraagt en vervolgens afneemt tot 350 000 ton in 1997. Van deze maatregel wordt een produktieverlagend effect verwacht.

    De andere produktiebeheersingsmaatregelen zijn de toekenning van een slachtpremie voor kalveren, de speciale interventieaankopen van runderen met een gewicht van 150 tot 200 kg en het verbinden van extensiveringsvoorwaarden aan de toekenning van de premies. Daarbij komen nog de begrenzing van het maximumgewicht van door de interventiebureaus aangekochte runderen en de beperking van de invoer van kalveren tot 425 000 stuks per jaar.

    Wegens het mogelijke gevaar voor overschotten heeft de Commissie de Raad naar aanleiding van het prijzenpakket voor 1994/1995 voorgesteld de speciale premie voor mannelijke runderen niet langer toe te kennen voor stieren die ouder zijn dan 22 maanden, zulks om te voorkomen dat de producenten de dieren verder mesten met als enig doel de premie een tweede maal te ontvangen. De Raad heeft dit voorstel echter niet overgenomen. Om de nagesteefde produktiebeheersing niet in het gedrang te brengen, heeft de Commissie, na de vaststelling dat voor 1992 gemiddeld 30 % meer premieaanvragen voor mannelijke runderen waren ingediend dan voor de vorige jaren, bovendien voorgesteld 1992 als referentiejaar voor de berekening van het maximumaantal premiedieren te schrappen. De Raad heeft het voorstel van de Commissie nagenoeg ongewijzigd overgenomen. Zoals de Commissie reeds aangegeven heeft in haar antwoord op de punten 2.1-2.11: "Mochten er echter objectieve aanwijzingen zijn dat op lange termijn de produktieomvang de doelstellingen zal overtreffen, dan zal de Commissie beslist de nodige correcties voorstellen".

    Premieregeling en de invoed ervan op het inkomen van in de rundvleesproduktie gespecialiseerde landbouwers

    4.5-4.6. De hogere premies waartoe in het raam van de hervorming besloten is, waren bedoeld om de veehouders te compenseren voor de verlaging van de interventieprijs en de begrenzing van de hoeveelheden die door de interventiebureaus aangekocht kunnen worden.

    Door een beter evenwicht tussen vraag en aanbod (zelfvoorzieningsgraad ongeveer 100 %), lagen de marktprijzen in 1993 en 1994 op een vrij bevredigend niveau en zeer vaak boven de interventietoepassingsprijs.

    De veehouders hebben de vastgestelde premies ontvangen, zodat hun inkomenssituatie voor die twee jaren verbeterd is.

    Interventieregeling

    Diverse functies van de interventie

    4.8. Enerzijds zal het belang van de openbare interventie afnemen doordat in het kader van de hervorming van het GLB besloten is de omvang ervan te beperken tot 350 000 ton in 1997 (zie punt 4.3). Anderzijds zal van de geraamde uitvoer van 1 400 000 ton in het begrotingsjaar 1994 800 000 ton afkomstig zijn van de vrije markt. Derhalve moet de rol van de openbare interventie bij de concentratie van het aanbod voor de grote exportcontracten gerelativeerd worden.

    4.8-4.9. De Commissie heeft er herhaaldelijk op gewezen dat, blijkens de ervaring in de jongste decennia, structurele overschotten niet door interventie kunnen worden geabsorbeerd. Interventie kan hoogstens nuttig zijn om een seizoengebonden of toevallig overschot weg te werken, en dan nog voor beperkte hoeveelheden omdat juist moet worden voorkomen dat de marktdeelnemers in de oude gewoonte vervallen om interventie als een gemakkelijke afzetmogelijkheid te beschouwen. Bovendien kan moeilijk worden uitgemaakt op welk tijdstip een seizoengebonden of toevallig overschot verandert in een structureel overschot. In dat licht beschouwd, heeft interventie zeker niet ten doel als instrument voor grootschalige export te fungeren.

    Inschrijvingsprocedure

    4.15-4.16. De toepassing van verminderingscoëfficiënten, waarvan de Commissie zo min mogelijk gebruik gemaakt heeft, is inderdaad ongeschikt om tegen een fundamentele markttendens in te gaan en om de prijzen te ondersteunen (zie de eerste overweging van Verordening (EEG) nr. 685/93).

    De toepassing van dergelijke coëfficiënten leidt namelijk bij de marktdeelnemers tot een speculatieve verhoging van de aangeboden hoeveelheden die buiten alle verhouding staat tot wat er nodig is om de markt te ondersteunen. De vaststelling van een nieuwe, nog lagere verminderingscoëfficiënt wordt namelijk ingecalculeerd. Het door de Kamer aangehaalde voorbeeld (61e inschrijving van 28. 1. 1991) is een goede illustratie van deze handelwijze. De offertes in Duitsland (82 000 ton over een periode van 17 dagen) bedroegen namelijk het dubbele van de gemiddelde maandproduktie (op jaarbasis) van jonge runderen in deze Lid-Staat. Om herhaling van dergelijke ontsporingen te voorkomen, heeft de Commissie enige weken later in Verordening (EEG) nr. 695/92 van 19. 3. 1992 bepaald dat de marktdeelnemers hun zekerheid in contanten moesten stellen, hetgeen daadwerkelijk de speculanten afgeschrikt heeft en het vaak oneigenlijke gebruik van de interventieregeling afgeremd heeft. Voorts deelt de Commissie de mening van de Rekenkamer dat verminderingscoëfficiënten slechts in extreme gevallen en voor zeer korte perioden mogen worden toegepast (zie ook punt 5.5).

    4.18. Bij het onderzoek door de diensten van het EOGFL is geconstateerd dat bepaalde interventiebureaus, althans impliciet, meerdere offertes per inschrijver aanvaardden.

    Communautaire aankopen

    4.19-4.23. De grote verschillen tussen de Lid-Staten komen doordat de toepassing van het vangnetsysteem in 1990 verband hield met het optreden (en de negatieve gevolgen voor het verbruik) van de dolle-koeienziekte (BSE), die alleen voor ossen in het Verenigd Koninkrijk problemen heeft veroorzaakt. De daaropvolgende sluiting van de markten van derde landen heeft al zeer snel de prijzen gedrukt in Ierland, waar de uitvoer naar die markten een belangrijke rol speelt.

