Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990R3831

VERORDENING ( EEG ) NR. 3831/90 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1990 HOUDENDE TOEPASSING VAN ALGEMENE TARIEFPREFERENTIES VOOR HET JAAR 1991 VOOR BEPAALDE INDUSTRIEPRODUKTEN VAN OORSPRONG UIT ONTWIKKELINGSLANDEN

PB L 370 van 31.12.1990, p. 1–38 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1994

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1990/3831/oj

31990R3831

VERORDENING ( EEG ) NR. 3831/90 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1990 HOUDENDE TOEPASSING VAN ALGEMENE TARIEFPREFERENTIES VOOR HET JAAR 1991 VOOR BEPAALDE INDUSTRIEPRODUKTEN VAN OORSPRONG UIT ONTWIKKELINGSLANDEN

Publicatieblad Nr. L 370 van 31/12/1990 blz. 0001 - 0038


VERORDENING (EEG) Nr. 3831/90 VAN DE RAAD

van 20 december 1990

houdende toepassing van algemene tariefpreferenties voor het jaar 1991 voor bepaalde industrieprodukten van oorsprong uit ontwikkelingslanden<(BLK0)LA ORG="CCF">NL</(BLK0)LA>

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende dat, overeenkomstig haar aanbieding gedaan in het kader van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake Handel en Ontwikkeling (UNCTAD), de Europese Economische Gemeenschap sedert 1971 algemene tariefpreferenties heeft geopend, met name voor industriële eindprodukten en halffabrikaten uit ontwikkelingslanden; dat de beginperiode van tien jaar voor de toepassing van het stelsel van deze preferenties op 31 december 1980 verstreek;

Overwegende dat de positieve rol van het systeem bij de verbetering van de toegang van de ontwikkelingslanden tot de markten van de preferentiesverstrekkende landen is erkend tijdens de negende zitting van het Bijzonder Comité voor de Preferenties van de UNCTAD; dat in dit orgaan werd vastgesteld dat de doelstellingen van het stelsel van algemene preferenties eind 1980 niet ten volle zouden zijn bereikt en dat de duur ervan bijgevolg na de beginperiode moet worden verlengd, waarbij in 1990 met een globaal onderzoek van genoemd systeem is begonnen;

Overwegende dat in afwachting van de resultaten van dit onderzoek, het schema van algemene tariefpreferenties van 1990 bij wijze van tijdelijke maatregel moet worden verlengd in 1991, behoudens een aantal aanpassingen die door externe omstandigheden noodzakelijk zijn;

Overwegende dat de Gemeenschap derhalve heeft beslist verder te gaan met de toepassing van algemene tariefpreferenties in het kader van de desbetreffende conclusies binnen de UNCTAD, overeenkomstig het voornemen dat met name door alle preferentiesverstrekkende landen in het kader van genoemd Comité te kennen is gegeven;

Overwegende dat het tijdelijke en niet dwingende karakter van het systeem een volledige of gedeeltelijke terugtrekking in een later stadium mogelijk maakt en de mogelijkheid gehandhaafd blijft om ongunstige situaties te corrigeren die zich door de toepassingen ervan in de landen van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS-Staten) zouden kunnen voordoen;

Overwegende dat de Gemeenschap bij de verlenging van haar schema van algemene tariefpreferenties voor een tweede decennium (1981-1990) heeft besloten een van de fundamentele kenmerken van dit stelsel te wijzigen, ten einde de begunstigde landen een billijker toegang tot de preferentiële voordelen te verschaffen; dat de Gemeenschap te dien einde heeft besloten een preferentiële behandeling toe te passen die rekening houdt met de bijzondere situatie van elke begunstigde, en een systeem van individuele tariefplafonds om bepaalde gevoelige produkten te hanteren; dat deze plafonds niet gelden voor de minst ontwikkelde landen; dat de jaarlijkse aanpassingen van het stelsel van de Gemeenschap derhalve in wezen beantwoorden aan het tweevoudige doel van differentiatie van de preferentiële voordelen en vereenvoudiging; dat bij het identificeren van de produkten en landen ten aanzien waarvan een selectieve behandeling dient te worden toegepast, rekening zal worden gehouden met de gevoeligheid van de sectoren en de situatie van de communautaire markt voor de betreffende produkten, evenals met de mate van industriële ontwikkeling en het concurrentievermogen van de betrokken landen;

