EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994R3385

Verordening (EG) nr. 3385/94 van de Commissie van 21 december 1994 betreffende vorm, inhoud en overige bijzonderheden van verzoeken en aanmeldingen uit hoofde van Verordening nr. 17 van de Raad (Voor de EER relevante tekst)

PB L 377 van 31.12.1994, p. 28–58 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/04/2004; opgeheven door 32004R0773

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1994/3385/oj

31994R3385

Verordening (EG) nr. 3385/94 van de Commissie van 21 december 1994 betreffende vorm, inhoud en overige bijzonderheden van verzoeken en aanmeldingen uit hoofde van Verordening nr. 17 van de Raad (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 377 van 31/12/1994 blz. 0028 - 0058
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 8 Deel 3 blz. 0042
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 8 Deel 3 blz. 0042


VERORDENING (EG) Nr. 3385/94 VAN DE COMMISSIE van 21 december 1994 betreffende vorm, inhoud en overige bijzonderheden van verzoeken en aanmeldingen uit hoofde van Verordening nr. 17 van de Raad (Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962 (1), Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag, laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, en met name op artikel 24,

Overwegende dat Verordening nr. 27 van de Commissie van 3 mei 1962 (2), Eerste uitvoeringsverordening van Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3666/93 (3), niet langer aan de vereisten van een doeltreffende administratieve procedure beantwoordt; dat zij bijgevolg door een nieuwe verordening dient te worden vervangen;

Overwegende dat enerzijds het indienen van een verzoek om een negatieve verklaring uit hoofde van artikel 2 van Verordening nr. 17 of het verrichten van een aanmelding als bedoeld in de artikelen 4, 5 en 25 van die verordening belangrijke rechtsgevolgen heeft die voor betrokkenen gunstig zijn, terwijl anderzijds het verstrekken van onjuiste of verdraaide gegevens in dergelijke verzoeken of aanmeldingen tot het opleggen van boetes kan leiden en voor de betrokkenen ook nadelige gevolgen kan hebben op burgerrechtelijk gebied; dat bijgevolg omwille van de rechtszekerheid nauwkeurig moet worden voorgeschreven welke personen tot het doen van verzoeken en aanmeldingen gerechtigd zijn, dat voorwerp en inhoud van de in de verzoeken en aanmeldingen te verstrekken gegevens nauwkeurig moeten worden vastgesteld, en dat ook moet worden voorgeschreven welk tijdstip als datum van het verzoek of de aanmelding geldt;

Overwegende dat elke betrokkene het recht moet hebben om bij de Commissie verzoeken in te dienen of aanmeldingen te verrichten; dat evenwel, wanneer een van de betrokkenen van dit recht gebruik maakt, hij de overige betrokkenen hiervan in kennis moet stellen, zodat zij voor hun belangen kunnen opkomen; dat met betrekking tot overeenkomsten, besluiten of feitelijke gedragingen van ondernemersverenigingen alleen deze verenigingen een verzoek mogen indienen of een aanmelding mogen verrichten;

Overwegende dat de verzoekers en de aanmelders de Commissie volledig en juist en in oprechtheid moeten inlichten over de feiten en omstandigheden die voor de overeenkomsten, besluiten of feitelijke gedragingen relevant zijn;

Overwegende dat het dienstig is, voor de verzoeken tot afgifte van een negatieve verklaring met betrekking tot de toepassing van artikel 85, lid 1, en voor de aanmeldingen met het oog op de toepassing van artikel 85, lid 3, het gebruik van een formulier voor te schrijven, ten einde het onderzoek ervan te vereenvoudigen en te bespoedigen; dat van dat formulier ook voor de verzoeken tot afgifte van een negatieve verklaring met betrekking tot artikel 86 gebruik dient te worden gemaakt;

Overwegende dat de Commissie, in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, de betrokkenen desgevraagd in de gelegenheid zal stellen vóór het verzoek of de aanmelding op informele wijze en vertrouwelijk met haar over de voorgenomen overeenkomsten, besluiten of feitelijke gedragingen te spreken; dat zij bovendien, voor zover nodig, na het verzoek of de aanmelding nauw contact met de betrokkenen zal houden, ten einde met hen de praktische of juridische problemen waarop zij bij haar eerste onderzoek van het geval is gestuit, te bespreken en, indien mogelijk, in der minne op te lossen;

Overwegende dat de bepalingen van deze verordening ook van toepassing dienen te zijn wanneer verzoeken tot afgifte van een negatieve verklaring met betrekking tot artikel 53, lid 1, of artikel 54, of aanmeldingen met betrekking tot artikel 53, lid 3, van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), bij de Commissie worden ingediend,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Tot indiening van verzoeken en verrichting van aanmeldingen gerechtigden

1. Gerechtigd tot indiening van een verzoek uit hoofde van artikel 2 van Verordening nr. 17 met betrekking tot artikel 85, lid 1, van het Verdrag of tot verrichting van een aanmelding als bedoeld in de artikelen 4, 5 en 25 van Verordening nr. 17 is:

a) de onderneming of ondernemersvereniging die bij overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen is betrokken,

b) de ondernemersvereniging die besluiten neemt of van feitelijke gedragingen doet blijken,

die binnen het toepassingsgebied van artikel 85, lid 1, zouden kunnen vallen.

Wanneer slechts sommige van de eerste alinea, onder a), bedoelde betrokkenen het verzoek indienen of de aanmelding verrichten, stellen zij de overige betrokkenen daarvan in kennis.

2. Gerechtigd tot indiening van een verzoek uit hoofde van artikel 2 van Verordening nr. 17 met betrekking tot artikel 86 van het Verdrag is de onderneming die alleen of te zamen met andere ondernemingen een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan zou kunnen innemen.

3. Wanneer vertegenwoordigers van personen, ondernemingen of ondernemersverenigingen het verzoek of de aanmelding ondertekenen, moeten zij hun vertegenwoordigingsbevoegdheid met schriftelijke bewijsstukken aantonen.

4. Wanneer een verzoek of aanmelding gemeenschappelijk wordt gedaan, behoort een gemeenschappelijk vertegenwoordiger te worden aangewezen die gemachtigd is namens alle verzoekers of aanmelders bescheiden over te maken en deze in ontvangst te nemen.

Artikel 2

Het indienen van verzoeken en het verrichten van aanmeldingen

1. Verzoeken uit hoofde van artikel 2 van Verordening nr. 17 met betrekking tot artikel 85, lid 1, van het Verdrag worden ingediend en aanmeldingen als bedoeld in de artikelen 4, 5 en 25 van Verordening nr. 17 worden verricht op de wijze voorgeschreven in het als bijlage bij de onderhavige verordening gehechte formulier A/B. Formulier A/B kan ook worden gebruikt voor verzoeken uit hoofde van artikel 2 van Verordening nr. 17 met betrekking tot artikel 86 van het Verdrag. Gemeenschappelijke verzoeken, respectievelijk aanmeldingen worden op slechts één enkel formulier ingediend.

2. Elk verzoek, respectievelijk elke aanmelding wordt in zeventienvoud en de in bijlagen daarbij gevoegde bescheiden worden in drievoud bij de Commissie ingediend op het op formulier A/B vermelde adres.

3. De bij het verzoek of de aanmelding gevoegde bescheiden bestaan uit het origineel of uit een afschrift ervan. Afschriften worden door verzoeker of aanmelder voor eensluidend en volledig verklaard.

4. Verzoeken en aanmeldingen worden in een van de officiële talen van de Gemeenschap gesteld. Deze taal is ten aanzien van verzoeker of aanmelder die waarin de procedure verloopt. De bijgevoegde bescheiden worden in de oorspronkelijke taal ervan ingediend. Wanneer de oorspronkelijke taal niet een van de officiële talen is, wordt een vertaling bijgevoegd in de taal van de procedure.

5. Wanneer verzoeken tot afgifte van een negatieve verklaring met betrekking tot artikel 53, lid 1, of artikel 54 of aanmeldingen met betrekking tot artikel 53, lid 3, van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte worden ingediend, mogen deze ook in een van de officiële talen van de EVA-Staten of in de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA worden gesteld. Indien de taal, die voor het verzoek of de aanmelding werd gekozen, geen officiële taal van de Gemeenschap is, voegen verzoeker of aanmelder bij elk door hen ingediend bescheid een vertaling daarvan in een officiële taal van de Gemeenschap. De ten aanzien van verzoeker of aanmelder voor de vertaling gekozen taal is tevens die van de procedure.

Artikel 3

Inhoud van de verzoeken en aanmeldingen

1. De verzoeken en aanmeldingen bevatten de in het formulier A/B verlangde gegevens, waarbij de daarbijhorende bescheiden worden gevoegd. Deze gegevens moeten juist en volledig zijn.

2. Verzoeken uit hoofde van artikel 2 van Verordening nr. 17 met betrekking tot artikel 86 van het Verdrag moeten een volledige uiteenzetting van de feiten bieden; met name moet worden aangegeven op welke feitelijke gedraging het verzoek betrekking heeft, alsook welke positie de betrokken onderneming, respectievelijk ondernemingen, op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan inneemt, respectievelijk innemen met betrekking tot de produkten of diensten waarmee die feitelijke gedraging verband houdt.

3. De Commissie kan de verzoeker, respectievelijk aanmelder van de verplichting ontslaan bepaalde, in formulier A/B verlangde gegevens of desbetreffende bescheiden te verstrekken, indien zij van oordeel is dat deze voor het onderzoek van de zaak niet nodig zijn.

4. De Commissie zendt verzoeker, respectievelijk aanmelder onverwijld een bevestiging van het tijdstip van ontvangst van het verzoek of van de aanmelding alsmede van dat van het antwoord op een brief harerzijds overeenkomstig artikel 4, lid 2.

Artikel 4

Datum van verzoeken en aanmeldingen

1. Onverminderd het bepaalde in de leden 2 tot en met 5, geldt als datum van verzoeken of aanmeldingen die van de ontvangst ervan door de Commissie. In geval van verzending bij aangetekend schrijven geldt evenwel de datum van het poststempel van de plaats van afzending als datum van het verzoek, respectievelijk van de aanmelding.

2. Wanneer de Commissie vaststelt dat de in het verzoek of de aanmelding verstrekte gegevens of de desbetreffende daarbij verstrekte bescheiden in inhoudelijk opzicht onvolledig zijn, stelt zij onverwijld de verzoeker of de aanmelder schriftelijk daarvan in kennis en stelt zij voor deze een passende termijn vast waarbinnen de gegevens dienen te worden vervolledigd; in dit geval geldt de datum waarop de Commissie de volledige gegevens ontvangt, als datum van het verzoek of van de aanmelding.

3. Inhoudelijke wijzigingen in de in het verzoek of in de aanmelding vermelde feiten waarvan verzoeker of aanmelder kennis draagt of kennis had moeten dragen, worden eigener beweging onverwijld de Commissie meegedeeld.

4. Onjuiste of verdraaide gegevens gelden als onvolledige gegevens.

5. Wanneer, na één maand volgend op de datum van ontvangst van het verzoek of van de aanmelding, de Commissie de in het lid 2 bedoelde mededeling niet heeft verstrekt, geldt het tijdstip waarop het verzoek of de aanmelding bij de Commissie zijn binnengekomen, als datum van dat verzoek, respectievelijk van die aanmelding.

Artikel 5

Intrekking

Verordening nr. 27 wordt ingetrokken.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 1 maart 1995 in werking.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 21 december 1994.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

FORMULIER A/B

INLEIDEND DEEL

Formulier A/B vormt, als bijlage, een integrerend bestanddeel van Verordening (EG) nr. 3385/94 van de Commissie van 21 december 1994 betreffende vorm, inhoud en overige bijzonderheden van verzoeken en aanmeldingen uit hoofde van Verordening nr. 17 van de Raad, hierna "de onderhavige verordening" genoemd. Het stelt de ondernemingen en ondernemersverenigingen in de gelegenheid de Commissie om een negatieve verklaring te verzoeken voor een ondernemersafspraak of voor een feitelijke gedraging die onder de verbodsbepalingen in artikel 85, lid 1, en in artikel 86 van het EG-Verdrag, respectievelijk in artikel 63, lid 1, en in artikel 54 van de EER-Overeenkomst zouden kunnen vallen, of om een ondernemersafspraak aan te melden teneinde daarvoor een ontheffing te verkrijgen krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag, van het in artikel 85, lid 1, vervatte verbod, respectievelijk krachtens artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst van het in lid 1 van dat artikel vervatte verbod.

Ten einde het gebruik van formulier A/B te vergemakkelijken, wordt in het hiernavolgende uiteengezet:

- in welke gevallen een verzoek of een aanmelding moet worden ingediend (punt A);

- tot welke instantie (de Commissie of de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA) het verzoek of de aanmelding moet worden gericht (punt B);

- welke doeleinden met een verzoek of aanmelding kunnen worden nagestreefd (punt C);

- welke informatie in het verzoek of in de aanmelding moet worden verstrekt (punten D, E en F);

- wie een verzoek of aanmelding kan indienen (punt G);

- hoe het verzoek of de aanmelding moet worden ingediend (punt H);

- hoe zakengeheimen van ondernemingen kunnen worden beschermd (punt I);

- welke uitleg aan bepaalde technische begrippen, die in het operationele gedeelte van formulier A/B gebruikt worden, dient te worden gegeven (punt J);

- hoe de procedure na de indiening van het verzoek, respectievelijk de aanmelding verder verloopt (punt K).

A. In welke gevallen een verzoek of aanmelding te doen?

I. Doel van de mededingingsregels van het EG-Verdrag en van die van de EER-Overeenkomst.

1. Doel van de EG-mededingingsregels

De mededingingsregels hebben ten doel vervalsing van de mededinging op de gemeenschappelijke markt door concurrentiebeperkende praktijken of misbruik van een machtspositie te voorkomen; zij zijn van toepassing op alle ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks op de gemeenschappelijke markt werkzaam zijn, ongeacht waar gevestigd.