    De prijzen voor jonge runderen, waarbij BSE geen probleem vormde, hebben doorgaans goed stand gehouden. Het lagere verbruik is gecompenseerd doordat zij op bepaalde markten in derde landen de plaats van ossen ingenomen hebben. Dit verklaart waarom in 1990 de interventieaankopen in Frankrijk zo gering waren.

    Tot 1 januari 1993, datum waarop bij Verordening (EEG) nr. 3891/92 bepaald is dat jonge runderen van kwaliteitsklasse 0 niet langer voor interventie in aanmerking komen, bestonden ter zake inderdaad grote verschillen tussen de Lid-Staten. Het belangrijkste verschil was dat kwaliteitsklasse 0 in Duitsland en Nederland niet en in Italië wel in aanmerking kwam. Het gevolg was dat de interventieaankopen voor deze kwaliteitsklasse in Italië opnieuw toenamen doordat karkassen werden aangeboden uit de andere Lid-Staten, waar zij niet in aanmerking kwamen. Deze toestand was de diensten van de Commissie bekend en werd betreurd, maar kon op het vlak van de regelgeving moeilijk gecorrigeerd worden omdat het op grond van de regels voor de interne markt verboden was de interventieaankopen in een bepaalde Lid-Staat alleen voor de nationale marktdeelnemers open te stellen. Bovendien werd deze toestand in de hand gewerkt door de in Italië geldende regeling, waarbij de karkassen bij inslag in het koelhuis door de interventiebureaus aanvaard werden, terwijl dit in Duitsland in het slachthuis geschiedde, waardoor geen karkassen uit andere Lid-Staten aangeboden konden worden, tenzij men de dieren eerst in een Duits abattoir liet slachten.

    Op grond van de huidige voorschriften mag Italië niet langer karkassen van klasse 0 aankopen (Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 747/93).

    Het in 1990/1991 in Italië uitgevoerde onderzoek bracht aan het licht dat bepaalde door de interventiebureaus aangekochte produkten van twijfelachtige oorsprong waren. In het kader van de lopende goedkeuring van de rekeningen worden financiële correcties aangebracht.

    De aankoopprocedure

    4.24-4.39. Zoals de Kamer heeft aangetoond, is de aanvaarding van voor interventie aangeboden partijen inderdaad het delikaatste onderdeel van de aankoopprocedure, omdat het goede verloop van de aankoopverrichtingen als geheel met name afhangt van de betrouwbaarheid van de registratie van de gegevens, het circuit dat de overgenomen produkten volgen, de onafhankelijkheid van de verschillende tussenschakels en inspectieniveaus en de strengheid van de controles. Voor dergelijke aankopen, die in de periode 1990-1992 op grote schaal zijn verricht, golden de voorschriften van Verordening (EEG) nr. 859/89 van 29. 3. 1989. De controles ter plaatse die door de Commissie zijn uitgevoerd enerzijds in het kader van de werkzaamheden van het bij artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1208/81 van de Raad opgerichte Comité voor communautaire controle van het indelingsschema, en anderzijds in het raam van de controlebezoeken van het EOGFL, hebben aan het licht gebracht dat vooral de uitvoeringsbepalingen in verband met de overnameprocedures en de uitbening niet nauwkeurig genoeg en te vrijblijvend waren en onvoldoende garanties boden voor een streng toezicht op de betrokken verrichtingen. Daarom was een volledige herwerking van de voorschriften noodzakelijk. Deze is einde 1992 aangevat en heeft haar beslag gekregen in Verordening (EEG) nr. 2456/93 van 1. 9. 1993. De nieuwe bepalingen komen grotendeels tegemoet aan de bezwaren van de Rekenkamer en moeten in de toekomst een herhaling van bepaalde door de Kamer terecht gehekelde praktijken, met name in Frankrijk, Duitsland, Italië, Groot-Brittannië en Ierland, voorkomen.

    De Commissie deelt voorts mee dat wordt gewerkt aan een ad hoc-goedkeuring van de rekeningen met financiële correcties voor de betrokken landen.

    4.26-4.27. Krachtens artikel 5, lid 2, en artikel 17, lid 5, van de nieuwe verordening mag er geen band bestaan tussen verkoper en uitsnijder/opslaghouder. In artikel 17, lid 1, wordt de plaats van overname omschreven.

    4.29. Zie het antwoord op de punten 4.65 en 4.66.

    4.31. Over de administratieve en controleprocedures in verband met de interventieaankopen door de BALM zijn aanmerkingen gemaakt in het kader van de goedkeuring van de rekeningen voor het begrotingsjaar 1992. De kritiek van de Commissie richtte zich meer bepaald tegen het ontbreken van officieel toezicht bij de levering in de koelhuizen en de wijze waarop de gegevens op de formulieren ( "Protokolle") worden overgenomen.

    4.33. De Commissie is het eens met de opmerkingen van de Kamer over de vertragingen bij de registratie van de voorraden die van Lid-Staat tot Lid-Staat variëren. Voor Ierland en Italië zullen, naar verwachting, financiële correcties worden toegepast omdat deze vertragingen ongerechtvaardigde extra financieringskosten in 1991 en 1992 met zich gebracht hebben. De Commissie heeft een doeltreffender gegevensverwerking en -registratie geëist zodat het gemakkelijker wordt om de uitgavendeclaraties toe te lichten en deze correct op te stellen.

    4.34-4.36. In artikel 13, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 859/89 was bepaald dat, ingeval de hoeveelheid geweigerde produkten meer dan 20 % van de geleverde en geloste partij bedroeg, de volledige partij geweigerd moest worden. Deze bepaling, die is overgenomen in artikel 17, lid 6, van de nieuwe verordening, werd in geen enkele bezochte Lid-Staat toegepast, omdat zij was ingevoerd om het werk van de aankopers te vergemakkelijken. De regeling is echter aanzienlijk strenger geworden aangezien op grond van artikel 17, lid 4, van de nieuwe verordening de geweigerde karkassen voortaan gemerkt moeten worden.

