This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31992R0615
Commission Regulation (EEC) No 615/92 of 10 March 1992 laying down detailed rules for a support system for producers of soya beans, rape seed, colza seed and sunflower seed
VERORDENING (EEG) Nr. 615/92 VAN DE COMMISSIE van 10 maart 1992 ter uitvoering van de steunregeling voor producenten van sojabonen, raapzaad, koolzaad en zonnebloemzaad
VERORDENING (EEG) Nr. 615/92 VAN DE COMMISSIE van 10 maart 1992 ter uitvoering van de steunregeling voor producenten van sojabonen, raapzaad, koolzaad en zonnebloemzaad
PB L 67 van 12.3.1992, p. 11–25
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
No longer in force, Date of end of validity: 06/08/1992; opgeheven door 392R2294
VERORDENING (EEG) Nr. 615/92 VAN DE COMMISSIE van 10 maart 1992 ter uitvoering van de steunregeling voor producenten van sojabonen, raapzaad, koolzaad en zonnebloemzaad -
Publicatieblad Nr. L 067 van 12/03/1992 blz. 0011 - 0025
VERORDENING (EEG) Nr. 615/92 VAN DE COMMISSIE van 10 maart 1992 ter uitvoering van de steunregeling voor producenten van sojabonen, raapzaad, koolzaad en zonnebloemzaad DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 3766/91 van de Raad van 12 december 1991 inzake een steunregeling voor de producenten van sojabonen, kool- en raapzaad en zonnebloemzaad (1), en met name op artikel 4, lid 8, artikel 7, lid 2, artikel 8, en artikel 9, lid 2, Gelet op Verordening (EEG) nr. 1676/85 van de Raad van 11 juli 1985 inzake de waarde van de rekeneenheid en de omrekeningskoersen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten worden toegepast (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2205/90 (3), en met name op artikel 5, lid 3, Overwegende dat het, in verband met de bij Verordening (EEG) nr. 3766/91 ingestelde nieuwe regeling inzake directe betalingen voor producenten van sojabonen, raap- en koolzaad en zonnebloemzaad, raadzaam is de plantesoorten die door de producenten moeten worden ingezaaid om aanspraak te kunnen maken op de directe betalingen te definiëren onder opgave van hun benaming volgens de taxonomische indeling volgens Linnaeus; Overwegende dat producenten van als hoofdgewas verbouwde sojabonen, raap- en koolzaad en zonnebloemzaad in aanmerking komen voor een directe betaling welke bestaat uit een voorschot en een saldo, en producenten van als tussenteelt verbouwde sojabonen voor één enkele directe betaling; dat nadere bepalingen dienen te worden vastgesteld inzake de indiening van de desbetreffende aanvragen, de verschillende door de producenten in te dienen aangiften en de uitkering van de directe betalingen; Overwegende dat, om te voorkomen dat het oliehoudende-zadenareaal toeneemt, voor directe betalingen alleen producenten in aanmerking mogen worden genomen die ten minste een bepaalde minimumoppervlakte overeenkomstig de op plaatselijk niveau erkende normen inzaaien in uit klimatologisch en agronomisch oogpunt geschikte regio's; Overwegende dat, in overeenstemming met het steeds op kwaliteitsverbetering gerichte beleid van de Gemeenschap, directe betalingen alleen mogen worden toegekend aan producenten van kool- en raapzaad die voor de inzaai uitsluitend zaad van bepaalde rassen en kwaliteiten gebruiken; Overwegende dat, ter voorkoming van speculatieve teelt van sojabonen als tussenteelt en met het oog op de controles moet worden bepaald dat producenten van deze sojabonen slechts dan op directe betalingen aanspraak kunnen maken als zij het voornemen om het gewas in te zaaien te kennen geven overeenkomstig artikel 4, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 3766/91, en achteraf de ingezaaide oppervlakte bevestigen; Overwegende dat om fraude ten nadele van de begroting van de Gemeenschap te voorkomen een stringent systeem van administratieve en fysieke controles, aansluitend op waarschijnlijkheidscontroles, moet worden ingevoerd; Overwegende dat in het kader van een regeling waarbij bedragen direct aan de producenten worden uitbetaald specifieke maatregelen moeten worden vastgesteld ten aanzien van ongegronde of ondeugdelijke aanvragen, waarvoor anders ten onrechte begrotingsmiddelen van de Gemeenschap zouden worden toegekend; dat het dienstig is een systeem van sancties vast te stellen dat de producenten ervan kan weerhouden ongegronde of frauduleuze aanvragen in te dienen en dat kan zorgen voor een correcte en uniforme toepassing van de nieuwe regeling in de gehele Gemeenschap; Overwegende dat moet worden bepaald dat de Lid-Staten aan de Commissie tijdig moeten rapporteren over de tenuitvoerlegging van deze regeling; Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de belangen van de producenten die oliehoudende zaden hebben ingezaaid vóór de datum van inwerkingtreding van de nieuwe regeling; Overwegende dat het Comité van beheer voor oliën en vetten geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: HOOFDSTUK I Algemeen Artikel 1 1. Deze verordening bevat nadere bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3766/91 vanaf het verkoopseizoen 1992/1993. 