Bij artikel 85, lid 1, van het Verdrag (de tekst van de artikelen 85 en 86 is opgenomen in bijlage I) worden concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen (kartels) verboden die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden; luidens artikel 85, lid 2, zijn van rechtswege nietig overeenkomsten of besluiten die dergelijke beperkingen bevatten (hoewel het Hof van Justitie heeft verklaard dat indien de concurrentiebeperkende clausules van de overige elementen van de overeenkomsten kunnen worden gescheiden, de nietigheid tot slechts deze clausules beperkt blijft); luidens artikel 85, lid 3, kan echter voor gedragingen die een gunstige werking hebben, ontheffing worden verleend, mits aan de daarin gestelde voorwaarden wordt voldaan. Bij artikel 86 wordt misbruik van een machtspositie waardoor de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan worden beïnvloed, verboden. De oorspronkelijke procedures ter toepassing van deze artikelen, bij welke procedures in "negatieve verklaringen" en in ontheffingen van het kartelverbod krachtens artikel 85, lid 3, wordt voorzien, zijn bij Verordening nr. 17 vastgesteld.

2. Doel van de EER-mededingingsregels

De mededingingsregels van de tussen de Gemeenschap, de Lid-Staten van de Gemeenschap en de EVA-Staten gesloten EER-Overeenkomst (4) berusten op dezelfde beginselen als die welke in de communautaire mededingingsregels zijn vervat en hebben hetzelfde doel, namelijk vervalsing van de mededinging op het EER-grondgebied door concurrentiebeperkende praktijken of door misbruik van een machtspositie te voorkomen. Zij zijn van toepassing op alle ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks op het EER-grondgebied werkzaam zijn, ongeacht waar deze zijn gevestigd.

Bij artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst (de tekst van de artikelen 53, 54 en 56 van de EER-Overeenkomst is opgenomen in bijlage I) worden concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen verboden die de handel tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten, ongunstig kunnen beïnvloeden, en luidens artikel 53, lid 2, zijn van rechtswege nietig overeenkomsten of besluiten die dergelijke beperkingen bevatten; volgens artikel 53, lid 3, kan echter voor gedragingen die een gunstige werking hebben ontheffing worden verleend, mits aan de daarin vastgestelde voorwaarden wordt voldaan. Bij artikel 54 wordt misbruik van een machtspositie waardoor de handel tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten, ongunstig kan worden beïnvloed verboden. De procedures ter toepassing van deze artikelen, bij welke procedures in "negatieve verklaringen" en in "ontheffingen" van het kartelverbod krachtens artikel 53, lid 3, wordt voorzien, zijn bij Verordening nr. 17 vastgesteld, welke verordening voor de EER werd vervolledigd bij de Protocollen 21, 22 en 23 van de EER-Overeenkomst (5).

II. Draagwijdte van de mededingingsregels van het EG-Verdrag en van de EER-Overeenkomst.

De toepasselijkheid van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag en van de artikelen 53 en 54 van de EER-Overeenkomst hangt af van de omstandigheden van elk afzonderlijk geval. Zij veronderstelt dat de ondernemersafspraak of de feitelijke gedraging aan alle in de desbetreffende bepaling genoemde voorwaarden beantwoordt. Dit punt moet bijgevolg worden onderzocht alvorens ook maar enig verzoek om een negatieve verklaring, respectievelijk ook maar enige aanmelding wordt gedaan.

1. Negatieve verklaring

De procedure voor een negatieve verklaring laat ondernemingen toe om na te gaan of de Commissie van oordeel is dat hun afspraak of hun gedraging al of niet bij artikel 85, lid 1, respectievelijk artikel 86 van het EG-Verdrag of bij artikel 53, lid 1, respectievelijk artikel 54 van de EER-Overeenkomst is verboden. Deze procedure wordt geregeld in artikel 2 van Verordening nr. 17. De negatieve verklaring heeft de vorm van een beschikking, waarbij de Commissie vaststelt dat er, op grond van de haar bekende gegevens, voor haar geen aanleiding bestaat om ten aanzien van de betrokken afspraak of gedraging krachtens de bepalingen van artikel 85, lid 1, of die van artikel 86 van het EG-Verdrag, respectievelijk de bepalingen van artikel 53, lid 1, of die van artikel 54 van de EER-Overeenkomst op te treden.

Men heeft evenwel geen belang erbij een verzoek in te dienen wanneer de afspraak of de gedraging duidelijk krachtens de bovengenoemde bepalingen niet verboden is. Op de Commissie rust evenmin de verplichting om een negatieve verklaring te verstrekken. In artikel 2 van Verordening nr. 17 is bepaald dat "<...> de Commissie ken vaststellen <...>". Zij geeft slechts beschikkingen voor een negatieve verklaring indien dat voor een belangrijk punt van uitlegging dienstig is. In de overige gevallen antwoordt zij op het verzoek langs de weg van een administratief schrijven.

De Commissie heeft verscheidene "bekendmakingen" met betrekking tot de interpretatie van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag gepubliceerd. Deze omschrijven bepaalde groepen van afspraken die, omwille van de aard of het geringe belang ervan, niet door het verbod worden bestreken (6).

2. Ontheffing

De procedure voor een ontheffing overeenkomstig artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en overeenkomstig artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst laat de ondernemingen toe een afspraak te maken die economische voordelen biedt, maar die, zonder ontheffing, verboden zou zijn uit hoofde van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag of uit hoofde van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst. Deze procedure wordt geregeld in de artikelen 4, 6 en 8, en, voor de nieuwe Lid-Staten, door de artikelen 5, 7 en 25 van Verordening nr. 17. De ontheffing heeft de vorm van een beschikking, waarbij de Commissie verklaart dat artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag, respectievelijk artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst, niet van toepassing is op de in de beschikking beschreven ondernemersafspraak. Krachtens artikel 8 is de Commissie gehouden de geldigheidsduur van de beschikking aan te geven; zij kan bij die beschikking voorwaarden en verplichtingen opleggen; zij kan de beschikking ook intrekken of wijzigen of de betrokkenen bepaalde handelingen in bepaalde omstandigheden verbieden, met name indien de beschikking op onjuiste inlichtingen berust of indien in de feitelijke situatie op een voor de beschikking wezenlijk punt een wijziging optreedt.

De Commissie heeft een reeks groepsvrijstellingsverordeningen vastgesteld (7). Enkele daarvan houden in dat bepaalde overeenkomsten voor en dergelijke vrijstelling alleen in aanmerking kommen wanneer zij bij de commissie uit hoofde van artikel 4 (of 5) van Verordening nr. 17 met het oog op ontheffing van het kartelverbod zijn aangemeld, waarbij in de aanmelding om toepassing van een oppositieprocedure wordt verzocht.

Een beschikking waarbij ontheffing wordt verleend, kan met terugwerkende kracht worden gegeven, maar zij mag, afgezien van enkele uitzonderingen, niet eerder van kracht worden dan op het tijdstip van aanmelding (artikel 6 van Verordening nr. 17). Indien de Commissie vaststelt dat de aangemelde overeenkomsten inderdaad onder het kartelverbod vallen en niet kunnen worden vrijgesteld en zij bijgevolg een verbodsbeschikking geeft, zijn betrokkenen niettemin tussen de datum van de aanmelding en die van de kennisgeving van de beschikking tegen de oplegging van geldboeten wegens de in de aanmelding beschreven inbreuken gevrijwaard (artikel 3 en artikel 15, leden 5 en 6, van Verordening nr. 17).

Over het algemeen geeft de Commissie alleen dan ontheffingsbeschikkingen indien de desbetreffende zaak vanuit juridisch, economisch of politiek oogpunt van bijzondere betekenis is. In de overige gevallen sluit zij de procedure af door toezending van een administratief schrijven.

B. Tot welke autoriteit zich te richten?

De verzoeken en de aanmeldingen moeten bij de ter zake bevoegde autoriteit worden ingediend. De Commissie is bevoegd voor de toepassing van de mededingingsregels van het EG-Verdrag. Er bestaat echter een gedeelde bevoegdheid voor de toepassing van de mededingingsregels van de EER-Overeenkomst.

De bevoegdheid van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake de toepassing van de EER-mededingingsregels vloeit voort uit artikel 56 van de EER-Overeenkomst. Aanmeldingen en verzoeken betreffende concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden, dienen aan de Commissie te worden gericht tenzij zij geen merkbare invloed hebben op de handel tussen Lid-Staten of op de mededinging binnen de Gemeenschap in de zin van de bekendmaking van de Commissie van 1986 betreffende overeenkomsten van geringe betekenis (8). Daarnaast dienen alle concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen een Lid-Staat en een of meer EVA-Staten ongunstig beïnvloeden, bij de Commissie te worden aangemeld indien de betrokken ondernemingen meer dan 67 % van hun totale EER-omzet in de Gemeenschap realiseren (9). Indien die overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen evenwel geen merkbare invloed hebben op de handel tussen Lid-Staten of op het vrije spel van de mededinging in de Gemeenschap, moet de aanmelding in voorkomend geval worden gericht aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. Alle overige overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder de werking van artikel 53 van de EER-Overeenkomst vallen, moeten bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (waarvan het adres in bijlage III is vermeld) worden aangemeld.

Verzoeken om een negatieve verklaring in verband met artikel 54 van de EER-Overeenkomst moeten worden ingediend bij de Commissie indien de machtspositie slechts in de Gemeenschap en bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, indien de machtspositie slechts op het grondgebied, of op een wezenlijk deel daarvan, van de EVA bestaat. Alleen in de gevallen waarin er op beide grondgebieden een machtspositie bestaat, moeten de bovengenoemde regels betreffende artikel 53 worden toegepast.

Bij de beoordeling zal de Commissie de mededingingsregels van het EG-Verdrag als grondslag nemen. Indien de zaak onder de toepassing van de EER-Overeenkomst valt en uit hoofde van artikel 56 van deze Overeenkomst aan de Commissie wordt toegewezen, zal deze meteen ook de EER-regels toepassen.

C. Doel van het formulier A/B

Formulier A/B geeft aan welke vragen moeten worden beantwoord, welke informatie moet worden verstrekt en welke stukken door de onderneming, respectievelijk ondernemingen moeten worden verstrekt bij een van de volgende verzoeken:

- een verzoek overeenkomstig artikel 2 van Verordening nr. 17 om een negatieve verklaring inzake de niet-toepasselijkheid van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst op overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen of op onderling afgestemde feitelijke gedragingen;

- een verzoek overeenkomstig artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst om een ontheffing voor overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen of voor onderling afgestemde feitelijke gedragingen;

- een verzoek om toepassing van een oppositieprocedure, waarin in bepaalde groepsvrijstellingsverordeningen van de Commissie is voorzien.

Met dat formulier kunnen ondernemingen die een verzoek om een negatieve verklaring indienen, terzelfdertijd een aanmelding ter verkrijging van een ontheffing doen voor het geval dat de Commissie tot de conclusie mocht komen dat zij geen negatieve verklaring kan geven.

De verzoeken om een negatieve verklaring en de aanmelding betreffende artikel 85 van het EG-Verdrag moeten overeenkomstig de bij formulier A/B voorgeschreven wijze gebeuren (zie artikel 2, lid 1, eerste volzin, van de onderhavige verordening).

Dit formulier kan eveneens worden gebruikt door ondernemingen die overeenkomstig artikel 2 van Verordening nr. 17 (zie artikel 2, lid 1, tweede volzin, van de onderhavige verordening) een verzoek om, wat artikel 86 van het EG-Verdrag en/of van artikel 54 van de EER-Overeenkomst betreft, een negatieve verklaring wensen in te dienen. Een verzoek om een negatieve verklaring van dien aard dient niet verplicht met het formulier A/B overeen te stemmen maar het verdient wel ten sterkste aanbeveling alle daarin vereiste inlichtingen te verstrekken, om zekerheid te hebben dat het verzoek een volledig beeld van de situatie biedt.

Verzoeken of aanmeldingen die zijn ingediend op een door de EVA verstrekt formulier A/B, zijn eveneens geldig. Indien de betrokken overeenkomst, feitelijke gedraging of het betrokken besluit echter uitsluitend onder de artikelen 85 of 86 van het EG-Verdrag valt, dat wil zeggen in geen enkel opzicht onder de EER valt, dient het bovengenoemde door de Commissie opgestelde formulier te worden gebruikt.

D. Welke hoofdstukken van het formulier moeten worden ingevuld?

Het operationele deel van het formulier is verdeeld over vier hoofdstukken. Ondernemingen die een verzoek om een negatieve verklaring of een aanmelding willen doen, vullen de hoofdstukken I, II en IV in. Op deze regel bestaat evenwel één uitzondering voor het geval waarin het verzoek of de aanmelding een overeenkomst betreft tot de oprichting van een samenwerkingsverband in de vorm van een gemeenschappelijke onderneming van structurele aard, voor zover de partijen een versnelde procedure wensen. In dat geval moeten de hoofdstukken I, III en IV worden ingevuld.

In 1992 kondigde de Commissie aan dat zij nieuwe interne administratieve regels had vastgesteld die inhielden dat bepaalde verzoeken en aanmeldingen (met name deze van gemeenschappelijke ondernemingen van structurele aard) binnen een welbepaalde termijn zouden worden behandeld. In dat geval lichten de diensten van de commissie de belanghebbenden binnen twee maanden na de datum van de volledige aanmelding schriftelijk in over de resultaten van een eerste analyse van het geval en, in voorkomend geval, over het verdere verloop en de vermoedelijke duur van de administratieve procedure die zij voornemens zijn in te leiden.

De inhoud van die brief kan verschillen naar gelang van de kenmerken van de zaak:

- in de gevallen die geen probleem opleveren, zal de Commissie een administratief schrijven van geen bezwaar zenden, die de bevestiging inhoudt dat de overeenkomst verenigbaar is met artikel 85, lid 1, of met artikel 85, lid 3;

- indien een administratief schrijven van geen bezwaar niet opportuun is gezien de noodzaak om de zaak bij formele beschikking af te handelen, zal de Commissie de betrokken ondernemingen in kennis stellen van haar voornemen om een negatieve verklaring of een ontheffing inhoudende beschikking te geven;

- indien er bij de Commissie ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid van de overeenkomst met de mededingingsregels, zal zij de partijen een waarschuwingsbrief sturen, waarin zij een grondig onderzoek aankondigt, dat kan resulteren in, naar gelang van het geval, hetzij een verbods-, hetzij een ontheffingsbeschikking met daaraan verbonden voorwaarden en verplichtingen, hetzij een eenvoudige ontheffingsbeschikking.

