31990R3716

VERORDENING (EEG) Nr. 3716/90 VAN DE COMMISSIE van 19 december 1990 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 4046/89 van de Raad betreffende de zekerheid die moet worden gesteld om de betaling van een douaneschuld te waarborgen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4046/89 van de Raad vàn 21 december 1989 betreffende de zekerheid die moet worden gesteld om de betaling van een douaneschuld te waarborgen (1), hierna "basisverordening" genoemd, inzonderheid op artikel 15,

Overwegende dat het dienstig is dat de verbintenis van de borg overeenkomstig artikel 9 van de basisverordening schriftelijk wordt aangegaan;

Overwegende dat artikel 10, lid 2, van de basisverordening de douaneautoriteiten de mogelijkheid biedt andere wijzen van zekerheidstelling dan de storting van geld en de borgstelling of de storting van geld en het deponeren van waardepapieren te aanvaarden, zonder dat aan de in artikel 8, lid 1, van de basisverordening vastgestelde voorwaarden is voldaan, mits de betaling van de douaneschuld met deze wijzen van zekerheidstelling in dezelfde mate wordt gewaarborgd;

Overwegende dat, voor zover de betaling van de douaneschuld op de voorgeschreven wijze is gewaarborgd, het aanbeveling verdient een zo groot mogelijk aantal wijzen van zekerheidstelling te aanvaarden ten einde de deelnemers aan het economisch verkeer in staat te stellen van de voordeligste wijze van zekerheidstelling gebruik te maken;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité algemene douanewetgeving,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 4046/89 bedoelde verbintenis van de borg dient schriftelijk te worden aangegaan.

Artikel 2

1. De wijzen van zekerheidstelling, andere dan die bestaande uit storting van geld of borgstelling als bedoeld in de artikelen 7, 8 en 9 van Verordening (EEG) nr. 4046/89 evenals de storting van geld of het deponeren van waardepapieren, die door de Lid-Staten kunnen worden aanvaard zonder dat aan de voorwaarden van artikel 8, lid 1, is voldaan, zijn: a) hypotheekstelling ; vestiging van een "Grundschuld" ; inpandgeving van het vruchtgebruik (antichrese) of een ander recht dat met een op onroerende goederen gevestigd recht is gelijkgesteld;

b) overdracht van schuldvorderingen ; inpandgeving, met of zonder verlies van bezit, van goederen, waardepapieren of schuldvorderingen, met name van een spaarboekje of van een inschrijving in het grootboek der openbare schuld;

c) het aangaan van een op overeenkomst berustende, passieve hoofdelijke verbintenis door een daartoe door de douaneautoriteiten erkende derde, met name het deponeren van een wissel waarvan de betaling door die derde wordt gewaarborgd;

d) storting van geld of deponering van daarmee gelijkgestelde waardepapieren in een andere valuta dan in die van de Lid-Staat waar de storting of de deponering geschiedt;

e) deelneming, door betaling van een contributie, aan een door de douaneautoriteiten beheerd stelsel van algemene zekerheidstelling.

2. De gevallen waarin en de voorwaarden waaronder op de in lid 1 bedoelde wijzen van zekerheidstelling beroep kan worden gedaan, worden door de douaneautoriteiten vastgesteld.

Artikel 3

Het stellen van een zekerheid door een storting van geld geeft geen recht op de betaling van intresten door de douaneautoriteiten.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1991.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 19 december 1990.

Voor de Commissie

Christiane SCRIVENER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 388 van 30.12.1989, blz. 24.