Overwegende dat de preferentiële behandeling van toepassing is op produkten van de hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het gemeenschappelijk douanetarief met uitzondering van die

- bedoeld bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

- opgenomen in de lijst van basisprodukten van bijlage II, deel 1,

- waarvoor in het gemeenschappelijk douanetarief in het algemeen vrijstelling van de douanerechten is verleend;

Overwegende dat het vorengenoemde stelsel van tariefplafonds ten aanzien van de produkten van bijlage I op gedifferentieerde wijze dient te worden toegepast; dat de hiervoor geschikte tariefstelsels enerzijds de vaste bedragen met nulrecht en de tariefcontingenten voor produkten van oorsprong uit de meest concurrerende landen zijn en anderzijds plafonds voor de in deze bijlage genoemde produkten van oorsprong uit andere landen met een minder goede concurrentiepositie;

Overwegende dat de andere in deze verordening bedoelde produkten in de regel aan statistisch toezicht dienen te worden onderworpen;

Overwegende dat de Gemeenschap bij de tussentijdse herziening van het stelsel voor de jaren 1986-1990 heeft geconstateerd dat

- dit op bevredigende wijze aan het beoogde doel beantwoordt,

- de begunstigde landen de preferentiële voordelen evenwel nog steeds op ongelijke wijze benutten,

- de met het stelsel beoogde doeleinden in sommige gevallen door de meest concurrerende begunstigde landen werden bereikt;

Overwegende dat de Gemeenschap, met het oog hierop, heeft besloten

- voor het tweede deel van het decennium de fundamentele kenmerken van het stelsel te handhaven, meer bepaald de toekenning, binnen bepaalde grenzen, van volledige schorsing van de douanerechten,

- de preferentiële voordelen voor de meest concurerrende landen gedifferentieerder toe te passen en, terzelfder tijd, de toegang tot de preferenties voor landen met een minder gunstige concurrentiepositie te verbeteren;

Overwegende dat de produkten/landen waarvoor een vermindering met 50 % van de preferentiële bedragen van toepassing is, als gevolg van het in 1986 begonnen differentiatieproces, in bijlage I van deze verordening zijn aangegeven met twee sterretjes;

Overwegende dat de redenen welke de differentiatie rechtvaardigden, nog steeds van toepassing zijn; dat de handhaving van het preferentiële voordeel voor de meest concurrerende landen niet gerechtvaardigd is en dat de distributie van het aanbod derhalve dient te worden gewijzigd; dat het derhalve dienstig is de in 1990 gestarte differentiatie voort te zetten en over te gaan tot de afschaffing van het preferentiële voordeel voor vijf bijkomende produkten/landen, waarvoor voorheen de verlaging met 50 % gold aangeduid door een voetnoot;

Overwegende dat in de multilaterale handelsbesprekingen, overeenkomstig paragraaf 6 van de Verklaring van Tokio, de Gemeenschap opnieuw heeft bevestigd dat voor de armste ontwikkelingslanden, steeds als zulks mogelijk is, in een speciale behandeling moet worden voorzien; dat derhalve de preferentiële invoer van de produkten van oorsprong uit de armste ontwikkelingslanden, welke voorkomen in bijlage IV, niet moet worden onderworpen aan een beperking van het vaste bedrag met nulrecht of van het communautaire tariefplafond;

Overwegende dat de eenwording van Duitsland tot een hoger verbruik in de Gemeenschap leidt en de preferentiële bedragen en de referentiegrondslagen derhalve met een forfaitair bedrag dienen te worden verhoogd;

Overwegende dat het wegens de uitvoering in 1988 van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, noodzakelijk is dat jaar in aanmerking te nemen voor de berekening van de referentiegrondslagen die worden gebruikt bij het onderzoek van de situatie van de preferentiële invoer van andere in deze verordening bedoelde produkten; dat de referentiegrondslag voor 1991 in zijn algemeenheid overeenkomt met 6 % van de totale invoer in de Gemeenschap in 1988 van alle bedoelde produkten, van oorsprong uit derde landen; dat de aan referentiegrondslagen onderworpen produkten, die slechts 2 % van de genoemde invoer vertegenwoordigen, zijn opgenomen in bijlage II, deel 3;