2. In deze verordening wordt verstaan onder: a) "akkerland": akkerland in de zin van artikel 4, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3766/91; b) "producenten": producenten in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3766/91; c) "sojabonen": het oliehoudend zaad van de soort Glycine max (L.) Merrill; d) "raapzaad en koolzaad": het oliehoudend zaad van de soorten Brassica napus L. (Partim) en Brassica rapa (syn. B. campestris) L. var. silvestris (lam) Briggs, gewoonlijk aangeduid met "oliehoudend raapzaad" of "oliehoudend koolzaad"; e) "zonnebloemzaad": het oliehoudend zaad van de soort Helianthus annuus L.; f) "directe betaling": een overdracht van financiële middelen van de bevoegde instantie van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het produktiebedrijf is gelegen, aan de producent. Artikel 2 1. De directe betalingen die aan producenten van als hoofdteelt verbouwde oliehoudende zaden worden uitgekeerd door de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het produktiebedrijf is gelegen, bestaan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3766/91, uit twee elementen: a) een voorschot, ten bedrage van maximaal 50 % van het voorlopig regionaal referentiebedrag, b) het saldo, gelijk aan het verschil tussen het voorschot en het definitief regionaal referentiebedrag. 2. Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening worden de in deze verordening bedoelde betalingen aan de producenten uitgekeerd zonder enige korting. HOOFDSTUK II Voorwaarden om voor de directe betalingen in aanmerking te komen Artikel 3 1. De producenten kunnen op de in artikel 2 bedoelde directe betalingen slechts aanspraak maken voor oppervlakten akkerland i) in uit klimatologisch en agronomisch oogpunt geschikte regio's of delen van regio's die door de Lid-Staat zijn aangewezen; ii) a) waarvoor een aanvraag is ingediend die betrekking heeft op alle oppervlakten die met het oliehoudend zaad zijn ingezaaid en die in totaal ten minste 0,3 ha groot zijn, en b) waarvan de individuele ingezaaide oppervlakten ten minste de grootte hebben waarvan de Lid-Staat aan de Commissie heeft medegedeeld dat zijn bevoegde instantie ze effectief kan controleren; iii) waarvan elke individuele ingezaaide oppervlakte volledig met sojabonen, raapzaad, koolzaad of zonnebloemzaad is ingezaaid, waarbij alle plaatselijke erkende normen in acht zijn genomen; iv) waarvoor bij de bevoegde instantie een aanvraag om een betaling is ingediend binnen de termijn die voor de betrokken zaadsoort en regio, of, indien nodig, voor de betrokken zaadsoort en administratieve eenheid, is vastgesteld door de Lid-Staat, die daarbij de in bijlage I vastgestelde termijnen in acht dient te nemen, en v) waarvoor de producent het voornemen te kennen heeft gegeven het gewas wanneer het oogstrijp is voor het zaad te oogsten. 2. De aanvraag bevat ten minste de in bijlage II voorgeschreven gegevens, alsmede de bevestiging dat de producent aan de in lid 1 vermelde voorwaarden heeft voldaan. De producenten kunnen hun aanvragen zonder verlies van rechten wijzigen tot op de uiterste datum voor het indienen van de aanvragen die voor de betrokken zaadsoort en regio door de Lid-Staat is vastgesteld, op voorwaarde dat de wijziging bij de bevoegde instantie wordt ingediend vóórdat met betrekking tot de aanvraag een controle ter plaatse is verricht. Deze bepaling is niet van toepassing ten aanzien van de bevestiging van de inzaai van sojabonen als tussenteelt. Artikel 4 Wanneer de bevoegde instantie er op grond van de in bijlage VIII bedoelde administratieve controles van overtuigd is dat de in artikel 3 vermelde voorwaarden zijn vervuld, wordt aan de producent zo spoedig mogelijk, en, onverminderd het bepaalde in artikel 13, leden 2 en 3, uiterlijk op 30 september 1992, een voorschot als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a), uitgekeerd. Artikel 5 De producenten kunnen op het saldo slechts aanspraak maken als zij, nadat zij hun gehele areaal van een bepaalde soort oliehoudend zaad waarvoor een aanvraag als bedoeld in artikel 3 is ingediend, hebben afgeoogst, bij de betrokken bevoegde instantie een oogstaangifte met ten minste de in bijlage III voorgeschreven gegevens hebben ingediend binnen de termijn die voor de betrokken zaadsoort en regio of, indien nodig, voor een administratieve eenheid, is vastgesteld door de Lid-Staat, die daarbij de in bijlage I vastgestelde termijnen in acht dient te nemen. Artikel 6 1. Raapzaad- en koolzaadproducenten kunnen op de directe betalingen slechts aanspraak maken als zij voor de inzaai gebruik hebben gemaakt van a) gecertificeerd zaaizaad van een in bijlage