    De Commissie neemt akte van de aanbevelingen van de Rekenkamer in verband met de splitsing van de aankoopprocedure in twee fasen - zoals in de nieuwe verordening is toegestaan - waardoor de toepassing van de regel dat de volledige partij geweigerd wordt bij 20 % afgewezen produkten, omzeild zou kunnen worden. Zij zal nagaan of een correcte toepassing van de communautaire regelgeving beter gewaarborgd zou kunnen worden door voor te schrijven dat extra gegevens over de geïnspecteerde en geweigerde produkten moeten worden genoteerd (in plaats van zich te beperken tot de in artikel 17, leden 3 en 4, voorgeschreven merking van geweigerde produkten).

    Over de opmerkingen van de Kamer in punt 4.36 zal het EOGFL overleg plegen met de Duitse autoriteiten.

    4.37. De opmerkingen van de Rekenkamer over de weigeringen van de Meat and Livestock Commission (MLC) zullen ter kennis van de Britse autoriteiten gebracht worden en de Intervention Board (IB) zal worden gevraagd een centraal register bij te houden.

    Bij het onderzoek door de EOGFL is geconstateerd dat de in veel slachthuizen toegepaste etikettering (vlees met been) niet de mogelijkheid bood om bij controles achteraf de oorspronkelijke indeling na te trekken. Op grond van artikel 4, lid 3, van de nieuwe verordening moet voortaan een onuitwisbaar merk worden aangebracht, zodat verhinderd wordt dat de aankoper de karkassen stiekem herindeelt. Door het identificatienummer kan het karkas voortaan bij de controles achteraf in het slachtregister teruggevonden worden. Op grond van artikel 30, lid 4, van de nieuwe verordening moeten tijdens de opslag controles worden uitgevoerd door personen die onafhankelijk zijn van de voor de aankoop bevoegde dienst.

    4.38-4.39. Over de opmerkingen van de Rekenkamer betreffende Frankrijk (veterinaire inspectie) en Italië (bloeduitstortingen) zal overleg worden gepleegd met de bevoegde autoriteiten van deze beide Lid-Staten.

    Uitbenen

    Financieel beheer van het uitbenen

    4.42-4.44. De prijzen bepalen of de Lid-Staten interventievlees al dan niet laten uitbenen. Meestal laten de Lid-Staten het vlees uitbenen wanneer de werkelijke kosten lager liggen dan of nagenoeg gelijk zijn aan het door het EOGFL hiervoor betaalde forfaitaire bedrag. Daarnaast spelen ook de volgende elementen een rol: een zo rendabel mogelijke benutting van de arbeidskrachten, de omvang van de voorraden en de schaarser wordende opslagruimte waarin het vlees compacter moet worden opgeslagen.

    4.45. In de kosten-batenanalyse van de Rekenkamer moet ook rekening gehouden worden met de volgende elementen :

    - bij de aankoop van de karkassen weet men niet hoe lang deze opgeslagen zullen blijven, aangezien dit vooral afhangt van de mogelijkheid om afnemers te vinden (hoofdzakelijk op de wereldmarkt). De ervaring wijst echter uit dat het tempo waarin deze kopers zich aanmelden moeilijk te voorspellen valt en niet door de Commissie gestuurd kan worden;

    - op bepaalde uitvoermarkten kan vlees zonder been worden afgezet, maar de Oosteuropese landen en de landen van het GOS geven de voorkeur aan karkassen en willen daarvoor zelfs relatief meer betalen omdat zij over goedkope arbeidskrachten beschikken om het vlees volgens hun eigen methode uit te benen (zagen of hakken);

    - bij langere opslag daalt de handelswaarde van vlees zonder been meestal sneller dan die van karkassen.

    Aangezien de uitbeningsvoorschriften in de nieuwe verordening grondig gewijzigd zijn, wat ook gevolgen heeft voor de mate waarin uitbenen voor de marktdeelnemers aantrekkelijk is, wacht de Commissie liever met maatregelen in de door de Rekenkamer bepleite zin tot voldoende ervaring met de nieuwe voorschriften is opgedaan, hetgeen voorlopig niet het geval is omdat sedert vorig jaar gelukkig geen interventie meer plaatsgevonden heeft.

    Rendement van het uitbenen

    4.47. Het rendement van het uitbenen wordt grotendeels bepaald door de werkwijze bij het uitsnijden (de in acht genomen voorschriften in verband met de definitie van de deelstukken, het aantal deelstukken, de opmaak, de hoeveelheid afsnijdsels die door de uitsnijderij gerecupereerd wordt, enz.). Daarom zijn in Verordening (EEG) nr. 2456/93 voor de eerste maal de voorwaarden waaraan deelstukken voor interventie moeten voldoen, op Gemeenschapsniveau omschreven door met name voor negen verschillende deelstukken van de achtervoet en voor vier verschillende deelstukken van de voorvoet de voorschriften voor uitbenen en opmaak gelijk te trekken.

    4.48. Om de door bepaalde interventiebureaus toegepaste vergoeding in natura van een deel van de uitbeningskosten tegen te gaan, is in bijlage VII van de nieuwe verordening een uniforme wijze van uitbenen voor interventievlees voorgeschreven. Door deze harmonisering wordt niet alleen het voorraadbeheer vergemakkelijkt, maar kan voortaan ook een vergelijking tussen de rendementen in de verschillende Lid-Staten worden gemaakt.

    Verloop van het uitbenen en controle ervan door de interventiebureaus

    De Commissie maakt de opmerkingen van de Kamer tot de hare. De voorschriften van de nieuwe verordening zijn terzake veel strikter dan vroeger, doordat met name een bijzondere bijlage met voorschriften betreffende kartons, pallets en koopallets is toegevoegd.