Overwegende dat het van belang is deze tariefvrijstellingen uitsluitend toe te kennen voor produkten van oorsprong uit de betrokken landen en gebieden waarbij het begrip"produkten van oorsprong" wordt vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 693/88 van de Commissie (1);

Overwegende dat in Hongarije, Polen en Tsjechoslowakije de economische situatie dusdanig is verslechterd dat deze drie landen met soortgelijke problemen hebben te kampen als de landen waarop in het verleden de algemene preferenties werden toegepast; dat deze landen derhalve, bij wijze van overgangsmaatregel, in aanmerking moeten komen voor het stelsel van algemene tariefpreferenties, ten einde hun export te vergroten en aldus hun economische ontwikkeling te stimuleren, hun industrialisatie te bevorderen en hun groeiritme op te voeren;

Overwegende dat de Commissie op 8 november 1990 de Raad heeft aanbevolen haar te machtigen om met deze drie landen te onderhandelen over Europese overeenkomsten in het kader waarvan wordt voorzien in de geleidelijke instelling van een vrijhandelszone; dat deze landen derhalve in 1991 in aanmerking dienen te komen voor algemene preferenties totdat er in het kader van deze overeenkomsten tariefconcessies worden toegekend;

Overwegende dat Bulgarije zich in een soortgelijke economische situatie bevindt als de drie bovengenoemde landen en dat dit land in 1991 derhalve ook in aanmerking dient te komen voor de preferentiële regeling;

Overwegende dat de situatie in Roemenië een gelijke behandeling rechtvaardigt als die van de vier bovengenoemde landen; dat voor dat land derhalve een gelijkwaardige preferentiële regeling voor 1991 dient te worden vastgesteld;

Overwegende dat het aangewezen is de lijst van begunstigde landen aan te vullen met Mongolië, dat zelf daarom heeft verzocht, en Namibië, dat onafhankelijk is geworden;

Overwegende dat de op Joegoslavië toe te passen communautaire preferentiële regeling uitsluitend voortvloeit uit de bepalingen vervat in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië (1);

Overwegende dat de Republiek Korea de Gemeenschap niet op dezelfde wijze behandelt als andere handelspartners en dat zij met name discriminerende maatregelen ten aanzien van de Gemeenschap heeft genomen op het gebied van de bescherming van de intellectuele eigendom; dat het derhalve niet passend lijkt dat de Republiek Korea, zolang deze situatie voortduurt, in aanmerking komt voor het stelsel van algemene tariefpreferenties;

Overwegende dat sinds 1 maart 1986 het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal het communautaire stelsel van algemene tariefpreferenties zullen toepassen, overeenkomstig de artikelen 178 en 365 van de Toetredingsakte;

Overwegende dat wat betreft de vaste bedragen met nulrecht van bijlage I de wijze van beheer eertijds was gebaseerd op een verdeling van de meeste contingenten tussen de Lid-Staten; dat uit de analyse van de benutting van deze contingenten blijkt dat de situaties in de verschillende Lid-Staten niet dezelfde zijn, aangezien één of twee Lid-Staten snel hun quota hebben uitgeput terwijl andere Lid-Staten tot het einde van het contingentjaar over onbenutte hoeveelheden beschikken; dat, aangezien het communautaire maatregelen betreft en in het perspectief van de voltooiing van de interne markt zoals bedoeld in het Witboek voor 1992, een verdeling tussen de Lid-Staten over het algemeen niet is aangewezen; dat voorts het gebruik van de genoemde vaste bedragen met nulrecht door deze nieuwe wijze van beheer kan worden verbeterd doordat kan worden voldaan aan de behoeften daar waar deze zich laten gevoelen; dat de Lid-Staten bovendien de hoeveelheden moeten kunnen opnemen naar verhouding van hun behoeften; dat voor wat betreft enkele zeer gevoelige produkten het gepast is de vaste bedragen met nulrecht te beheren op de grondslag van opeenvolgende periodes van zes maanden in plaats van een enkele periode van twaalf maanden;