Deze nieuwe versnelde procedure, die vanaf 1 januari 1993 wordt toegepast, berust dus volledig op het principe van zelfdiscipline. De termijn van twee maanden vanaf de volledige aanmelding - die voor een eerste analyse van de zaak voorzien is - heeft niet het karakter van een wettelijke termijn en brengt bijgevolg geen enkele juridische verplichting mee. De Commissie zal zich voor de naleving van de termijn inspannen. Zij behoudt zich trouwens het recht voor deze zogeheten versnelde procedure ook op andere vormen van samenwerking tussen ondernemingen toe te passen.

Een gemeenschappelijke onderneming is van structurele aard wanneer de oprichting ervan belangrijke wijzigingen meebrengt in de structuur en in de organisatie van het bedrijfsvermogen van de partijen bij de overeenkomst. Dit kan het geval zijn wanneer de gemeenschappelijke onderneming bestaande activiteiten van de moederondernemingen overneemt of deze uitbreidt of voor hun rekening zich op het gebied van nieuwe activiteiten begeeft. Dergelijke operaties hebben als kenmerk dat daarmee belangrijke financiële, materiële en/of immateriële middelen, zoals intellectuele eigendomsrechten en "know-how", gemoeid zijn. Daarom dan ook zijn structurele gemeenschappelijke ondernemingen normalerwijs bestemd om gedurende middellange of lange termijn werkzaam te zijn.

Dit begrip omvat tevens bepaalde gemeenschappelijke ondernemingen "met deelfunctie" die in het kader van de economische activiteiten van hun moederondernemingen een of meer specifieke functies vervullen, zonder zich daartoe op de markt te bewegen, met name de functies onderzoek en ontwikkeling en/of produktie. Het bestrijkt ook die "volwaardige" ondernemingen die tot een cooerdinatie van het concurrentiegedrag tussen onafhankelijke ondernemingen, met name tussen de oprichtende ondernemingen of tussen deze laatste en de gemeenschappelijke onderneming, leiden.

Om deze interne termijn te eerbiedigen is het van belang dat de Commissie in de aanmeldingen alle relevante inlichtingen kan aantreffen, die de aanmeldende partijen redelijkerwijs bijeen kunnen brengen en die nodig zijn om de uitwerking van de betrokken operatie op de mededinging te kunnen beoordelen. Formulier A/B bevat daarom een speciaal deel ( "hoofdstuk III") dat enkel dient te worden ingevuld door degenen die gemeenschappelijke ondernemingen van structurele aard aanmelden en van de versnelde procedure gebruik wensen te maken.

Personen en ondernemingen die gemeenschappelijke ondernemingen van structurele aard aanmelden en van voornoemde versnelde procedure gebruik wensen te maken, dienen derhalve de hoofdstukken I, III en IV van dit formulier in te vullen. Hoofdstuk III bevat een reeks gedetailleerde vragen waarvan de Commissie beantwoording noodzakelijk acht om de relevante markt(en) en de positie van de partijen bij de gemeenschappelijke ondernemingen op die markt(en) te beoordelen.

Indien de partijen voor hun gemeenschappelijke ondernemingen van structurele aard geen gebruik wensen te maken van de versnelde procedure, vullen zij de hoofdstukken I, II en IV in. Hoofdstuk II bevat een veel beperktere reeks vragen die de relevante markt(en) en de positie van de partijen bij de betrokken operatie op die markt(en) betreffen, maar die volstaan om de Commissie in staat te stellen de zaak in te leiden en met haar onderzoeken te beginnen.

E. De noodzaak van verstrekking van volledige inlichtingen

Wanneer de Commissie een geldige aanmelding ontvangt, heeft dit hoofdzakelijk twee belangrijke gevolgen. Ten eerste vrijwaart die aanmelding bij verzoeken om ontheffing voor geldboeten, en wel vanaf de dag waarop zij bij de Commissie is ontvangen (zie artikel 15, lid 5, van Verordening nr. 17). Ten tweede kan de Commissie, zolang zij geen geldige aanmelding heeft ontvangen, ook geen ontheffing in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst verlenen, daar geen enkele beschikking van dien aard van kracht kan worden op een datum die aan de naar behoren ingediende aanmelding voorafgaat (10). Daarom kan, ook al is er geen enkele wettelijke verplichting een aanmelding te doen, van een feitelijke gedraging, die onder artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of onder artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst valt, zolang deze niet is aangemeld en derhalve niet het voorwerp van een ontheffing kan zijn, door een nationale rechterlijke instantie overeenkomstig artikel 85, lid 2, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 2, van de EER-Overeenkomst worden vastgesteld dat zij van rechtswege nietig is (11).

Wanneer een onderneming via een oppositieprocedure aanspraak op een generieke of groepsvrijstelling maakt, begint de termijn waarbinnen de Commissie zich tegen de generieke of groepsvrijstelling moet verzetten, eerst te lopen op de datum waarop zij een geldige aanmelding ontvangt.

Hetzelfde geldt voor de door de diensten van de Commissie in acht te nemen termijn van twee maanden voor een eerste onderzoek betreffende de verzoeken om een negatieve verklaring en de aanmeldingen betreffende de gemeenschappelijke ondernemingen van structurele aard die de versnelde procedure mogen volgen.

Om geldig te zijn, moet een verzoek of een aanmelding volledig zijn (zie artikel 3, lid 1, van de onderhavige verordening). Op dit beginsel bestaan twee uitzonderingen. Ten eerste zal de Commissie, indien de in het formulier verlangde informatie of bescheiden normalerwijze niet of slechts ten dele voor de aanmelder beschikbaar zijn, de aanmelding desondanks als volledig beschouwen, mits de aanmelder de redenen van het ontbreken van de informatie vermeldt en met betrekking tot de ontbrekende gegevens de meest aannemelijke ramingen met bronvermelding opgeeft. Ook dient, zo mogelijk, te worden aangegeven waar de Commissie de ontbrekende informatie en stukken wel kan verkrijgen. Ten tweede wenst de Commissie slechts die informatie te ontvangen welke voor haar onderzoek van de aangemelde zaak ter zake dienend is. Het kan gebeuren dat niet alle in dit formulier verlangde informatie daarvoor onontbeerlijk is. De Commissie kan dan ook ontslaan van de verplichting om bepaalde informatie te verstrekken (zie artikel 3, lid 3, van de onderhavige verordening). Deze bepaling laat toe verzoeken en aanmeldingen op elk bijzonder geval toe te snijden, zodanig dat daarin slechts de strikt noodzakelijke inlichtingen zijn opgenomen. Daarmee wordt beoogd de ondernemingen, en meer bepaald de kleine en middelgrote ondernemingen, geen overbodige administratieve lasten te bezorgen. Wanneer de verzoeker of aanmelder om die reden nalaat informatie of stukken te verstrekken, moet hij in zijn verzoek, respectievelijk aanmelding de redenen opgeven waarom hij die gegevens voor de behandeling van de zaak niet ter zake dienend beschouwt.

Indien de Commissie vaststelt dat het verzoek of de aanmelding op een wezenlijk punt onvolledig is, stelt zij binnen een maand na ontvangst van de aanmelding de verzoeker, respectievelijk aanmelder schriftelijk daarvan in kennis en geeft zij nader aan welke aard van gegevens ontbreekt. In dat geval geldt het verzoek, respectievelijk de aanmelding eerst met ingang van de datum waarop de Commissie de totaliteit van de inlichtingen heeft ontvangen. Indien de Commissie de verzoeker, respectievelijk aanmelder niet binnen de termijn van één maand ervan in kennis heeft gesteld dat het verzoek, respectievelijk de aanmelding op een wezenlijk punt onvolledig is, zal deze worden geacht volledig en geldig te zijn (zie artikel 4 van de onderhavige verordening).

Het is belangrijk dat de ondernemingen de Commissie mededeling doen van wezenlijke veranderingen in de feiten, met inbegrip van die waarvan zij eerst na de indiening van het verzoek of van de aanmelding kennis hebben gekregen. Met name wanneer in een overeenkomst, in een besluit of in een feitelijke gedraging enigerlei wijziging wordt aangebracht, moet de Commissie daarover eigener beweging en onverwijld worden ingelicht (zie artikel 4, lid 3, van de onderhavige verordening). Het feit de Commissie niet over veranderingen in ter zake dienende elementen in te lichten, kan onder meer ertoe leiden dat een negatieve verklaring ongeldig wordt of dat de Commissie een op basis van de aanmelding gegeven ontheffingsbeschikking (12) intrekt.

F. De noodzaak juiste inlichtingen te verstrekken

Naast de verplichting om een verzoek of aanmelding in te dienen die volledig is, is het van belang dat de verstrekte inlichtingen juist zijn (zie artikel 3, lid 1, van de onderhavige verordening). Krachtens artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening nr. 17 kan de Commissie bij beschikking aan ondernemingen of ondernemersverenigingen geldboeten oplopend tot 5 000 ecu opleggen, wanneer deze opzettelijk of uit onachtzaamheid bij een verzoek om een negatieve verklaring of bij een aanmelding onjuiste of verdraaide gegevens verstrekken. Gegevens van dien aard worden bovendien als onvolledig aangemerkt (zie artikel 4, lid 4, van de onderhavige verordening). Daarmee ontvallen aan de partijen de voordelen van een oppositie of van een versnelde procedure (zie hiervoor, onder E).

G. Wie kan verzoeken, respectievelijk aanmelden?

Elk van de bij een overeenkomst of bij een besluit of een feitelijke gedraging als omschreven in artikel 85 of artikel 86 van het EG-Verdrag, respectievelijk in artikel 53 of artikel 54 van de EER-Overeenkomst, partij zijnde, respectievelijk betrokken zijnde ondernemingen is gerechtigd een verzoek om een negatieve verklaring in te dienen of, wat artikel 85 van het EG-Verdrag, respectievelijk artikel 53 van de EER-Overeenkomst betreft, een aanmelding ter verkrijging van een ontheffing te doen. Een ondernemersvereniging mag met betrekking tot in het kader van haar werking genomen besluiten of met betrekking tot gedragingen in dat kader een verzoek indienen of een aanmelding doen (zie artikel 1, leden 1 en 2, van de onderhavige verordening).

Wat overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen betreft, is het gebruikelijk dat alle partijen een gemeenschappelijk verzoek of een gemeenschappelijke aanmelding doen. Dit is niet verplicht, maar de Commissie beveelt dit wel ten sterkste aan, omdat het haar toelaat de mening van alle rechtstreeks betrokken ondernemingen op hetzelfde tijdstip te verkrijgen. Indien een van de partijen individueel een verzoek indient of een aanmelding doet, moet zij alle andere partijen bij de overeenkomst of alle andere bij het besluit of de feitelijke gedraging betrokkenen daarvan in kennis stellen (zie artikel 1, lid 3, van de onderhavige verordening). Zij kan aan hen ook een afschrift van het ingevulde formulier verstrekken, waarin dan, in voorkomend geval, vertrouwelijke informatie en zakengeheimen worden weggelaten (zie operationeel deel, vraag 1.2).

Het is ook tot de gewone praktijk gaan behoren dat wanneer de ondernemingen een gemeenschappelijk verzoek indienen of een gemeenschappelijke aanmelding doen, er een gemeenschappelijke gemachtigde wordt aangewezen die namens alle betrokken ondernemingen handelt, zowel bij het indienen van het verzoek of het doen van de aanmelding als bij latere contacten met de Commissie (zie artikel 1, lid 4, van de onderhavige verordening). Dit is, hoewel nuttig, niet verplicht, en alle ondernemingen die gemeenschappelijk hetzelfde verzoek indienen of dezelfde aanmelding doen, mogen het verzoek, respectievelijk de aanmelding individueel ondertekenen.

H. Hoe geschiedt het verzoek, respectievelijk de aanmelding?

Verzoeken en aanmeldingen mogen in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of van een EVA-Staat worden gesteld (zie artikel 2, leden 4 en 5, van de onderhavige verordening). Om een spoedige behandeling van de zaak te waarborgen, is het evenwel dienstig om in het geval van een aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA gericht verzoek of een bij die autoriteit gedane aanmelding, een van de officiële talen van een EVA-Staat of het Engels, zijnde de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA te gebruiken en, in het geval van een verzoek, respectievelijk aanmelding bij de Commissie, een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. Deze taal wordt vervolgens voor de verzoeker of aanmelder de proceduretaal.

Het formulier A/B is geen in te vullen formulier. De ondernemingen zijn slechts verplicht de daarin verlangde inlichtingen te verstrekken, waarbij zij de nummers van de afdelingen en de paragrafen daarvan volgen en een verklaring ondertekenen waarvan in de navolgende afdeling 19 het model is opgenomen, en waarbij zij de gevraagde bescheiden bijvoegen.

De bescheiden moeten in de oorspronkelijke taal ervan worden overgelegd; wanneer dit geen officiële taal van de Gemeenschap is, moeten zij in de proceduretaal worden vertaald. Van de bescheiden mag hetzij het origineel, hetzij een afschrift daarvan worden overgelegd (zie artikel 2, lid 4, van de onderhavige verordening).

Alle in dit formulier verlangde informatie moet, tenzij anders vermeld, betrekking hebben op het kalenderjaar voorafgaande aan dat waarin het verzoek of de aanmelding gebeurt. Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is om die informatie te verschaffen (bij voorbeeld omdat de gebruikte boekingstijdvakken niet samenvallen met het kalenderjaar, of omdat de cijfers van het vorige jaar niet beschikbaar zijn) dient de meest recente beschikbare informatie te worden gegeven, alsook de redenen waarom cijfers op basis van het kalenderjaar voorafgaande aan dat waarin het verzoek, respectievelijk de aanmelding gebeurt, niet kunnen worden verschaft.

De financiële gegevens mogen ofwel in de munteenheid worden uitgedrukt waarin de aan wettelijke controle onderworpen jaarrekeningen van de betrokken ondernemig(en) worden opgesteld, ofwel in ecu. In dit laatste geval moet worden aangegeven welke koers bij de omrekening is toegepast.

De verzoeken of aanmeldingen moeten in zeventienvoud worden ingediend, terwijl dit voor de in bijlagen opgenomen begeleidende stukken slechts in drievoud behoeft te zijn (zie artikel 2, lid 2, van de onderhavige verordening).