    4.49. Op grond van artikel 23, lid 1, van de nieuwe verordening moeten de uitbeningswerkzaamheden aan een permanente controle onderworpen worden. Als het interventiebureau de uitvoering van deze controle aan een andere instantie opdraagt (VK, Italië, zie punt 53), is een steekproefcontrole per arbeidsdag verplicht. Deze controle moet door personeel van het interventiebureau worden uitgevoerd op ten minste 5 % van de verkregen hoeveelheid vlees zonder been. Om deze controle te vergemakkelijken, zijn nu in artikel 5 de uren aangegeven waarin het vlees mag worden uitgebeend.

    4.52-4.57. De Commissie deelt de kritiek van de Rekenkamer over het zelfklevende zegel op de kartons in Frankrijk. Zij heeft ook Denemarken op dit probleem opmerkzaam gemaakt.

    In artikel 17, lid 4, van de nieuwe verordening is bepaald welke kwalificaties de controleurs moeten bezitten en aan welke voorwaarden zij moeten voldoen ten aanzien van hun onafhankelijkheid. Voortaan moeten de controleurs tussen verschillende opslagplaatsen rouleren.

    In artikel 30, lid 4, van die verordening is voorgeschreven dat tijdens de opslag controles moeten worden uitgevoerd door personeel dat niet ressorteert onder de dienst die de aankoop heeft verricht.

    Om de uitgebeende produkten beter te kunnen identificeren en het gevaar voor vervanging te verminderen, zijn bovendien in bijlage IX bij de nieuwe verordening de volgende voorschriften opgenomen:

    - definitie van een standaardkarton voor interventievlees, zonder de naam van de inrichting;

    - dubbele etikettering van de kartons met genummerde etiketten;

    - verplichting op ieder karton het aantal deelstukken te vermelden;

    - verbod om in een zelfde karton verschillende soorten deelstukken te verpakken;

    - verplichting voor de interventiebureaus om de gebruikte etiketten te registreren zodat controleurs achteraf het aantal etiketten kunnen vergelijken met het aantal kartons in openbare opslag.

    Beheer en controle van de voorraden

    4.65 en 4.66. Het beheer van en de controle op de voorraden en het registreren van de karkassen door OFIVAL werden al vaak bekritiseerd door de Commissie, die gedetailleerde voorstellen heeft gedaan om het systeem te verbeteren. Financiële correcties zijn al aangebracht bij de goedkeuring van de rekeningen voor het begrotingsjaar 1989 en er worden er ook overwogen voor de begrotingsjaren 1991 tot en met 1993.

    4.67. Wat Ierland betreft, heeft de Commissie gevallen geconstateerd waarin de registratie plaatsvond met een vertraging van verscheidene jaren. Voor 1990 zijn financiële correcties toegepast en verdere correcties worden overwogen voor 1991 en 1992.

    4.69. en 4.70. Wat de inventarisatie betreft, zie het antwoord op punt 1.5.

    Bij de controles op de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 618/90 in het raam van de goedkeuring van de rekeningen voor de jaren 1991-1993 zijn in alle zes bezochte Lid-Staten aanmerkingen gemaakt. Op Duitsland, Frankrijk en Ierland werd zeer scherpe kritiek geuit, terwijl Denemarken en het Verenigd Koninkrijk zich redelijk ingespannen bleken te hebben om aan de doelstellingen van de verordening te voldoen.

    In geen van de bezochte Lid-Staten werd een procedure voor het selecteren van partijen toegepast. Opmerkelijk is dat de drie Lid-Staten met de slechtste resultaten die landen zijn die geen voorraadadministratie op basis van individuele partijen voeren, maar algemene overzichten opstellen, namelijk per kwartaal in Frankrijk en maandelijks in Duitsland en Ierland.

    Aangezien Vo. nr. 618/90 voor de eerste maal werd toegepast op de beginvoorraad van het door de Rekenkamer genoemde jaar (30. 9. 1991), was het EOGFL voornemens voor verscheidene Lid-Staten financiële correcties voor het begrotingsjaar 1992 aan te brengen. Motief voor die correcties zal zijn dat de betrokken landen Vo. (EEG) nr. 618/90 en, meer in het algemeen, artikel 1 van Vo. (EEG) nr. 729/70 niet correct hebben toegepast.

    Gewichtsverliezen

    4.73-4.76. De Commissie bevestigt de bevindingen van de Rekenkamer voor Italië (4.73) en Ierland (4.75) en oefent op het ogenblik een halfmaandelijks toezicht uit op de uitslag in Frankrijk. Er zijn aanwijzingen dat een aantal Duitse koelhuizen bij de uitslag de oorspronkelijk ingeslagen hoeveelheid aangeeft; de BALM oefent geen systematisch toezicht op de uitslag uit.

    Bij zijn huidige reeks controles besteedt het EOGFL bijzondere aandacht aan de vaststelling en melding van gewichtsverliezen en gaat het na of het Fonds voor alle verschuldigde bedragen gecrediteerd wordt wanneer de verliezen de tolerantie van 0,6 % overschrijden. In bepaalde Lid-Staten (IRL) is vastgesteld dat de gewichtsverliezen ver boven deze grens liggen. In geen van de bezochte Lid-Staten worden de gewichtsverliezen behoorlijk geboekt. Een voorstel tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 618/90 wordt momenteel door de diensten van het EOGFL onderzocht. Het is de bedoeling dat in dit voorstel ook het aantal en de aard van de uit te voeren controles worden bepaald.

    Afzet van de interventievoorraden

    4.79. De Lid-Staten kunnen de Commissie vragen interventieprodukten ter beschikking te mogen stellen om de activiteiten van sociale instellingen of groeperingen te ondersteunen, zulks binnen een jaarlijks vastgesteld maximumbedrag.

    Voor rundvlees kan de betrokken Lid-Staat zelf de aan de eindbestemming aangepaste kwaliteit kiezen, daarbij rekening houdend met de uiteenlopende waarde van de deelstukken of voor- en achtervoeten. Ongeacht het gekozen vlees moet bij de uitslag altijd de "first in first out"-regel in acht genomen worden.

    4.80. Omdat de Commissie zich bewust was van de problemen in verband met de betaling in natura van de vervoerkosten, heeft zij Verordening (EEG) nr. 3149/92 aangenomen, die deze handelwijze verbiedt en de Lid-Staten verplicht die kosten in geld te vergoeden.