IV vermeld ras; b) zaaizaad dat voldoet aan het bepaalde in bijlage V en dat het produkt is van een gewas dat is verkregen door de inzaai van gecertificeerd zaaizaad van een in bijlage IV vermeld ras op hetzelfde bedrijf; c) zaaizaad van een ander dan de in bijlage IV vermelde rassen, dat voldoet aan de eisen van bijlage VI en waarvoor met een erkende eerste koper vóór de inzaai een teeltcontract is gesloten met het oog op het voortbrengen van een gewas waarvan het zaad bestemd is voor nader gespecificeerde niet-voedingsdoeleinden of voor het inzaaien van een dergelijk gewas, of d) zaaizaad van een ander dan de in bijlage IV vermelde rassen, dat vóór de inzaai is geregistreerd voor inspectie en controle met het oog op het voortbrengen van een gewas waarvan het zaad bestemd is om te worden gebruikt als kwekerszaad, pre-basiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaaizaad, dan wel voor onderzoek- of proefdoeleinden om uit te maken of het ras aan de rassenlijst van een Lid-Staat kan worden toegevoegd. 2. Voor aanvragen voor zaaizaad dat voldoet aan het bepaalde in lid 1, onder b), nemen de Lid-Staten vóór 1 juli 1992 de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat vóór de inzaai kan worden vastgesteld of dit zaad aan de eisen van bijlage V voldoet. Artikel 7 Producenten die sojabonen als tussenteelt inzaaien na 30 mei 1992, maar vóór 15 juli 1992, hebben recht op, in plaats van de betalingen als bedoeld in artikel 2, één enkele betaling, uit te keren binnen de in artikel 8 bepaalde termijn. Om voor deze betaling in aanmerking te komen, moeten de producenten voldoen aan de in de artikelen 1, 3 en 5 vastgestelde voorwaarden. Bij wijze van uitzondering geldt voor producenten die sojabonen als tussenteelt verbouwen, dat de steunaanvraag als bedoeld in artikel 3 moet bestaan uit twee delen: i) een uiterlijk op 30 mei 1992 in te dienen aanvraag waarin het voornemen te kennen wordt gegeven om een gewas in te zaaien; ii) een uiterlijk op 15 juli 1992 in te dienen bevestiging dat het gewas is ingezaaid. De bevestiging bevat met name de verklaring dat de met sojabonen als tussenteelt ingezaaide oppervlakte niet groter is dan in de uiterlijk op 30 mei 1992 in te dienen aanvraag is opgegeven. De twee delen samen bevatten ten minste de in bijlage II voorgeschreven gegevens. Artikel 8 Onverminderd het bepaalde in artikel 13, leden 2 en 3, betalen de Lid-Staten de saldi uiterlijk 60 dagen na de bekendmaking van de definitieve regionale referentiebedragen in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen uit aan de producenten die recht hebben op de steun. HOOFDSTUK III Statistische gegevens Artikel 9 1. De Lid-Staten verstrekken de Commissie voor elke betrokken regio en soort oliehoudend zaad, de in bijlage VII bedoelde informatie binnen de daarin vastgestelde termijn. 2. Wanneer een regio uit niet aan elkaar grenzende gebieden bestaat, wordt de op grond van lid 1 te verstrekken informatie medegedeeld voor alle niet aan elkaar grenzende gebieden afzonderlijk. HOOFDSTUK IV Controle Artikel 10 De Lid-Staten verrichten voor elke soort oliehoudend zaad en elke regio een waarschijnlijkheidscontrole inzake de aangegeven oppervlakten - aan de hand van een systematische toetsing aan de beschikbare desbetreffende historische gegevens, - en, indien deze toetsing geen uitsluitsel geeft, door middel van statistisch onderzoek ter plaatse of door middel van teledetectie. Artikel 11 1. De Lid-Staten verrichten een fysieke controle om na te gaan of het gewas effectief wordt geteeld en, indien mogelijk, of het voor de betalingen in aanmerking komt. Deze controles hebben betrekking op ten minste 5 % van de aanvragen per regio en omvatten hetzij controles ter plaatse, hetzij controles door middel van teledetectie. Voor regio's of delen van een regio waarvoor bij de toepassing van het bepaalde in artikel 10 een aanzienlijke toeneming van het aantal producenten of van de aangegeven oppervlakte is geconstateerd, hebben de controles betrekking op ten minste 10 % van de aanvragen. 2. Bij de controles verifieert de bevoegde instantie voor elke in de aanvraag vermelde ingezaaide oppervlakte met name a) of die oppervlakte kan worden beschouwd als akkerland in de zin van artikel 1, lid 2, onder a). Bij de toepassing van dit voorschrift kunnen de Lid-Staten van voor de overheid beschikbare gegevens inzake de totale bebouwde oppervlakte van elk bedrijf gebruik maken om de aangifte van de producenten inzake de bebouwde oppervlakten te verifiëren; b) de soort oliehoudend zaad (sojabonen, raapzaad, koolzaad of zonnebloemzaad), de gemeten oppervlakte en de toestand van het gewas; c) voor raapzaad of koolzaad, of het ingezaaide zaad beantwoordt aan een of meer van de in artikel 6 vermelde voorwaarden. Als bewijs gelden in dit verband met name de etiketten van de zaaizaadzakken, uitkomsten van laboratoriumanalyses en gegevens van teeltcontracten of zaaizaadcontracten. 