Het verzoek om een negatieve verklaring of de aanmelding moet aan het volgende adres worden gericht:

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV)

Griffie

Wetstraat 200

B-1049Brussel,

of op werkdagen tijdens de officiële werkuren op het volgende adres worden gedeponeerd:

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV)

Griffie

Kortenberglaan 158

B-1040 Brussel.

I. Vertrouwelijkheid

De Commissie, de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-Staten mogen ingevolge artikel 214 van het EG-Verdrag, artikel 20 van Verordening nr. 17, artikel 9 van Protocol 23 bij de EER-Overeenkomst, artikel 122 van de EER-Overeenkomst en de artikelen 20 en 21 van hoofdstuk II van Protocol 4 bij de Overeenkomst tussen de EVA-Staten tot oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, geen inlichtingen openbaar maken die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen. Voorts is krachtens Verordening nr. 17 de Commissie verplicht een samenvatting van het essentiële gedeelte van het verzoek of van de aanmelding bekend te maken, wanneer zij voornemens is gunstig te beschikken. Bij deze bekendmaking moet "rekening [worden] gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven" (artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17; zie eveneens artikel 21, lid 2, betreffende de bekendmaking van beschikkingen). Indien een onderneming van oordeel is dat haar belangen zouden worden geschaad indien bepaalde van haar verlangde informatie openbaar zou worden gemaakt of anderszins aan andere ondernemingen zou worden onthuld, staat het haar vrij die informatie in een aparte bijlage onder te brengen en deze zo over te leggen, waarbij zij dan op elke bladzijde duidelijk de vermelding "Zakengeheimen" dient aan te brengen. Tevens dienen de redenen waarom deze inlichtingen niet openbaar mogen worden gemaakt of niet mogen worden onthuld, worden opgegeven (zie operationeel deel, afdeling 5, waarin in een niet-vertrouwelijke samenvatting van het verzoek of van de aanmelding wordt voorzien).

J. Verder verloop van de procedure

Het verzoek, respectievelijk de aanmelding wordt ter griffie van het Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV) geregistreerd. Zij worden van kracht op de datum van ontvangst door de Commissie of op die van het poststempel indien het verzoek/de aanmelding aangetekend zijn verzonden (zie artikel 4, lid 1, van de onderhavige verordening). De gevallen van onvolledige verzoeken/aanmeldingen zijn evenwel in specifieke bepalingen geregeld (zie hiervoor, onder E).

De Commissie bevestigt schriftelijk de ontvangst van alle verzoeken en aanmeldingen, met vermelding van het nummer waaronder de zaak is geregistreerd. Dit nummer moet in alle verdere correspondentie betreffend het verzoek, respectievelijk de aanmelding worden vermeld. Het ontvangstbericht loopt niet vooruit op de geldigheid van het verzoek, respectievelijk van de aanmelding.

Andere inlichtingen kunnen worden gevraagd aan de partijen of aan derden, in voorkomend geval op basis van de artikelen 11 tot en met 14 van Verordening nr. 17, en er kunnen voorstellen worden gedaan voor wijzigingen in de ondernemersafspraken, waardoor zij aanvaardbaar worden. Eveneens mogelijk kan een korte bekendmaking in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden gepubliceerd, waarin de namen van de betrokken ondernemingen, de concerns waartoe zij behoren, de betrokken sectoren van het bedrijfsleven en de aard van het kartel worden vermeld, en waarbij derden worden uitgenodigd hun opmerkingen in te dienen (zie operationeel deel, afdeling 5).

De Commissie kan verzet doen tegen een aanmelding waarin om een oppositieprocedure wordt gevraagd, omdat zij vindt dat de aangemelde overeenkomst niet in aanmerking komt voor een generieke of groepsvrijstelling. Doet de Commissie verzet en wordt het verzet later niet ingetrokken, dan wordt de betrokken aanmelding behandeld als een verzoek om ontheffing.

Indien de Commissie na onderzoek voornemens is het verzoek om een negatieve verklaring, respectievelijk ontheffing in the willigen, moet zij krachtens artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 een samenvatting daarvan bekend maken en derden verzoeken hun opmerkingen kenbaar te maken. Vervolgens moet het Raadgevend Comité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities, dat is samengesteld uit ambtenaren en bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten (artikel 10 van Verordening nr. 17) en waaraan, indien de zaak onder de toepassing van de EER-Overeenkomst valt, ook vertegenwoordigers van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-Staten deelnemen, een voorontwerp voor een beschikking worden voorgelegd dat met dit Comité dient te worden besproken. De bevoegde autoriteiten zullen reeds een kopie van het verzoek of de aanmelding hebben ontvangen. Eerst dan kan de Commissie, mits er zich niets heeft voorgedaan dat haar voornemen heeft gewijzigd, een beschikking geven.

Vaak worden dossiers zonder formele beschikking afgesloten, bij voorbeeld omdat is gebleken dat de regelingen reeds onder een generieke of groepsvrijstelling vallen, of omdat de dossiers, althans in de gegeven omstandigheden, geen optreden van de Commissie vergen. In die gevallen wordt een administratieve brief gezonden. Ook al zijn deze brieven geen beschikking van de Commissie, geven zij de betrokkenen toch een aanwijzing wat de diensten van de Commissie op grond van de feiten waarover zij kennis dragen, van de betrokken zaak denken. Dat wil zeggen dat de Commissie zo nodig - bij voorbeeld indien men zou moeten doen gelden dat een overeenkomst van rechtswege nietig is op grond van artikel 85, lid 2, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 2, van de EER-Overeenkomst - een passende beschikking zou kunnen geven om de rechtssituatie te verhelderen.

K. In dit formulier gebruikte definities

Overeenkomst: De term "overeenkomst" wordt gebruikt ter aanduiding van alle vormen van ondernemersafspraken, te weten overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

Jaar: deze term betekent in dit formulier "kalenderjaar", tenzij anders aangeduid.

Concerngroep: voor de doeleinden van dit formulier wordt onder concernverhouding verstaan de verhouding die bestaat wanneer een onderneming in een andere onderneming:

- hetzij meer dan de helft van het kapitaal of van de bedrijfsactiva bezit;

- hetzij de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen;

- hetzij de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de leden van de Raad van toezicht, de Raad van bestuur of de krachtens de wet tot vertegenwoordiging bevoegde organen te benoemen;

- hetzij het recht heeft de zaken van de onderneming te leiden.

Een gemeenschappelijke onderneming waarover verscheidene andere ondernemingen zeggenschap uitoefenen, maakt voor de doeleinden van het formulier deel uit van de concerngroep van elk van die ondernemingen.

Produkt: Het begrip "produkt" wordt zonder onderscheid gebruikt om goederen en diensten aan te duiden.

Relevante produktmarkt: In de vragen 6.1 en 11.1 van dit formulier wordt de onderneming of de persoon die het verzoek indient of de aanmelding verricht, de verplichting opgelegd, de relevante produkt- en/of dienstenmarkt(en) te omschrijven die waarschijnlijk door de overeenkomst ongunstig zullen worden beïnvloed. Die omschrijving vormt het uitgangspunt voor een aantal andere vragen in dit formulier. De aldus door de aanmeldende partijen gegeven omschrijving(en) worden in dit formulier de relevante produktmarkt(en) genoemd. Deze term duidt zonder onderscheid op een produkten- of op een dienstenmarkt.

Relevante geografische markt: In de vragen 6.2 en 11.2 van dit formulier wordt de onderneming of de persoon die het verzoek indient of de aanmelding verricht de verplichting opgelegd, de relevante geografische markt(en) te omschrijven die waarschijnlijk door de aangemelde overeenkomst(en) ongunstig zal/zullen worden beïnvloed.

Relevante produkt- en geografische markt: Door de combinatie van hun antwoorden op de vragen 6 en 11 geven de partijen hun omschrijving van de relevante markt(en) die door de aangemelde overeenkomsten ongunstig wordt/worden beïnvloed. Die omschrijving vormt het uitgangspunt voor een aantal andere vragen in dit formulier. De aldus door de aanmeldende partijen gegeven omschrijvingen worden in dit formulier de relevante produktmarkt(en) en geografische markt genoemd.

Aanmelding: dit formulier is bestemd voor de indiening van een verzoek om een negatieve verklaring of voor het doen van een aanmelding ter verkrijging van een ontheffing. De term "aanmelding" slaat zowel op verzoeken als op aanmeldingen.

Partijen en aanmeldende partijen: Onder "partijen" worden alle ondernemingen verstaan die partij zijn bij de overeenkomst die het voorwerp van de aanmelding vormt. Aangezien een overeenkomst kan worden aangemeld door slechts een van de ondernemingen die daarbij partij zijn, verwijst term "aanmeldende partijen" uitsluitend naar de onderneming(en) die daadwerkelijk de aanmelding verricht(en).

OPERATIONEEL DEEL

(GELIEVE OP HET EERSTE BLAD VAN UW VERZOEK, RESPECTIEVELIJK, AANMELDING DE WOORDEN "VERZOEK OM EEN NEGATIEVE VERKLARING/AANMELDING OVEREENKOMSTIG FORMULIER A/B" AAN TE BRENGEN)

HOOFDSTUK I

Afdelingen met betrekking tot de partijen, hun concerns groepen en de overeenkomst (Dient voor alle aanmeldingen te worden ingevuld)

Afdeling 1

Identiteit van de ondernemingen of personen die de aanmelding doen

1.1. Gelieve te vermelden namens welke ondernemingen de aanmelding wordt ingediend, met vermelding van de wettelijke naam en de handelsnaam ervan, in afkorting of zoals deze gebruikelijk is (slechts voor zover de handelsnaam van de wettelijke naam afwijkt).

1.2. Indien de aanmelding slechts wordt verricht door één of sommige van de ondernemingen die partij bij de aangemelde overeenkomst zijn, bevestig dat de overige ondernemingen een afschrift van de aanmelding, waaruit in voorkomend geval vertrouwelijke informatie en zakengeheimen zijn weggelaten, hebben ontvangen (13). (In dit geval moet bij de reeds aan de overige ondernemingen bezorgde aanmelding een afschrift van de aldus aangepaste versie van de aanmelding worden gevoegd.)

1.3. Indien een collectieve aanmelding wordt verricht, gelieve u te verklaren of een gemeenschappelijk vertegenwoordiger (14) is aangewezen (15).

Zo ja, verstrek de in de punten 1.3.1 tot en met 1.3.3 verlangde gegevens.

Zo niet, verstrek in voorkomend geval gegevens betreffende de vertegenwoordigers die bevoegd zijn namens elk van de partijen of sommige van de partijen bij de overeenkomst te handelen, en vermeld wie zij vertegenwoordigen.

1.3.1. Naam van de vertegenwoordiger.

1.3.2. Adres van de vertegenwoordiger.

1.3.3. Telefoon- en faxnummer van de vertegenwoordiger.

1.4. Indien een of meer vertegenwoordigers zijn aangewezen, moet een door de aanmeldende onderneming(en) verleende volmacht bij de aanmelding worden gevoegd.

Afdeling 2

Informatie betreffende de partijen bij de overeenkomst en de concerns waartoe zij behoren

2.1. Geef de naam en het adres van de partijen bij de aangemelde overeenkomst, alsook het land waar hun hoofdkantoor is gevestigd.

2.2. Vermeld in welke sectoren elk van de partijen bij de overeenkomst bedrijvig is.

2.3. Gelieve voor elke partij bij de overeenkomst de naam van een persoon op te geven met wie contact kan worden opgenomen, diens naam, adres, telefoon- en telefaxnummer alsook zijn of haar positie in de onderneming.

2.4. Geef de naam van de concerns waartoe de partijen bij de aangemelde overeenkomst behoren. Vermeld de sectoren waarin die concerns bedrijvig zijn, alsmede de wereldomzet van elk concern (16).

Afdeling 3

Procedures

3.1. Gelieve op te geven of u met betrekking tot de bewuste overeenkomst een formeel verzoek hebt ingediend bij een andere mededingingsinstantie of voornemens bent zulks te doen. Indien ja, vermeld welke instantie, de betrokken persoon of het betrokken departement, en de aard van het contact. Vermeld hierbij ook de vroegere procedures of informele contacten met de Commissie en/of de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, waarvan u op de hoogte bent, en eerdere procedures met nationale EG- of EVA-autoriteiten of rechterlijke instanties betreffende deze of andere, daarmee verband houdende overeenkomsten.

3.2. Indien u aanvoert dat de zaak urgent is, geef dan een beknopte motivering daarvoor.

3.3. De Commissie heeft te kennen gegeven dat aanmeldingen die voor de Gemeenschap niet van bijzonder politiek, economisch of juridisch belang zijn, in de regel door middel van een administratieve brief zullen worden afgehandeld (17). Kunt u instemmen met een administratieve brief? Indien u van oordeel bent dat uw aanmelding beter niet op deze wijze wordt afgehandeld, gelieve dit dan te motiveren.

3.4. Verklaar of u voornemens bent nog andere, voor het ogenblik niet beschikbare feiten of argumenten aan te voeren en, zo ja, met betrekking tot welke punten (18).

Afdeling 4

Volledige gegevens over de regelingen

4.1. Gelieve een samenvatting te geven van de aard, de inhoud en het doel van de aangemelde overeenkomst.

4.2. Beschrijf in bijzonderheden elke bepaling van de overeenkomst als gevolg waarvan de vrijheid van de partijen om zelfstandig commerciële beslissingen te nemen, zou kunnen worden beperkt, bij voorbeeld in verband met:

- aan- of verkoopprijzen, kortingen en andere handelsvoorwaarden;

- de hoeveelheden te produceren of te verdelen goederen of aan te bieden diensten;

- de technische ontwikkeling of investeringen;

- de keuze van markten af afzetbronnen;

- aankoop van of verkoop aan derden;

- de eventuele toepassing van soortgelijke voorwaarden voor de levering van gelijkaardige goederen of diensten;

- het afzonderlijk of gezamenlijk aanbieden van verschillende diensten;

Indien u om toepassing van een oppositieprocedure verzoekt, geef dan aan welke beperkingen in deze lijst verder reiken dan die waarvoor krachtens de toepasselijke verordeningen automatisch een vrijstelling geldt.

