Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992R0729

    Verordening (EEG) nr. 729/92 van de Raad van 16 maart 1992 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten thermokopieerpapier van oorsprong uit Japan en tot definitieve inning van het voorlopige anti-dumpingrecht

    PB L 81 van 26.3.1992, p. 1–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 28/03/1997

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1992/729/oj

    31992R0729

    Verordening (EEG) nr. 729/92 van de Raad van 16 maart 1992 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten thermokopieerpapier van oorsprong uit Japan en tot definitieve inning van het voorlopige anti-dumpingrecht

    Publicatieblad Nr. L 081 van 26/03/1992 blz. 0001 - 0004
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 19 blz. 0165
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 19 blz. 0165


    VERORDENING (EEG) Nr. 729/92 VAN DE RAAD van 16 maart 1992 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten thermokopieerpapier van oorsprong uit Japan en tot definitieve inning van het voorlopige anti-dumpingrecht

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 12,

    Gelet op het voorstel dat de Commissie heeft ingediend na overleg in het in genoemde verordening bedoelde Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. Voorlopige maatregelen

    (1) De Commissie heeft bij Verordening (EEG) nr. 2805/91 (2) een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer in de Gemeenschap van bepaalde soorten thermokopieerpapier van oorsprong uit Japan en vallende onder de GN-codes ex 3703 90 90 (Taric-code 3703 90 90*10) en ex 4810 11 90 (Taric-code 4810 11 90*10). Dit recht werd bij Verordening (EEG) nr. 103/92 van de Raad (3) met ten hoogste twee maanden verlengd.

    B. Verdere procedure

    (2) Na de instelling van het voorlopige anti-dumpingrecht is de belanghebbenden op hun verzoek de gelegenheid geboden door de Commissie te worden gehoord. Zij hebben ook schriftelijke opmerkingen ingediend waarin zij hun standpunt ten aanzien van de bevindingen kenbaar maakten.

    (3) De partijen werden schriftelijk in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de instelling van een definitief recht en de definitieve inning van de bedragen waarvoor zekerheid was gesteld uit hoofde van het voorlopige recht aan te bevelen. Tevens werd een termijn vastgesteld waarbinnen zij opmerkingen met betrekking tot deze mededeling naar voren konden brengen.

    (4) De door de partijen naar voren gebrachte mondelinge en schriftelijke opmerkingen werden in overweging genomen en de bevindingen van de Commissie werden voor zover daartoe aanleiding bestond, dienovereenkomstig gewijzigd.

    C. Produkt

    (5) Naar aanleiding van de door de douanediensten van bepaalde Lid-Staten naar voren gebrachte opmerkingen ten aanzien van problemen welke zich bij de inklaring hadden voorgedaan, heeft de Commissie de omschrijving van het produkt in overweging 8 van Verordening (EEG) nr. 2805/91 opnieuw onderzocht. Daarbij werd vastgesteld dat de uitdrukking "thermokopieerpapier dat bestemd is om in telefaxmachines te worden gebruikt" niet voldeed en dat het aanbeveling verdiende deze door het woord "faxpapier" te vervangen. De Raad onderschrijft de zienswijze van de Commissie.

    (6) Een van de Japanse producenten herhaalde de opmerkingen die hij vóór de instelling van het voorlopige recht naar voren had gebracht, namelijk dat faxpapier in de vorm van moederrollen en faxpapier in hulzen twee verschillende produkten zijn en dat zijn uitvoer van hulzen de communautaire industrie geen schade toebracht. De Raad onderschrijft evenwel de zienswijze van de Commissie dat faxpapier in de vorm van moederrollen en in de vorm van hulzen tot een zelfde categorie van produkten behoren en bevestigt derhalve de in de overwegingen 10 tot en met 12 van Verordening (EEG) nr. 2805/91 neergelegde conclusies.

