EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990D0354

90/354/Euratom, EGKS, EEG: Besluit van het Europese Parlement van 3 april 1990 waarbij aan de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1988, betreffende afdeling I - Parlement, afdeling II - Raad, afdeling III - Commissie, afdeling IV - Hof van Justitie, afdeling V - Rekenkamer

PB L 174 van 7.7.1990, p. 42–43 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 03/04/1990

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1990/354/oj

31990D0354

90/354/Euratom, EGKS, EEG: Besluit van het Europese Parlement van 3 april 1990 waarbij aan de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1988, betreffende afdeling I - Parlement, afdeling II - Raad, afdeling III - Commissie, afdeling IV - Hof van Justitie, afdeling V - Rekenkamer

Publicatieblad Nr. L 174 van 07/07/1990 blz. 0042 - 0051


*****

BESLUIT VAN HET EUROPESE PARLEMENT

van 3 april 1990

waarbij aan de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1988, betreffende afdeling I - Parlement, afdeling II - Raad, afdeling III - Commissie, afdeling IV - Hof van Justitie, afdeling V - Rekenkamer

(90/354/Euratom, EGKS, EEG)

HET EUROPESE PARLEMENT,

- gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 78 octies,

- gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 206 ter,

- gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 180 ter,

- gezien de begroting voor het begrotingsjaar 1988,

- gezien de jaarrekeningen en de financiële balans met betrekking tot het begrotingsjaar 1988,

- gezien het verslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 1988, vergezeld van de antwoorden van de Instellingen (1),

- gezien de aanbeveling van de Raad van 12 maart 1990 (doc. C3-83/90),

- gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid, de Commissie energie, onderzoek en technologie, de Commissie sociale zaken, werkgelegenheid en arbeidsmilieu, de Commissie regionaal beleid en ruimtelijke ordening, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming, de Commissie jeugd, cultuur, onderwijs, media en sport, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie rechten van de vrouw, de Commissie externe economische betrekkingen en de Commissie vervoer en toerisme (mondeling uitgebracht) (doc. A3-67/90),

1. stelt vast dat de goedgekeurde ontvangsten en uitgaven over 1988 bedroegen:

1.2.3 // // (in ecu) // (in ecu) // - Ontvangsten // // 43 844 949 426 // - Kredieten voor vastleggingen: // // // - In de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen uitgetrokken kredieten // 45 344 151 524 // // - Van begrotingsjaar 1987 overblijvende kredieten en kredieten die beschikbaar zijn gekomen door vrijmaking van betalingsverplichtingen in 1988 // 712 608 215 // // - Kredieten die betrekking hebben op de ontvangsten uit diensten voor rekening van derden // 30 951 397 // 46 087 711 136

(1) PB nr. C 312 van 12. 12. 1989, blz. 1.

2. verleent de Commissie kwijting voor de uitvoering van de volgende bedragen:

1.2.3 // // (in ecu) // (in ecu) // a) Ontvangsten // // // - Eigen middelen // 40 288 384 747 // // - Financiële bijdragen // 211 379 795 // // - Overige ontvangsten // 1 343 652 575 // // // // 41 843 417 117 // b) Uitgaven // // // - Betalingen uit kredieten van het begrotingsjaar // 40 301 897 311 // // - Naar 1989 overgedragen kredieten // 819 039 725 // 41 120 937 036 // c) Saldo van het begrotingsjaar 1988 // // + 1 140 058 832 // Dit wordt als volgt berekend: // // // - Ontvangsten van het begrotingsjaar // // 41 843 417 117 // - Betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar // 40 301 897 311 // // - Naar 1989 overgedragen kredieten // 819 039 725 // - 41 120 937 036 // Verschil // // 722 480 081 // - Geschrapte, uit 1987 overgedragen kredieten // // + 381 493 640 // - Koersverschillen 1988 // // + 36 085 111 // Saldo van het begrotingsjaar 1988 // // 1 140 058 832 // Dit saldo geeft enkel de budgettaire toestand weer en houdt geen rekening met de feitelijke uitgaven in 1988 // // // d) Gebruik van de kredieten voor vastleggingen // // 43 358 290 261 // e) Balans per 31 december 1988: // //

(in ecu)

