Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994X0791

    Een op ramingen berustende balans van de Raad van 12 december 1994 betreffende voor de mesterij bestemde jonge mannelijke runderen met een gewicht van 300 kilogram of minder voor het tijdvak van 1 januari tot en met 30 juni 1995

    PB L 323 van 16.12.1994, p. 46–47 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/1995

    31994X0791

    Een op ramingen berustende balans van de Raad van 12 december 1994 betreffende voor de mesterij bestemde jonge mannelijke runderen met een gewicht van 300 kilogram of minder voor het tijdvak van 1 januari tot en met 30 juni 1995

    Publicatieblad Nr. L 323 van 16/12/1994 blz. 0046 - 0047


    EEN OP RAMINGEN BERUSTENDE BALANS VAN DE RAAD van 12 december 1994 betreffende voor de mesterij bestemde jonge mannelijke runderen met een gewicht van 300 kilogram of minder voor het tijdvak van 1 januari tot en met 30 juni 1995 (94/791/EG)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), inzonderheid op artikel 13, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    STELT DE ONDERSTAANDE OP RAMINGEN BERUSTENDE BALANS VAST:

    Inleiding In artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 805/68 is bepaald dat de Raad elk jaar vóór 1 december een op ramingen berustende balans opstelt betreffende jonge mannelijke runderen die in het kader van de regeling van dat artikel kunnen worden ingevoerd. In die balans wordt rekening gehouden met, enerzijds, het aantal voor de mesterij bestemde jonge runderen die naar verwachting in de Gemeenschap beschikbaar zullen zijn en, anderzijds, de behoeften van de veehouders in de Gemeenschap.

    Met het oog op de vaststelling van het invoervolume in het kader van deze op ramingen berustende balans wordt, overeenkomstig de door de Gemeenschap in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) aangegane verplichtingen, de jaarlijkse indiening van de ontwerp-balans voorafgegaan door overleg tussen de Commissie en de vertegenwoordigers van bepaalde derde landen. De Commissie heeft voorgesteld de vertegenwoordigers van de volgende derde landen te raadplegen: Hongarije, Polen, de Republiek Tsjechië, de Republiek Slowakije, Roemenië, Bulgarije en de Republiek Slovenië.

    Bij dat overleg is van gedachten gewisseld over de rundvleesmarkt in zijn geheel, over de vooruitzichten voor de produktie en het verbruik in de Gemeenschap, en over de uitvoermogelijkheden van de derde landen voor jonge mannelijke runderen.

    Deze balans heeft slechts betrekking op het tijdvak van 1 januari tot en met 30 juni 1995 gezien de in het kader van de Uruguay-Ronde beoogde vervanging van dit soort balans door een tariefcontingent vanaf 1 juli 1995. Zij is opgesteld aan de hand van de gegevens waarover de Commissie beschikt en van de voor 1995 te verwachten ontwikkeling van het beschikbare aantal en van de behoeften aan voor de mesterij bestemde jonge mannelijke runderen in de Gemeenschap. De Commissie zal passende beheersmaatregelen blijven toepassen ingeval uit de ramingen zou blijken dat de invoer van jonge runderen in de Gemeenschap het traditionele niveau, namelijk 425 000 stuks per jaar, zou kunnen overschrijden en dat de communautaire markt voor rundvlees door die invoer ernstig zou kunnen worden verstoord.

    Op te merken valt dat, in verband met een eventuele uitbreiding van de Europese Unie per 1 januari 1995, deze balans wellicht door een aanvullende balans zal worden aangepast.

    I. Raming van het in 1995 in de Gemeenschap beschikbare aantal dieren

    Rekening houdend met het voor 1995 voorziene aantal vrouwelijke fokrunderen (koeien en vaarzen), ongeveer 36 000 000 stuks, verwacht men dat in dat jaar ongeveer 28 300 000 kalveren zullen worden geboren. De produktie van mannelijke kalveren zal derhalve in 1995 ongeveer 14 150 000 stuks bedragen.

    II. Raming van de behoeften in de Gemeenschap voor 1995

    1. Volgens de bij de Lid-Staten ingewonnen gegevens zou het aantal slachtingen van mannelijke kalveren in 1995 ongeveer 4 000 000 stuks bedragen.

    2. Het aantal mannelijke dieren, bestemd voor de slacht, ossen, jonge meststieren of fokstieren, zou in totaal ongeveer 10 250 000 stuks bedragen.

    3. Op grond van de door de Lid-Staten verstrekte gegevens en van de bovenvermelde schattingen kan derhalve worden verwacht dat in 1995 in de Gemeenschap de behoeften van de veehouders aan jonge mannelijke mestrunderen 10 250 000 stuks zullen bedragen.

    4. Uit de in de punten 1 en 3 vermelde cijfers kan worden afgeleid dat in 1995 de totale behoefte van de Gemeenschap aan mannelijke kalveren 14 250 00 stuks zal bedragen.

    Conclusie Op grond van de bovenvermelde ramingen enerzijds, en van de beoogde toepassing van het tariefcontingent ter zake vanaf 1 juli 1995 anderzijds, kan worden verwacht dat de in de Gemeenschap beschikbare hoeveelheden in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 1995 enigszins bij de behoeften zullen achterblijven, namelijk circa 50 000 stuks.

    Om evenwel de harmonische handelsbetrekkingen die de Gemeenschap met de betrokken derde landen onderhoudt niet te schaden, is het dienstig het aantal jonge mannelijke runderen dat in het kader van de op ramingen berustende balans voor de bovengenoemde periode mag worden ingevoerd, rekening houdend met de door de Commissie voor 1995 verwachte traditionele invoer van jonge runderen, evenals voor de voorgaande jaren vast te stellen op basis van een jaarlijks referentieniveau van 198 000 stuks. De balans voor het eerste halfjaar van 1995 wordt derhalve vastgesteld op 99 000 stuks.

    Gedaan te Brussel, 12 december 1994.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    J. BORCHERT

    (1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1884/94 (PB nr. L 197 van 30. 7. 1994, blz. 27).

    Top