Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993R3206

    VERORDENING (EG) Nr. 3206/93 VAN DE COMMISSIE van 23 november 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2228/91 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad betreffende de regeling actieve veredeling

    PB L 289 van 24.11.1993, p. 6–10 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 27/11/1993

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1993/3206/oj

    31993R3206

    VERORDENING (EG) Nr. 3206/93 VAN DE COMMISSIE van 23 november 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2228/91 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad betreffende de regeling actieve veredeling

    Publicatieblad Nr. L 289 van 24/11/1993 blz. 0006 - 0010


    VERORDENING (EG) Nr. 3206/93 VAN DE COMMISSIE van 23 november 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2228/91 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad betreffende de regeling actieve veredeling

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad van 16 juli 1985 betreffende de regeling actieve veredeling (1), inzonderheid op artikel 31,

    Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 2228/91 van de Commissie (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3709/92 (3), een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1999/85 is vastgesteld;

    Overwegende dat het dienstig is, in het kader van het onderzoek betreffende de economische voorwaarden, gezien de handelspraktijk in bepaalde sectoren, de regel te versoepelen dat deze voorwaarden als vervuld worden beschouwd wanneer de aanvrager van de vergunning voor actieve veredeling kan bewijzen dat hij zich tot 80 % van zijn totale behoeften in de Gemeenschap heeft bevoorraad, in welk percentage zijn eventuele eigen produktie aan vergelijkbare goederen is begrepen;

    Overwegende dat het om economische redenen wenselijk is de administratiekosten van de regeling voor de ruimtevaartindustrie te beperken; dat te dien einde moet worden bepaald dat de economische voorwaarden voor bepaalde, op het gebied van de ruimtevaartindustrie verrichte veredelingswerkzaamheden kunnen worden geacht te zijn vervuld, met name wanneer het om onderdelen gaat die bestemd zijn om bij de bouw van satellieten of van satellietonderdelen te worden gebruikt en die niet met toepassing van een andere vrijstellingsregeling kunnen worden ingevoerd; dat het tevens wenselijk is het gebruik van deze stukken in het kader van een vergunning actieve veredeling gelijk te stellen met uitvoer en te bepalen dat de aan ondernemingen in bedoelde sector verleende vergunningen voor actieve veredelingen niet behoeven te worden medegedeeld;

    Overwegende dat erop moet worden toegezien dat de aan het systeem van voorafgaande uitvoer verbonden voordelen slechts aan de vergunninghouder toekomen;

    Overwegende dat, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1999/85, maatregelen kunnen worden genomen om het gebruik van de voorafgaande uitvoer te verbieden of te beperken; dat derhalve, om oneigenlijk gebruik van het systeem van voorafgaande uitvoer te voorkomen, moet worden vastgesteld onder welke voorwaarden voorafgaande-uitvoerverrichtingen kunnen geschieden;

    Overwegende dat het aanbeveling verdient de formaliteiten te vereenvoudigen, ten einde de aan het gebruik van de regeling driehoeksverkeer verbonden administratiekosten te verminderen; dat deze vereenvoudigde formaliteiten toepassing kunnen vinden op daartoe strekkend verzoek van ondernemingen die voldoende frequent hoeveelheden uitvoeren om een afwijking van de normale bepalingen betreffende de visering van het inlichtingenblad INF 5 te rechtvaardigen; dat het dienstig is een procedure voor de behandeling van dergelijke verzoeken vast te stellen;

    Overwegende dat de inning van compenserende interest slechts mag gebeuren indien er sprake is van een ongerechtvaardigd financieel voordeel ten gevolge van het uitstel van de datum van het ontstaan van de douaneschuld; dat hiertoe moet worden vastgesteld dat compenserende interest niet van toepassing mag zijn bij het ontstaan van een douaneschuld ten gevolge van een aanvraag om goederen in het vrije verkeer te brengen, die werd ingediend onder de in artikel 27, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1999/85 vervatte voorwaarden en voor zover er nog geen daadwerkelijke terugbetaling of kwijtschelding van de bij de plaatsing onder de regeling betaalde invoerrechten is geweest;