    4.81. Klachten over de kwaliteit van het vlees worden als een nationale kwestie beschouwd (overeenkomst tussen de koper en het interventiebureau) en aangezien het vaak moeilijk is een doorslaggevend bewijs te leveren (bevroren vlees), wordt meestal een minnelijke schikking getroffen. Om echter alle kopers op gelijke voet te behandelen en de aard van de klacht nauwkeuriger te kunnen bepalen, is de Commissie bereid te onderzoeken in hoeverre een harmonisering van de betrokken voorschriften mogelijk is.

    De opmerkingen van de Rekenkamer over dit punt en over de punten 4.77-4.79 zullen in aanmerking worden genomen in het kader van de controles voor 1992 en 1993 die de Commissie met betrekking tot de interventieverkopen heeft geprogrammeerd voor Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk.

    5. CONCLUSIES Reeds meer dan tien jaar overschotten in de GMO

    5.1-5.3. Zoals reeds vermeld in de punten 2.1-2.11, deelt de Commissie de mening van de Kamer over de ontwikkeling van produktie en verbruik in de Gemeenschap, die een gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod te zien geeft. Deze situatie is het gevolg niet alleen van de overproduktie in de Gemeenschap, maar ook van de verlaging van de melkquota en van de massale invoer van kalveren uit Oost-Europa en koeien uit de voormalige DDR, of nog van de daling van het verbruik na het opduiken van BSE in het Verenigd Koninkrijk. De voorraden zijn momenteel tot minder dan 300 000 ton geslonken, d.i. minder dan de helft van het gemiddelde van de laatste jaren.

    Gezien de bij de hervorming van het GLB in 1992 ingevoerde produktiebeheersingsmaatregelen, de stijging van de melkgift per koe waardoor het aantal kalveren zal afnemen, en het feit dat de recentste statistieken geen sterke toename van het produktiepotentieel te zien geven, is de Commissie er echter niet van overtuigd dat zich opnieuw een structureel overschot van zo'n miljoen ton aan het vormen is. Wanneer er objectieve aanwijzingen zijn dat de produktie de gewenste omvang overschrijdt, zal de Commissie uiteraard niet nalaten geëigende voorstellen in te dienen.

    Zoals al in de punten 4.5 en 4.6 is opgemerkt, hebben de hogere premies waartoe in het kader van de hervorming van het GLB besloten is, ten doel de producenten te compenseren voor de verlaging van de interventieprijs en de begrenzing van de hoeveelheden die door de interventiebureaus aangekocht mogen worden. Door deze hogere premies is ook het inkomen van de producenten gestegen.

    Doordat in het kader van de hervorming een bovengrens is vastgesteld voor de door de interventiebureaus aangekochte hoeveelheden (350 000 ton in 1997), zal de produktie dalen.

    Tot de produktiebeheersing zal ook worden bijgedragen door de aan de premies verbonden extensiveringsvoorwaarden, de toekenning van een premie voor het slachten van kalveren, de speciale aankopen van runderen met een gewicht van 150 tot 200 kg, de vaststelling van een maximumgewicht voor interventiekarkassen en de beperking van de invoer van kalveren.

    Betere aanpassing aan de marktsituatie

    5.4 Sedert de hervorming waartoe in 1992 besloten is en die vanaf 1. 1. 1993 ten uitvoer is gelegd, en waarbij met name de hoeveelheden die op grond van de "gewone" interventieregeling kunnen worden aangekocht, worden begrensd, het vangnet tot 60 % verlaagd is en de interventieprijs geleidelijk verlaagd wordt, heeft de Commissie in overleg met de Lid-Staten (in het Comité van Beheer) de bepalingen voor de overname van produkten door de interventiebureaus aanzienlijk gewijzigd. Inschrijvingen voor de aankoop van rundvlees zijn zo opgezet dat zij de markt stabiliseren, zonder dat daarbij de ontwikkeling op middellange en lange termijn uit het oog is verloren. De Commissie zal op dezelfde weg voortgaan.

    5.5 Het volgende dient te worden opgemerkt:

    - De Commissie deelt de zienswijze van de Rekenkamer dat verminderingscoëfficiënten slechts in extreme gevallen en voor zeer korte perioden mogen worden toegepast.

    - De Commissie is het met de opmerking van de Rekenkamer eens dat het stellen van een zekerheid in contanten voor de marktdeelnemers veel duurder kan uitvallen dan het stellen van een bankgarantie. Dat is nooit het hoofddoel van het betrokken voorschrift geweest. De bedoeling was niet de indiening van normale offertes voor interventie tegen te gaan of te bestraffen, maar wel het aanbieden van veel te grote hoeveelheden om de verminderingscoëfficiënten te omzeilen moeilijker te maken. Het is algemeen bekend dat financiële instellingen bereid zijn hun cliënten tegen geringe kosten diverse garanties voor tientallen miljoenen ecu te verlenen in de wetenschap dat het werkelijke risico beperkt blijft tot de hoeveelheid die de Commissie waarschijnlijk in het kader van de inschrijving zal aanvaarden. Om allerlei redenen zullen deze instellingen echter niet geneigd of niet in staat zijn dergelijke bedragen contant voor te schieten voor speculatieve doeleinden. De maatregel wordt derhalve geacht zeer doeltreffend te zijn om speculatieve offertes tegen te gaan, en heeft dat in de praktijk ook bewezen.

    Wellicht kan, zonder afbreuk aan de regeling te doen, hetzelfde resultaat worden bereikt door

    - verder te eisen dat de zekerheid eerst in contanten gesteld wordt, maar

    - daarbij te bepalen dat, zodra is toegewezen, die zekerheid onmiddellijk wordt vrijgegeven mits een bankgarantie gesteld wordt voor het bedrag dat overeenstemt met de werkelijk aan de betrokken inschrijver toegewezen hoeveelheid.

    Daardoor zou in beginsel het aanbieden van veel te grote hoeveelheden worden beperkt en tegelijkertijd worden voorkomen dat voor echte offertes onnodig hoge financieringskosten moeten worden gemaakt.

