EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993D0154

93/154/EEG: Beschikking van de Commissie van 12 januari 1993 betreffende een nationaal programma van de AIMA inzake steun die Italië voornemens is te verlenen voor de particuliere opslag van wortelen (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

PB L 61 van 13.3.1993, p. 52–54 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1993/154/oj

31993D0154

93/154/EEG: Beschikking van de Commissie van 12 januari 1993 betreffende een nationaal programma van de AIMA inzake steun die Italië voornemens is te verlenen voor de particuliere opslag van wortelen (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 061 van 13/03/1993 blz. 0052 - 0054


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 12 januari 1993 betreffende een nationaal programma van de AIMA inzake steun die Italië voornemens is te verlenen voor de particuliere opslag van wortelen (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(93/154/EEG)DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1035/72 van de Raad van 18 mei 1972 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1754/92 (2), en met name op artikel 31,

Na overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het Verdrag de belanghebbenden te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (3),

Overwegende hetgeen volgt:

I De Permanente Vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Gemeenschappen heeft de Commissie bij brief van 20 december 1991, geregistreerd op 28 januari 1992, overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag in kennis gesteld van een nationaal programma van de AIMA betreffende steun voor de particuliere opslag van wortelen.

Het programma is opgesteld op grond van een besluit van het CIPE (Comitato interministeriale per la programmazione economica) van 4 december 1990, waarin in de laatste twee punten is bepaald dat het programma eerst mag worden uitgevoerd nadat het aan de Europese Commissie is gemeld en nadat is nagegaan of het verenigbaar is met de communautaire regelgeving.

Het gaat hier om een maatregel waarbij gedurende vier maanden een subsidie van 2,46 miljard lire wordt toegekend voor de opslag van een totale hoeveelheid van ten hoogste 45 000 ton wortelen.

De Italiaanse Regering heeft deze maatregel gemotiveerd door te wijzen op de moeilijkheden op de markt voor wortelen.

II Bij brief SG(92)D/5210 van 14 april 1992 heeft de Commissie de Italiaanse Regering meegedeeld dat zij ten aanzien van deze steun had besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden.

In deze brief heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten ervan in kennis gesteld dat zij van oordeel was dat deze steun als steun voor de bedrijfsvoering moet worden gezien, een vorm van steun waartegen de Commissie zich in het kader van de toepassing van de artikelen 92 tot en met 94 van het Verdrag steeds heeft verzet. Een dergelijke maatregel leidt rechtstreeks tot een kunstmatige verlaging van de kostprijs en tot een verbetering van de produktieomstandigheden en de afzetmogelijkheden voor de betrokken producenten in vergelijking met andere producenten in andere Lid-Staten, die niet voor vergelijkbare steun in aanmerking komen.

Deze steun kan bijgevolg de concurrentie vervalsen en een ongunstige invloed uitoefenen op het handelsverkeer tussen de Lid-Staten; de maatregel voldoet aan de criteria van artikel 92, lid 1, en komt niet in aanmerking voor de in artikel 92, leden 2 en 3, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen.

De maatregel vormt bovendien een inbreuk op Verordening (EEG) nr. 1035/72.

Deze wetgeving moet immers worden gezien als een afgeronde en uitputtende regeling die de Lid-Staten geen ruimte laat om aanvullende maatregelen voor de markt te nemen.

In het kader van deze procedure heeft de Commissie de Italiaanse Regering aangemaand haar opmerkingen mee te delen.

De Commissie heeft ook de andere Lid-Staten en de overige belanghebbenden aangemaand hun opmerkingen te kennen te geven.

III Bij brief van 25 mei 1992 heeft de Italiaanse Regering op de brief van de Commissie van 14 april 1992 met de volgende opmerkingen geantwoord:

Volgens de Italiaanse autoriteiten vallen wortelen alleen formeel onder de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit. Aangezien op communautair niveau voor het betrokken produkt geen directe of indirecte steun wordt verleend, zou kunnen worden gesteld dat wortelen "wezenlijk buiten de betrokken gemeenschappelijke marktordening vallen".

Bijgevolg zou de Commissie op grond van Verordening nr. 26 van de Raad (4), zoals gewijzigd bij Verordening nr. 49 (5), ten aanzien van de betrokken steun slechts aanbevelingen kunnen formuleren, aangezien alleen het bepaalde in artikel 93, leden 1 en 3, van toepassing is.