    (7) Bij het onderzoek van de Commissie werd geconstateerd dat, behalve de in het bericht van inleiding van de procedure vermelde GN-codes (4), bij de invoer van het betrokken produkt in de Gemeenschap nog diverse andere codes werden gebruikt.

    Naar aanleiding hiervan hebben de diensten van de Commissie een bericht (5) gepubliceerd waarin de betrokken partijen ervan in kennis werden gesteld dat de procedure eveneens op deze andere GN-codes betrekking had.

    Op dit bericht is niet door belanghebbende partijen gereageerd.

    Mede als gevolg van het overleg betreffende de juiste indeling van faxpapier dat op het niveau van de Internationale Douaneraad (IDR) plaatsvond naar aanleiding van de inleiding van deze procedure, bevestigt de Raad van de Europese Gemeenschappen de zienswijze van de Commissie dat de maatregelen eveneens van toepassing dienen te zijn op alle GN-codes waaronder het betrokken produkt in het kader van de huidige douanewetgeving kan worden ingevoerd.

    De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de informatie waarover zij beschikt en die zij heeft geverifieerd, een geldige grondslag vormt voor de vaststelling van dumpingmarges, de bepaling van de veroorzaakte schade en de berekening van de rechten welke dienen te worden geheven op de produkten die onder een van de bedoelde GN-codes vallen.

    D. Dumping

    (8) Een Japanse onderneming voerde aan dat, in vergelijking met haar eigen netto-winstmarge, de voor de berekening van de normale waarde gehanteerde "redelijke winstmarge" van 18 % op de produktiekosten te hoog was. De winstmarge voor de verkopen met winst van deze onderneming, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, rubriek B, lid 3, onder b), ii), van Verordening (EEG) nr. 2423/88, bleek inderdaad lager te zijn dan de toegepaste marge van 18 %. Het winstpercentage voor de berekening van de normale waarde werd voor deze onderneming derhalve waar nodig verlaagd.

    Wat de andere ondernemingen betreft is de Raad van oordeel dat, gezien de winst die zij in de onderzoekperiode behaalden, 18 % een redelijke winstmarge is voor de vaststelling van de normale waarde. Hij bevestigt derhalve de in de overwegingen 13 tot en met 23 van Verordening (EEG) nr. 2805/91 neergelegde conclusies.

    Aangezien geen verdere informatie werd ontvangen, bevestigt de Raad de hierna volgende definitieve gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als een percentage van de cif-waarde voor elk van de betrokken ondernemingen:

    - Jujo Paper Co. Ltd, Tokyo: 0,0 %,

    - Kanzaki Paper Manufacturing Co. Ltd, Tokyo: 10,3 %,

    - Mitsubishi Paper Mills Ltd, Tokyo: 15,5 %,

    - Tomoegawa Paper Co. Ltd, Tokyo: 24,8 %.

    De Raad bevestigt de bevindingen van de Commissie ten aanzien van de dumpingmarge van 55,3 % berekend voor de toepassing van het residuele recht.

    E. Schade en oorzakelijk verband

    (9) Na de bekendmaking van Verordening (EEG) nr. 2805/91 werden de Commissie geen nieuwe elementen met betrekking tot de schade ter kennis gebracht. De Raad bevestigt derhalve de in overweging 37 van Verordening (EEG) nr. 2805/91 neergelegde conclusies.

    (10) Wat de oorzaak van de schade betreft, voerde één Japanse producent aan dat de gevolgen van zijn verkopen voor de communautaire markt afzonderlijk dienen te worden beoordeeld en dat deze, gezien de geringe omvang van zijn exporten, moeten worden geacht geen schade te hebben veroorzaakt.

    (11) De Commissie gaat, in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie, ervan uit dat de communautaire autoriteiten de gevolgen voor de communautaire industrie van alle invoer met dumping in hun geheel dienen te beschouwen, ook indien de uitvoer van een individuele onderneming slechts van relatief geringe betekenis is.