    Harmonisatie van de voorwaarden voor interventie

    5.6 a) Onlangs zijn de diensten van de Commissie erover gaan nadenken hoe met name de representativiteit van de prijsnoteringen verbeterd kan worden.

    5.6 b) Zoals hierboven reeds is aangegeven, is bij Verordening (EEG) nr. 3891/92 een harmonisatie van de lijst van in aanmerking komende kwaliteiten doorgevoerd met ingang van 1. 1. 1993.

    5.6 c) Momenteel wordt in de meeste Lid-Staten gewerkt aan systemen om de gegevens elektronisch en automatisch vast te leggen. Dit proces zal echter veel tijd in beslag nemen omdat er zware investeringen mee gemoeid zijn.

    5.6 e) Herhaaldelijk hebben de diensten van de Commissie vastgesteld dat voor interventie aangeboden karkassen in tweede instantie in een andere klasse werden ingedeeld. In het Comité is er geregeld op gewezen dat herindeling verboden is en op 2. 4. 1992 is daarover zelfs een nota bezorgd aan de Lid-Staten. Daarnaast zijn de bij de bezoeken ter plaatse geconstateerde gebreken van de aangeboden karkassen (gebrekkige opmaak, bloeduitstortingen, insnijdingen, enz.) opgetekend in de aan de Lid-Staten toegezonden controleverslagen om hen erop te wijzen hoeveel belang de Commissie aan de kwaliteit van de aangekochte produkten hecht.

    5.6 f) Bij het EOGFL wordt nagedacht over invoering van een erkenningsprocedure voor de instanties die voor rekening van de interventiebureaus handelen, om zo de regeling doeltreffender te maken.

    Bepaling van een goed financieel beheer bij het uitbenen

    5.7 Aangezien er nog andere economische factoren in het spel zijn, zoals b.v. de voorkeur van bepaalde belangrijke afnemers om hele dieren aan te kopen en het feit dat het uitbenen een ingewikkelde handeling is, waaraan allerhande risico's verbonden zijn, is de Commissie er niet van overtuigd dat zij de aanbeveling van de Rekenkamer moet opvolgen. Bovendien moet eerst ervaring met de nieuwe uitvoeringsbepalingen worden opgedaan. Daarom zou het beter zijn om in het door de Rekenkamer bedoelde geval te werken met een forfaitaire beperking zoals die welke is bepaald in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2456/93 (1 000 ton per week, plus 50 % van de per week aangekochte hoeveelheid boven deze hoeveelheid).

    5.8 Zoals de Rekenkamer in punt 4.27 al vermeld heeft, vindt de definitieve overname plaats bij de ingang van de uitsnijderij van de opslagplaats of bij de ingang van het koelhuis. De vervoerkosten tot die plaats komen derhalve voor rekening van de verkoper en niet van de Gemeenschap. Bovendien blijft het vervoer tot een enkel traject (heenreis) beperkt. Wanneer de afstand tussen slachthuis en uitsnijderij (of koelhuis) te groot is en de aan het betrokken vervoer verbonden kosten te hoog zijn, kan op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2456/93 van de overnamevoorschriften worden afgeweken, mits stringentere controles bij de aanvaarding worden verricht.

    Voorraadbeheer

    5.9 De afzet van de grote voorraden in het Verenigd Koninkrijk en Ierland komt op gang, maar de Commissie kan die afzet niet forceren tenzij zij zou overgaan tot een echte dumping in derde landen.

    5.10 De diensten van het EOGFL hebben de aangekochte en verkochte hoeveelheden vergeleken met de over de fysieke in- en uitslag verstrekte boekhoudgegevens. Daaruit bleek dat het aan het EOGFL meegedeelde overzicht van de voorraadmutaties, rekening houdend met de voorgeschreven termijnen wat de uitslag betreft, correct de aan- en verkopen weergaf, behalve voor Ierland.

    5.12 Het voorstel van de Rekenkamer om voorschriften vast te stellen ten einde beter rekening te kunnen houden met de klachten over de kwaliteit van het vlees bij de uitslag, zal door de diensten van de Commissie worden onderzocht.

    Organisatie van een gedegen controle in de Lid-Staten

    5.13 en 5.14 De Lid-Staten waar bij controles door het EOGFL anomalieën en onregelmatigheden ontdekt zijn en waarop de door de Commissie overwogen ad hoc-goedkeuringsbeschikking (met financiële correcties) betrekking heeft, hebben constructief meegewerkt aan de opstelling van Verordening (EEG) nr. 2456/93. Bovendien hebben zij wezenlijke verbeteringen in hun controlesysteem aangebracht en het zo doeltreffender gemaakt.

    "" ID="1">Verenigd Koninkrijk: > ID="2">- veel intensievere tweedegraadscontrole door MAF (GB) en DANI (Noord-Ierland);

    - ontwikkeling van een test waarmee bij bevroren uitgebeend vlees kan worden uitgemaakt of het van een mannelijk of vrouwelijk dier afkomstig is.

    "> ID="1">Italië: > ID="2">- beperking van het aantal opslagplaatsen;

    - invoering van een tweedegraadscontrole door een externe firma.

    "> ID="1">Frankrijk: > ID="2">- invoering van een automatisch weegsysteem dat is gekoppeld aan het elektronisch systeem voor het registreren van de aankopen;

    - invoering van een externe tweedegraadsaudit om de verrichtingen van de inkopers van het interventiebureau te controleren.

    "> ID="1">Ierland: > ID="2">- oprichting van een controledienst die door middel van onaangekondigde bezoeken moet nagaan of het personeel van het interventiebureau behoorlijk werk levert.

