EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31991L0683

Richtlijn 91/683/EEG van de Raad van 19 december 1991 tot wijziging van Richtlijn 77/93/EEG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de Lid­Staten van voor planten of voor plantaardige produkten schadelijke organismen

PB L 376 van 31.12.1991, p. 29–37 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/07/2000

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1991/683/oj

31991L0683

Richtlijn 91/683/EEG van de Raad van 19 december 1991 tot wijziging van Richtlijn 77/93/EEG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de Lid­Staten van voor planten of voor plantaardige produkten schadelijke organismen

Publicatieblad Nr. L 376 van 31/12/1991 blz. 0029 - 0037
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 40 blz. 0017
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 40 blz. 0017


RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 19 december 1991

tot wijziging van Richtlijn 77/93/EEG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de Lid-Staten van voor planten of voor plantaardige produkten schadelijke organismen

(91/683/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Raad bij Richtlijn 77/93/EEG (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/27/EEG (5), beschermende maatregelen heeft vastgesteld tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de Lid-Staten van voor planten of voor plantaardige produkten schadelijke organismen; dat de bescherming van gewassen tegen dergelijke organismen beslist noodzakelijk is om de produktiviteit in de landbouw te verhogen, hetgeen één van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is;

Overwegende dat de voltooiing van de interne markt tegen eind 1992 tot gevolg heeft dat de bij Richtlijn 77/93/EEG vastgestelde communautaire regeling op fytosanitair gebied vanaf dat tijdstip voor de Gemeenschap als voor één grondgebied zonder binnengrenzen zal gelden; dat het bovendien dienstig is om gebieden waar bepaalde schadelijke organismen niet voorkomen, te beschermen, ongeacht waar zij in de Gemeenschap gelegen zijn; dat bijgevolg de werkingssfeer van de regeling niet langer tot het handelsverkeer tussen de Lid-Staten en derde landen beperkt mag blijven, maar tot het handelsverkeer binnen de Lid-Staten moet worden uitgebreid;

Overwegende dat in beginsel alle gebieden in de Gemeenschap in dezelfde mate tegen schadelijke organismen moeten worden beschermd; dat daarbij echter rekening moet worden gehouden met de ecologische verschillen en met de verspreiding van bepaalde schadelijke organismen; dat er derhalve "beschermde gebieden" moeten worden vastgesteld, waar bijzondere ziekterisico's voor de planten bestaan, en dat er aan deze beschermde gebieden bijzondere bescherming moet worden geboden onder met de interne markt verenigbare voorwaarden;

Overwegende dat, voor een doeltreffendere toepassing van de communautaire fytosanitaire regeling in de interne markt, voor fytosanitaire controles andere beschikbare beambten dan die van de officiële planteziektenkundige diensten van de Lid-Staten moeten kunnen worden ingezet, wier opleiding door de Gemeenschap zal worden gecooerdineerd en financieel gesteund;

Overwegende dat voor de toepassing van de communautaire fytosanitaire regeling in een Gemeenschap zonder binnengrenzen en voor de invoering van beschermde gebieden de bepalingen die in de bijlagen bij Richtlijn 77/93/EEG zijn vastgesteld, moeten worden herzien, met name op de grondslag van een realistischere inschatting van de risico's die communautaire produkten voor de gezondheid van de planten meebrengen, ten einde deze naar voor communautaire produkten, enerzijds, en voor uit derde landen ingevoerde produkten, anderzijds, geldende bepalingen te rangschikken en om de schadelijke organismen te identificeren die voor bepaalde beschermde gebieden relevant zijn; dat bij die herziening voor een vereenvoudiging van de bijlagen moet worden zorg gedragen, met name door daarin niet langer schadelijke organismen te vermelden die in een gedeelte van de Gemeenschap voorkomen, en door tevens de daarmee samenhangende voorschriften te schrappen;

Overwegende dat een deel van die herzieningswerkzaamheden aan de Commissie dient te worden toevertrouwd, die door het bij Besluit 76/894/EEG (6) ingestelde Permanent Planteziektenkundig Comité wordt bijgestaan;

Overwegende dat het in het kader van de interne markt mogelijk moet zijn om op de in de Lid-Staat van verzending uitgevoerde fytosanitaire controles te vertrouwen; dat derhalve voor dergelijke controles meer gedetailleerde en meer uniforme regels moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat de plaats van produktie het geschiktst is om fytosanitaire controles te verrichten; dat voor communautaire produkten dergelijke controles derhalve aldaar moeten worden uitgevoerd en mede alle relevante planten en plantaardige produkten die daar worden geteeld, geproduceerd of gebruikt dan wel anderszins aanwezig zijn, alsmede het groeimedium dat daar wordt gebruikt, moeten omvatten; dat om een dergelijk controlesysteem doeltreffend te doen functioneren alle producenten officieel moeten worden geregistreerd;

Overwegende dat, als de uitslag van de controles bevredigend is, in plaats van het fytosanitaire certificaat dat in het internationale handelsverkeer wordt gebruikt, een bepaald, aan het type produkt aangepast merkteken ("plantenpaspoort") op het produkt moeten worden aangebracht, ten einde te garanderen dat het in de gehele Gemeenschap of in die delen ervan waarin het mag worden toegelaten, vrij in het verkeer kan zijn;

Overwegende dat moet worden vastgesteld welke officiële maatregelen er dienen te worden getroffen indien de uitslag van de controles niet bevredigend is;

Overwegende dat, om de naleving van de communautaire fytosanitaire regeling in het kader van de interne markt te garanderen, er een stelsel van officiële controles in de handelsstadia moet worden ingevoerd; dat dit stelsel in de gehele Gemeenschap zo betrouwbaar en zo uniform mogelijk moet zijn, doch specifieke controles aan de grenzen tussen de Lid-Staten moet uitsluiten;