3. De Lid-Staten vergewissen zich ervan dat de controles representatief zijn voor elke regio en dat de kans dat voor een aanvraag een controle wordt verricht, recht evenredig is aan de volgens de aangifte met het oliehoudend zaad ingezaaide oppervlakte. 4. Als de Lid-Staat voor de in lid 2 bedoelde controles gebruik maakt van teledetectie moet ter zake de volgende methode worden gevolgd: - keuze van een steekproef van de te verifiëren aangiften, met ten minste de in lid 1 bepaalde omvang; - interpretatie van foto's of andere beelden aan de hand waarvan het plantendek voor de oogst in 1989/1990, 1990/1991 en 1992/1993 kan worden geïdentificeerd en de grootte van alle te controleren oppervlakten kan worden geraamd; - controle ter plaatse, door de bevoegde instanties, van alle aanvragen waarvoor de foto's voor die instanties niet aantonen dat de aangifte juist is. Met het oog op toetsing van de betrouwbaarheid van het systeem moet bovendien nog eens 10 % van de aanvragen die deel uitmaken van de steekproef en die door middel van teledetectie zijn gecontroleerd, door middel van controles ter plaatse worden geverifieerd. 5. Voor de werkzaamheden in het kader van het bepaalde in lid 4, tweede streepje, voor 1992/1993, kan de Gemeenschap financiële bijstand verlenen op voorwaarde dat deze werkzaamheden worden gepland in overleg met de Commissie. 6. Ingeval bij controles ter plaatse significante onregelmatigheden aan het licht komen voor meer dan 10 % van de gecontroleerde aanvragen in de betrokken regio of het betrokken deel van een regio, verricht de Lid-Staat aanvullende controles en stelt hij de Commissie daarvan in kennis. In al die gevallen verhoogt de Lid-Staat het gecontroleerde percentage aanvragen voor de betrokken regio of het betrokken deel van een regio het daaropvolgende jaar tot ten minste 10 %. Artikel 12 1. De bevoegde instantie voert ter toetsing van de oogstaangifte controles ter plaatse uit om na te gaan i) of te bestemder plekke de in de aanvraag vermelde hoeveelheid oliehoudend zaad aanwezig is. Daarbij moet met alle geschikte middelen worden nagegaan hoe groot de voorraad is en wie er de eigenaar van is; ii) of, in geval het oliehoudend zaad is verkocht, de nodige deugdelijke facturen aanwezig zijn en de desbetreffende betalingen zijn verricht. Deze controles ter plaatse hebben betrekking op ten minste 5 % van de in de betrokken regio ingediende saldo-aanvragen. Dit percentage mag proportioneel worden verlaagd voor elk procentpunt aanvragen dat extra is gecontroleerd ten opzichte van de minimumsteekproef van 5 % aanvragen waarvoor door de Lid-Staat de in artikel 11, lid 1, bedoelde fysieke controles zijn verricht, tot een maximum van drie procentpunten. 2. Ingeval bij controles significante onregelmatigheden aan het licht komen voor meer dan 10 % van de gecontroleerde aangiften in de betrokken regio of het betrokken deel van een regio, verricht de Lid-Staat aanvullende controles en stelt hij de Commissie daarvan in kennis. In al die gevallen verhoogt de Lid-Staat het gecontroleerde percentage aanvragen voor de betrokken regio of het betrokken deel van een regio het daaropvolgende jaar tot ten minste 10 %. Artikel 13 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 10 tot en met 12 zorgen de Lid-Staten ervoor dat voor alle aanvragen om directe betalingen administratieve controles worden verricht, met name op de in de bijlagen VIII en IX aangegeven punten. 2. Wanneer bij de in lid 1 bedoelde controles belangrijke twijfel rijst over de deugdelijkheid of de juistheid van de aanvraag wordt, tenzij er duidelijk een vergissing in het spel is, geen betaling uitgekeerd totdat de aanvraag bij controle ter plaatse deugdelijk of juist is gebleken. 3. Indien, na afloop van de in lid 1 bedoelde controles, in verband met uitzonderlijke omstandigheden twijfel rijst over de vraag of de producent nog steeds in aanmerking komt voor de directe betalingen, wordt voor de betrokken aanvraag geen enkel bedrag meer uitgekeerd zolang niet vaststaat dat de aanvraag nog altijd gegrond is. Artikel 14 1. Indien de aanvraag voor een directe betaling of de oogstaangifte niet binnen de door de Lid-Staat overeenkomstig de artikelen 3 en 5 vastgestelde termijn is ingediend, verbeurt de producent, behoudens overmacht, het recht op een gecumuleerd en geleidelijk toenemend gedeelte van de directe betalingen. Producenten van als hoofdteelt verbouwde oliehoudende zaden verbeuren per dag vertraging het recht op 1 % van het voorlopig of van het definitief regionaal referentiebedrag. Producenten van als tussenteelt verbouwde sojabonen verbeuren per dag vertraging het recht op 1 % van het steunbedrag. In dit verband wordt elke vertraging in aanmerking genomen voor elk van beide documenten, waarbij geldt dat wanneer de vertraging meer dan 30 dagen per document bedraagt, de aanvraag, behoudens in het in lid 2 bedoelde geval, ongeldig wordt, en voor de betrokken oppervlakte in 1992/1993 geen steun meer wordt toegekend. Deze bepaling geldt niet ten aanzien van de bevestiging van de inzaai van sojabonen als tussenteelt. 