Overwegende dat moet worden gewaarborgd dat alle importeurs in de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate van de genoemde vaste bedragen met nulrecht gebruik kunnen maken en voorts dat in alle Lid-Staten de rechten waaraan deze genoemde vaste bedragen met nulrecht zijn onderworpen ononderbroken worden toegepast voor alle invoer van de betrokken produkten tot het ogenblik waarop deze contingenten zijn uitgeput; dat te dien einde, in het kader van het benuttingssysteem, op de contingenten slechts produkten kunnen worden afgeboekt die bij de douane worden aangeboden onder geleide van een aangifte tot in het vrije verkeer brengen en die vergezeld gaan van een certificaat van oorsprong;

Overwegende dat, wanneer in een Lid-Staat een uit een vast bedrag met nulrecht opgenomen hoeveelheid niet geheel wordt benut, het onontbeerlijk is dat deze Lid-Staat de niet gebruikte hoeveelheid zo spoedig mogelijk terugstort om te vermijden dat een gedeelte van het contingent onbenut blijft terwijl het door andere Lid-Staten zou kunnen worden gebruikt;

Overwegende dat wat betreft de communautaire tariefplafonds van bijlage I de nagestreefde doeleinden kunnen worden bereikt door gebruikmaking van een methode van beheer waarbij, op het niveau van de Gemeenschap, de invoer van de betrokken produkten op de genoemde plafonds wordt afgeboekt naargelang voor deze produkten bij de douane aangifte voor het in vrije verkeer brengen wordt gedaan en voor zover zij vergezeld gaan van een certificaat van oorsprong; dat deze methode van beheer dient te voorzien in de mogelijkheid om de heffing van de invoerrechten weder in te stellen volgens de geschikte procedures zodra de voornoemde plafonds op communautair vlak zijn bereikt;

Overwegende dat het, gezien de voorschriften betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten, met name Verordening (EEG) nr. 1430/ 79 (2) en Verordening (EEG) nr. 3040/83 van de Commissie (3), van belang is te voorzien in een procedure voor de regularisering van importen die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden in het kader van de vaste bedragen met nulrecht of andere preferentiële tariefmaxima welke op grond van de onderhavige verordening zijn geopend en, zodoende, erin te voorzien dat de Commissie passende maatregelen kan nemen; dat, om te vermijden dat deze regulariseringen tot al te grote overschrijdingen van de tariefplafonds leiden, het dienstig is terzelfder tijd te bepalen dat de Commissie maatregelen kan nemen om de afboekingen stop te zetten;

Overwegende dat, wat betreft de andere produkten dan die vermeld in bijlage I, moet worden voorzien in de mogelijkheid om de heffing van de douanerechten weder in te stellen in bijzondere gevallen en volgens de geschikte procedures en modaliteiten; dat het, rekening houdend met de noodzaak om bepaalde economische elementen in verband met de invoer van een bepaald produkt te onderzoeken, wenselijk is dat de wederinstelling van de heffing van de invoerrechten wordt voorafgegaan door een passende uitwisseling van informatie tussen de Lid-Staten en de Commissie en een gedachtenwisseling;

Overwegende dat deze wijzen van beheer een nauwe en bijzonder snelle samenwerking vereisen tussen de Lid-Staten en de Commissie; dat deze samenwerking des te nauwer moet zijn omdat de Commissie passende maatregelen moet kunnen nemen om de heffing van de invoerrechten weder in te stellen wanneer een van de plafonds is bereikt;

Overwegende dat het noodzakelijk is volledige statistieken op te stellen betreffende invoer die is toegestaan overeenkomstig de voorschriften van deze verordening, en voor het verzamelen, uitwerken en doorgeven van deze statistieken de Verordeningen (EEG) nr. 1736/75 (1) en (EEG) nr. 3367/87 (2) toe te passen;

Overwegende dat, met het oog op een betere doorzichtigheid van het systeem, het dienstig is de jaarlijkse afboekingsstaten en de tariefplafonds die voor 100 % zijn benut te publiceren;

Overwegende dat voor de toepassing van deze verordening de omrekeningskoersen in nationale valuta van de hoeveelheden in ecu waarin de preferentiële bedragen zijn uitgedrukt, de koersen zijn die op de eerste werkdag van oktober 1989 zijn vastgesteld en die van 1 januari tot en met 31 december 1990 van toepassing blijven;

Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van vaste bedragen met nulrecht kan worden verricht door één van haar leden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Met ingang van 1 januari en tot en met 31 december 1991 worden de douanerechten van het gemeen-schappelijk douanetarief voor de produkten bedoeld bij deze verordening volledig geschorst.