Overwegende dat, zodra de voltooiing van de interne markt haar beslag heeft gekregen, de fytosanitaire controles op produkten uit derde landen in beginsel bij het voor de eerste maal binnenbrengen in de Gemeenschap moeten worden verricht; dat, als de uitslag van de controles bevredigend is, aan de produkten uit derde landen een plantenpaspoort moet worden afgegeven om te garanderen dat zij zich op dezelfde wijze als de communautaire produkten vrij in het verkeer kunnen bevinden;

Overwegende dat, ten einde in de door de voltooiing van de interne markt gecreëerde nieuwe situatie de noodzakelijke waarborgen te kunnen bieden, de nationale en de communautaire infrastructuur voor fytosanitaire inspecties aan de buitengrenzen van de Gemeenschap moet worden versterkt, waarbij in het bijzonder aandacht wordt geschonken aan die Lid-Staten waar, gezien de geografische ligging, schadelijke organismen in de Gemeenschap kunnen worden binnengebracht; dat de Commissie zal voorstellen hiertoe de nodige kredieten in de communautaire begroting op te nemen;

Overwegende dat, om de doeltreffendheid van de communautaire fytosanitaire regeling in het kader van de interne markt te verbeteren, de taken van de ambtenaren die belast zijn met fytosanitaire inspecties in de Lid-Staten moeten worden geharmoniseerd; dat de Commissie derhalve vóór 1 januari 1993 een communautaire fytosanitaire gedragscode zal opstellen;

Overwegende dat het de Lid-Staten niet langer mogelijk moet zijn voor planten of plantaardige produkten die van oorsprong uit andere Lid-Staten op hun grondgebied worden binnengebracht, bijzondere fytosanitaire bepalingen vast te stellen; dat alle fytosanitaire bepalingen voor planten en plantaardige produkten op communautair niveau moeten worden vastgesteld; dat artikel 18, lid 2, van Richtlijn 77/93/EEG derhalve moet komen te vervallen en, ter verkrijging van een grotere samenhang tussen die richtlijn en andere communautaire bepalingen op het gebied van fytosanitaire eisen, door een vereenvoudigde procedure moet worden vervangen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 77/93/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. de titel wordt als volgt gelezen:

"Richtlijn van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige produkten schadelijke organismen";

2.

aan artikel 1 worden de volgende leden toegevoegd:

"5. Met ingang van 1 januari 1993 heeft deze richtlijn ook betrekking op de beschermende maatregelen tegen de verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap via het verkeer van planten of plantaardige produkten binnen een Lid-Staat.

6. Iedere Lid-Staat gaat over tot instelling of aanwijzing van één centrale instantie die, onder toezicht van de nationale regering, belast is met de cooerdinatie van fytosanitaire aangelegenheden en met de desbetreffende contacten. Daartoe wordt bij voorkeur de officiële organisatie ter bescherming van planten aangewezen, die uit hoofde van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten is ingesteld. Deze instantie, alsmede iedere latere verandering met betrekking daartoe, wordt aan de andere Lid-Staten en de Commissie bekendgemaakt.";

3.

in artikel 2, lid 1, wordt punt f) vervangen door de volgende punten:

"f) plantenpaspoort: een officieel label dat bewijst dat aan de fytosanitaire normen en de bijzondere eisen die bij deze richtlijn zijn vastgesteld, is voldaan en daartoe:

- op communautair niveau voor verschillende soorten planten of plantaardige produkten is gestandaardiseerd, en

- is opgesteld door de verantwoordelijke officiële instantie van een Lid-Staat en afgegeven overeenkomstig de toepassingsbepalingen betreffende de bijzonderheden van de procedure voor de afgifte van plantenpaspoorten.

Voor specifieke soorten produkten kunnen volgens de procedure van artikel 16 bis bepaalde andere officiële merktekens dan het label worden vastgesteld.

De standaardisatie geschiedt volgens dezelfde procedure. In het kader van deze standaardisatie worden verschillende merktekens vastgesteld voor plantenpaspoorten die, overeenkomstig artikel 10, lid 1, tweede alinea, niet voor alle delen van de Gemeenschap geldig zijn.

g)

De verantwoordelijke officiële instanties van een Lid-Staat zijn:

a) de officiële organisatie(s) ter bescherming van planten van een Lid-Staat, als bedoeld in artikel 1, lid 6, of

b)

een overheidsinstantie, die

- hetzij op nationaal niveau is ingesteld,

- hetzij - onder toezicht van de nationale autoriteiten, binnen door de grondwet van de betrokken Lid-Staat vastgestelde grenzen - op regionaal niveau is ingesteld.

De in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde instanties kunnen, overeenkomstig de nationale wetgeving, hun in deze richtlijn bedoelde taken die onder hun gezag en toezicht moeten worden verricht, overdragen aan een publiek- of privaatrechtelijk rechtspersoon die, krachtens zijn officieel goedgekeurde statuten, uitsluitend belast is met specifieke taken van openbaar belang, op voorwaarde dat deze rechtspersoon en de leden daarvan geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregelen die zij nemen.

De Lid-Staten zorgen voor een nauwe samenwerking van de in de eerste alinea, onder b), bedoelde instanties met de onder a), bedoelde instanties.

Bovendien kan, overeenkomstig de procedure van artikel 16 bis, een andere namens de in de eerste alinea, onder a), bedoelde instantie(s) ingestelde rechtspersoon die onder het gezag en toezicht van een dergelijke instantie handelt, worden erkend, op voorwaarde dat deze rechtspersoon geen enkel persoonlijk voordeel trekt uit het resultaat van de maatregelen die hij neemt.