2. Indien de oogstaangifte niet binnen de in lid 1 vermelde termijn van 30 dagen wordt ingediend, verbeurt de producent, behoudens overmacht, na afloop van een periode van 60 dagen na de door de Lid-Staat overeenkomstig artikel 5 vastgestelde uiterste datum voor de indiening van de oogstaangifte voor de betrokken soort oliehoudend zaad en de betrokken regio, het recht op alle directe betalingen, en moet hij reeds ontvangen voorschotten teruggeven. Indien de producent evenwel binnen de termijn van 60 dagen kan aantonen dat een oogst heeft plaatsgevonden, mag hij reeds ontvangen voorschotten behouden, doch maximaal ten belope van een bedrag dat gelijk is aan het definitief regionaal referentiebedrag, verminderd met het voor de betrokken aanvraag verbeurde totale bedrag. 3. Indien blijkt dat de als ingezaaid aangegeven oppervlakte i) meer dan 10 % of meer dan 5 ha groter is dan de totale ingezaaide oppervlakte, verbeurt de producent het recht op de directe betalingen en moet hij reeds ontvangen voorschotten teruggeven; ii) niet meer dan 10 % en niet meer dan 5 ha groter is dan de totale ingezaaide oppervlakte, wordt voor de aanvraag een nieuwe berekening opgesteld waarbij wordt uitgegaan van de bij de controle geconstateerde ingezaaide oppervlakte, verminderd met tweemaal het procentuele verschil ten opzichte van de aangegeven oppervlakte. Correcties die in totaal niet meer dan 0,1 ha bedragen mogen daarbij achterwege blijven; iii) kleiner is dan de ingezaaide oppervlakte, wordt voor de aanvraag de kleinste van de twee oppervlakten aangehouden. 4. Indien blijkt dat i) meer dan 5 % of meer dan 5 ha van de grond waarvoor de aanvraag is ingediend, geen akkerland is, verbeurt de producent het recht op de directe betalingen en moet hij reeds ontvangen voorschotten teruggeven; ii) niet meer dan 5 % en niet meer dan 5 ha van de grond waarvoor de aanvraag is ingediend, geen akkerland is, wordt voor de aanvraag een nieuwe berekening opgesteld, waarbij wordt uitgegaan van de oppervlakte die voor de betaling in aanmerking zou komen, verminderd met tweemaal het procentuele verschil ten opzichte van de aangegeven oppervlakte. 5. Indien blijkt dat het ingezaaide raapzaad of koolzaad niet beantwoordde aan het bepaalde in artikel 6, verbeurt de producent het recht op de directe betalingen en moet hij het reeds ontvangen voorschot teruggeven. 6. Wanneer een producent het reeds ontvangen voorschot moet teruggeven, moet hij bovendien een rente betalen, berekend op basis van de periode tussen de datum waarop het voorschot is betaald en de datum van teruggave. De Lid-Staten bepalen het daarbij toe te passen rentepercentage op basis van de interbancaire rente die geldt op de laatste werkdag van de maand waarin het voorschot aan de aanvragers is betaald, verhoogd met twee punten. 7. Wanneer een producent op grond van het bepaalde in lid 2, lid 3, onder i), lid 4), onder i), of lid 5, en hetzij omdat de aanvraag overeenkomstig het recht van de Lid-Staat wordt aangemerkt als een poging tot fraude ten nadele van de begroting van de Gemeenschap, hetzij omdat herhaalde overtreding van de bepalingen van deze verordening is geconstateerd, volledig van het recht op de directe betalingen wordt uitgesloten en met name alle voorschotten moet teruggeven, verliest hij voor het volgende jaar het recht op alle oppervlaktegebonden steun van het EOGFL, afdeling Garantie, voor een oppervlakte die gelijk is aan die waarop de afgewezen aanvraag betrekking had. 8. Wanneer een producent op grond van lid 7 wordt uitgesloten van de betalingen voor een bepaalde oppervlakte nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen om, wanneer tijdens de periode van uitsluiting voor de betrokken oppervlakte door een andere producent een betaling wordt aangevraagd, de juiste toedracht te onderzoeken. Een dergelijke aanvraag komt slechts in aanmerking als de bevoegde instantie ervan overtuigd is dat ze niet met speculatieve bedoelingen is ingediend om voor de betrokken producent de uitsluiting van betalingen te omzeilen. 