1,2.3,4 // // // ACTIVA // PASSIVA // // 1.2.3.4 // Vastgelegde middelen // 10 020 908 237 // Vast kapitaal // 12 386 459 644 // Bedrijfsmiddelen // 67 823 372 // Schuld op korte termijn // 4 732 228 899 // Realiseerbare middelen // 2 281 652 314 // Kasmiddelen // 433 311 894 // Kasmiddelen // 5 134 945 078 // Transitorische posten // 387 170 385 // Transitorische posten // 433 841 821 // // // // // // // Totaal // 17 939 170 822 // Totaal // 17 939 170 822 // // // //

3. legt zijn op- en aanmerkingen neer in de resolutie die deel uitmaakt van dit besluit;

4. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie met zijn opmerkingen te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Investeringsbank alsook aan de begrotingscontroleorganen van de nationale parlementen en in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (serie L) te doen publiceren.

Gedaan te Straatsburg, 3 april 1990.

1.2 // De Secretaris-generaal // De Voorzitter // Enrico VINCI // Enrique BARÓN CRESPO // - Kredieten voor betalingen // // 43 844 949 426

RESOLUTIE

bevattende de opmerkingen over het besluit tot verlening van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1988

HET EUROPESE PARLEMENT,

- gelet op artikel 206 ter van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

- gelet op artikel 85 van het Financieel Reglement van 21 december 1977, op grond waarvan de Instellingen van de Gemeenschap verplicht zijn alle nodige maatregelen te treffen om gevolg te geven aan de opmerkingen in de kwijtingsbesluiten,

- vaststellende dat krachtens hetzelfde artikel de Instellingen op verzoek van het Europese Parlement verslag moeten uitbrengen over de naar aanleiding van deze opmerkingen genomen maatregelen, met name over de instructies die zij hebben gericht tot die van hun diensten welke zich met de uitvoering van de begroting bezighouden,

- gezien de aanbeveling van de Raad van 12 maart 1990 (C3-83/90),

- gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de andere in het besluit tot verlening van kwijting vermelde documenten (doc. A3-67/90),

A. overwegende dat de resultaten van het begrotingsjaar 1988 beoordeeld moeten worden in het licht van de besluiten van de Europese Raad van 11 tot en met 13 februari 1988; dat deze voor de Gemeenschap wezenlijke besluiten het mogelijk hebben gemaakt de ernstige, sedert 1982 ten aanzien van de Gemeenschapsfinanciën heersende crisis op te lossen; dat de Commissie zich, zonder de inspanningen van het Parlement, de Raad en de Lid-Staten te willen onderwaarderen, haar rol als gangmaakster ten volle heeft gespeeld,

B. overwegende dat deze besluiten hebben geleid tot een ingrijpende wijziging van de voorwaarden voor het opstellen, uitvoeren en controleren van de begroting en met name tot een versterking van de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie, en dat de controle van het Parlement derhalve dient te worden uitgebreid, eventueel in samenwerking met de nationale parlementen,

C. overwegende dat de doelstellingen in verband met de voltooiing van de interne markt en de economische samenhang, voor ieder begrotingsjaar, in het kader van de financiële vooruitzichten worden vastgesteld; dat de verwezenlijking van deze doelstellingen het criterium is voor het verlenen van de kwijting en voor het beoordelen van de verantwoordelijkheid die uit hoofde van artikel 205 van het EEG-Verdrag op de Commissie rust,

I. Opmerkingen in verband met de uitvoering van de begroting, de follow-up van en de controle op de gefinancierde maatregelen

Problemen betreffende de uitvoering van de begroting

1. constateert dat de Commissie gebruik heeft weten te maken van de strengere, in 1988 ingevoerde bepalingen van het Financieel Reglement betreffende het jaarbasisbeginsel voor begrotingskredieten, aangezien het bestedingspercentage van de kredieten voor vastleggingen en betalingen (met uitzondering van de kredieten van het Europees Ontwikkelings- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie) hoger is uitgevallen;

2. onderstreept evenwel dat deze hervorming, uit hoofde waarvan kredietoverdrachten aan strikte beperkingen onderworpen zijn, ertoe geleid heeft dat meer betalingskredieten (meer dan 800 miljoen ecu) en ook meer door vrijmaking beschikbaar gekomen vastleggingskredieten (meer dan 700 miljoen ecu) zijn komen te vervallen;