De in artikel 1, lid 6, bedoelde centrale instantie stelt de Commissie in kennis van de verantwoordelijke officiële instanties van de betrokken Lid-Staat. De Commissie zendt deze informatie toe aan de andere Lid-Staten.";

4.

aan artikel 2, lid 1, wordt de volgende tekst toegevoegd:

"h) beschermd gebied: een gebied in de Gemeenschap waarin:

- één of meer van de in deze richtlijn vermelde schadelijke organismen die in een of meer delen van de Gemeenschap worden aangetroffen, niet endemisch zijn noch vóórkomen, hoewel de omstandigheden daar voor de ontwikkeling daarvan gunstig zijn,

- of het gevaar bestaat dat bepaalde schadelijke organismen als gevolg van de ecologisch gunstige omstandigheden voor bijzondere culturen, worden aangetroffen hoewel deze organismen niet endemisch zijn, noch in de Gemeenschap vóórkomen,

en dat, omdat het aan de in het eerste en het tweede streepje vastgestelde voorwaarden voldoet, en, in het in het eerste streepje bedoelde geval, op verzoek van de betrokken Lid-Staat/Lid-Staten, volgens de procedure van artikel 16 bis als zodanig is erkend. Voorwaarde hiervoor is wel dat voor dat doel geschikt onderzoek, dat onder toezicht van de in artikel 19 bis bedoelde deskundigen volgens de procedure van dat artikel is verricht, niet het tegendeel heeft bewezen. Het onderzoek met betrekking tot het in het tweede streepje genoemde geval is facultatief.

Als in een gebied aangetroffen schadelijk organisme wordt beschouwd het schadelijk organisme waarvan bekend is dat het aldaar voorkomt en waartegen ter uitroeiing ervan geen officiële maatregelen zijn genomen of waartegen dergelijke maatregelen tijdens een periode van ten minste twee opeenvolgende jaren ondoeltreffend zijn gebleken.

De betrokken Lid-Staat of Lid-Staten organiseren, wat het in het eerste streepje bedoelde geval betreft, op een regelmatige en systematische basis officiële onderzoeken naar de aanwezigheid van organismen ten aanzien waarvan het beschermde gebied erkend is. Iedere vondst van een dergelijk organisme wordt onmiddellijk aan de Commissie ter kennis gebracht. Het daaraan verbonden risico wordt geëvalueerd door het Permanent Planteziektenkundig Comité en de passende maatregelen worden volgens de procedure van artikel 16 bis vastgesteld.

De bijzonderheden van de in de eerste en de derde alinea bedoelde onderzoeken kunnen overeenkomstig dezelfde procedure, en rekening houdend met deugdelijke wetenschappelijke en statistische beginselen, worden opgesteld.

De resultaten van de bedoelde onderzoeken worden ter kennis van de Commissie gebracht. De Commissie zendt deze informatie toe aan de andere Lid-Staten.

De Commissie legt vóór 1 januari 1998 een verslag aan de Raad voor over de werking van de regeling "beschermde gebieden", eventueel vergezeld van alle passende voorstellen.

i)

officiële constatering of maatregel: een constatering die is gedaan of een maatregel die is genomen onverminderd artikel 19 bis,

- door vertegenwoordigers van de officiële planteziektenkundige dienst van een Lid-Staat of door onder hun verantwoordelijkheid handelende andere ambtenaren, in geval van constateringen of maatregelen die verband houden met de afgifte van de in artikel 7, lid 1, of artikel 8, lid 2, genoemde certificaten, of

- in alle andere gevallen, door dergelijke vertegenwoordigers of ambtenaren, dan wel door gekwalificeerde beambten in dienst van één van de in punt f) hierboven omschreven verantwoordelijke officiële instanties van een Lid-Staat, op voorwaarde dat dergelijke beambten geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregelen die zij treffen, en aan minimumnormen inzake kwalificatie voldoen.

De Lid-Staten dragen er zorg voor dat hun ambtenaren en gekwalificeerde beambten de nodige kwalificaties hebben voor een correcte werking van deze richtlijn. Voor deze kwalificaties kunnen volgens de procedure van artikel 16 bis richtsnoeren worden vastgesteld.

De Commissie stelt in het kader van het Permanent Planteziektenkundig Comité communautaire programma's op, op de toepassing waarvan zij toezicht uitoefent betreffende de aanvullende opleiding van de hierboven bedoelde ambtenaren en gekwalificeerde beambten, ten einde de op nationaal niveau verworven kennis en opgedane ervaring op het niveau van de voornoemde kwalificaties te brengen. Zij draagt bij in de financiering van deze aanvullende opleiding en stelt voor, de hiertoe noodzakelijke kredieten in de communautaire begroting op te nemen.";

5.

in artikel 3 worden de leden 4, 5, 6 en 7 als volgt gelezen:

"4. De Lid-Staten schrijven voor dat de leden 1 en 2 met ingang van 1 januari 1993 ook van toepassing zijn op de verspreiding van de betrokken schadelijke organismen via wegen die verband houden met het verkeer van planten, plantaardige produkten of andere materialen binnen het grondgebied van een Lid-Staat.

5. De Lid-Staten schrijven voor dat vanaf dezelfde datum

a) de in bijlagen I, deel B, genoemde schadelijke organismen,

b)

de in bijlage II, deel B, genoemde planten en plantaardige produkten, indien deze door de in die rubriek genoemde relevante schadelijke organismen zijn aangetast

niet in de desbetreffende beschermde gebieden mogen worden binnengebracht of verspreid.