    Overwegende dat erop dient te worden toegezien dat de bepalingen betreffende de verstrekking van gegevens tussen de Lid-Staten en de Commissie over afgegeven vergunningen op uniforme wijze worden toegepast; dat, met het oog hierop, dient te worden bepaald dat deze gegevens eveneens moeten worden medegedeeld, enerzijds, bij een nieuw onderzoek van de economische voorwaarden voor een vergunning van onbepaalde duur en, anderzijds, bij latere wijzigingen van reeds medegedeelde gegevens betreffende verleende vergunningen;

    Overwegende dat het aanbeveling verdient de lijst van de gevallen waarin forfaitaire opbrengstpercentages worden toegepast, te wijzigen en te vervolledigen;

    Overwegende dat de lijst van de veredelingsprodukten waarop de heffing volgens de voor deze produkten geldende heffingsgrondslagen kan worden toegepast, dient te worden gewijzigd;

    Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité "Economische douaneregelingen",

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EEG) nr. 2228/91 wordt als volgt gewijzigd:

    1. Artikel 7, lid 1, onder a), tweede alinea, wordt als volgt gelezen:

    "Toepassing van deze bepaling is afhankelijk van de voorwaarde dat de aanvrager van de vergunning de douaneautoriteiten bewijsstukken voorlegt aan de hand waarvan deze zich ervan kunnen vergewissen dat de vooruitzichten voor de bevoorrading met in de Gemeenschap vervaardigde goederen redelijkerwijze kunnen worden gerealiseerd. Deze bewijsstukken, die als bijlage bij de vergunningaanvraag worden gevoegd, bestaan bij voorbeeld uit afschriften van handels- of administratieve bescheiden die betrekking hebben op de bevoorrading in een vorige indicatieve periode of op bestellingen of bevoorradingsvooruitzichten met betrekking tot de in aanmerking genomen periode.".

    2. Aan artikel 7, lid 1, wordt het volgende punt f) toegevoegd:

    "f) satellieten of satellietonderdelen bouwt.".

    3. Aan artikel 8, lid 2, wordt het volgende punt e) toegevoegd:

    "e) de levering, in de vorm van veredelingsprodukten, van goederen die voor de bouw van satellieten en van de daarbij behorende gronduitrusting, bestemd voor binnen het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde lanceerinstallaties, worden gebruikt. Gelijkstelling van de levering van deze gronduitrusting met een uitvoer wordt eerst definitief op het ogenblik dat deze uitrusting een van de bij artikel 18, lid 1 en lid 2, onder a), b), d), e) en f), van de basisverordening voorziene douanebestemmingen krijgt.".

    4. Artikel 9 wordt als volgt gelezen:

    "Artikel 9

    1. Onverminderd de artikelen 10 en 11 mag slechts van het equivalentieverkeer gebruik worden gemaakt indien de equivalente goederen onder dezelfde GN-code zijn ingedeeld, dezelfde handelskwaliteit hebben en dezelfde technische kenmerken vertonen als de invoergoederen.

    2. Gebruik van het systeem van voorafgaande uitvoer is niet mogelijk voor vergunningen die moeten worden afgegeven op grond van een of meer van de economische voorwaarden die met de codes 6201, 6202, 6301, 6302, 6303, 7004, 7005 en 7006 worden aangeduid en voor zover de aanvrager niet in staat is te bewijzen dat de aan dit systeem verbonden voordelen slechts de vergunninghouder toekomen.".

    5. Artikel 18, lid 1, wordt als volgt gelezen:

    "Artikel 18

    1. Plaatsing van goederen onder de regeling in het kader van het systeem inzake schorsing is afhankelijk van de indiening van een aangifte tot plaatsing onder de regeling door de vergunninghouder.

    De invoergoederen kunnen ook door een andere in de Gemeenschap gevestigde persoon onder de regeling worden geplaatst, mits deze daartoe door de vergunninghouder is gemachtigd en voor zover aan de voorwaarden van de vergunning wordt voldaan.

    De persoon die de aangifte opstelt, wordt hierna de "aangever" genoemd.".