9. In alle overige gevallen waarin blijkt dat een producent niet aan het bepaalde in deze verordening voldoet, kan de Lid-Staat hem, al naar gelang van de aard en de ernst van het geval hetzij geheel, hetzij ten dele van de directe betalingen uitsluiten, en, indien nodig, reeds betaalde bedragen terugvorderen. Artikel 15 Van elke controle ter plaatse als bedoeld in de artikelen 11 en 12 wordt een verslag opgesteld. Daarin worden met name vermeld: i) de reden van de controle; ii) het aantal gecontroleerde oppervlakten of inrichtingen; iii) de gemeten omvang van de oppervlakten of voorraden; iv) in voorkomend geval, de staat van het gewas of de voorraden; v) de voor het meten van de oppervlakten of voorraden toegepaste methode; vi) voor koolzaad of raapzaad, de bevestiging dat het ingezaaide zaad voldoet aan het bepaalde in artikel 6; vii) alle uitkomsten op grond waarvan de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft, moet worden verminderd of de producent gedeeltelijk of geheel van de betalingen moet worden uitgesloten. Artikel 16 De Lid-Staten zorgen voor een adequate, hogere frequentie van de andere dan de in artikel 13, lid 1, bedoelde administratieve controles in het kader van deze verordening, voor aanvragen van producenten die eerder van een van de directe betalingen zijn uitgesloten of wier aangegeven opbrengsten per hectare aanzienlijk lager liggen dan het gemiddelde voor de betrokken zaadsoort en het betrokken jaar in het desbetreffende deel van een regio. Artikel 17 De Lid-Staten stellen de voor de toepassing van deze verordening nodige bijkomende maatregelen vast, en verrichten met name controles aan de hand van documenten en bijkomende verificaties wanneer producenten meer dan één aanvraag per jaar indienen of voor een bepaalde oppervlakte per jaar meer dan één aanvraag wordt ingediend. Te dien einde worden de gegevens van de aanvragen voor de directe betalingen opgenomen in computerbestanden, indien dit mogelijk en rendabel is. De Lid-Staten verlenen elkaar de nodige bijstand voor de controles in het kader van deze verordening. HOOFDSTUK V Slotbepalingen Artikel 18 1. De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van alle ter toepassing van deze verordening vastgestelde maatregelen. De Lid-Staten zenden de Commissie uiterlijk op 1 juli 1992 een verslag over de ter voorbereiding van de uitvoering van het nieuwe systeem genomen maatregelen en verder, vóór 31 mei 1993, een volledig verslag over de toepassing van deze verordening. 2. De Lid-Staten brengen aan de Commissie naar behoren verslag uit over de resultaten van het toegepaste controleprogramma voor elke soort oliehoudend zaad. Artikel 19 1. De landbouwomrekeningskoers die in aanmerking dient te worden genomen voor het bepalen van het definitief regionaal referentiebedrag, is de op 1 juli 1992 geldende koers. 2. De landbouwomrekeningskoers die wordt gehanteerd voor het bepalen van het voorschot, is - voor betalingen op of na 1 juli 1992, de in lid 1 vermelde koers; - voor betalingen vóór 1 juli 1992, de op 1 juli 1992 geldende koers. In geval van twijfel mag de Lid-Staat de koers toepassen die geldt op de uiterste datum voor de indiening van de aanvragen voor de betrokken regio of de koers op de dag van indiening van de aanvraag. Artikel 20 1. Bij wijze van uitzondering kunnen de bevoegde instanties voor aanvragen met betrekking tot sojabonen, raap- of koolzaad en zonnebloemzaad, dat is ingezaaid vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening het systeem van directe betalingen toepassen zonder rekening te houden met - artikel 1, lid 2, onder a), - artikel 3, lid 1, onder i), ii) en iii), - artikel 6. 2. Bij wijze van uitzondering kunnen de bevoegde instanties voor aanvragen met betrekking tot raap- of koolzaad dat is ingezaaid na de datum van inwerkingtreding van deze verordening en dat in het verkoopseizoen 1992/1993 wordt geoogst, het systeem van directe betalingen toepassen zonder rekening te houden met het bepaalde in artikel 6. Artikel 21 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 10 maart 1992. Voor de Commissie Ray MAC SHARRY Lid van de Commissie (1) PB nr. L 356 van 24. 12. 1991, blz. 17. (2) PB nr. L 164 van 24. 6. 1985, blz. 1. (3) PB nr. L 201 van 31. 7. 1990, blz. 9. BIJLAGE I TERMIJNEN VOOR HET INDIENEN VAN DOCUMENTEN Uiterste datum voor het indienen van aanvragen Uiterste datum voor het indienen van oogstaangiften Sojabonen Hoofdteelt 30. 5. 1992 30. 11. 1992 Tussenteelt 30. 5. 1992 30. 11. 1992 Raapzaad en koolzaad Ingezaaid in najaar 30. 5. 1992 31. 10. 1992 Ingezaaid in voorjaar 30. 5. 1992 31. 10. 1992 Zonnebloemzaad Ingezaaid in najaar 30. 5. 1992 30. 11. 1992 Ingezaaid in voorjaar 30. 5. 1992 30. 11. 