6. Volgens de procedure van artikel 16 bis worden

a) de in de bijlagen I en II genoemde schadelijke organismen als volgt ingedeeld:

- organismen waarvan niet bekend is of zij in enig deel van de Gemeenschap worden aangetroffen en die voor de gehele Gemeenschap relevant zijn; deze worden opgenomen in bijlage I, deel A, rubriek I, respectievelijk bijlage II, deel A, rubriek I;

- organismen waarvan bekend is dat zij in de gehele Gemeenschap worden aangetroffen maar waarvan de aanwezigheid endemisch noch geconstateerd is en die voor de gehele Gemeenschap relevant zijn; deze worden opgenomen in bijlage I, deel A, rubriek II, respectievelijk bijlage II, deel A, rubriek II;

- andere organismen; deze worden opgenomen in bijlage I, deel B, respectievelijk bijlage II, deel B, samen met het beschermde gebied waarvoor zij relevant zijn;

b)

schadelijke organismen waarvan de aanwezigheid in één of meer delen van de Gemeenschap endemisch of geconstateerd is, worden geschrapt, behalve die welke bedoeld zijn in punt a), tweede en derde streepje;

c)

de titels van de bijlagen I en II en de verschillende delen en rubrieken daarvan worden aan het hiervóór bepaalde aangepast.

7. Volgens de procedure van artikel 16 bis kan worden besloten dat de Lid-Staten dienen voor te schrijven dat het binnenbrengen op en de verspreiding binnen hun grondgebied van bepaalde, al dan niet geïsoleerde organismen die als schadelijk voor planten of plantaardige produkten worden beschouwd, doch niet in de bijlagen I en II zijn opgenomen, wordt verboden of dat daarvoor een bijzondere vergunning is vereist waarvoor de voorwaarden volgens genoemde procedure worden vastgesteld.

Deze bepaling is ook van toepassing op dergelijke organismen indien zij niet onder Richtlijn 90/220/ EEG (*) of onder andere, meer specifieke communautaire voorschriften inzake genetisch gemodificeerde organismen vallen.

(*) PB nr. L 117 van 8. 5. 1990, blz. 15.";

6.

artikel 4, lid 2, punt a), wordt als volgt gelezen:

"a) De Lid-Staten schrijven voor dat met ingang van 1 januari 1993 de in bijlage III, deel B, genoemde planten, plantaardige produkten of andere materialen niet in de betrokken beschermde gebieden op hun grondgebied mogen worden binnengebracht.";

7. aan artikel 4 worden de volgende leden toegevoegd:

"3. Bijlage III wordt volgens de procedure van artikel 16 bis zodanig herzien dat in deel A de planten, plantaardige produkten en andere materialen worden vermeld die voor alle delen van de Gemeenschap fytosanitaire risico's opleveren en in deel B de planten, plantaardige produkten en andere materialen die slechts voor beschermde gebieden fytosanitaire risico's opleveren. De beschermde gebieden worden in die bijlage respectievelijk gespecificeerd.

4. Met ingang van 1 januari 1993 is lid 1 niet meer op planten, plantaardige produkten en andere materialen van oorsprong uit de Gemeenschap van toepassing en vervalt lid 2, onder b).";

8.

in artikel 5 wordt de tweede zin van lid 1 geschrapt;

9.

artikel 5, lid 2, wordt als volgt gelezen:

"2. De Lid-Staten schrijven voor dat, met ingang van 1 januari 1993, de in bijlage IV, deel B, genoemde planten, plantaardige produkten of andere materialen slechts dan in de beschermde gebieden mogen worden binnengebracht en aldaar in het verkeer mogen zijn, indien is voldaan aan de bijzondere eisen die in dat deel van de bijlage worden vermeld.";

10.

aan artikel 5 worden de volgende leden toegevoegd:

"3. Bijlage IV wordt aan de hand van de in artikel 3, lid 6, vastgestelde criteria volgens de procedure van artikel 16 bis herzien.

4. De Lid-Staten schrijven voor dat, met ingang van 1 januari 1993, het bepaalde in lid 1 ook van toepassing is op het verkeer van planten, plantaardige produkten of andere materialen binnen het grondgebied van een Lid-Staat, zulks evenwel onverminderd artikel 6, lid 6.";

11.

in artikel 6, lid 1, wordt na "bijlage V", de vermelding "deel A," ingevoegd;

12.

in artikel 6 wordt het volgende lid ingevoegd:

"1 bis. Zodra de maatregelen bedoeld in artikel 3, lid 6, punt a), en in artikel 5, lid 3, zijn vastgesteld, is lid 1 slechts van toepassing ten aanzien van bijlage I, deel A, rubriek II, bijlage II, deel A, rubriek II, en bijlage IV, deel A, rubriek II. Indien tijdens het overeenkomstig deze bepaling verrichte onderzoek in bijlage I, deel A, rubriek I, of bijlage II, deel A, rubriek I, opgenomen schadelijke organismen worden ontdekt, wordt niet geacht dat aan de voorwaarden van artikel 10 is voldaan.";

13.

in artikel 6, lid 2, wordt in plaats van de woorden "artikel 3, leden 5, 6 of 7", gelezen "artikel 3, leden 4, 5 en 7";

14.

aan artikel 6 worden de volgende leden toegevoegd:

"4. Met ingang van 1 januari 1993, en onverminderd het bepaalde in lid 6, zijn de leden 1, 2 en 3 eveneens van toepassing op het verkeer in planten, plantaardige produkten of andere materialen binnen het grondgebied van een Lid-Staat. Met betrekking tot de in bijlage I, deel B, of bijlage II, deel B, genoemde schadelijke organismen en de in bijlage IV, deel B, genoemde bijzondere eisen zijn de leden 1, 2 en 3 niet van toepassing op het verkeer van planten, plantaardige produkten of andere materialen dat plaatsvindt via een beschermd gebied of daarbuiten.