4.3. Verklaar tussen welke Lid-Staten van de Gemeenschap en/of EVA-Staten (19) de handel door de overeenkomst ongunstig kan worden beïnvloed. Motiveer uw antwoord op deze vraag en verstrek in voorkomend geval gegevens betreffende de handelsstromen. Verklaar voorts of de handel tussen de Gemeenschap of het EER-grondgebied en derde landen ongunstig wordt beïnvloed, en motiveer ook dit antwoord.

Afdeling 5

Niet-vertrouwelijke samenvatting

Kort na de ontvangst van een aanmelding kan de Commissie een beknopte bekendmaking publiceren waarbij derden worden uitgenodigd om hun opmerkingen over der betrokken overeenkomst in te dienen (20). Een dergelijke bekendmaking wordt gewoonlijk gepubliceerd zonder vooraf aan de aanmeldende partijen te worden voorgelegd, aangezien de Commissie met de publikatie van een informele voorlopige bekendmaking beoogt zo snel mogelijk na ontvangst van de aanmelding opmerkingen van derden te verkrijgen. In deze afdeling wordt om de gegevens verzocht die in een informele voorlopige bekendmaking moeten worden gebruikt, voor het geval dat de Commissie tot publikatie ervan besluit. Derhalve is het belangrijk dat uw antwoorden op deze vragen geen zakengeheimen of andere vertrouwelijke gegevens bevatten.

1. Vermeld de namen van de partijen bij de aangemelde overeenkomst en de concerns waartoe zij behoren.

2. Geef een korte samenvatting van de aard en de doelstellingen van de overeenkomst. Als leidraad kan worden vermeld dat deze samenvatting niet meer dan 100 woorden dient te bevatten.

3. Vermeld de produktsectoren die door de betrokken overeenkomst worden geraakt.

HOOFDSTUK II

Afdelingen inzake de relevante markt (in te vullen voor alle aanmeldingen met uitzondering van die betreffende de structurele gemeenschappelijke ondernemingen waarvoor een versnelde behandeling is verzocht)

Afdeling 6

De relevante markt

Een relevante produktmarkt omvat alle produkten en/of diensten die op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, door de consument als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd.

De volgende factoren worden in de regel als van belang voor het afbakenen van de relevante produktmarkt beschouwd en moeten in deze analyse in aanmerking worden genomen (21):

- mate van fysieke overeenstemming tussen de betrokken produkten/diensten;

- verschillen in het eindgebruik van de goederen;

- prijsverschillen tussen twee produkten;

- kosten van overschakeling tussen twee potentieel concurrerende produkten;

- gevestigde voorkeur van de consument voor een bepaald type of een bepaalde categorie van produkten boven andere;

- produktclassificaties binnen de bedrijfstak (bij voorbeeld door verenigingen van bedrijven gebruikte classificaties).

De relevante geografische markt is het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen of diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden heersen.

Tot de factoren die voor het beoordelen van de relevante geografische markt van belang zijn (22), behoren de aard en de kenmerken van de betrokken produkten of diensten, het bestaan van toetredingsdrempels of van een bepaalde voorkeur bij de consument, merkbare verschillen tussen de marktaandelen van de ondernemingen in aangrenzende gebieden en aanzienlijke prijsverschillen, alsook transportkosten.

6.1. Zet, gelet op het bovenstaande, uiteen welke omschrijving van de relevante produktmarkt(en) de Commissie volgens u als uitgangspunt voor haar analyse van de aanmelding moet nemen.

Motiveer in uw antwoord uw beweringen of vaststellingen en leg uit hoe met de hierboven beschreven factoren rekening is gehouden. Gelieve met name te vermelden welke specifieke produkten of diensten rechtstreeks of onrechtstreeks door de aangemelde overeenkomst worden geraakt en identificeer de categorieën van goederen die in uw omschrijving van de markt als substitueerbaar worden beschouwd.

In de onderstaande vragen zal (zullen) deze omschrijving(en) "de relevante produktmarkt(en)" worden genoemd.

6.2. Zet uiteen welke omschrijving van de relevante geografische markt(en) de Commissie volgens u als uitgangspunt voor haar analyse van de aanmelding moet nemen.

Motiveer in uw antwoord uw beweringen of vaststellingen en leg uit hoe met de hierboven beschreven factoren rekening is gehouden. Gelieve met name te vermelden in welke landen de partijen actief zijn in de relevante produktmarkt(en) en indien u van mening bent dat de relevante geografische markt ruimer is dan de individuele Lid-Staten van de Gemeenschap of de EVA waarin de partijen bij de overeenkomst werkzaam zijn, geef dan de redenen hiervan.

In de onderstaande vragen zal (zullen) deze omschrijving(en) "de relevante produktmarkt(en)" worden genoemd.

Afdeling 7

Ondernemingen binnen het concern die op dezelfde markten bedrijvig zijn als de partijen bij de aangemelde overeenkomst

7.1. Verschaf voor elk van de partijen bij de aangemelde overeenkomst een lijst van alle tot hetzelfde concern behorende ondernemingen die:

7.1.1. bedrijvig zijn op de relevante produktmarkt(en);

7.1.2. bedrijvig zijn op aan de relevante produktmarkt(en) palende markten (d. w. z. bedrijvig zijn op het gebied van produkten/diensten die een onvolmaakt of gedeeltelijk substituut vormen voor die, opgenomen in uw omschrijving van de relevante produktmarkt(en);

Dergelijke ondernemingen moeten ook worden vermeld, wanneer zij het betrokken produkt of de betrokken dienst in andere geografische gebieden verkopen dan die waar de partijen bij de aangemelde overeenkomst opereren. Geef de naam en de plaats van vestiging van elke tot het concern behorende onderneming op en geef nauwkeurig aan welk produkt zij voortbrengt en welke geografische ruimte zij met haar activiteit bestrijkt.

Afdeling 8

Positie van de partijen op de relevante produktmarkten

De in deze afdeling verlangde informatie moet worden verstrekt met betrekking tot de concerns waartoe de partijen behoren in het algemeen en niet met betrekking tot de individuele ondernemingen die rechtstreeks bij de aangemelde overeenkomst zijn betrokken.

4R3385.18.1. Verstrek met betrekking tot elke, in uw antwoord op vraag 6.1 vermelde relevante produktmarkt, de volgende informatie:

8.1.1. De marktaandelen van de partijen op de relevante geografische markt in de afgelopen drie jaar.

8.1.2. Indien zij hiervan verschillen, de marktaandelen van de partijen in a) het EER-grondgebied als geheel, b) de Gemeenschap, c) het grondgebied van de EVA-Staten en d) elke Lid-Staat van de Gemeenschap en elke EVA-Staat in de afgelopen drie jaar (23). Indien marktaandelen minder dan 20 % bedragen, verklaar in deze afdeling eenvoudig welke van de volgende marges van toepassing is: 0-5 %, 5-10 %, 10-15 % of 15-20 %.

In het antwoord op deze vragen kan een marktaandeel hetzij op basis van de waarde, hetzij op basis van het volume worden berekend. De opgegeven cijfers moeten worden verantwoord. Zo moet in elk antwoord de totale waarde/het totale volume van de markt worden opgegeven, te zamen met de verkoop/relevante omzet van elk van de betrokken partijen. De bron(nen) van de informatie moet(en) eveneens worden vermeld, en indien mogelijk moeten afschriften worden overgelegd van stukken waaraan informatie is ontleend.

Afdeling 9

Positie van concurrenten en cliënten op de relevante produktmarkt(en)

De in deze afdeling verlangde informatie moet worden verstrekt met betrekking tot de concerns waartoe de partijen behoren in het algemeen en niet met betrekking tot de individuele ondernemingen die direct bij de aangemelde overeenkomst zijn betrokken.

Met betrekking tot alle relevante produktmarkten en geografische markt(en) waarop de partijen een gezamenlijk marktaandeel van meer dan 15 % hebben, moeten de volgende vragen worden beantwoord:

9.1. Geef aan welke de vijf belangrijkste concurrenten van de partijen zijn. Identificeer de ondernemingen en geef uw beste raming van hun marktaandeel in de relevante geografische markt(en). Vermeld eveneens voor elke genoemde onderneming adres, telefoon- en faxnummer en indien mogelijk de naam van een contactpersoon.

9.2. Geef de vijf grootste afnemers van elk van de partijen op. Vermeld de naam van de onderneming, adres, telefoon- en faxnummer en de naam van een contactpersoon.

Afdeling 10

Toegang tot de markt en potentiële concurrentie met betrekking tot het produkt en de geografische markt

Met betrekking tot elke relevante produktmarkt en geografische markt waarop de partijen een gezamenlijk marktaandeel van meer dan 15 % hebben, moeten de volgende vragen worden beantwoord:

10.1. Beschrijf, rekening houdend met de factoren eigen aan het produkt, welke factoren in deze zaak de toegang tot de relevante produktmarkt(en) beïnvloeden (d.w.z., welke zijn de belemmeringen voor ondernemingen die thans nog geen goederen binnen de relevante produktmarkt(en) produceren, om die markt(en) te betreden). Let daarbij, voor zover toepasselijk, op de volgende punten:

- in hoeverre wordt de toegang tot de markten beïnvloed door in enigerlei vorm van overheidswege vereiste vergunningen of opgelegde normen? Is er sprake van controle op de toegang tot deze markten uit hoofde van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen?

- in hoeverre wordt de toegang tot de markten beïnvloed door de beschikbaarheid van grondstoffen?

- in hoeverre wordt de toegang tot de markten beïnvloed door de looptijd van de contracten tussen een onderneming en haar leveranciers en/of afnemers?

- beschrijf hoe belangrijk onderzoek en ontwikkeling en inzonderheid het in licentie geven van octrooien, "know-how" en andere rechten op deze markten zijn.

10.2. Beschrijf, rekening houdend met geografische factoren, welke factoren in deze zaak de toegang tot de relevante geografische markt(en) beïnvloeden (d. w. z., welke zijn de belemmeringen voor ondernemingen die reeds goederen binnen de relevante produktmarkt(en) produceren doch buiten de relevante geografische markt(en), om hun verkoopgebied uit te breiden tot die relevante geografische markt(en). Motiveer uw antwoord en zet in voorkomend geval uiteen hoe belangrijk de volgende factoren zijn:

- wettelijke handelsbelemmeringen zoals invoerrechten, quota, enz.;

- plaatselijke specificaties of technische voorschriften;

- aanschafbeleid van de overheid;

- bestaan van geschikte, toegankelijke voorzieningen voor distributie en detailhandel op lokaal niveau;

- vervoerkosten;

- gevestigde voorkeur van de consument voor lokale merken of produkten;

- taal.

10.3. Zijn de afgelopen drie jaar in geografische gebieden waar de partijen verkopen, nieuwe ondernemingen tot de relevante produktmarkt(en) toegetreden? Gelieve in dit verband gegevens te verschaffen voor zowel nieuwe deelnemers op de produktmarkt(en) als nieuwe deelnemers op de geografische markt(en). Indien een dergelijke intrede heeft plaatsgevonden, duid aan om welke ondernemingen het gaat (met opgave, indien mogelijk, van naam, adres, telefoon- en faxnummer en de naam van een contactpersoon), alsmede uw beste raming van het marktaandeel van elk van deze ondernemingen in de relevante produktmarkt(en) en geografische markt(en).

HOOFDSTUK III

Afdelingen inzake de relevante markt bestemd voor structurele gemeenschappelijke ondernemingen waarvoor de versnelde behandeling is verzocht

Afdeling 11

De relevante markt

Een relevante produktmarkt omvat alle produkten en/of diensten die op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waarvoor ze zijn bestemd, door de consument als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd.

De volgende factoren worden in de regel als van belang voor het afbakenen van de relevante produktmarkt beschouwd en moeten in deze analyse in aanmerking worden genomen (24):

- mate van fysieke overeenstemming tussen de betrokken produkten/diensten;

- verschillen in het eindgebruik van de goederen;

- prijsverschillen tussen twee produkten;

- kosten van overschakeling tussen twee potentieel concurrerende produkten;

- gevestigde voorkeur van de consument voor een bepaald type of een bepaalde categorie van produkten boven andere;

- produkt- en dienstenclassificaties binnen de bedrijfstak (bij voorbeeld door verenigingen van bedrijven gebruikte classificaties).

De relevante geografische markt is het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen of diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden heersen.

Tot de factoren die voor het beoordelen van de relevante geografische markt van belang zijn (25), behoren de aard en de kenmerken van de betrokken produkten of diensten, het bestaan van toetredigsdrempels of van een bepaalde voorkeur bij de consument, merkbare verschillen tussen de marktaandelen van de ondernemingen in aangrenzende gebieden en aanzienlijke prijsverschillen, alsook transportkosten.

Onderafdeling 11.1

De analyse van de relevante markt door de aanmeldende partijen

11.1.1. Zet, gelet op het bovenstaande, uiteen welke omschrijving van de relevante produktmarkt(en) de Commissie volgens de partijen als uitgangspunt voor haar analyse van de aanmelding moet nemen.

Motiveer in uw antwoord uw beweringen of vaststellingen en leg uit hoe met de hierboven beschreven factoren rekening is gehouden.

In de onderstaande vragen zal (zullen) deze omschrijving(en) "de relevante produktmarkt(en)" worden genoemd.

11.1.2. Zet uiteen welke omschrijving van de relevante geografische markt(en) de Commissie volgens de partijen als uitgangspunt voor haar analyse van de aanmelding moet nemen.

Motiveer in uw antwoord uw beweringen of vaststellingen en leg uit hoe met de hierboven beschreven factoren rekening is gehouden.

Onderafdeling 11.2

Vragen betreffende de relevante produktmarkt(en) en geografische markt(en)

De Commissie zal aan de hand van uw antwoorden op de volgende vragen kunnen nagaan of de door u in onderafdeling 11.1 gegeven omschrijvingen van de produktmarkt en de geografische markt met bovenstaande omschrijvingen verenigbaar zijn.

Omschrijving van de produktmarkt

11.2.1. Verschaf een lijst van de specifieke produkten of diensten waarop de aangemelde overeenkomst rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking heeft.