Deze verordening is van toepassing op de produkten van de hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het gemeenschappelijk douanetarief, met uitzondering van de produkten

- bedoeld bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

- opgenomen in de lijst van basisprodukten van bijlage II, deel 1,

- waarvoor in het gemeenschappelijk douanetarief in het algemeen vrijstellingen van de douanerechten zijn verleend.

Deze tarifaire opschorting wordt, voor de produkten van bijlage I, verleend in het kader van vaste bedragen met nulrecht en van tarifaire plafonds. De andere bij deze verordening bedoelde produkten worden in het algemeen aan een trimestrieel statistisch toezicht

onderworpen dat gegrond is op de bij artikel 8 bedoelde referentiegrondslag.

Spanje en Portugal passen bij invoer van de vorengenoemde produkten de overeenkomstig de artikelen 178 en 365 van de Toetredingsakte van 1985 vastgestelde douanerechten toe.

2. Voor de in lid 1 bedoelde regeling komt in aanmerking:

- elk van de landen en gebieden vermeld in kolom 4 van bijlage I naast elk van de produkten of categorieën produkten welke zijn gespecificeerd in de kolommen 2 en 3,

- voor dezelfde produkten of categorieën produkten van bijlage I, elk van de overige landen en gebieden welke voorkomen in bijlage III, met uitzondering van Joegoslavië,

- elk van de landen en gebieden die voorkomen in bijlage III voor de andere produkten. Voor wat Joegoslavië betreft wordt de regeling niet toegestaan voor produkten die in het kader van de overeenkomst tussen de Gemeenschap en dit land onderworpen zijn aan communautaire tariefplafonds.

De in lid 1 bedoelde preferentiële regeling geldt niet voor de landen waarop in bijlage I voetnoot (d) van toepassing is en andere in de lijst van bijlage II, deel 2, opgesomde landen voor de produkten die daarin zijn vermeld.

3. De bij deze verordening toegekende preferenties zijn tijdelijk geschorst voor de produkten van oorsprong uit de Republiek Korea.

4. Gebruikmaking van de bij deze verordening ingestelde preferentiële regeling is onderworpen aan de naleving van de bij Verordening (EEG) nr. 693/88 voor die produkten vastgestelde oorsprongsregels.

5. De vaste bedragen met nulrecht, de communautaire tarifaire plafonds en de andere tariefbeperkingen worden beheerd overeenkomstig de hierna volgende bepalingen.

DEEL I

Bepalingen betreffende het beheer van de vaste bedragen met nulrecht voor de produkten van bijlage I

Artikel 2

Algehele schorsing van invoerrechten in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde vaste bedragen met nulrecht wordt toegekend aan elk van de landen en gebieden vermeld in kolom 4 van bijlage I, voor die produkten welke zijn gespecificeerd in de kolommen 2 en 3 ten aanzien waarvan in kolom 5 de aanduiding van het individuele bedrag is vermeld.

Artikel 3

De vaste bedragen met nulrecht worden beheerd door de Commissie.

Indien een importeur in de Gemeenschap een aangifte tot het in het vrije verkeer brengen indient voor een

produkt dat vergezeld is van een certificaat van oorsprong en waarvoor een vast bedrag met nulrecht geldt, en indien deze aangifte door de douaneautoriteiten wordt aanvaard, gaat de betrokken Lid-Staat, door middel van kennisgeving aan de Commissie, over tot opneming van een gedeelte dat met zijn behoeften overeenstemt.

De verzoeken tot opneming met opgave van de datum waarop de betrokken aangiften zijn aanvaard, worden onverwijld aan de Commissie medegedeeld.

De opnemingen worden door de Commissie toegestaan met inachtneming van de datum waarop de aangiften tot het in het vrije verkeer brengen zijn aanvaard door de douaneautoriteiten van de betrokken Lid-Staat, voor zover het saldo dit toelaat.

Indien een Lid-Staat de opgenomen hoeveelheden niet benut, stort hij deze zo spoedig mogelijk terug in het overeenkomstige vaste bedrag.

Indien de gevraagde hoeveelheden die met een bepaalde datum overeenstemmen, groter zijn dan het beschikbare saldo van het vaste bedrag met nulrecht, dan geschiedt de toedeling op pro rata basis van de gevraagde hoeveelheden. De Lid-Staten worden door de Commissie ingelicht over de verrichte opnemingen.