3. is van oordeel dat uit deze annuleringen duidelijk blijkt:

a) dat er op nationaal en communautair niveau beheersproblemen bestaan,

b) dat de in het kader van de financiële vooruitzichten vastgestelde meerjarendoelstellingen, met name ten aanzien van de samenhang, in het gedrang kunnen komen indien de huidige tendens een blijvend karakter zou krijgen,

c) dat de begrotingsautoriteit en de Commissie erop moeten toezien dat de financiële vooruitzichten, voor wat de uitvoering van de begroting betreft, daadwerkelijk worden uitgevoerd en dat zij bij de schrapping van kredieten effectief moeten overgaan tot de noodzakelijk gebleken aanpassingen conform de artikelen 10 en 11 van het Interinstitutioneel Akkoord;

4. verlangt dat de Commissie de doorzichtigheid van haar besluiten tot overdracht van kredieten en tot wederopvoering van vastleggingskredieten waarborgt door de redenen op te geven welke ten grondslag liggen aan besluiten tot overdracht, wederopvoering of schrapping van kredieten;

5. wijst erop dat er voor al te veel begrotingslijnen, die het vaak zelf heeft geamendeerd, gesproken kan worden van een onbevredigende uitvoering en verzoekt de Commissie de oorzaken van onderbesteding aan te pakken met het oog op een betere uitvoering van de begroting in haar geheel maar ook van de afzonderlijke begrotingslijnen;

6. verzoekt de ter zake bevoegde commissies van het Parlement in de loop van elk begrotingsjaar doorlopend controle uit te oefenen op de begrotingslijnen die voor hen van belang zijn; 7. betreurt dat er ten koste van waardevolle projecten, voor vaak zeer oude acties, 15 miljard ecu voor nog uit te voeren verplichtingen vastligt; verzoekt de Commissie:

a) de door haar gehanteerde procedures betreffende de follow-up en de afsluiting van dossiers, inzonderheid in de sfeer van de Structuurfondsen, het onderzoek en de samenwerking, te versterken en te systematiseren,

b) artikel 1 van het Financieel Reglement betreffende de looptijd van de voor meerjarenacties aangegane verplichtingen algemeen toe te passen, door alleen wanneer het strikt noodzakelijk is, afwijkingen toe te staan;

8. is van oordeel dat het saldo van 1 140 miljoen ecu, dat weliswaar aan de hand van de bestaande voorschriften is berekend, niet beschouwd mag worden als het werkelijke resultaat van de uitvoering van de begroting, omdat daarbij geen rekening is gehouden met de laattijdige overmaking van een bedrag van 1 638 miljoen ecu dat twee Lid-Staten uit hoofde van het Intergouvernementele Akkoord van 1988 verschuldigd waren;

9. betreurt dat de Commissie niet heeft voorgesteld om het batig saldo van het begrotingsjaar, via een wijziging van Verordening (EEG) nr. 801/87 van de Raad (1) en een bijstelling van de financiële vooruitzichten, te gebruiken voor het vervroegd aflossen van de voor de opruiming van de botervoorraden aangegane schulden, en verlangt dat de Commissie voortaan, vóór het einde van het begrotingsjaar, voorstellen doet om het saldo te bestemmen voor de vervroegde terugbetaling van eventuele, aflopende schulden;

Problemen in verband met de follow-up en de controle

10. acht de door de Commissie sedert enkele jaren toegepaste geleidelijke decentralisering van het beheer alleen aanvaardbaar indien de Commissie geheel verantwoordelijk blijft en het nodige doet om de homogeniteit en de doelmatigheid van de gefinancierde acties te waarborgen;

11. constateert dat de decentralisering van het beheer tot dusverre vaak geleid heeft tot minder follow-up en controle ten aanzien van de op nationaal niveau beheerde acties, met name wat betreft:

a) het gemeenschappelijk landbouwbeleid: het alarmsysteem en de procedures inzake de goedkeuring van de rekeningen functioneren nog niet geheel naar behoren,

b) het structuurbeleid, als gevolg van lacunes ten aanzien van de toetsing, de follow-up, de controles ter plaatse en de cooerdinatie met de nationale instanties,

c) de onderzoekactiviteiten, die soms gehinderd worden door problemen in verband met het toezicht op de uitvoering van de wetenschappelijke programma's en de aanpassing aan de stand van de projecten,

d) de ontwikkelingssamenwerking die vlotter zou verlopen indien de procedures inzake follow-up en afsluiting van dossiers minder zwaar en homogener zouden zijn,

e) de eigen middelen: het gebrekkige toezicht op de toepassing van de zesde richtlijn en de ontoereikende controles op BTW-schulden en op de nationale rekeningen voor de traditionele eigen middelen leiden ertoe dat aan de Gemeenschap verschuldigde bedragen komen te vervallen;