1992 Uiterste datum voor indiening van de bevestiging van inzaai van soja als tussenteelt: 15 juli 1992. BIJLAGE II IN DE AANVRAGEN VOOR DIRECTE BETALINGEN TE VERSTREKKEN MINIMUMGEGEVENS Identificatiegegevens betreffende de producent - naam en voornaam, - correspondentieadres, - adres van het bedrijf, indien verschillend van correspondentieadres, - handtekening, - referentienummer en bankrekeningnummer, indien nodig en beschikbaar. Gegevens voor de identificatie van het gewas - ingezaaide soort oliehoudend zaad en einddatum van de inzaai, - ras en kwaliteit van het zaaizaad, indien van toepassing, - ingezaaide hoeveelheid zaad. Gegevens voor de identificatie van de in aanmerking te nemen grond a) totale oppervlakte akkerland van het bedrijf, af te oogsten in 1989/1990 en 1990/1991; of b) referentienummer, als de onder a) gevraagde gegevens reeds bij de bevoegde instantie zijn ingediend; en c) totale in 1992/1993 af te oogsten met het oliehoudend zaad ingezaaide oppervlakte akkerland; d) voor ieder perceel waarop het oliehoudend zaad is ingezaaid om in het seizoen 1992/1993 te worden geoogst: i) elementen waarmee het perceel nauwkeurig kan worden geïdentificeerd, bij voorbeeld de juiste kadastrale omschrijving, adequate geografische documenten of luchtfoto's; ii) de binnen elk perceel met het oliehoudend zaad ingezaaide oppervlakte, in hectare en are of in hectare en tienden van een ha; iii) indien het perceel niet volledig met oliehoudend zaad is ingezaaid, een kaart met de juiste ligging van de betrokken oppervlakten in het perceel; iv) een vermelding om in voorkomend geval aan te geven dat het om geïrrigeerde grond gaat; v) wanneer het een tussenteelt betreft, de aard van het vorige gewas. Verklaringen - dat het zaad is ingezaaid; - dat het gewas volgens de normale landbouwpraktijk zal worden verbouwd en dat het, wanneer het oogstrijp is, zal worden geoogst voor het zaad; - dat de ingezaaide oppervlakte na de indiening van de aanvraag voor een directe betaling niet opnieuw zal worden ingezaaid met het oog op de volgende oogst, tenzij wanneer het gewas niet is aangeslagen en daarom opnieuw wordt ingezaaid; - dat de bevoegde instantie op elk redelijk tijdstip onbeperkt toegang zal krijgen tot het bedrijf en de ingezaaide oppervlakten van de producent om de voorraad zaaizaad, het gewas of de oogst te inspecteren; - dat de producent de bevoegde instantie het voorschot zal teruggeven indien deze daarom verzoekt; - dat de producent voldoet aan alle door de Lid-Staat vastgestelde voorschriften met betrekking tot de aanvraag; - dat de met het oliehoudend zaad ingezaaide oppervlakten akkerland zijn. Documenten ter staving Teeltplan of -contract voor de oogst 1992/1993. BIJLAGE III IN DE OOGSTAANGIFTE TE VERMELDEN MINIMUMGEGEVENS Identificatiegegevens betreffende de producent - naam en voornaam, - referentienummer van de aanvraag om een directe betaling, - handtekening, - correspondentieadres, indien veranderd. Gegevens ter identificatie van het gewas - geoogste soort oliehoudend zaad, - totale produktie, - totale afgeoogste oppervlakte. Verklaringen - dat het gewas is geoogst, - of het gewas, of een deel ervan, nog eigendom is van de producent, dan wel reeds is verkocht, - plaats en omvang van de voorraden die nog eigendom zijn van de producent, - dat alle verkoopbewijzen zullen worden bewaard. BIJLAGE IV RASSEN DIE VOOR STEUN IN AANMERKING KOMEN IN GEVAL VAN INZAAI IN DE OP 30 MEI 1992 AFLOPENDE OVERGANGSPERIODE Accord Activ Adonis Akela Alexis Alfa Amadeus Amanda Andol Andromeda Anima Anka Anouk Antares Anton Apache Arabella Arcol Arenal Ariana Arista Arktus Arvor Askari Astor Atlas Atol Aurora Azol Aztec Baraska Barcoli Barnapoli Barsica Basalte Bawn Belinda Bienvenu Binera Bingo Bishop Blonda Bonar Boxer Bravo Nova Brink Bristol Bro Broad Leaf Essex Brutor Buko Callypso Canard Capricorn Carmen Caron Cauca Ceres César Chicon Cobalt Cobol Cobra Colking 4 Collo Comet Concord Conny Consul Corail Corvette Crack Crail Creol Cresor Cristal Crop Darien Darmor Derby Diadem Diana Dinas Donna Doral Doublol Dragon Drakkar Dubla Duetol Duplo Durmelander Elvira Emerald English Giant Envol Eol Erglu Erra Eurol Evita Falcon Féroce Florida Forte Furax Furax Nova Futura Galaxy Gaola Gaspard Global Gloria Golda Gorta Granit Gulliver Gundula Hanko Hanna Helios Herkules Hobson Honk Hungry Gap Husky Idol Inca Iris Jaguar Jaspe Jet Neuf Jumbo Kabel Karat Kardinal Kentan Kentan Nova Kometa Korina Kornith Kova Kreta Kutiba Lair Ledark Ledos Leilander Leonessa Leopard Lesira Liberator Liberia Liborius Librabella Librador Libraska Libravo Libritta Lictor Limerick Lincoln Lindora Line Lineker Linetta Lingot Link Liporta Liquanta Liquita Lirabella Lirabon Liradonna Liragruen Lirajet Lirakotta Lirakus Lirama Lirapid Liraspa Lirastern Liratop Lirawell Lirektor Lisandra Lisonne Liropa Lisora Lucia Madora Malpa Malwira Maras Marex Mari Maris Haplana Martina Masora Matador Maxol Medea Midas Mikado Mistela Moneta Navafria Nevasca Niklas Nimbus Nokonova Nubi Nura Nurator Nutiva Ocra Odin Olimpiade Olivia Olymp Optima Orbis Orly Oro Pactol Paladin Palle Paloma Palù Panter Parapluie Paula Perko PVH Perla Petranova Piocha Pluto Primander Primax Primo Printol Puma Quartz Quinta Rafal Rally Ramon Rapora Rasant Rekord Rex Roc Rocket Romea Rondo Rudo Sabine Sabrina Samourai Santana Saphir Sapphire Saturn Score Selecta Senta Septimo Silva Silvia Silex Smeraldo Sollux Soto Span Sparta Spok Sputnik Star Starlight Stego Susana Synra Tandem Tanto Tapidor Tarok