11.2.2. Verschaf een lijst van de goederen en/of diensten die volgens de aanmeldende partijen een direct economisch substituut voor die, vermeld in het antwoord op vraag 11.2.1, vormen. Wanneer in het antwoord op vraag 11.2.1 meer dan één produkt of dienst is opgegeven, moet in het antwoord op deze vraag voor elk produkt en lijst worden verschaft.

De in deze lijst opgenomen produkten moeten worden gerangschikt, te beginnen met het meest volmaakte substituut voor de produkten van de partijen en eindigend met het minst volmaakte substituut (26).

Zet uiteen hoe bij het opstellen van deze lijst en bij het rangschikken van de produkten/diensten rekening is gehouden met de hierboven beschreven factoren die voor het omschrijven van de relevante produktmarkt van belang zijn.

Omschrijving van de geografische markt

11.2.3. Verschaf een lijst van alle landen waar de partijen op de relevante produktmarkt(en) bedrijvig zijn. Wanneer zij in alle landen binnen een bepaalde groep van landen of binnen een bepaald handelsgebied (bij voorbeeld de gehele Gemeenschap of EVA, de EER-landen, de gehele wereld) bedrijvig zijn, volstaat het het betrokken gebied te vermelden.

11.2.4. Zet uiteen op welke wijze de partijen in elk van deze landen of gebieden de goederen/diensten produceren en verkopen. Bij voorbeeld is de produktie lokaal, geschied de afzet via lokale distributievoorzieningen, verloopt de distributie via exclusieve, of niet-exclusieve, importeurs en distributeurs?

11.2.5. Bestaan er met betrekking tot de goederen/diensten die de relevante produktmarkt(en) vormen, belangrijke handelsstromen i) tussen Lid-Staten van de Gemeenschap (vermeld tussen welke Lid-Staten, en geef voor elke Lid-Staat waar de partijen bedrijvig zijn, een raming op van het aandeel in percent van de import in de totale verkoop), ii) tussen alle of enkele Lid-Staten van de Gemeenschap en alle of enkele EVA-Staten (u gelieve andermaal te specificeren welke en een raming van het aandeel in percent van de import in de totale verkoop op te geven), iii) tussen de EVA-Staten (u gelieve andermaal te specificeren welke en een raming van het aandeel in percent van de import in de totale verkoop op te geven), en iv) tussen het gehele EER-grondgebied of een deel ervan en andere landen (gelieve ook hier te specificeren welke en een raming te geven van het aandeel van de import in de totale verkoop).

11.2.6. Welke buiten de Gemeenschap of het EER-grondgebied gevestigde ondernemingen verkopen binnen het EER-grondgebied in landen waar de partijen op het gebied van de betrokken produkten bedrijvig zijn? Hoe brengen deze ondernemingen hun produkten op de markt? Bestaan er dienaangaande verschillen tussen Lid-Staten van de Gemeenschap en/of EVA-Staten?

Afdeling 12

Ondernemingen binnen het concern die op dezelfde markten bedrijvig zijn als de partijen bij de aangemelde overeenkomst

12.1. Verschaf voor elk van de partijen bij de aangemelde overeenkomst een lijst van alle tot hetzelfde concern behorende ondernemingen die:

12.1.1. bedrijvig zijn op de relevante produktmarkt(en);

12.1.2. bedrijvig zijn op aan de relevante produktmarkt(en) palende markten (d.w.z. bedrijvig zijn op het gebied van produkten die een onvolmaakt of gedeeltelijk (27) substituut vormen voor die, opgenomen in uw omschrijving van de relevante produktmarkt(en);

12.1.3. bedrijvig zijn op markten die zich hoger en/of lager in de bedrijfskolom bevinden dan die welke tot de relevante produktmarkt(en) behoren.

Dergelijke ondernemingen moeten ook worden vermeld, wanneer zij het betrokken produkt in andere geografische gebieden verkopen dan die waar de partijen bij de aangemelde overeenkomst opereren. Geef de naam en de plaats van vestiging van elke tot het concern behorende onderneming op en geef nauwkeurig aan welk produkt zij voortbrengt en welke geografische ruimte zij met haar activiteit bestrijkt.

Afdeling 13

Positie van de partijen op de relevante produktmarkt(en)

De in deze afdeling verlangde informatie moet worden verstrekt met betrekking tot de concerns waartoe de partijen behoren en niet met betrekking tot de individuele ondernemingen die rechtstreeks bij de aangemelde overeenkomst zijn betrokken.

13.1. Verstrek met betrekking tot elke relevante produktmarkt zoals omschreven in uw antwoord op vraag 11.1.2, de volgende informatie:

13.1.1. de marktaandelen van de partijen op de relevante geografische markt in de afgelopen drie jaar;

13.1.2. indien zij hiervan verschillen, de marktaandelen van de partijen in a) het EER-grondgebied als geheel, b) de Gemeenschap, c) het grondgebied van de EVA-Staten en d) elke Lid-Staat van de Gemeenschap en elke EVA-Staat in de afgelopen drie jaar (28). Indien marktaandelen minder dan 20 % bedragen, verklaar in deze afdeling eenvoudig welke van de volgende marges van toepassing is: 0-5 %, 5-10 %, 10-15 % of 15-20 % op basis van de waarde of van het volume.

In het antwoord op deze vragen kan een marktaandeel hetzij op basis van de waarde, hetzij op basis van het volume worden berekend. De opgegeven cijfers moeten worden verantwoord. Zo moet in elk antwoord de totale waarde/het totale volume van de markt worden opgegeven, te zamen met de verkoop/relevante omzet van elk van de betrokken partijen. De bron(nen) van de informatie moet(en) eveneens worden vermeld, en indien mogelijk moeten afschriften worden overgelegd van stukken waaraan informatie is ontleend.

13.2. Indien de marktaandelen in vraag 13.1 hierboven op een andere dan de door de partijen gekozen basis werden berekend, zou dit dan als resultaat een met meer dan 5 % afwijkend marktaandeel op enige markt opleveren (m.a.w. indien de partijen de martkaandelen op basis van het volume hebben berekend, welk overeenkomstig cijfer zou dan een berekening op basis van de waarde opleveren)? Verstrek in geval van een afwijking met meer dan 5 % de in vraag 13.1 verlangde informatie zowel op basis van de waarde als op basis van het volume.

13.3. Geef uw beste raming op van de huidige capaciteitsbenuttingsgraad van de partijen en van de sector in het algemeen op de relevante produktmarkt(en) binnen de relevante geografische macht.

Afdeling 14

Positie van concurrenten op de relevante produktmarkt(en)

De in deze afdeling verlangde informatie moet worden verstrekt met betrekking tot de concerns waartoe de partijen behoren en niet met betrekking tot de individuele ondernemingen die rechtstreeks bij de aangemelde overeenkomst zijn betrokken.

Met betrekking tot alle relevante produktmarkten waarop de partijen een gezamenlijk marktaandeel van meer dan 10 % in de gehele EER, het grondgebied van de Gemeenschap of van de EVA of in een Lid-Staat van de Gemeenschap of van de EVA hebben, moeten de volgende vragen worden beantwoord:

14.1. Geef aan welke concurrenten van de partijen op de relevante produktmarkt(en) een marktaandeel van meer dan 10 % in een Lid-Staat van de Gemeenschap of van de EVA, het grondgebied van de EVA, in de EER of op de wereldmarkt hebben. Identificeer de ondernemingen en geef uw beste raming van hun marktaandeel in deze geografische gebieden. Vermeld eveneens voor elke genoemde onderneming adres, telefoon- en faxnummer en indien mogelijk de naam van een contactpersoon.

14.2. Beschrijf de kenmerken van de vraag op de relevante produktmarkt(en). Bij voorbeeld: zijn er veel of weinig afnemers, zijn er verschillende categorieën van afnemers, is de overheid een belangrijke afnemer?

14.3. Geef voor elke relevante produktmarkt de vijf grootste afnemers van elk van de partijen op. Vermeld de naam van de onderneming, adres, telefoon- en faxnummer en de naam van een contactpersoon.

Afdeling 15

Toegang tot de markt en potentiële concurrentie

Met betrekking tot elke relevante produktmarkt waarop de partijen een gezamenlijk marktaandeel van meer dan 10 % hebben, in de gehele EER, het grondgebied van de Gemeenschap of van de EVA of in een Lid-Staat van de Gemeenschap of een EVA-Staat, moeten de volgende vragen worden beantwoord:

15.1. Beschrijf welke factoren in deze zaak de toegang tot de relevante produktmarkt(en) beïnvloeden. Let daarbij, voor zover toepasselijk, op de volgende punten:

- in hoeverre wordt de toegang tot de markten beïnvloed door in enigerlei vorm van overheidswege vereiste vergunningen of opgelegde normen? Is er sprake van controle op de toegang tot deze markten uit hoofde van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen?

- in hoeverre wordt de toegang tot de markten beïnvloed door de beschikbaarheid van grondstoffen?

- in hoeverre wordt de toegang tot de markten beïnvloed door de looptijd van de contracten tussen een onderneming en haar leveranciers en/of afnemers?

- beschrijf hoe belangrijk onderzoek en ontwikkeling en inzonderheid het in licentie geven van octrooien, "know-how" en andere rechten op deze markten zijn.

15.2. Zijn de afgelopen drie jaar in geografische gebieden waar de partijen verkopen, nieuwe ondernemingen tot de relevante produktmarkt(en) toegetreden? Zo ja, geef voor elk van deze ondernemingen op: naam, adres, telefoon- en faxnummer en indien mogelijk de naam van een contactpersoon, alsmede uw beste raming van haar marktaandeel in elke Lid-Staat van de Gemeenschap en EVA-Staat war zij bedrijvig is en, in de Gemeenschap, het grondgebied van de EVA-Staten en het EER-grondgebied als geheel.

15.3. Geef aan wat volgens uw beste raming de minimaal vereiste schaal voor en haalbare toetreding tot de relevante produktmarkt(en) is, m.a.w. welk marktaandeel nodig is om rendabel te zijn.

15.4. Bestaan er belangrijke toetredingsdrempels, die ondernemingen die:

15.4.1. in een Lid-Staat van de Gemeenschap of in een EVA-Staat op de relevante produktmarkt(en) bedrijvig zijn, beletten in andere gebieden van de EER te verkopen?

15.4.2. buiten de EER op de relevante produktmarkt(en) bedrijvig zijn, beletten in de gehele EER of in een gedeelte daarvan te verkopen?

Motiveer uw antwoord en zet in voorkomend geval uiteen hoe belangrijk de volgende factoren zijn:

- wettelijke handelsbelemmeringen zoals invoerrechten, quota, enz.:

- plaatselijke specificaties of technische voorschriften;

- aanschafbeleid van de overheid;

- bestaan van geschikte, toegankelijke voorzieningen voor distributie en detailhandel op lokaal niveau;

- vervoerkosten;

- gevestigde voorkeur van de consument voor lokale merken of produkten;

- taal.

HOOFDSTUK IV

Slotafdelingen

(Dient te worden ingevuld voor alle aanmeldingen)

Afdeling 16

Motivering van het verzoek om een negatieve verklaring

Indien u om een negatieve verklaring verzoekt, gelieve dan te kennen te geven:

16.1. waarom u dit doet. Geef met andere woorden aan met betrekking tot welke bepalingen van de overeenkomst of gevolgen van het gedrag volgens u vragen kunnen rijzen inzake de verenigbaarheid ervan met de communautaire en/of EER-mededingingsregels. Dit punt heeft ten doel de Commissie een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van de twijfel welke u aangaande uw regelingen of gedraging koestert en welke u bij een beschikking houdende een negatieve verklaring wenst weggenomen te zien.

Gelieve vervolgens onder de volgende drie punten een samenvatting te geven van de relevante feiten en de redenen waarom u artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst niet van toepassing acht. Verklaar met name:

16.2. waarom de overeenkomst of de gedraging niet ten doel of ten gevolge hebben de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt of binnen het grondgebied van de EVA-Staten merkbaar te verhinderen, te beperken of te vervalsen, of waarom uw onderneming geen machtspositie inneemt of bij haar gedrag geen misbruik van een machtspositie maakt en/of

16.3. waarom de overeenkomst of de gedraging niet ten doel of ten gevolge hebben de mededinging binnen het EER-grondgebied merkbaar te verhinderen, te beperken of te vervalsen, of waarom uw onderneming geen machtspositie inneemt of bij haar gedrag geen misbruik van een machtspositie maakt en/of

16.4. waarom de overeenkomst of de gedraging niet van dien aard zijn dat zij de handel tussen Lid-Staten of tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten in merkbare mate ongunstig kunnen beïnvloeden.

Afdeling 17

Motivering van het verzoek om een ontheffing

Indien u, zij het slechts bij wijze van voorzorgsmaatregel, de overeenkomst aanmeldt ten einde een ontheffing uit hoofde van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te verkrijgen, dient U uiteen te zetten hoe:

17.1. de overeenkomst tot verbetering van de produktie of de distributie en/of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang bijdraagt; gelieve met name de redenen te geven waarom die voordelen worden geacht uit de samenwerking te zullen voortvloeien; bij voorbeeld, bezitten de partijen bij de overeenkomst complementaire technologieën of distributiesystemen die tot belangrijke synergieën zullen leiden? (zo ja, gelieve te vermelden welke); gelieve ook te vermelden of de aanmeldende partijen bij het onderzoek naar de haalbaarheid van de operatie en de waarschijnlijke voordelen ervan documenten hebben opgesteld of studies hebben verricht, en of in die documenten of studies ramingen voorkomen van de waarschijnlijke besparingen of rendementsverbeteringen; gelieve een kopie van die documenten of studies over te leggen;

17.2. een billijk aandeel in de uit deze verbetering voortvloeiende voordelen de consument ten goede komt;

17.3. alle beperkende bepalingen in de overeenkomst voor het bereiken van de onder punt 17.1 genoemde doelstellingen onmisbaar zijn (indien u om toepassing van een oppositieprocedure verzoekt, is het van bijzonder belang dat u aangeeft welke beperkingen verder reiken dan die waarvoor krachtens de toepasselijke verordeningen automatisch een vrijstelling geldt); gelieve in dit verband uiteen te zetten waarom de uit de overeenkomst voortvloeiende voordelen, die u in uw antwoord op vraag 17.1 hebt vermeld, niet konden worden verwezenlijkt, of niet zo snel of efficiënt, slechts tegen een hogere kostprijs of met minder zekerheid op welslagen, zonder i) het sluiten van de overeenkomst als geheel en ii) zonder de bijzondere clausules en bepalingen van de overeenkomst die u in uw antwoord op vraag 4.2 hebt vermeld;

17.4. de overeenkomst niet voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten of diensten de mededinging uitschakelt.