12. is van oordeel dat de doelstellingen inzake de voor 1993 geplande integratie van de markten en de economische samenhang eventueel niet zullen worden gehaald, indien de Commissie, zoals voor de quota en heffingen in de sector melk en zuivelprodukten, haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de uitvoering en het beheer van de begroting afstoot;

13. stelt, indien het subsidiariteitsbeginsel beschouwd moet blijven worden als een vorm van onderschikking aan het nationale beleid en aan de nationale instanties, voor om in de plaats daarvan het partnerschapbeginsel te hanteren omdat de Commissie dan geheel verantwoordelijk blijft voor de maatregelen in het kader van het gedecentraliseerde beheer;

14. is van mening dat de besteding van Gemeenschapsgelden in derde landen met een ontoereikende administratieve infrastructuur aan een aanvullende controle door de Europese Rekenkamer moet worden onderworpen en dat deze verplichting als voorwaarde moet worden opgenomen in de door de Gemeenschap met derde landen te sluiten verdragen; verzoekt de Rekenkamer het Parlement tweemaal per jaar verslag uit te brengen over de uitvoering van het hulpprogramma voor Oost-Europa;

II. Opmerkingen in verband met het beheer van de sectoren

Eigen middelen

15. onderstreept dat de passieve of slappe houding van de Commissie bij onjuiste toepassing van de communautaire voorschriften op nationaal niveau een miskenning van haar verplichtingen uit hoofde van artikel 205 van het Verdrag vormt en dringt er derhalve op aan dat de Commissie de binnen het rechtskader van de Instellingen voorgeschreven maatregelen neemt;

16. betreurt de ernstige onvolkomenheden ten aanzien van de BTW en van de traditionele eigen middelen, zoals:

a) de ondoelmatige regeling om na te gaan of de nationale wetgevingen in overeenstemming zijn met de zesde BTW-richtlijn,

b) de vertragingen bij het nemen van passende maatregelen in geval van een meningsverschil met een Lid-Staat over het bestaan en de vaststelling van middelen uit de BTW, de ontoereikende controles op de naar

aanleiding van rectificaties overgemaakte bedragen, de vertragingen bij het opleggen van rente in geval van late betaling of het niet opstellen van invorderingsopdrachten,

c) het ontbreken van een programma voor controle op de invorderingen van traditionele eigen middelen; de gebrekkige cooerdinatie tussen de nationale en communautaire controles,

d) de onvolledige gegevens betreffende de vaststelling en beschikbaarstelling van de eigen middelen,

e) de leemten in het communautaire systeem voor extern douaneverkeer doordat er geen criteria zijn vastgesteld voor het controleren van aan tarifaire verplichtingen onderworpen goederen en de Lid-Staten en de douanediensten de werkingsvoorschriften niet toepassen,

f) de problemen in verband met de toepassing van de communautaire voorschriften ter zake van de terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten, onvolledige douaneaangiften en de communautaire regeling actieve veredeling;

17. verzoekt de Commissie, rekening houdend met het bepaalde in bijlage VII van het Reglement van het Parlement, het op de hoogte te stellen van afwijkingen, problemen en overtreders, opdat de Commissie begrotingscontrole daaromtrent gevolgtrekkingen kan maken;

18. betreurt dat de Commissie, als gevolg van de geconstateerde gebreken, niet kan garanderen dat de eigen middelen die de Gemeenschap ontvangt, overeenstemmen met de bedragen die haar verschuldigd zijn;

19. verzoekt de Commissie het bedrag van de eigen middelen die tot haar beschikking gesteld moeten worden op correcte wijze te schatten, de noodzakelijke correcties aan te geven en eventuele afwijkingen van de berekeningsgrondslag toe te lichten;