Dat er voor wortelen geen gemeenschappelijke marktordening bestaat, impliceert dus volgens de Italiaanse autoriteiten dat de steun voor de particuliere opslag van wortelen niet kan worden beschouwd als steun voor de bedrijfsvoering, een vorm van bijstand die overeenkomstig de mededingingsregels van het Verdrag niet kan worden toegestaan.

IV Ten aanzien van de argumenten van de Italiaanse autoriteiten moet het volgende worden onderstreept:

Wortelen zijn opgenomen in de lijst van produkten die vallen onder de gemeenschappelijke marktordening in de sector groenten en fruit (zie artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1035/72).

Bijgevolg zijn alle bepalingen van deze gemeenschappelijke marktordening van toepassing op wortelen.

Een kenmerk van gemeenschappelijke marktordeningen is dat zij voor de betrokken sector elke mogelijkheid uitsluiten om ter vervanging van communautaire maatregelen nationale marktregulerende maatregelen te nemen.

De Italiaanse autoriteiten hebben niet meer het recht om - zelfs als de toestand op de markt kritiek is - andere maatregelen toe te passen dan die welke zijn vastgelegd in de bepalingen van de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit. Deze marktordening moet immers worden beschouwd als een afgeronde en uitputtende regeling, die met betrekking tot de werking van de genoemde gemeenschappelijke marktordening voor de Lid-Staten geen ruimte meer laat om aanvullende maatregelen te treffen.

Hieruit volgt dat de betrokken maatregel onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en voor geen enkele van de in artikel 92, lid 3, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen in aanmerking komt.

Dat de betrokken gemeenschappelijke marktordening niet in specifieke steunmaatregelen voor wortelen voorziet, doet aan deze gevolgtrekking niets af.

In de afwezigheid van dergelijke maatregelen komt tot uiting dat de communautaire wetgever zich tot de regels van de betrokken gemeenschappelijke marktordening wil beperken omdat hij die voldoende acht om de betrokken markt te regelen.

Gelet op het voorgaande kunnen de argumenten van de Italiaanse autoriteiten niet worden aanvaard.

V De Italiaanse wortelproduktie wordt voor het verkoopseizoen 1991 op 475 500 ton (voor een areaal van 11 100 ha) geraamd. Dit is ongeveer 18 % van hetgeen in de jaren 1988-1990 jaarlijks gemiddeld aan wortelen in de Gemeenschap is geproduceerd.

Voor de bewuste steunmaatregel komen ten hoogste 45 000 ton wortelen in aanmerking (dat is 9,5 % van de Italiaanse produktie en 1,7 % van de gemiddelde communautaire produktie).

De steun dreigt dus voor het intracommunautaire handelsverkeer aanzienlijke gevolgen te hebben.

VI De steun voor de particuliere opslag van wortelen zou, als hij wordt toegekend, een steun voor de bedrijfsvoering vormen die ten goede zou komen aan producenten, producentenverenigingen, hun unies en de handelaren in de sector. Als de steun wordt toegekend, zouden de begunstigden enerzijds hun opslagkosten kunnen drukken en anderzijds betere prijzen kunnen krijgen dan zonder deze steun. Deze maatregel dreigt dus de concurrentie te vervalsen tussen de begunstigden en de andere marktdeelnemers die in Italië en de andere Lid-Staten in deze sector werkzaam zijn en geen analoge steun krijgen.

Bovendien zouden deze lagere opslagkosten de algemene kosten van de afzet van het betrokken produkt doen dalen en de Italiaanse producentenverenigingen, hun unies en de handelaren die dit wensen, in staat stellen hun produkt in Italië en de andere Lid-Staten onder gunstiger voorwaarden te verkopen. Door de steun zouden zij hun concurrentiepositie op de markten van de andere Lid-Staten kunnen verbeteren; bijgevolg beïnvloedt deze steun het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig.

De betrokken maatregel voldoet dus aan de criteria van artikel 92, lid 1, van het Verdrag, waarin is bepaald dat steunmaatregelen met de aldaar vermelde kenmerken in beginsel onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.

De in artikel 92, lid 2, bedoelde uitzonderingen op dit beginsel van onverenigbaarheid zijn duidelijk niet van toepassing op de betrokken steun. Bij de in lid 3 van genoemd artikel aangegeven uitzonderingen gaat het om doelstellingen die in het belang zijn van de Gemeenschap, en niet alleen in het belang van bepaalde sectoren van de nationale economie. Deze uitzonderingen moeten bij het onderzoek van regionale of sectorale steunprogramma's of afzonderlijke toepassingen van algemene steunregelingen restrictief worden geïnterpreteerd.