Artikel 4

1. De Commissie houdt boek van de overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 door de Lid-Staten opgenomen hoeveelheden en deelt elke Lid-Staat bij ontvangst van een kennisgeving de benuttingsgraad van de openstaande hoeveelheden mede. Zij ziet erop toe dat de laatste opname van een van de genoemde bedragen het resterende saldo niet overschrijdt en deelt te dien einde de omvang van dit saldo mede aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht.

De volledige benutting van een vast bedrag wordt onverwijld ter kennis van de Lid-Staten gebracht. Deze mededeling wordt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C, bekendgemaakt.

2. De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat de opnemingen welke zij overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 hebben verricht, zonder onderbreking op de vaste bedragen met nulrecht kunnen worden afgeboekt.

Elke Lid-Staat garandeert de importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de genoemde vaste bedragen, voor zover de saldi van de openstaande hoeveelheden zulks mogelijk maken.

Artikel 5

De Lid-Staten delen de Commissie uiterlijk op 29 februari 1992 de eindstand van de verrichte afboekingen op 31 december 1991 mede. Binnen de grens van de nog beschikbare hoeveelheden geeft de Commissie de Lid-Staten op hun verzoek toestemming om over te gaan tot alle eventueel noodzakelijke regulariseringen van de afboekingen met betrekking tot de invoer die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in de periode

bedoeld in artikel 1, lid 1. De Commissie stelt de andere Lid-Staten hiervan op de hoogte.

Voor de in bijlage I opgenomen produkten waarvoor vaste bedragen met nulrecht met een looptijd van een half jaar zijn vastgesteld, is evenwel de datum waarop de Lid-Staten de eindstand van de afboekingen mededelen:

- 31 augustus 1991 voor de vaste bedragen die gelden van 1 januari tot en met 30 juni 1991,

- 29 februari 1992 voor de vaste bedragen die gelden van 1 juli tot en met 31 december 1991.

DEEL II

Bepalingen betreffende het beheer van de communautaire tariefplafonds met betrekking tot de produkten van bijlage I, en de referentiebasis met betrekking tot andere produkten dan die van bijlage I

Artikel 6

Onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 7 en 8, wordt de regeling van de preferentiële tariefplafonds toegekend, in het kader van bijlage I, aan elk van de landen en gebieden die voorkomen in bijlage III, andere dan die welke voorkomen in kolom 4, met uitzondering van Joegoslavië. De grenzen van deze plafonds zijn aangegeven in kolom 6 naast elk van de produkten of categorieën produkten.

Artikel 7

Zodra de overeenkomstig artikel 6 vastgestelde individuele plafonds voor de invoer in de Gemeenschap van produkten van oorsprong uit elk van de in artikel 1, lid 2, bedoelde landen en gebieden op het niveau van de Gemeenschap zijn bereikt, kan de heffing van de douanerechten bij invoer van de betrokken produkten van oorsprong uit elk van de genoemde landen en gebieden op elk moment weer worden ingesteld tot het eind van de in artikel 1, lid 1, bedoelde periode.

Artikel 8

Zodra uit de verhoging van de invoer van andere dan de in bijlage I genoemde produkten in het kader van de preferentiële regeling, van oorsprong uit een of meer begunstigde landen, economische moeilijkheden in de Gemeenschap of in een deel van de Gemeenschap voortvloeien of dreigen voort te vloeien, kan de heffing van invoerrechten weer worden ingesteld, zodra de Commissie met de Lid-Staten op passende wijze informatie heeft uitgewisseld en van gedachten heeft gewisseld.

De in aanmerking te nemen referentiegrondslag voor het onderzoek van de situatie die de oorzaak is van de berokkende schade, bedraagt normaliter 6 % van de totale invoer in de Gemeenschap van oorsprong uit derde landen in 1988. De op deze wijze berekende referentiegrondslag wordt met 5 % verhoogd.

Artikel 9

1. De Commissie gaat, onder de in de artikelen 7 en 8 bedoelde voorwaarden, bij verordening over tot wederinstelling van de heffing van de douanerechten ten aanzien van de in artikel 1, lid 2, bedoelde landen en gebieden.

In geval van dergelijke wederinstellingen stellen Spanje en Portugal weer de heffing van de rechten in die zij toepassen ten aanzien van derde landen op de betrokken datum.