Het officiële onderzoek als bedoeld in de leden 1, 2 en 3, wordt overeenkomstig de volgende bepalingen verricht:

a) het moet betrekking hebben op alle relevante planten of plantaardige produkten die de producent teelt, produceert of gebruikt of die anderszins op zijn bedrijf aanwezig zijn, alsmede op het gebruikte groeimedium;

b)

het moet worden verricht op het bedrijf, bij voorkeur op de plaats van produktie;

c)

het moet regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, op daartoe geschikte tijdstippen worden verricht, en ten minste door middel van visuele waarneming, onverminderd de in bijlage IV genoemde bijzondere eisen; de verdere werkzaamheden kunnen plaatsvinden wanneer zulks overeenkomstig lid 7 is voorgeschreven.

Iedere producent bij wie op grond van de leden 1 tot en met 4 het in de tweede alinea bedoelde officiële onderzoek moet worden verricht, wordt in een officieel register opgenomen onder een registratienummer dat zijn identificatie mogelijk maakt. De Commissie heeft desgevraagd toegang tot de aldus opgestelde officiële registers.

De producent is onderworpen aan bepaalde overeenkomstig lid 7 vastgestelde verplichtingen. In het bijzonder stelt hij de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken Lid-Staat onverwijld in kennis van het op atypische wijze voorkomen van schadelijke organismen of symptomen of andere abnormale feiten in verband met planten.

5. Met ingang van 1 januari 1993 schrijven de Lid-Staten voor dat de producenten van bepaalde niet in bijlage V, deel A, vermelde planten, plantaardige produkten of andere materialen, gespecificeerd overeenkomstig lid 7, of de in het produktiegebied gelegen gemeenschappelijke opslagplaatsen of verzendingscentra eveneens in een officieel register op plaatselijk, regionaal of nationaal niveau worden ingeschreven overeenkomstig lid 4, laatste alinea. Het in lid 4, tweede alinea, bedoelde onderzoek kan te allen tijde bij hen worden uitgevoerd.

Overeenkomstig lid 7 kan voor bepaalde planten, plantaardige produkten of andere materialen, met inachtneming van de aard van de voorwaarden betreffende produktie en afzet, een systeem worden ingesteld waarmee, zo mogelijk, tot hun oorsprong kan worden teruggegaan.

6. De Lid-Staten kunnen, indien er geen verspreiding van schadelijke organismen te vrezen is, voorschrijven:

- dat de in de leden 4 en 5 bedoelde inschrijving niet geldt voor de kleine producenten of verwerkende bedrijven wier totale produktie en verkoop van de relevante planten, plantaardige produkten of andere materialen uitsluitend bestemd is voor eindverbruik voor personen op de plaatselijke markt die niet uit hoofde van hun beroep bij de produktie van planten zijn betrokken (plaatselijk verkeer), of

- dat het in de leden 4 en 5 voorgeschreven officiële onderzoek niet geldt voor het plaatselijke verkeer van planten, plantaardige produkten of andere materialen, geproduceerd door aldus vrijgestelde personen.

De bepalingen van deze richtlijn betreffende het plaatselijk verkeer worden vóór 1 januari 1998 door de Raad opnieuw bezien op voorstel van de Commissie in het licht van de opgedane ervaring.

7. Volgens de procedure van artikel 16 bis worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld met betrekking tot:

- minder strenge voorwaarden betreffende het verkeer van planten, plantaardige produkten of andere materialen binnen een beschermd gebied, dat voor genoemde planten, plantaardige produkten of andere materialen ten aanzien van één of meer schadelijke organismen is vastgesteld,

- garanties voor het verkeer van planten, plantaardige produkten of andere materialen via een beschermd gebied, dat voor genoemde planten, plantaardige produkten of andere materialen ten aanzien van één of meer schadelijke organismen is vastgesteld,

- de frequentie en het tijdstip van het officiële onderzoek, met inbegrip van de verdere werkzaamheden bedoeld in lid 4, tweede alinea, onder c),

- de verplichtingen waaraan de ingeschreven producenten zijn onderworpen, als bedoeld in lid 4, derde alinea,

- de specificatie van de produkten als bedoeld in lid 5, alsmede de produkten waarvoor het in lid 5 bedoelde systeem wordt overwogen,

- andere vereisten met betrekking tot de in lid 6 bedoelde vrijstellingen, in het bijzonder wat betreft de begrippen "kleine producenten" en "plaatselijke markt" en de daaraan verbonden procedures.

14)

8. Volgens de procedure van artikel 16 bis kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de inschrijvingsprocedure en het inschrijvingsnummer, als bedoeld in lid 4, derde alinea.

9. De Lid-Staten mogen de leden 4, 5 en 6 vóór 1 januari 1993 toepassen, hetzij volledig, hetzij voor bepaalde gebieden of ten aanzien van bepaalde groepen planten of plantaardige produkten.

In dat geval delen zij de Commissie en de andere Lid-Staten onverwijld de bepalingen mee die zij daartoe hebben vastgesteld.";

15.

in artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 1, wordt telkens na "bijlage V", de vermelding "deel A," ingevoegd;

16.

na artikel 9 worden de volgende artikelen ingevoegd:

"Artikel 10

1. Wanneer op grond van het in artikel 6, leden 1, 2 en 3, voorgeschreven en overeenkomstig artikel 6, lid 4, verrichte onderzoek is aangetoond dat aan de daarin genoemde eisen is voldaan, wordt, met ingang van 1 januari 1993, in plaats van het in de artikelen 7 en 8 bedoelde gezondheidscertificaat, een plantenpaspoort afgegeven, overeenkomstig de bepalingen die uit hoofde van lid 4 kunnen worden aangenomen.

Wanneer het onderzoek geen betrekking heeft op eisen die voor de beschermde gebieden relevant zijn of wanneer wordt aangenomen dat aan die eisen niet is voldaan, is het afgegeven plantenpaspoort niet geldig voor genoemde gebieden en moet het paspoort het op grond van artikel 2, lid 1, onder f), voor dergelijke gevallen vastgestelde merkteken hebben.