20. verlangt dat de Commissie in de balans van de Gemeenschap de achterstallige debiteuren van de eigen middelen vermeldt en daarbij aangeeft om welke Lid-Staat (of Lid-Staten) het daarbij gaat;

21. onderstreept dat het dank zij de vaststelling van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 van de Raad van 29 mei 1989 houdende toepassing van Besluit 88/376/EEG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (1) voor het eerst mogelijk zal zijn autonome controles in de Lid-Staten uit te voeren en dat de Gemeenschap hierdoor vollediger gegevens zal kunnen ontvangen over de gevallen van fraude en onregelmatigheden en over de door de nationale instanties genomen maatregelen; verzoekt voorts de Commissie, de doeltreffendheid van de controles over de hele linie aanzienlijk te verbeteren en de resultaten van de inspecties op financieel gebied systematisch in de boeken op te nemen;

22. wijst erop dat de twee voorstellen voor een verordening van de Raad betreffende maatregelen tot vereenvoudiging van de communautaire regeling voor de doorvoerhandel een snellere terugbetaling van de douanerechten mogelijk zouden moeten maken, omdat de kennisgeving van doorgang daarbij wordt afgeschaft; verzoekt de Raad zijn verantwoordelijkheid te dragen en de verordeningen betreffende maatregelen tot vereenvoudiging van de communautaire regeling voor de doorvoerhandel vast te stellen;

23. verzoekt de Commissie om in haar voorstel voor een Europees douanewetboek te voorzien in gelijktrekking van de geldende voorschriften ter zake van de douaneformaliteiten, vereenvoudiging van de procedures en in de maatregelen die nodig zijn om onregelmatigheden en fraudes te bestrijden;

24. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de invoering van deze nieuwe rechtsgrondslagen gepaard gaat met een uniforme en volledige omzetting van het Gemeenschapsrecht in de nationale wetgevingen en bestuursrechtelijke voorschriften, een kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van de beheers- en financiële informatie door de Lid-Staten en met de opstelling van procedures welke kunnen waarborgen dat de eigen middelen van de Gemeenschap naar behoren worden vastgesteld, geïnd en ter beschikking gesteld; verzoekt de Commissie in dit verband aan de Commissie begrotingscontrole vóór 1 oktober van elk jaar verslag uit te brengen over de juridische stappen die zij genomen heeft om aan de eisen van het Europese Parlement te voldoen; spoort de Commissie aan tot voortzetting van haar inspanningen om te komen tot een doorzichtiger begrotingsnomenclatuur en een meer gedetailleerde presentatie van de gegevens betreffende de eigen middelen die de Lid-Staten haar doen toekomen;

EOGFL, afdeling Garantie: horizontale problemen

25. constateert met voldoening dat de boekhoudkundige waarde van de voorraden aanzienlijk kon worden verlaagd dank zij de invoering van landbouwstabilisatoren en dank zij het buitengewone programma voor de opruiming van de botervoorraden;

26. is evenwel van oordeel dat de in 1988 voor de afdeling Garantie van het EOGFL gerealiseerde besparingen zowel toe te schrijven zijn aan een gunstige conjunctuur (gewijzigde dollar-/ecukoers en ontwikkeling van de wereldmarkt) als aan de op het gebied van de begrotingsdiscipline genomen maatregelen;

27. vraagt de Commissie derhalve de onderstaande maatregelen te nemen om meer greep te krijgen op de landbouwuitgaven:

a) het maandelijks in het kader van het alarmsysteem toegezonden rapport dient te worden aangevuld met prognoses voor de korte en middellange termijn betreffende de ontwikkeling van de produktie en de markten, zodat snel kan worden ingegrepen bij iedere kans op overschrijding van de prognose,

b) het indienen van voorstellen tot versterking van haar bevoegdheden ter zake van de landbouwstabilisatoren,

c) het nemen van maatregelen bij iedere aanhoudende afwijking van het uitgavenschema per hoofdstuk, zoals is uiteengezet in artikel 6 van Beschikking 88/377/EEG van de Raad van 24 juni 1988 betreffende de begrotingsdiscipline (2); als men zich in het kader van

het beheer beperkt tot het waarborgen van de naleving van het landbouwrichtsnoer in zijn geheel en daarentegen toestaat dat het gebrek aan evenwicht op bepaalde gebieden gecompenseerd wordt met bezuinigingen op andere, handelt men in strijd met artikel 39 van het Verdrag dat bij de doelstellingen van het GLB ook de stabiliteit van de markten vermeldt;