2. De Commissie kan zelfs na 31 december 1991 bij verordening maatregelen tot stopzetting van de afboekingen op bepaalde preferentiële tariefmaxima nemen, als deze maxima, met name door regulariseringen van invoer die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in de periode bedoeld in artikel 1, lid 1, worden overschreden.

De Lid-Staat die tot dergelijke regulariseringen overgaat, deelt de Commissie, naarmate hij deze regulariseringen verricht, de desbetreffende afboekingsgegevens mede. De Commissie doet de betreffende gegevens onverwijld aan de andere Lid-Staten toekomen.

Artikel 10

De artikelen 7, 8 en 9 zijn niet van toepassing op de betrokken invoer uit de landen genoemd in bijlage IV.

DEEL III

Algemene bepalingen

Artikel 11

1. Met het oog op de toepassing van deze verordening zijn de omrekeningskoersen in nationale valuta van de ecu waarin de preferentiële bedragen zijn uitgedrukt, die welke zijn vastgesteld op 1 oktober 1990 en die geldig blijven van 1 januari tot en met 31 december 1991 (1).

2. De daadwerkelijke afboeking van de invoer van de preferentiële maxima vindt plaats naargelang deze produkten bij de douane worden aangebracht onder geleide van een op de douanewaarde gebaseerde aangifte tot in het vrije verkeer brengen, vergezeld van een certificaat van oorsprong conform het bepaalde in artikel 1, lid 4.

3. Een goed kan slechts op een plafond of een andere preferentiële limiet worden afgeboekt, indien het in lid 2 bedoelde certificaat van oorsprong wordt overgelegd vóór de datum van wederinstelling van de heffing der rechten.

4. De daadwerkelijke benuttingsgraad van de vaste bedragen met nulrecht, de tariefplafonds en de andere tariefbeperkingen wordt op het niveau van de Gemeenschap vastgesteld op basis van de invoer die werd afgeboekt onder de voorwaarden bedoeld in lid 2.

Artikel 12

1. Binnen een termijn van zes weken volgende op het einde van elk kwartaal delen de Lid-Staten het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen hun statistische gegevens mede die betrekking hebben op goederen welke in het referentiekwartaal met toepassing van de in deze verordening bedoelde tariefpreferenties in het vrije verkeer werden gebracht. Deze gegevens dienen te worden verstrekt per codenummer van de gecombineerde nomenclatuur en, in voorkomend geval, van de Taric en dienen, per land van oorsprong, details te bevatten van waarde, hoeveelheden en eventuele bijzondere maatstaven, vereist volgens de definities van de Verordeningen (EEG) nr. 1736/75 en (EEG) nr. 3367/87.

2. Wat evenwel produkten van bijlage I die aan een plafond zijn onderworpen betreft, zenden de Lid-Staten de Commissie op haar verzoek en uiterlijk op de elfde dag van elke maand een lijst van de tijdens de voorgaande maand verrichte afboekingen toe.

Wanneer het plafond ten belope van 75 % is bereikt, delen de Lid-Staten de Commissie op haar verzoek de lijsten van afboekingen mee op basis van periodes van tien dagen, waarbij deze lijsten binnen een termijn van vijf dagen na het einde van elke tiendaagse periode moeten worden toegezonden.

3. De Commissie zorgt ervoor dat de tariefplafonds naarmate deze voor 100 % zijn benut, in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C, worden bekendgemaakt.

Zij ziet erop toe dat het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen de jaarlijkse afboekingsstaten publiceert.

Artikel 13

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat de bepalingen van deze verordening worden nagekomen.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1991.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 20 december 1990.

Voor de RaadDe VoorzitterG. RUFFOLO

BIJLAGE I<(BLK0)LA ORG="CCF">NL</(BLK0)LA>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

'

BIJLAGE II<(BLK0)LA ORG="CCF">NL</(BLK0)LA>

DEEL 1 (a)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

GN-code

Omschrijving

31

DEEL 2 (a)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

> RUIMTE VOOR DE TABEL>

32

DEEL 3 (a)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

'

BIJLAGE III<(BLK0)LA ORG="CCF">NL</(BLK0)LA>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV<(BLK0)LA ORG="CCF">NL</(BLK0)LA>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top