    De Raad bevestigt derhalve het standpunt van de Commissie dat, voor het bepalen van de schade, de uitvoer van de genoemde onderneming niet los van die van de andere Japanse ondernemingen mag worden behandeld.

    F. Communautair belang

    (12) Aangezien geen nieuwe argumenten met betrekking tot het communautair belang naar voren werden gebracht, bevestigt de Raad de in afdeling F van Verordening (EEG) nr. 2805/91 neergelegde bevindingen van de Commissie en neemt hij het standpunt in dat het in het belang van de Gemeenschap is anti-dumpingmaatregelen in te stellen ten einde de nadelige gevolgen van de invoer met dumping uit Japan op te heffen.

    G. Recht

    (13) Met betrekking tot de berekening van het recht dat noodzakelijk is om de door de communautaire industrie geleden schade op te heffen, is de Commissie van mening dat het verschil tussen de werkelijke verkoopprijs van het Japanse produkt in de Gemeenschap en een verkoopprijs die de communautaire industrie in staat stelt een winstmarge van 18 % op de omzet te realiseren, dient te worden geëlimineerd.

    (14) Om de redenen die in overweging 46 van Verordening (EEG) nr. 2805/91 zijn uiteengezet, is een winstmarge van 18 % het minimum dat noodzakelijk is om aanvullende investeringen in produktiefaciliteiten en onderzoek en ontwikkeling mogelijk te maken. Gezien het snelle tempo van de ontwikkelingen in deze tak van industrie en de noodzaak het vervaardigde papier voortdurend aan te passen aan nieuwe apparatuur, is de Commissie van mening dat zonder deze winstmarge de toestand van de communautaire industrie onvermijdelijk nog zou verslechteren en de door de dumping veroorzaakte schade zou blijven bestaan.

    (15) De Raad bevestigt derhalve de bevindingen van de Commissie ten aanzien van de bij Verordening (EEG) nr. 2805/91 vastgestelde schadedrempel. Aangezien de schadecorrectiecoëfficiënten die werden berekend voor de ondernemingen die hun medewerking hebben verleend hoger zijn dan de vastgestelde dumpingmarges, dienen deze laatste als grondslag voor het toe te passen recht te worden genomen. Voor het residuele recht was de schadecorrectiecoëfficiënt lager dan de dumpingmarge en dient derhalve deze coëfficiënt in aanmerking te worden genomen.

    (16) De berekening van de dumping en de veroorzaakte schade als omschreven in Verordening (EEG) nr. 2805/91 en de naar aanleiding daarvan naar voren gebrachte opmerkingen, brengen de Raad derhalve tot de conclusie dat rechten dienen te worden ingesteld ten einde de dumping op te heffen die werd vastgesteld voor Kanzaki Paper Manufacturing Co. Ltd, Mitsubishi Paper Mills Ltd en Tomoegawa Paper Co. Ltd. Voor Jujo Paper Co. Ltd, ten aanzien waarvan geen dumping werd vastgesteld, dient geen anti-dumpingrecht te worden geheven.

    (17) Met betrekking tot de andere ondernemingen bevestigt de Raad, om de in overweging 49 van Verordening (EEG) nr. 2805/91 genoemde redenen en overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88, dat het aan deze ondernemingen opgelegde recht gebaseerd dient te zijn op de beschikbare feitelijke gegevens.

    (18) De Commissie heeft geconstateerd dat de invoerprijzen voortdurend dalen en acht een ad-valorem anti-dumpingrecht derhalve ongeschikt om de aan de communautaire industrie toegebrachte schade op te heffen. De Raad is het daarmee eens en concludeert dat een specifiek recht, berekend en toegepast op basis van het gewicht, beter aan het gestelde doeleinde beantwoordt.