    ">

    (1) PB C 12 van 15. 1. 1994.(2) Afkorting van de Engelse benaming: Bovine Spongiform Encephalopathy.(3) Resolutie met opmerkingen bij het besluit waarbij de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1990 (PB L 19 van 28. 1. 1993, blz. 29).(4) Jaarverslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 1989 (PB C 313 van 12. 12. 1990, paragraaf 4.2).(5) Jaarverslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 1991 (PB C 330 van 15. 12. 1992, paragrafen 3.36 - 3.98).(6) Speciaal verslag nr. 5/88 over het beheer en de controle van de openbare opslag (PB C 274 van 24. 10. 1988, blz. 1).(7) PB L 67 van 15. 3. 1990, blz. 21.(8) 292 kg in 1983 en meer dan 310 kg in 1993.(1) Gemiddelde jaarprijs in ECU per 100 kg gewicht van hele dieren - rundvlees - R3.(9) De aangegeven prijzen hebben betrekking op categorie A (jonge niet gecastreerde mannelijke runderen), vleesklasse R, vetklasse 3.(10) GATT-jaarverslag 1992 over de internationale vleesmarkten - EUROPE nr. 5931 van 3 maart 1993, blz. 12.(11) Zie ook paragraaf 3.7. Bij Verordening (EEG) nr. 981/92 van de Commissie van 21 april 1992 werd voor de periode van 1 maart tot 31 december 1992 een bijkomend invoercontingent voor 16 500 stuks van herkomst uit Hongarije, Polen en de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek geopend.(12) Jaarverslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 1992 (PB C 309 van 16. 11. 1993, blz. 1, paragrafen 1.117 - 1.124).(13) De toekomst van de Europese landbouw. Toespraak van de heer STEICHEN, Lid van de Commissie, op de conferentie van de Europese volkspartij van 12 januari 1994, alsmede voor de commissie economische zaken en planning van de Franse senaat op 1 februari 1994 - RAPID (databank van de dienst van de woordvoerder van de Commissie). - Volledig verslag van de vergaderingen van het Europees Parlement, blz. 411 - 417 betreffende de vergadering van 21. 1. 1994.(1) De gegevens betreffende de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie zijn opgenomen in de kolom voor België.(1) Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PB L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24) - De in de basisverordening vastgelegde maatregelen betreffen volwassen runderen, en wel de levende dieren alsmede het vers of gekoeld vlees van deze dieren.(2) Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PB L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24) - De in de basisverordening vastgelegde maatregelen betreffen volwassen runderen, en wel de levende dieren alsmede het vers of gekoeld vlees van deze dieren.(3) Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 betreffende de wijze van toepassing van de interventiemaatregelen in de sector rundvlees (PB L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5) - Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk omvat twee gebieden, namelijk Groot-Brittannië en Noord-Ierland.(4) Verordening (EEG) nr. 2066/92 van de Raad van 30 juni 1992 (PB L 215 van 30. 7. 1992, blz. 49).(5) Verordening (EEG) nr. 720/74 van de Commissie van 29 maart 1974 (PB L 88 van 1. 4. 1974, blz. 27).(6) Verordening (EEG) nr. 2226/78 van de Commissie van 25 september 1978, artikel 10 (PB L 261 van 26. 9. 1978, blz. 5).(7) Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 betreffende de wijze van toepassing van de interventiemaatregelen in de sector rundvlees (PB L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5) - Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk omvat twee gebieden, namelijk Groot-Brittannië en Noord-Ierland.(8) Artikel 17, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2456/93 van de Commissie van 1 september 1993 (PB L 225 van 4. 9. 1993).(9) Verordening (EEG) nr. 797/88 van de Commissie van 25 maart 1988 (PB L 81 van 26. 3. 1988, blz. 43).(10) Verordening (EEG) nr. 695/92 van de Commissie van 19 maart 1992 (PB L 74 van 20. 3. 1992, blz. 42).(11) De algemene voorschriften voor de afzet van het door de interventiebureaus aangekochte bevroren rundvlees werden vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 98/69 van de Raad van 16 januari 1969 (PB L 14 van 21. 1. 1969, blz. 2), zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 429/77 van de Raad van 14 februari 1977 (PB L 61 van 5. 3. 1977, blz. 18).(12) Verordening (EEG) nr. 2173/79 van de Commissie van 4 oktober 1979 (PB L 251 van 5. 10. 1979, blz. 12).(1) Tot in 1992 luidde deze post "Premies voor het slachten van volwassen runderen andere dan koeien".(2) Tot in 1992 bestond er geen post B1-2124. De post betreffende de premies voor kalveren (B1-2122) heette "Premies bij de geboorte van kalveren".(3) Conjuncturele aanpassing van de kredieten in juni 1994.(4) Begrotingskredieten.(1) CAP reform and the beef market - Siemen van BERKUM, Myrna van LEEUWEN & Paul VEENENDAAL - Landbouw-Economisch Instituut (LEI-DLO) - Den Haag - augustus 1993.(2) Commissie - Ramingen van de financiële gevolgen van het besluit betreffende de hervorming van het GLB tijdens de begrotingsjaren 1993-1997 - VI/405/91 REV. 1.(3) PB C 313 van 12. 12. 1990, paragraaf 4.2, blz. 67.(4) PB C 330 van 15. 12. 1992, paragrafen 3.36-3.98, blz. 82.(5) De toestand van de landbouw in de Gemeenschap - Verslagen 1980-1992 - tabel 3.2.3 - Boekhoudkundige resultaten per type produktie.(6) Communautair comité voor het boekhoudkundig informatienetwerk op landbouwgebied - Methodologie en schetsen van de resultaten van de hervorming van het GLB - Commissie - DG VI/A/3 - RI/CC 1114 van 14. 9. 1992.(7) AGRA EUROPE, 8 april 1993, blz. M/3.(8) Verordening (EEG) nr. 685/93 van de Commissie van 24 maart 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 betreffende de wijze van toepassing van de algemene en speciale interventiemaatregelen in de sector rundvlees (PB L 73 van 26. 3. 1993, blz. 9).(9) Aanvankelijk bevatte de communautaire regelgeving geen duidelijke definitie van de runderen die in aanmerking moesten worden genomen bij de vaststelling van de geconstateerde marktprijzen. In Verordening (EEG) nr. 425/77 zijn volwassen runderen gedefinieerd als runderen met een levend gewicht van meer dan 300 kg.(10) Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PB L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24) - De in de basisverordening vastgelegde maatregelen betreffen volwassen runderen, en wel de levende dieren alsmede het vers of gekoeld vlees van deze dieren.(11) Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 betreffende de wijze van toepassing van de interventiemaatregelen in de sector rundvlees (PB L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5) - Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk omvat twee gebieden, namelijk Groot-Brittannië en Noord-Ierland.(12) Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 betreffende de wijze van toepassing van de interventiemaatregelen in de sector rundvlees (PB L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5) - Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk omvat twee gebieden, namelijk Groot-Brittannië en Noord-Ierland.(13) Verordening (EEG) nr. 695/92 van de Commissie van 19 maart 1992 (PB L 74 van 20. 3. 1992, blz. 42).(14) Verordening (EEG) nr. 1282/90 van de Commissie van 15 mei 1990 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie (PB L 126 van 16. 5. 1990, blz. 31).(15) 1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure bij het Comité van beheer voor rundvlees in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat.