Afdeling 18

In te dienen bescheiden

De naar behoeven opgestelde aanmelding wordt in één exemplaar ingediend. Daarin moeten de eindversies van alle overeenkomsten die het voorwerp van de aanmelding vormen, zijn opgenomen en daarbij moeten de volgende bescheiden worden gevoegd:

a) zestien afschriften van de aanmelding;

b) drie afschriften van de jaarverslagen en jaarrekeningen over de laatste drie jaar van alle partijen bij de aangemelde overeenkomst;

c) drie afschriften van de recentste interne of externe langetermijn-marktstudies of planningdocumenten voor de beoordeling of analyse van de betrokken markt(en) in verband met de concurrentievoorwaarden, de (actuele en potentiële) concurrenten en de marktsituatie; elk document dient de naam en de functie van de auteur te bevatten;

d) drie afschriften van verslagen en analyses die door of voor ieder kaderlid of iedere directeur zijn opgesteld om de aangemelde overeenkomst te kunnen evalueren of analyseren.

Afdeling 19

Verklaring

Onderaan op de aanmelding moet de volgende verklaring worden gesteld, die door of namens alle verzoekende, respectievelijk aanmeldende partijen moet worden ondertekend (29):

"De ondergetekenden verklaren dat de in deze aanmelding verstrekte informatie naar hun weten met de waarheid overeenstemt, dat volledige afschriften zijn verschaft van alle in het formulier A/B verlangde bescheiden die in het bezit zijn van enige onderneming van het concern (de concerns) waartoe de aanmeldende partij(en) behoort (behoren), dat alle ramingen als zodanig zijn aangeduid en hun beste ramingen inzake de betrokken feiten zijn, en dat alle meningen in oprechtheid zijn gegeven.

Zij hebben kennis genomen van het bepaalde in artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening nr. 17 van de Raad.

Plaats en datum:

Handtekeningen:"

Gelieve de namen en de hoedanigheid/hoedanigheden van de persoon/personen die het verzoek, respectievelijk de aanmelding ondertekent/ondertekenen daaraan toe te voegen.

(1) PB nr. 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62.(2) PB nr. 35 van 10. 5. 1962, blz. 1118/62.(3) PB nr. L 336 van 31. 12. 1993, blz. 1.(4) Opgenomen in bijlage I. Zie ook de lijst van de Lid-Staten en van de EVA-Staten in bijlage III.(5) Zie bijlage I.(6) Zie bijlage II.(7) Zie bijlage II.(8) PB nr. C 231 van 12.9.1986, blz. 2.(9) Voor een definitie van "omzet", zie de in bijlage I opgenomen artikelen 2, 3 en 4 van Protocol 22 van de EER-Overeenkomst.(10) Onverminderd het bepaalde in artikel 4, lid 2, en in artikel 6, lid 2, van Verordening nr. 17.(11) Voor meer bijzonderheden over de gevolgen van niet-aanmelding, zie de mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Commissie (PB nr. C 39 van 13.2.1993, blz. 6).(12) Zie artikel 8, lid 3, onder a), van Verordening nr. 17.(13) De Commissie geeft zich rekenschap ervan dat het in uitzonderlijke gevallen misschien niet doenbaar is de niet-aanmeldende partijen bij de aangemelde overeenkomst van het feit van de aanmelding in kennis te stellen of aan deze een afschrift van de aanmelding te bezorgen. Dit kan zich bij voorbeeld voordoen, wanneer een met een groot aantal ondernemingen gesloten standaardovereenkomst wordt aangemeld. U gelieve dan uiteen te zetten waarom het in de praktijk onmogelijk is de gewone, in dit punt geregelde procedure te volgen.(14) Met het oog op dit punt betekent een "vertegenwoordiger" een persoon of een onderneming die formeel is aangewezen om de aanmelding te verrichten of het verzoek in te dienen namens de partij of partijen die de aanmelding verrichten. Deze situatie is verschillend van die waarin de aanmelding wordt ondertekend door een kaderlid van de betrokken onderneming(en). In die laatste situatie wordt geen vertegenwoordiger aangewezen.(15) Het is niet verplicht om een vertegenwoordiger aan te wijzen die deze aanmelding moet indienen. Deze vraag heeft tot doel de identiteit van de vertegenwoordiger bekend te maken, doch enkel indien de aanmeldende partijen hebben besloten een vertegenwoordiger aan te wijzen.(16) Zie voor de berekening van de omzet voor de bank- en de verzekeringssector, artikel 3 van Protocol 22 bij de EER-Overeenkomst.(17) Zie paragraaf 14 van de bekendmaking betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechterlijke instanties voor de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, PB nr. C 39 van 13.2.1993, blz. 6.(18) In zoverre de aanmeldende partijen de door dit formulier gevraagde inlichtingen verschaffen, die redelijkerwijs voor hen beschikbaar was op het ogenblik van de aanmelding, verhindert het feit, dat de partijen voornemens zijn bijkomende feiten of documenten aan te voeren, niet dat de aanmelding geldig is op het tijdstip van de aanmelding en, in het geval van structurele gemeenschappelijke ondernemingen waarbij een beroep wordt gedaan op de versnelde procedure, dat de termijn van twee maanden aanvangt.(19) Zie de lijst in bijlage II.(20) Bijlage I bij dit formulier bevat een voorbeeld van een dergelijke bekendmaking. Die bekendmaking dient te worden onderscheiden van een formele bekendmaking die wordt gepubliceerd overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17. Een bekendmaking overeenkomstig artikel 19, lid 3, is relatief gedetailleerd en geeft aanwijzingen over de huidige benadering door de Commissie van de betrokken zaak. Met deze afdeling 5 wordt enkel beoogd gegevens te verkrijgen die zullen worden gebruikt voor een beknopte voorlopige bekendmaking en niet voor een bekendmaking die wordt gepubliceerd overeenkomstig artikel 19, lid 3.(21) Deze lijst is echter niet uitputtend en de aanmeldende partijen kunnen andere elementen aanhalen.(22) Deze lijst is echter niet uitputtend en de aanmeldende partijen kunnen andere elementen aanhalen.(23) D. w. z. dat wanneer de relevante geografische markt werd omschreven als een "wereldomspannende markt", die cijfers moeten worden gegeven voor de EER, de Gemeenschap, het grondgebied van de EVA-Staten en voor elke Lid-Staat van de Gemeenschap en EVA-Staat. Indien de relevante geografische markt werd omschreven als "de Gemeenschap", moeten die cijfers worden gegeven voor de EER, het grondgebied van de EVA-Staten en voor elke Lid-Staat van de Gemeenschap en EVA-Staat. Indien de markt werd omschreven als "nationaal", moeten die cijfers worden gegeven voor de EER, de Gemeenschap en het grondgebied van de EVA.(24) Deze lijst is echter niet uitputtend en de aanmeldende partijen kunnen andere elementen aanhalen.(25) Deze lijst is echter niet uitputtend en de aanmeldende partijen kunnen andere elementen aanhalen.(26) Gemakkelijk substitueerbaar produkt; het meest volmaakte en het minst vollmaake vervangingsprodukt

Voor gelijk welk produkt (waarbij de term "produkt" in deze definities verwijst naar produkten of diensten) bestaan er een reeks vervangingsprodukten. Deze reeks is samengesteld uit alle produkten die, in meer of mindere mate, dezelfde behoeften van de consument vervullen. Het gamma vervangingsprodukten strekt zich uit van vervangingsprodukten die het produkt zeer dicht benaderen (of volmaakte vervangingsprodukten) (produkten waarop de consumenten onmiddelijk zouden overschakelen, bij voorbeeld bij een zeer lichte prijsstijging van het betrokken produkt) tot vervangingsprodukten die het produkt slechts van ver benaderen (of onvolmaakte vervangingsprodukten) (produkten waarop de consument slechts zou overschakelen in het geval van een zeer sterke stijging van de prijs van het betrokken produkt).

Wanneer zij de relevante markt definieert en de martkaandelen berekent, neemt de Commissie slechts de produkten die voor de betrokken produkten gemakkelijk substitueerbaar zijn in aanmerking.

De gemakkelijk substitueerbare produkten zijn die waarop de consument zou overschakelen bij een bescheiden doch significante stijging van de prijs van de betrokken produkten (stel 5 %). Dit laat de Commissie toe de positie van de partijen op de markt te beoordelen in het kader van een relevante markt, samengesteld uit alle gemakkelijk substitueerbare produkten.

Dit betekent evenwel niet dat de Commissie nalaat de op het competitief gedrag van de betrokken partijen bestaande druk die voortvloeit uit het bestaan van onvolmaakte vervangingsprodukten (produkten waarop de consument niet zou overschakelen bij een bescheiden doch significante stijging van de prijs van de betrokken produkten (stel 5 %)), in overweging te nemen. Deze effecten worden in aanmerking genomen wanneer de markt eenmaal afgebakend is en de marktaandelen bepaald zijn. Het is bijgevolg belangrijk voor de Commissie om over voldoende informatie te beschikken, zowel over gemakkelijk substitueerbare produkten als over minder volmaakte vervangingsprodukten.

Veronderstel, bij voorbeeld, dat twee ondernemingen, die actief zijn in de sector van de luxe horloges, een onderzoek- en ontwikkelingsovereenkomst afsluiten. Ze fabriceren beiden horloges die tussen 1 800 en 2 000 ecu kosten. Men kan waarschijnlijk de horloges van andere fabrikanten uit dezelfde of een gelijksoortige prijscategorie als gemakkelijk substitueerbare produkten beschouwen; deze horloges zullen in aanmerking genomen worden voor het bepalen van de relevante produktmarkt.

Goedkopere horloges, meer in het bijzonder plastic wegwerphorloges, zullen beschouwd worden als onvolmaakte vervangingsprodukten, daar het onwaarschijnlijk is dat een potentiële koper van een horloge van 2 000 ecu zijn keuze op een horloge van 20 ecu zal laten vallen indien de prijs van het dure horloge met 5 % stijgt.(27) Als "gedeeltelijk substitueerbaar" worden beschouwd de produkten die onderling kunnen worden verwisseld hetzij binnen een bepaalde geografische ruimte, hetzij gedurende een deel van het jaar, hetzij voor en bepaald gebruik.(28) D. w. z. dat wanneer de relevante geografische markt werd omschreven als een wereldwijde markt, die cijfers moeten worden gegeven voor de EER, de Gemeenschap, het grondgebied van de EVA-Staten en voor elke Lid-Staat van de Gemeenschap en EVA-Staat. Indien de relevante geografische markt werd omschreven als de Gemeenschap, moeten die cijfers worden gegeven voor de EER, het grondgebied van de EVA-Staten en voor elke Lid-Staat van de Gemeenschap en EVA-Staat. Indien de markt werd gedefinieerd als nationaal, moeten die cijfers voor de EER, de Gemeenschap en voor het grondgebied van de EVA worden gegeven.(29) Niet-ondertekende verzoeken of aanmeldingen zijn ongeldig.

BIJLAGE I

ARTIKELEN 85 EN 86 VAN HET EG-VERDRAG, ARTIKELEN 53, 54 EN 56 VAN DE EEROVEREENKOMST, EN ARTIKELEN 2, 3 EN 4 VAN PROTOCOL 22 VAN DIE OVEREENKOMST ARTIKEL 85 VAN HET EG-VERDRAG 1. Onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden,

b) het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen,

c) het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen,

d) het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging.

e) het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verklaard

- voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,

- voor elke besluit of groep van besluiten van ondernemersverenigingen, en

- voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen.

die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen.

ARTIKEL 86 VAN HET EG-VERDRAG Onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden, voor zover de handel tussen Lid-Staten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, is het, dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan.

Dit misbruik kan met name bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden.

b) het beperken van de produktie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers,

c) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkend bij de mededinging,

d) het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerpen van deze overeenkomsten.

ARTIKEL 53 VAN DE EER-OVEREENKOMST 1. Onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:

a) het rechtstreks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden;

b) het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen;

c) het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen;

d) het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkend bij de mededinging;

e) het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verklaard:

- voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,

- voor elk besluit of groep van besluiten van ondernemersverenigingen, en

- voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen,

die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen.

ARTIKEL 54 VAN DE EER-OVEREENKOMST Onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst en verboden, voor zover de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, is het, dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied of op een wezenlijk deel daarvan.

Dit misbruik kan met name bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;

b) het beperken van de produktie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;

c) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;

d) het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

ARTIKEL 56 VAN DE EER-OVEREENKOMST 1. Over afzonderlijke gevallen waarop artikel 53 van toepassing is, wordt door de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig de volgende bepalingen beslist:

a) over afzonderlijke gevallen waarin alleen de handel tussen de EVA-Staten ongunstig wordt beïnvloed, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA;

b) onverminderd het bepaalde onder c) beslist de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, zoals bepaald in artikel 58, Protocol 21 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, Protocol 23 en bijlage XIV, over de gevallen waarin de omzet van de betrokken ondernemingen op het grondgebied van de EVA-Staten 33 % of meer bedraagt van hun omzet op het door deze overeenkomst bestreken grondgebied;

c) over de overige gevallen alsmede over de onder b) bedoelde gevallen waarin de handel tussen de Lid-Staten van de EG ongunstig wordt beïnvloed, beslist de Commissie van de EG met inachtneming van het bepaalde in artikel 58, Protocol 21, Protocol 23 en bijlage XIV.

2. Over afzonderlijke gevallen waarop artikel 54 van toepassing is, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit op het rechtsgebied waarvan het bestaan van een machtspositie is geconstateerd. Het in lid 1, onder b) en c), bepaalde is slechts van toepassing indien er een machtspositie bestaat binnen het rechtsgebied van beide toezichthoudende autoriteiten.