2. a) Met ingang van 1 januari 1993 mogen de in bijlage V, deel A, rubriek I, genoemde planten, plantaardige produkten of andere materialen in de Gemeenschap slechts in het verkeer zijn, het plaatselijke verkeer in de zin van artikel 6, lid 6, uitgezonderd, indien op de planten, de plantaardige produkten of de andere materialen, dan wel op de verpakkingen waarin of de vervoermiddelen waarmee zij worden vervoerd, een plantenpaspoort is aangebracht dat voor het betrokken gebied geldig is en dat overeenkomstig lid 1 is afgegeven.

b) Met ingang van 1 januari 1993 mogen de in bijlage V, deel A, rubriek II, genoemde planten, plantaardige produkten of andere materialen slechts in een welbepaald beschermd gebied worden binnengebracht of daar in omloop zijn, indien op de planten, plantaardige produkten of andere materialen, dan wel op de verpakkingen waarin of de vervoermiddelen waarmee zij worden vervoerd, een plantenpaspoort is aangebracht dat voor dit gebied geldig is en dat overeenkomstig lid 1 is afgegeven. Indien aan de in artikel 6, lid 7, bedoelde voorwaarden voor het vervoer via de beschermde gebieden is voldaan, is dit lid niet van toepassing.

3. Een plantenpaspoort kan naderhand en overal in de Gemeenschap door een ander plantenpaspoort worden vervangen overeenkomstig de volgende bepalingen:

- een plantenpaspoort mag alleen worden vervangen wanneer hetzij een partij wordt opgesplitst, hetzij verscheidene partijen of delen daarvan worden samengevoegd, hetzij wanneer, onverminderd de bijzondere voorwaarden in bijlage IV, het fytosanitaire statuut van partijen wordt gewijzigd, hetzij in andere volgens lid 4 gespecificeerde gevallen;

- de vervanging kan alleen geschieden op verzoek van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, of het nu om een producent gaat of niet, die conform de van overeenkomstige toepassing zijnde bepalingen van artikel 6, lid 4, derde alinea, in een officieel register is ingeschreven;

- het vervangende plantenpaspoort mag alleen worden opgesteld door de verantwoordelijke officiële instantie van het gebied waarin het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend zich bevindt en uitsluitend indien de identiteit van het betrokken produkt kan worden gegarandeerd en kan worden gewaarborgd dat er zich sedert de verzending door de producent geen risico op infectie door in de bijlagen I en II opgenomen schadelijke organismen heeft voorgedaan;

- de vervangingsprocedure moet in overeenstemming zijn met de volgens lid 4 aan te nemen bepalingen;

- het vervangende plantenpaspoort moet een volgens lid 4 gespecificeerd speciaal merkteken bevatten, waarop het nummer moet zijn vermeld van de oorspronkelijke producent of, in geval van wijziging van het fytosanitaire statuut, van de handelaar die verantwoordelijk is voor deze wijziging.

4. Volgens de procedure van artikel 16 bis kunnen uitvoeringsbepalingen worden aangenomen met betrekking tot:

- de nadere regels voor de procedure voor de afgifte van plantenpaspoorten, als bedoeld in lid 1;

- de voorwaarden waaronder een plantenpaspoort mag worden vervangen, als bedoeld in lid 3, eerste streepje;

- de nadere regels voor de procedure met betrekking tot het vervangende plantenpaspoort, als bedoeld in lid 3, derde streepje;

- het voor het vervangende plantenpaspoort vereiste speciale merkteken, als bedoeld in lid 3, vijfde streepje.

5. De Lid-Staten die artikel 6, lid 9, inroepen, kunnen overeenkomstig lid 1 vóór 1 januari 1993 plantenpaspoorten afgeven, onverminderd de bepalingen betreffende de afgifte van planteziektenkundige gezondheidscertificaten.

Artikel 10 bis

1. Wanneer het op grond van het in artikel 6, leden 1, 2 en 3, voorgeschreven en overeenkomstig artikel 6, lid 4, verrichte onderzoek niet de conclusie toelaat dat aan de aldaar genoemde eisen is voldaan, mag onverminderd het bepaalde in lid 2, geen plantenpaspoort worden afgegeven.

2. Wanneer in voorkomende gevallen uit de uitslag van het betrokken onderzoek blijkt dat een deel van de planten of plantaardige produkten die door de producent worden geteeld, geproduceerd of gebruikt, of die anderszins op zijn bedrijf aanwezig zijn dan wel een deel van het op het bedrijf gebruikte groeimedium, geen enkel gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen kunnen opleveren, is voor dat deel lid 1 niet van toepassing.

3. In de gevallen waarin lid 1 van toepassing is, worden voor de betrokken planten, plantaardige produkten of groeimedia naar gelang van het geval één of meer van de volgende officiële maatregelen getroffen:

- passende behandeling, gevolgd door afgifte van het passende plantenpaspoort overeenkomstig artikel 10, indien aangenomen wordt dat ingevolge de behandeling aan de voorwaarden is voldaan,

- toelating voor verkeer, onder officieel toezicht, naar gebieden, waar zij geen bijkomend risico opleveren,

- toelating voor verkeer, onder officieel toezicht, naar plaatsen van industriële verwerking,

- vernietiging.

Volgens de procedure van artikel 16 bis kunnen uitvoeringsbepalingen worden aangenomen met betrekking tot:

- de voorwaarden waaronder één of meer van de in de eerste alinea bedoelde maatregelen al dan niet in aanmerking moeten worden genomen;

- de nadere regels en voorwaarden met betrekking tot deze maatregelen.

4. In de gevallen waarin lid 1 van toepassing is worden de activiteiten van de producent geheel of gedeeltelijk geschorst tot blijkt dat er voor de verspreiding van schadelijke organismen geen risico meer bestaat. Zolang deze schorsing duurt, is artikel 10 niet van toepassing.