    6. Aan artikel 32 worden de volgende leden 3, 4 en 5 toegevoegd:

    "3. Voor bepaalde verrichtingen in het kader van de regeling driehoeksverkeer kunnen op verzoek van ondernemingen die met toepassing van de regeling voorafgaande uitvoer voldoende frequent hoeveelheden uitvoeren, vereenvoudigde procedures worden vastgesteld.

    De vereenvoudigde procedure wordt door de vergunninghouder aangevraagd bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van afgifte van de vergunning.

    Deze procedure biedt de mogelijkheid tot samenvoeging van de gedurende een bepaalde periode geschiede uitvoer van veredelingsprodukten in het kader van het systeem van voorafgaande uitvoer, ten einde een inlichtingenblad INF 5 af te kunnen geven waarop de in die periode uitgevoerde hoeveelheden zijn getotaliseerd.

    4. De aanvraag dient vergezeld te gaan van alle, voor het onderzoek ervan noodzakelijke documenten en bewijsstukken. Uit deze documenten en bewijsstukken dient met name de frequentie van de uitvoer te blijken, alsmede de wijze waarop de beoogde procedures zullen worden afgewikkeld en de gegevens aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de equivalente goederen aan de gestelde voorwaarden voldoen.

    5. Zodra zij over alle noodzakelijke elementen beschikt, doet de douaneautoriteit de aanvraag, vergezeld van haar advies, aan de Commissie toekomen.

    Onmiddellijk na de ontvangst van deze aanvraag brengt de Commissie de daarin vervatte elementen ter kennis van de Lid-Staten.

    De Commissie besluit, overeenkomstig de in artikel 31, leden 2 en 3, van de basisverordening vastgestelde procedure, of een vergunning kan worden verleend en op welke voorwaarden deze dient te worden afgegeven. Tevens geeft zij aan welke controlemaatregelen dienen te worden toegepast om een goed verloop van de transacties in het kader van de regeling equivalentieverkeer te waarborgen.".

    7. Aan artikel 62, lid 2, wordt het volgende streepje toegevoegd:

    "- bij het ontstaan van een douaneschuld ten gevolge van het in het vrije verkeer brengen van goederen waarom werd verzocht onder de omstandigheden waarin bij artikel 27, lid 3, van de basisverordening is voorzien, voor zover de invoerrechten voor de betrokken produkten nog niet daadwerkelijk zijn terugbetaald of kwijtgescholden.".

    8. Artikel 72, lid 3, onder a), wordt als volgt gelezen:

    "a) de in bijlage VIII vermelde inlichtingen voor elke vergunning, wanneer de waarde van de invoergoederen per veredelaar en per kalenderjaar de in artikel 6 vastgestelde grenzen overschrijdt; deze inlichtingen behoeven niet te worden verstrekt wanneer de vergunning tot actieve veredeling is verleend op grond van een of meer van de economische voorwaarden die met de volgende codes worden aangeduid: 6106, 6107, 6201, 6202, 6301, 6302, 6303, 7004, 7005 en 7006.

    Deze inlichtingen moeten eveneens worden verstrekt bij een nieuw onderzoek van de economische voorwaarden voor een vergunning van onbepaalde duur, en bij latere wijzigingen van reeds medegedeelde gegevens betreffende verleende vergunningen.

    Voor de in artikel 28, lid 1, tweede alinea, bedoelde produkten worden evenwel voor elke verleende vergunning de inlichtingen medegedeeld, ongeacht de waarde van deze produkten en ongeacht de ter identificatie van de economische voorwaarden gebruikt code.".

    9. In bijlage II betreffende de aanvraag om een vergunning wordt voetnoot 7 vervangen door de bewoordingen voor die voetnoot in bijlage I bij de onderhavige verordening.

    10. In bijlage V wordt de tekst van volgnummer 129 vervangen door die in bijlage II bij de onderhavige verordening.

    11. In bijlage VII wordt volgend volgnummer gevoegd:

    "" ID="01"> "45 a) ex 1522 00 39 Stearine Raffinage van de in hoofdstuk 15 vermelde vetten en oliën".">

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.Gedaan te Brussel, 23 november 1993. Voor de Commissie Christiane SCRIVENER Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 188 van 20. 7. 1985, blz. 1.

    (2) PB nr. L 210 van 31. 7. 1991, blz. 1.