3. Over afzonderlijke gevallen waarop lid 1, onder c), van toepassing is en waarvan de gevolgen voor de handel tussen de Lid-Staten van de EG of voor de mededinging binnen de Gemeenschap niet merkbaar zijn, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

4. De termen "ondernemingen" en "omzet" worden voor de toepassing van dit artikel in Protocol 22 gedefinieerd.

ARTIKELEN 2, 3 EN 4 VAN PROTOCOL 22 VAN DE EER-OVEREENKOMST Artikel 2

"Omzet" in de zin van artikel 56 van de Overeenkomst omvat de bedragen met betrekking tot de verkoop van goederen en het leveren van diensten door de betrokken ondernemingen tijdens het laatste boekjaar, in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen, alsmede van belasting over de toegevoegde waarde en andere rechtstreeks met de omzet samenhangende belastingen.

Artikel 3

De omzet wordt vervangen door:

a) bij kredietinstellingen en andere financiële instellingen: de totale activa, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de vorderingen op de kredietinstellingen en op de cliëntèle die het resultaat zijn van transacties met ingezetenen van het grondgebied waarop de Overeenkomst betrekking heeft, en het totale bedrag van deze vorderingen;

b) bij verzekeringsmaatschappijen: de waarde van de bruto geboekte premies, die afkomstig zijn van ingezetenen van het grondgebied waarop deze Overeenkomst betrekking heeft en die alle uit hoofde van de door of namens de verzekeringsonderneming gesloten verzekeringsovereenkomsten ontvangen en te ontvangen bedragen omvatten, met inbegrip van de aan herverzekering afgestane premies en na aftrek van belastingen en parafiscale bijdragen of heffingen over het bedrag van de afzonderlijke premies of het totale premievolume.

Artikel 4

1. In afwijking van de voor de toepassing van artikel 56 van de Overeenkomst in artikel 2 van dit Protocol opgenomen definitie van omzet wordt de in aanmerking te nemen omzet gevormd:

a) voor wat betreft overeenkomsten en besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die verband houden met afspraken over verdeling en voorziening tussen niet met elkaar concurrerende ondernemingen, door de opbrengsten die worden verkregen uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten waarop deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben, en de opbrengsten van andere goederen en diensten die de gebruiker daarmee qua kenmerken, prijs en gebruiksdoeleinden vergelijkbaar acht;

b) voor wat betreft overeenkomsten en besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die verband houden met afspraken over de overdracht van technologie tussen ondernemingen die niet met elkaar concurreren, door de opbrengsten verkregen uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten die voortvloeien uit de technologie waarop de overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben, en uit de verkoop van die goederen of de verlening van die diensten, ter verbetering of vervanging waarvan deze technologie dient.

2. Wanneer echter op het moment van de totstandkoming van de in lid 1, onder a) en b), omschreven afspraken geen aantoonbare omzet uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten aanwezig is, zijn de algemene bepalingen van artikel 2 van toepassing.

BIJLAGE II

LIJST VAN TOEPASSELIJKE TEKSTEN (op 1 maart 1995)

(Indien u van mening bent dat uw regelingen wellicht niet behoeven te worden aangemeld omdat zij onder een van de volgende verordeningen of bekendmakingen vallen, verdient het aanbeveling de betrokken teksten te raadplegen.)

UITVOERINGSVERORDENINGEN (1) Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962 - Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (PB nr. 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62), zoals gewijzigd (PB nr. 58 van 10. 7. 1962, blz. 1655/62; PB nr. 162 van 7. 11. 1963, blz. 2696/63; PB nr. L 285 van 29. 12. 1971, blz. 49; PB nr. L 73 van 27. 3. 1972, blz. 92; PB nr. L 291 van 19. 11. 1979, blz. 94; PB nr. L 302 van 15. 11. 1985, blz. 165).

Verordening (EG) nr. 3385/94 van de Commissie van 21 december 1994 betreffende vorm, inhoud en overige bijzonderheden van verzoeken en aanmeldingen uit hoofde van Verordening nr. 17 van de Raad.

VERORDENINGEN HOUDENDE GENERIEKE VRIJSTELLING VAN EEN REEKS REGELINGEN Verordening (EEG) nr. 1983/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen alleenverkoopovereenkomsten (PB nr. L 173 van 30. 6. 1983, blz. 1); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 2 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst).

Verordening (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen exclusieve afnameovereenkomsten (PB nr. L 173 van 30. 6. 1983, blz. 5, gerectificeerd in PB nr. L 281 van 13. 10. 1983, blz. 24); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 3 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst).

Zie ook de bekendmakingen/mededelingen van de Commissie inzake de Verordeningen (EEG) nr. 1983/83 en (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie (PB nr. C 101 van 13. 4. 1984, blz. 2, en PB nr. C 121 van 13. 5. 1992, blz. 2).

Verordening (EEG) nr. 2349/84 van de Commissie van 23 juli 1984 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen octrooi-licentieovereenkomsten (PB nr. L 219 van 16. 8. 1984, blz. 15, gerectificeerd in PB nr. L 113 van 26. 4. 1985, blz. 34 en gewijzigd in PB nr. L 21 van 29. 1. 1993, blz. 8 en in PB nr. L 12 van 18. 1. 1995, blz. 13); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 5 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 4 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 123/85 van de Commissie van 12 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen (PB nr. L 15 van 18. 1. 1985, blz. 16); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 4 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Zie ook de mededelingen van de Commissie betreffende deze verordening (PB nr. C 17 van 18. 1. 1985, blz. 4, en PB nr. C 329 van 18. 12. 1991, blz. 20).

Verordening (EEG) nr. 417/85 van de Commissie van 19 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten (PB nr. L 53 van 22. 2. 1985, blz. 1); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 6 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 4 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 418/85 van de Commissie van 19 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen onderzoek- en ontwikkelingsovereenkomsten (PB nr. L 53 van 22. 2. 1985, blz. 5) zoals gewijzigd (PB nr. L 21 van 29. 1. 1993, blz. 8); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 7 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 7 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 4087/88 van de Commissie van 30 november 1988 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen franchiseovereenkomsten (PB nr. L 359 van 28. 12. 1988, blz. 46); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 8 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 6 van deze verordening voorziet in een verzetprocedure.

Verordening (EEG) nr. 556/89 van de Commissie van 30 november 1988 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen know-how-licentieovereenkomsten (PB nr. L 61 van 4. 3. 1989, blz. 1) zoals gewijzigd (PB nr. L 21 van 29. 1. 1993, blz. 8); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 9 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 4 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 3932/92 van de Commissie van 21 december 1992 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de verzekeringssector (PB nr. L 398 van 31. 12. 1992, blz. 7). Deze verordening zal worden aangepast met het oog op de EER.

BEKENDMAKINGEN MET ALGEMEEN TOEPASSINGSBEREIK (2) Bekendmaking van de Commissie met betrekking tot alleenverkoopovereenkomsten met handelsagenten en commissionairs (PB nr. 139 van 24. 12. 1962), blz. 2921/62). Hierin wordt verklaard dat de Commissie van oordeel is dat de meeste van dergelijke overeenkomsten niet onder het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag vallen.

Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen (PB nr. C 75 van 29. 7. 1968, blz. 3, gerectificeerd in PB nr. C 84 van 28. 8. 1968, blz. 14). Hierin worden omschreven de soorten van samenwerking inzake marktonderzoek, boekhouding, research en ontwikkeling, gemeenschappelijk gebruik van produktie-, opslag- of vervoerinstallaties, arbeidsgemeenschappen, verkoop- of klantenservice, reclame of kwaliteitsmerken, die naar het oordeel van de Commissie niet vallen onder het verbod van artikel 85, lid 1.

Bekendmaking van de Commissie betreffende de beoordeling van toeleveringsovereenkomsten in het licht van artikel 85, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (PB nr. C 1 van 3. 1. 1979, blz. 2).

Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van geringe betekenis die niet onder artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag vallen (PB nr. C 231 van 12. 9. 1986, blz. 2), gewijzigd bij mededeling van de Commissie (PB nr. C 360 van 23. 12. 1994, blz. 20). In het algemeen die waarin partijen te zamen minder dan 5 % van de markt bezetten en een gezamenlijke jaaromzet van minder dan 300 miljoen ecu realiseren.

Richtsnoeren voor de toepassing van de EG-mededingsregels in de telecommunicatiesector (PB nr. C 233 van 6. 9. 1991, blz. 2). Deze richtsnoeren beogen de toepassing van de communautaire mededingsregels te verduidelijken voor de marktdeelnemers in de telecommunicatiesector.

Bekendmaking van de Commissie betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechterlijke instanties voor de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag (PB nr. C 39 van 13. 2. 1993, blz. 6). In deze bekendmaking worden de principes uiteengezet op basis waarvan die samenwerking plaatsvindt.

Bekendmaking van de Commissie betreffende de beoordeling van gemeenschappelijke ondernemingen met het karakter van een samenwerkingsverband op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (PB nr. C 43 van 16. 2. 1993, blz. 2). Deze bekendmaking bevat een uiteenzetting van de principes betreffende de beoordeling van gemeenschappelijke ondernemingen.

Een verzameling van deze teksten (bijgewerkt tot 31 december 1989) is gepubliceerd door het Bureau voor Officiële Publikaties der Europese Gemeenschappen (ref. Volume I: ISBN 92-826-1307-0, Catalogusnr. CV-42-90-001-NL-C). Een bijgewerkte verzameling is in voorbereiding.

In het licht van de EER-Overeenkomst zullen deze teksten ook de Europese Economische Ruimte bestrijken.

(1) Wat betreft de door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA toegepaste procedureregels, zie artikel 3 van Protocol 21 van de EER-Overeenkomst en de desbetreffende de bepalingen in Protocol 4 van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie.(2) Zie ook de hiermee samenhangende bekendmakingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

BIJLAGE III

LIJST VAN LID-STATEN VAN DE EG EN VAN EVA-STATEN, ADRES VAN DE COMMISSIE EN VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA, LIJST VAN DE PERS- EN VOORLICHTINGSBUREAUS VAN DE COMMISSIE IN DE GEMEENSCHAP EN IN DE EVA-STATEN EN ADRES VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN IN DE EVA-STATEN Lid-Staten op de datum van deze bijlage zijn: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

EVA-Staten die overeenkomstsluitende partijen zijn op de datum van deze bijlage zijn: IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

Adres van het Directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie:

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Tel. (32-2) 299 11 11

Adres van het Directoraat Concurrentie van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Directoraat Concurrentie

Maria Theresiastraat 1-3

B-1049 Brussel

Tel. (32-2) 286 17 11

De adressen van de pers- en voorlichtingsbureaus van de Commissie in de Gemeenschap zijn:

BELGIË

Archimedesstraat 73

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 299 11 11

DENEMARKEN

Hoejbrohus

OEstergade 61

Postboks 144

DK-1004 Koebenhavn K

Tel. (45-33) 14 41 40

DUITSLAND

Zitelmannstrasse 22

D-53113 Bonn

Tel. (49-228) 53 00 90

Kurfuerstendamm 102

D-10711 Berlin 31

Tel. (49-30) 896 09 30

Erhardtstrasse 27

D-80331 Muenchen

Tel. (49-89) 202 10 11

GRIEKENLAND

2 Vassilissis Sofias

Case Postale 11002

GR-Athina 10674

Tel. (30-1) 724 39 82/83/84

SPANJE

Calle de Serrano 41

5a Planta

E-28001 Madrid

Tel. (34-1) 435 17 00

Av. Diagonal, 407 bis

18 Planta

E-08008 Barcelona

Tel. (34-3) 415 81 77

FRANKRIJK

288, boulevard Saint-Germain

F-75007 Paris

Tel. (33-1) 40 63 38 00

CMCI

2, rue Henri Barbusse

F-13241 Marseille, Cedex 01

Tel. (33-91) 91 91 46 00

IERLAND

39 Molesworth Street

IRL-Dublin 2

Tel. (353-1) 71 22 44

ITALIË

Via Poli 29

I-00187 Roma

Tel. (39-6) 699 11 60

Corso Magenta 61

I-20123 Milano

Tel. (39-2) 480 15 05

LUXEMBURG

Bâtiment Jean-Monnet

Rue Alcide de Gasperi

L-2920 Luxembourg

Tel. (352) 430 11

NEDERLAND

Postbus 30465

NL-2500 GL Den Haag

Tel. (31-70) 346 93 26

OOSTENRIJK

Hoyosgasse 5

A-1040 Wien

Tel. (43-1) 505 33 79

PORTUGAL

Centro Europeu Jean Monnet

Largo Jean Monnet, 1-10o

P-1200 Lisboa

Tel. (351-1) 54 11 44

FINLAND

31 Pohjoisesplanadi

00100 Helsinki

Tel. (358-0) 65 64 20

ZWEDEN

PO Box 16396

Hamngatan 6

11147 Stockholm

Tel. (46-8) 611 11 72

VERENIGD KONINKRIJK

8 Storey's Gate

UK-London SW1P 3AT

Tel. (44-71) 973 19 92

Windsor House

9/15 Bedford Street

UK-Belfast BT2 7EG

Tel. (44-232) 24 07 08

4 Cathedral Road

UK-Cardiff CF1 9SG

Tel. (44-222) 37 16 31

9 Alva Street

UK-Edinburgh EH2 4PH

Tel. (44-31) 225 20 58

De adressen van de pers- en voorlichtingsbureaus van de Commissie in de EVA-Staten zijn:

NOORWEGEN

Postboks 1643 Vika 0119 Oslo 1

Haakon's VII Gate No 6

0161 Oslo 1

Tel. (47-2) 83 35 83

Formulieren voor aanmeldingen en verzoeken, alsmede gedetailleerde informatie over de mededingingsregels van de EER, kunnen ook worden verkregen bij de volgende bureaus:

OOSTENRIJK

Federaal Ministerie van Economische Zaken

Tel. (43-1) 71 100

FINLAND

Bureau Vrije Mededinging

Tel. (358-0) 73 141

IJSLAND

Directoraat Mededinging en eerlijke handel

Tel. (354-1) 27 422

LIECHTENSTEIN

Bureau Nationale Economie

Afdeling Economie en Statistiek

Tel. (41-75) 61 11

NOORWEGEN

Directoraat Prijzen

Tel. (47-22) 40 09 00

ZWEDEN

Autoriteit Mededinging

Tel. (46-8) 700 16 00

Top