5. Wanneer op grond van een overeenkomstig artikel 6 verricht officieel onderzoek geoordeeld wordt dat de in artikel 6, lid 5, bedoelde produkten niet vrij zijn van in de bijlagen I en II opgenomen schadelijke organismen, zijn de leden 2, 3 en 4 van overeenkomstige toepassing.";

17.

aan artikel 11 worden de volgende leden toegevoegd:

"7. Met ingang van 1 januari 1993 vervallen de leden 1, 3 en 3 bis en verrichten de Lid-Staten vanaf die datum overeenkomstig de volgende bepalingen aselectief en zonder onderscheid ten aanzien van de oorsprong van de planten, de plantaardige produkten of de andere materialen, officiële controles om na te gaan of aan deze richtlijn en met name aan artikel 10, lid 2, is voldaan:

- incidentele controles, overal waar en telkens wanneer planten, plantaardige produkten of andere materialen in het verkeer zijn;

- incidentele controles, op bedrijven waar planten, plantaardige produkten of andere materialen worden geteeld, geproduceerd, opgeslagen of te koop worden aangeboden, alsmede op bedrijven van kopers;

- incidentele controles tegelijkertijd met controles van documenten die om andere dan fytosanitaire redenen worden uitgevoerd.

De controles dienen regelmatig te worden uitgevoerd in de overeenkomstig artikel 10, lid 3, en artikel 12, lid 6, in een officieel register opgenomen bedrijven; zij kunnen regelmatig worden uitgevoerd in de overeenkomstig artikel 6, lid 5, in een officieel register opgenomen bedrijven.

Er mogen regelmatige controles worden uitgevoerd; indien feiten aan het licht zijn gekomen die doen vermoeden dat niet aan één of meer bepalingen van deze richtlijn is voldaan, mogen gerichte controles worden uitgevoerd.

8. Commerciële kopers van planten, plantaardige produkten of andere materialen moeten, wanneer zij eindgebruikers zijn die uit hoofde van hun beroep bij de produktie van planten zijn betrokken, de desbetreffende plantenpaspoorten ten minste één jaar bewaren en de betreffende gegevens in hun administratie vermelden.

Inspecteurs hebben in alle produktie- en afzetstadia toegang tot de planten, de plantaardige produkten of andere materialen. Zij hebben het recht om alle onderzoek te verrichten dat voor de betrokken officiële controles nodig is, met inbegrip van die welke met de plantenpaspoorten en de administratie verband houden.

9. De in artikel 19 bis bedoelde deskundigen kunnen de Lid-Staten bijstaan bij de officiële controles.

10. Wanneer op grond van de overeenkomstig de leden 7 en 8 uitgevoerde officiële controles is vastgesteld dat planten, plantaardige produkten of andere materialen risico's meebrengen voor de verspreiding van schadelijke organismen, worden officiële maatregelen overeenkomstig artikel 10 bis, lid 3, getroffen.";

18.

in artikel 12, lid 1, en lid 3 bis, wordt na "bijlage V" telkens de vermelding "deel B," toegevoegd;

19.

in artikel 12, lid 1, onder b), wordt, in plaats van de verwijzing naar de artikelen "4, 5, 7, 8 of 9", de verwijzing "7 of 8" gelezen;

20. in artikel 12 worden de volgende leden toegevoegd:

"6. Met betrekking tot zendingen naar een beschermd gebied is vanaf 1 januari 1993 lid 1, onder a), van toepassing op in deel B van respectievelijk de bijlagen I, II en IV, genoemde schadelijke organismen en bijzondere eisen. Met ingang van dezelfde datum vervallen de leden 3 en 4. Met ingang van dezelfde datum is lid 1, onverminderd de specifieke overeenkomsten die de Gemeenschap in dit verband met bepaalde derde landen heeft gesloten, van toepassing bij het voor het eerst binnenbrengen van de betreffende planten, plantaardige produkten of andere materialen in de Gemeenschap.

De Lid-Staten schrijven voor dat de importeurs, ongeacht of zij al dan niet producent zijn, conform de van overeenkomstige toepassing zijnde bepalingen van artikel 6, lid 4, moeten worden ingeschreven in een officieel register.

Controles van de documenten of de identiteit, alsmede de controles betreffende het in acht nemen van artikel 4, moeten worden uitgevoerd op het tijdstip dat de betreffende planten, plantaardige produkten of andere materialen voor het eerst in de Gemeenschap worden binnengebracht, in samenhang met de overige administratieve formaliteiten in verband met de invoer met inbegrip van de douaneformaliteiten.

Fytosanitaire controles worden uitgevoerd op de plaatsen waar de in de vorige alinea genoemde controles worden uitgevoerd, of in de nabijheid ervan. De bevoegde instanties van de Lid-Staten zenden de lijst van de plaatsen van binnenkomst aan de Commissie en de andere Lid-Staten. In bijzondere gevallen kunnen fytosanitaire controles evenwel worden uitgevoerd op de plaats van bestemming, indien specifieke garanties worden gegeven met betrekking tot het vervoer van planten, plantaardige produkten of andere materialen. Uitvoeringsbepalingen, die minimumvoorwaarden kunnen behelzen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 bis. Fytosanitaire controles worden beschouwd als een verplicht onderdeel van de in de vorige alinea bedoelde formaliteiten.

De Lid-Staten mogen slechts op grond van de bepalingen van de in lid 5 genoemde technische regelingen van deze bepalingen afwijken.

7. Met ingang van 1 januari 1993 is artikel 10, leden 1 en 3, dienovereenkomstig van toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde planten, plantaardige produkten of andere materialen, voor zover deze in bijlage V, deel A worden genoemd, wanneer op grond van de in lid 6 voorgeschreven controle wordt aangenomen dat aan de in lid 1 bedoelde eisen is voldaan.