Tiger Tilo Titan Topas Tor Torch Torrazzo Tower Trobal Turbo Tyrol Valuas Vega Velox Vigor Viva Vivol Vol Willi Windal Winfred Wotan Yaspe Zaffiro Zeus Rassen waarvan is gebleken dat ze normaal een gewas opleveren met een glucosinolaatgehalte van ten hoogste 25 ìmol per gram zaad, bij een vochtgehalte van 9 %, en die voor steun in aanmerking komen indien ze na 30 mei 1992 worden ingezaaid Accord Activ Alfa Amadeus Amanda Andol Anima Anka Apache Arabella Arcol Ariana Arista Astor Atol Aurora Aztec Basalte Binera Bingo Bristol Callypso Capricorn Carmen Ceres Cesar Cobalt Cobol Cobra Colking 4 Collo Conny Consul Corvette Creol Darmor Derby Diadem Diana Donna Doublol Dragon Drakkar Dubla Duetol Envol Eol Eurol Evita Falcon Forte Galaxy Global Golda Granit Hanna Helios Honk Idol Inca Iris Jaguar Jaspe Jumbo Kabel Karat Kardinal Kometa Kova Kreta Liberator Liberia Liborius Librador Libraska Libravo Lictor Limerick Lincoln Lineker Link Lirabon Liradonna Lirajet Lirapid Liraspa Liratop Lirawell Lirektor Liropa Lisandra Lisonne Lisora Madora Mari Maxol Moneta Nimbus Nubi Odin Olymp Optima Orly Pactol Palle Paloma Paula Printol Puma Quartz Rally Rasant Rocket Sabrina Samourai Santana Score Senta Silex Silvia Spok Sputnik Star Starlight Susana Tanto Tapidor Tarok Tiger Topas Tor Tyrol Vega Vivol Wotan Zeus (1) PB nr. L 239 van 28. 9. 1968, blz. 2. (2) PB nr. L 266 van 28. 9. 1983, blz. 1. BIJLAGE V SPECIFICATIE WAARAAN HET ZAAIZAAD MOET VOLDOEN Minimumkwaliteitscriterium voor zaaizaad dat is verkregen uit een gewas waarvoor gecertificeerd zaaizaad van een ras van bijlage IV is ingezaaid op hetzelfde bedrijf, bepaald door analyse van een representatief monster dat door een gemachtigde van de bevoegde nationale instantie is genomen volgens de methodes van de bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 1470/68 van de Commissie (1). Met name een glucosinolaatgehalte kleiner dan of gelijk aan 18,0 ìmol per gram zaad, bij een vochtgehalte van 9 %, bepaald volgens de methode van bijlage VIII bij Verordening (EEG) nr. 1470/68 of de methode van artikel 32 van Verordening (EEG) nr. 2681/83 van de Commissie (2). BIJLAGE VI SPECIFICATIE VOOR RAAP- EN KOOLZAAD VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK Erucazuurgehalte groter dan of gelijk aan 40 % van het totale vetzuurgehalte. BIJLAGE VII a) Binnen 30 dagen na de uiterste datum voor het indienen van de aanvraag om een directe betaling voor de betrokken zaadsoort en regio: i) een indicatie inzake het totale aantal ingediende aanvragen; ii) een indicatie inzake de totale oppervlakte waarop deze aanvragen betrekking hebben. b) Binnen 45 dagen na de uiterste datum voor het indienen van de aanvraag om een directe betaling voor de betrokken zaadsoort en regio: i) het totale aantal ingediende aanvragen; ii) de totale oppervlakte waarop deze aanvragen betrekking hebben. c) Binnen 135 dagen na de uiterste datum voor het indienen van de aanvraag om een directe betaling voor de betrokken zaadsoort en regio: i) het totale aantal aanvragen waarvoor het voorschot is betaald; ii) de totale oppervlakte waarop deze voorschotten betrekking hebben. d) Binnen 45 dagen na de uiterste datum voor het indienen van de oogstaangifte als vermeld in bijlage I voor de betrokken zaadsoort en regio: i) het totale aantal aanvragen waarvoor de betaling is aangevraagd; ii) de totale oppervlakte en de totale produktie waarop deze betalingen betrekking hebben. e) Binnen 30 dagen na de datum voor de uitkering van de saldi voor de betrokken zaadsoort: i) het totale aantal aanvragen waarvoor het saldo is uitbetaald; ii) de totale oppervlakte waarop deze betalingen betrekking hebben; iii) in voorkomend geval, een bijgestelde raming van de totale produktie. BIJLAGE VIII i) Bevestiging dat de aanvraag volledig is en correct is ingevuld en door de producent is ondertekend. ii) Bevestiging dat de aanvraag bij de bevoegde instantie is ingediend binnen de in artikel 3 vastgestelde termijn. iii) Bevestiging dat de individuele aanvraag waarschijnlijk juist is wat betreft de oppervlakte waarvoor een directe betaling wordt aangevraagd en de gebruikte hoeveelheid zaaizaad. Bij de waarschijnlijkheidscontrole mag de Lid-Staat uitgaan van alle relevante gegevens waarvan hij kennis mag nemen. BIJLAGE IX De bevoegde instantie mag het saldo slechts uitkeren als is bevestigd dat: i) de aanvraag volledig en deugdelijk is ingevuld en ondertekend door de producent, ii) de aanvraag uitgaat van een producent die niet van het recht op het saldo is uitgesloten, iii) de aanvraag bij de bevoegde instantie is ingediend binnen de in bijlage I vermelde termijn, iv) de aanvraag waarschijnlijk juist is wat de erin vermelde opbrengst voor de betrokken oppervlakte betreft. Bij de waarschijnlijkheidscontrole mag de Lid-Staat uitgaan van alle relevante gegevens waarvan hij kennis mag nemen.