    (19) Het anti-dumpingrecht voor het betrokken produkt bedraagt derhalve 1 275,15 ecu per ton (nettogewicht), behalve voor de produkten die zijn vervaardigd door de hierna genoemde ondernemingen, waarvoor het volgende anti-dumpingrecht geldt:

    - Kanzaki Paper Manufacturing Co. Ltd: 211,55 ecu per ton (nettogewicht);

    - Mitsubishi Paper Mills Ltd: 395,00 ecu per ton (nettogewicht);

    - Tomoegawa Paper Co. Ltd: 563,75 ecu per ton (nettogewicht).

    Op de door Jujo Paper Co. Ltd vervaardigde produkten worden geen anti-dumpingrechten geheven.

    H. Verbintenis

    (20) Eén Japanse producent, Tomoegawa Paper Co. Ltd, heeft een verbintenis aangeboden die aanvaardbaar wordt geacht. Deze verbintenis zal de prijs van de betrokken produkten zodanig verhogen dat de door de Commissie vastgestelde dumping wordt opgeheven.

    Na overleg met de Lid-Staten werd deze verbintenis door de Commissie aanvaard bij Besluit 92/177/EEG (6).

    I. Inning van het voorlopige recht

    (21) Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de aan de communautaire industrie toegebrachte schade, acht de Raad het noodzakelijk dat de bedragen, waarvoor voor alle ondernemingen zekerheid is gesteld uit hoofde van het voorlopige anti-dumpingrecht, definitief worden geïnd tot het bedrag van het opgelegde definitieve recht,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Hierbij wordt een definitief anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van faxpapier van oorsprong uit Japan, vallende onder de GN-codes:

    - ex 3703 10 00 (Taric-code 3703 10 00*10),

    - ex 3703 90 90 (Taric-code 3703 90 90*10),

    - ex 4809 90 00 (Taric-code 4809 90 00*10),

    - ex 4810 11 90 (Taric-code 4810 11 90*10),

    - ex 4811 90 10 (Taric-code 4811 90 10*10),

    - ex 4811 90 90 (Taric-code 4811 90 90*10),

    - ex 4823 59 10 (Taric-code 4823 59 10*10),

    - ex 4823 59 90 (Taric-code 4823 59 90*10).

    2. Het anti-dumpingrecht voor het in lid 1 bedoelde produkt bedraagt 1 275,15 ecu per ton (nettogewicht) (aanvullende Taric-code 8602), behalve wanneer het vervaardigd is door de hierna genoemde ondernemingen ten aanzien waarvan het volgende anti-dumpingrecht wordt vastgesteld:

    - Kanzaki Paper Manufacturing Co. Ltd, Tokyo (aanvullende Taric-code 8598): 211,55 ecu per ton (nettogewicht);

    - Mitsubishi Paper Mills Ltd, Tokyo (aanvullende Taric-code 8599): 395,00 ecu per ton (nettogewicht).

    3. Er wordt geen anti-dumpingrecht geheven van produkten vervaardigd door Jujo Paper Co. Ltd, Tokyo (aanvullende Taric-code 8601) of Tomoegawa Paper Co. Ltd (aanvullende Taric-code 8600).

    4. De ter zake van de douanerechten geldende bepalingen zijn van toepassing.

    Artikel 2

    De bedragen waarvoor zekerheid is gesteld uit hoofde van het voorlopige anti-dumpingrecht ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2805/91, worden definitief geïnd ten belope van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van het definitieve recht zoals dat in artikel 1, lid 2, is vastgesteld.

    De gestelde zekerheid die deze bedragen overschrijdt, wordt vrijgegeven.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 16 maart 1992. Voor de Raad

    De Voorzitter

    Jorge BRAGA DE MACEDO

    (1) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1. (2) PB nr. L 270 van 26. 9. 1991, blz. 15. (3) PB nr. L 11 van 17. 1. 1992, blz. 33. (4) PB nr. C 16 van 24. 1. 1991, blz. 3. (5) PB nr. C 334 van 28. 12. 1991, blz. 7. (6) Zie bladzijde 22 van dit Publikatieblad.

    Top