8. Met ingang van 1 januari 1993 worden, wanneer de op grond van de in lid 6 voorgeschreven controles niet de conclusie toelaten dat aan de in lid 1 bedoelde eisen is voldaan, onmiddellijk één of meer van de volgende officiële maatregelen genomen:

- passende behandeling, indien aangenomen wordt dat ingevolge de behandeling aan de voorwaarden is voldaan,

- verwijdering uit de zending van geïnfecteerde/aangetaste produkten,

- oplegging van quarantaine tot de resultaten van de officiële onderzoeken of tests beschikbaar zijn,

- weigering of toestemming tot verzending naar een bestemming buiten de Gemeenschap,

- vernietiging.

Artikel 10 bis, lid 3, tweede alinea, is van overeenkomstige toepassing.";

21.

in artikel 14, lid 3, wordt de volgende alinea ingevoegd:

"Iedere vergunning geldt individueel in het gehele gebied van de Gemeenschap of een deel daarvan onder voorwaarden die rekening houden met het risico van verspreiding van schadelijke organismen door het betrokken produkt in beschermde gebieden, of in bepaalde gebieden, rekening houdend met verschillen in agrarische en ecologische omstandigheden. In dergelijke gevallen zijn de betrokken Lid-Staten bij hun besluitvorming in verband met het verlenen van de vergunningen uitdrukkelijk van bepaalde verplichtingen ontheven.

Genoemd risico moet op basis van de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens worden vastgesteld; indien deze in onvoldoende mate beschikbaar zijn, moeten ze worden aangevuld door middel van nader onderzoek of, indien noodzakelijk, door onderzoek dat in het land van oorsprong van de planten, plantaardige produkten of andere materialen, door de Commissie wordt uitgevoerd.";

22.

in artikel 15 wordt het volgende lid ingevoegd; de leden 1, 2 en 3 worden respectievelijk de leden 2, 3 en 4:

"1. Elke Lid-Staat stelt de Commissie en de andere Lid-Staten onverwijld in kennis van de aanwezigheid op zijn grondgebied van in bijlage I, deel A, rubriek I of in bijlage II, deel A, rubriek I, genoemde schadelijke organismen, alsook van het voorkomen van in bijlage I, deel A, rubriek II, bijlage I, deel B, bijlage II, deel A, rubriek II of bijlage II, deel B, genoemde schadelijke organismen op een deel van zijn grondgebied waar deze tot dan toe niet voorkwamen.

De Lid-Staat neemt alle noodzakelijke maatregelen om de schadelijke organismen uit te roeien of, indien dat niet mogelijk is, in te dijken. Hij stelt de Commissie en de andere Lid-Staten in kennis van de genomen maatregelen.";

23. in artikel 15, lid 2, onder a), wordt de eerste zin als volgt gelezen:

"Elke Lid-Staat stelt de Commissie en de andere Lid-Staten onverwijld in kennis van het daadwerkelijk of vermoedelijk voorkomen op zijn grondgebied van aldaar tot dan toe niet voorkomende schadelijke organismen die niet in bijlage I of II zijn genoemd.";

24.

in artikel 15, lid 2, onder b), worden de woorden "onder a) bedoelde" vervangen door "in lid 1 en in lid 2, onder a), bedoelde.";

25.

in artikel 15, lid 2, onder c), wordt de verwijzing naar lid 2 vervangen door een verwijzing naar lid 3;

26.

in artikel 15, leden 3 en 4, wordt de vermelding "lid 1" vervangen door "de leden 1 en 2";

27.

artikel 18, lid 2, wordt als volgt gelezen:

"2. Wijzigingen in deze richtlijn die nodig zijn voor de samenhang met de communautaire bepalingen als bedoeld in lid 1, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 bis.";

28.

Bijlage V wordt als volgt gelezen:

"BIJLAGE V

B. II.

A.

Planten, plantaardige produkten en andere materialen van oorsprong uit de Gemeenschap.

A. I.

Planten, plantaardige produkten en andere materialen die potentieel drager zijn van schadelijke organismen betreffende het gehele grondgebied van de Gemeenschap.

A. II.

Planten, plantaardige produkten en andere materialen die potentieel drager zijn van schadelijke organismen betreffende bepaalde beschermde gebieden. Onverminderd de in deel A. I vermelde planten, plantaardige produkten en andere materialen.

B.

Planten, plantaardige produkten en andere materialen van oorsprong uit andere gebieden dan de in deel A bedoelde.

B. I.

Planten, plantaardige produkten en andere materialen die potentieel drager zijn van schadelijke organismen betreffende het gehele grondgebied van de Gemeenschap.

B. II.

Planten, plantaardige produkten en andere materialen die potentieel drager zijn van schadelijke organismen betreffende bepaalde beschermde gebieden. Onverminderd de in deel B. I vermelde planten, plantaardige produkten en andere materialen.".

Artikel 2

De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, uiterlijk op 1 juli 1992 de herziening van bijlage V van Richtlijn 77/93/EEG vast.

Artikel 3

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk zes maanden na de herziening van de bijlagen I tot en met V van Richtlijn 77/93/EEG aan deze richtlijn te voldoen. De krachtens de eerste alinea vastgestelde bepalingen houden een uitdrukkelijke verwijzing naar deze richtlijn in. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels van deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie onmiddellijk alle bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de andere Lid-Staten daarvan in kennis.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 19 december 1991.

Voor de Raad

De Voorzitter

P. DANKERT

(1) PB nr. C 29 van 8. 2. 1990, blz. 10.

(2) PB nr. C 106 van 22. 4. 1991, blz. 32.

(3) PB nr. C 182 van 23. 7. 1990, blz. 16.

(4) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20.

(5) PB nr. L 16 van 22. 1. 1991, blz. 29.

(6) PB nr. L 340 van 9. 12. 1976, blz. 25.

Top