    2. De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie der aan een onderzoek onderworpen vraagstukken. Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van vierenvijftig stemmen.

    3. De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien echter deze maatregelen niet in overeenstemming zijn met het door het Comité uitgebrachte advies, worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht; in dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten tot ten hoogste een maand na deze kennisgeving uitstellen.

    De Raad kan binnen een maand volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag een andersluidend besluit nemen.(16) Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PB L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24) - De in de basisverordening vastgelegde maatregelen betreffen volwassen runderen, en wel de levende dieren alsmede het vers of gekoeld vlees van deze dieren.(17) Als bijzondere omstandigheden zulks vereisen, kan een naar Lid-Staat of gebied van een Lid-Staat gedifferentieerde prijs worden vastgesteld aan de hand van de genoteerde gemiddelde marktprijzen. Offertes in het kader van de inschrijvingsprocedure die de als referentie geldende genoteerde gemiddelde marktprijs vermeerderd met 3,5 % overschrijden, worden niet in aanmerking genomen.(18) Een nieuw cyclisch dieptepunt lijkt zich af te tekenen voor eind 1993.(1) waarvan 320 ton hele jonge runderen met een gewicht van minder dan 150 kg.(19) Artikel 17, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2456/93 van de Commissie van 1 september 1993 (PB L 225 van 4. 9. 1993).(20) Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 betreffende de wijze van toepassing van de interventiemaatregelen in de sector rundvlees (PB L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5) - Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk omvat twee gebieden, namelijk Groot-Brittannië en Noord-Ierland.(21) Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 betreffende de wijze van toepassing van de interventiemaatregelen in de sector rundvlees (PB L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5) - Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk omvat twee gebieden, namelijk Groot-Brittannië en Noord-Ierland.(22) Een nieuw cyclisch dieptepunt lijkt zich af te tekenen voor eind 1993.(23) PB L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5.(24) 1 kg vlees zonder been komt overeen met circa 1,45 kg vlees met been of vlees in de vorm van een heel geslacht dier; het verschil bestaat uit been en ander afval dat bij het uitbenen wordt verwijderd.(25) Met uitbenerijen die aan de communautaire normen voldoen worden contracten gesloten, waarvan de bepalingen door de interventiebureaus in hun algemene voorwaarden worden vastgesteld. Deze omvatten met name de wijze van uitsnijding, opmaak, verpakking, invriezing en bewaring van het aldus uitgebeende vlees.(26) Artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1315/74 van de Commissie bepaalde dat de interventiebureaus 1 000 ton gekocht vlees per week konden laten uitbenen, en bovendien maximaal 25 % van de daarnaast aangekochte hoeveelheden per week.(27) Verordening (EEG) nr. 1643/89 van de Commissie van 12 juni 1989 (PB L 162 van 13. 6. 1989, blz. 12) en beschikking van de Commissie van 31. 1. 1992 bestemd voor de Lid-Staten.(28) Artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 147/91 van de Commissie van 22 januari 1991 (PB L 17 van 23. 1. 1991, blz. 9).(29) Artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 betreffende de wijze van toepassing van de interventiemaatregelen in de sector rundvlees (PB L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5), vervangen door artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 2456/93 van de Commissie van 1 september 1993 (PB L 225 van 4. 9. 1993, blz. 4).(30) Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 betreffende de wijze van toepassing van de interventiemaatregelen in de sector rundvlees (PB L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5) - Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk omvat twee gebieden, namelijk Groot-Brittannië en Noord-Ierland.(31) De kartons worden afgesloten met een touw van synthetisch materiaal.(32) Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie van 29 maart 1989 betreffende de wijze van toepassing van de interventiemaatregelen in de sector rundvlees (PB L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5) - Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk omvat twee gebieden, namelijk Groot-Brittannië en Noord-Ierland.(33) Artikel 17, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2456/93 van de Commissie van 1 september 1993 (PB L 225 van 4. 9. 1993).(34) Artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 618/90 van de Commissie van 14 maart 1990 tot vaststelling van de voorschriften voor de jaarlijkse inventarisatie van landbouwprodukten in voorraad bij de interventiebureaus (PB L 67 van 15. 3. 1990, blz. 21).(35) Verordening (EEG) nr. 3247/81 van de Raad, zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3757/89.(36) PB L 67 van 15. 3. 1990, blz. 21.(1) Per 31 december onverkochte voorraden - Bron: Gegevens in het kader van artikel 27 van Verordening (EEG) nr. 859/89 - DG VI.D.2.(1) Artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 147/91 van de Commissie van 2 januari 1991 tot vaststelling van tolerantiegrenzen voor de verliezen aan door de interventiebureaus opgeslagen landbouwprodukten (PB L 17 van 23. 1. 1991, blz. 9).(1) Vo (EEG) nr. 618/90 van de Commissie van 14. 3. 1990 tot vaststelling van de voorschriften voor de jaarlijkse inventarisatie van landbouwprodukten in voorraad bij de interventiebureaus. PB L 67 van 15. 3. 1990, blz. 21.(2) Speciaal verslag nr. 5/88 over het beheer en de controle van de openbare opslag. PB C 274 van 24. 10. 1988, blz. 1.(3) Doc. SEC(93)306.

    Top