    (3) PB nr. L 378 van 23. 12. 1992, blz. 6.

    BIJLAGE I

    In bijlage II wordt voetnoot 7 betreffende de aanvraag om een vergunning als volgt gelezen:

    "(7) Door middel van onderstaande codes, eventueel aangevuld met andere gegevens, de redenen opgeven waarom de wezenlijke belangen van de producenten in de Gemeenschap niet worden geschaad.

    Indien het een van de volgende handelingen betreft:

    "" ID="01">- loonveredelingen in het kader van een loonveredelingsconttract gesloten met een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon, op te geven in de aanvraag:> ID="02">code 6201"> ID="01">- transactie zonder handelskarakter:> ID="02">code 6202"> ID="01">- herstellingen, waaronder begrepen revisie of afstelling:> ID="02">code 6301"> ID="01">- gebruikelijke behandelingen om de goederen in goede staat te kunnen bewaren, om de presentatie of de handelskwaliteit ervan te verbeteren of ter voorbereiding van de distributie of de wederverkoop ervan:> ID="02">code 6302"> ID="01">- handelingen die achtereenvolgens in een of meer Lid-Staten worden verricht uitgaande van invoergoederen waarvoor reeds een vergunning is verleend op grond van de codes 6101 tot en met 6107:> ID="02">code 6303"> ID="01">- handelingen met betrekking tot goederen waarvan de waarde per soort en per kalenderjaar niet meer bedraagt dan het in artikel 6 genoemde bedrag:> ID="02">code 6400">

    Indien de goederen waarop het verzoek betrekking heeft, niet beschikbaar zijn in de Gemeenschap:

    "" ID="01">- omdat zij hier niet worden vervaardigd:> ID="02">code 6101"> ID="01">- omdat zij hier niet in voldoende hoeveelheid worden vervaardigd:> ID="02">code 6102"> ID="01">- omdat de leveranciers in de Gemeenschap niet in staat zijn genoemde goederen binnen redelijke termijnen ter beschikking van de aanvrager te stellen:> ID="02">code 6103">

    Indien soortgelijke goederen wel in de Gemeenschap worden geproduceerd, maar niet kunnen worden gebruikt:

    "" ID="01">- omdat de prijs ervan de beoogde handelstransactie economisch onmogelijk maakt:> ID="02">code 6104"> ID="01">- omdat zij noch de kwaliteit noch de eigenschappen hebben die noodzakelijk zijn om de veredelaar in staat te stellen de vereiste veredelingsprodukten te vervaardigen:> ID="02">code 6105"> ID="01">- omdat zij niet voldoen aan de door de koper van de veredelingsprodukten in het derde land gestelde eisen (bij voorbeeld om technische of commerciële redenen):> ID="02">code 6106"> ID="01">- omdat de veredelingsprodukten moeten worden vervaardigd van goederen waarvoor de veredeling wordt verzocht ten einde te waarborgen dat de bepalingen betreffende de bescherming van de industriële en commerciële eigendom worden nageleefd (bij voorbeeld de naleving van een octrooi of merk):> ID="02">code 6107">

    Indien het gaat om toepassing van artikel 7:

    "" ID="01">onder a):> ID="02">code 7001"> ID="01">onder b):> ID="02">code 7002"> ID="01">onder c):> ID="02">code 7003"> ID="01">onder d):> ID="02">code 7004"> ID="01">onder e):> ID="02">code 7005"> ID="01">onder f):> ID="02">code 7006"> ID="01">Indien het gaat om andere redenen (nader op te geven)> ID="02">code 8000".">

    BIJLAGE II

    In bijlage V wordt volgnummer 129 vervangen door de volgende tekst:

    "" ID="01"> "1509 10 10 Olijfolie, niet behandeld 129 ex 1509 90 00 a) Olijfolie, geraffineerd 98,00 ex 1519 19 90 b) Bij raffinage verkregen acid-oils (15) 1510 00 10 Olijfolie, niet behandeld 129 bis ex 1510 00 90 a) Olijfolie, geraffineerd 95,00 ex 1522 00 39 b) Stearine 3,00 ex 1519 19 90 c) Bij raffinage verkregen acid-oils (15)"">

    Top