Met name mogen afwijkingen slechts worden toegestaan als de Commissie zich ervan heeft kunnen vergewissen dat de steun noodzakelijk is om een van de in deze bepalingen bedoelde doelstellingen te verwezenlijken. Als de genoemde uitzonderingen worden toegepast op steunmaatregelen die niet tot dergelijke doelstellingen bijdragen, wordt eigenlijk toegestaan dat het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig wordt beïnvloed en de concurrentie wordt verstoord zonder dat dit op grond van het communautaire belang verantwoord is, en dat marktdeelnemers van bepaalde Lid-Staten hierdoor ten onrechte worden bevoordeeld.

In het gegeven geval kan niet worden geconstateerd dat de steun tot dergelijke doelstellingen bijdraagt. De Italiaanse Regering heeft immers geen redenen kunnen aanhalen, en ook de Commissie heeft er geen kunnen vinden, op grond waarvan kan worden gesteld dat de betrokken steun aan de voorwaarden voldoet voor de toepassing van een van de in artikel 92, lid 3, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen.

Het gaat niet om een maatregel die de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang moet bevorderen in de zin van artikel 92, lid 3, onder b), aangezien deze steun door de ongunstige invloed die hij op het handelsverkeer kan hebben, tegen het gemeenschappelijk belang ingaat. Het gaat ook niet om een maatregel die een ernstige verstoring in de economie van de betrokken Lid-Staat moet opheffen, zoals bedoeld in dezelfde bepaling.

Wat betreft de in artikel 92, lid 3, onder a) en c), vermelde uitzonderingen voor steunmaatregelen die de economische ontwikkeling van bepaalde streken of activiteiten moeten bevorderen of vergemakkelijken, moet worden opgemerkt dat deze steun, doordat hij een steun voor de bedrijfsvoering is, de situatie van de steunontvangende ondernemingen niet duurzaam kan verbeteren, aangezien op het ogenblik dat de steun niet meer wordt verleend, de ondernemingen zich in dezelfde structurele toestand zullen bevinden als vóór de inwerkingtreding van deze steunmaatregel van de Staat.

Bijgevolg komt deze steun voor geen enkele van de in artikel 92, leden 2 en 3, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen in aanmerking.

Voorts moet rekening ermee worden gehouden dat deze steun betrekking heeft op een produkt dat onder een gemeenschappelijke marktordening valt, en dat er grenzen zijn aan de bevoegdheid van de Lid-Staten om rechtstreeks in te grijpen in de werking van een dergelijke gemeenschappelijke marktordening waarin een gemeenschappelijke steunregeling is opgenomen die tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap behoort.

De toekenning van de betrokken steun in deze sector druist in tegen het beginsel dat de Lid-Staten niet meer de bevoegdheid hebben om in het kader van een gemeenschappelijke marktordening door toekenning van dergelijke steun eenzijdig over het inkomen van de landbouwers te beslissen. Zelfs als een afwijking op grond van artikel 92, lid 3, van het Verdrag voor het betrokken landbouwprodukt had kunnen worden overwogen, kan een dergelijke uitzondering niet worden toegepast omdat deze steunmaatregel een inbreuk vormt op de gemeenschappelijke marktordening.

De bovengenoemde steunmaatregel dient onverenigbaar te worden geacht met de gemeenschappelijke markt en mag niet worden toegepast,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun voor de marktdeelnemers in de sector wortelen op grond van het besluit van het CIPE (Comitato interministeriale per la programmazione economica) van 4 december 1990 en van het nationaal programma van de AIMA van 27 november 1991, is overeenkomstig artikel 92 van het Verdrag onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en mag niet worden toegekend.

Artikel 2

Italië deelt de Commissie binnen een maand na de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen zij heeft getroffen om daaraan te voldoen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 12 januari 1993.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 118 van 20. 5. 1972, blz. 1.

(2) PB nr. L 180 van 1. 7. 1992, blz. 23.

(3) PB nr. C 160 van 26. 6. 1992, blz. 2.

(4) PB nr. 30 van 20. 4. 1962, blz. 993/62.

(5) PB nr. 53 van 1. 7. 1962, blz. 1571/62.

Top