28. zal de oorzaken van de tekortkomingen en van de traagheid van de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van de afdeling Garantie van het EOGFL grondig onderzoeken;

29. constateert dat de Lid-Staten veel meer onregelmatigheden en fraudes dan voordien melden en dat de terugvorderingen dienovereenkomstig afnemen;

30. betreurt dat de Commissie onvoldoende informatie verstrekt over de financiële gevolgen van de enquêtes, met name ten aanzien van de terugvordering van ten onrechte uitgekeerde bedragen;

31. verzoekt het Cooerdinatieteam fraudebestrijding het in 1989 verrichte werk op vier niveaus voort te zetten:

a) de controles, door meer enquêtes uit hoofde van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad (1) uit te voeren,

b) voorstellen voor wettelijke maatregelen: voorstellen doen voor een Europees douanewetboek, voor de herziening van de bepalingen betreffende de controle op de uitvoerrestituties en voor een verordening betreffende de controles op de handelsdocumenten van de subjecten die gelden voor de afdeling Garantie van het EOGFL ontvangen of daaraan verschuldigd zijn,

c) bestuursrechtelijke rationalisering: vereenvoudiging van de regeling gedifferentieerde restituties en herziening van het bewijs van aankomst ter eindbestemming voor landbouwprodukten;

d) verordeningen: dringt erop aan dat de Commissie voorstellen voor verordeningen formuleert die een preventieve werking hebben tegen fraude door de toepassing van administratieve boetes en verlangt in elk geval dat de Commissie de haar ter beschikking staande bevoegdheden benut om de aan de Gemeenschap verschuldigde gelden in te houden op aan de Lid-Staten uit te keren bedragen als boete wegens misbruik van communautaire gelden;

32. verzoekt de Raad zijn goedkeuring te hechten aan het communautaire verdrag inzake misdrijven, dat reeds sinds 1976 bij de Raad in behandeling is en zou bijdragen tot de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en fraudebestrijding; verzoekt de Raad zich te buigen over de nog op behandeling wachtende wetsvoorstellen, bij voorbeeld:

- het ontwerp-verdrag tot wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen inzake de vaststelling van een gemeenschappelijke regeling houdende strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en gerechtelijke vervolging van inbreuken op de Verdragsbepalingen;

- het ontwerp-verdrag tot wijziging van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben inzake de vaststelling van een gemeenschappelijke regeling betreffende de aansprakelijkheid en de strafrechtelijke bescherming van ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen;

- het voorstel voor een verordening (EEG) van de Raad inzake strengere controles op de toepassing van de communautaire wetgeving inzake landbouwprodukten;

- het amendement op het voorstel voor een verordening (EEG) van de Raad inzake strengere controles op de toepassing van de communautaire wetgeving inzake landbouwprodukten;

EOGFL, afdeling Garantie: sectoriële vraagstukken

33. verzoekt de Commissie vóór 1 oktober 1990 aan hem verslag uit te brengen over:

a) de economische gevolgen van de medeverantwoordelijkheidsheffingen in de sector granen, in samenhang met de nagestreefde stabilisatie van de begrotingsuitgaven die aan de invoering ervan ten grondslag lag,

b) de problemen die voor het toezicht op en het beheer van de begroting voortvloeien uit het feit dat deze heffingen als negatieve uitgaven worden beschouwd,

c) de ontwikkeling van de uitgaven in deze sector sinds de invoering van de heffingen, alsmede van de economische parameters die aan deze uitgaven ten grondslag liggen (produktie, voorraden, uitvoer, enz.),

d) de datum van inning van de medeverantwoordelijkheidsheffingen in de diverse Lid-Staten;

34. stemt in met de inspanningen die de Commissie en de Italiaanse autoriteiten zich getroosten om de controles te verscherpen, sancties op te leggen en de bedragen terug te vorderen welke ten onrechte uit hoofde van de produktiesteun voor durumtarwe zijn uitgekeerd, en verzoekt de Commissie de produktiesteun aan te passen aan de ontwikkeling van de markt;

35. zal het vraagstuk van de financiële neutraliteit van de sector suiker opnieuw, in het licht van de mededelingen van de Commissie en de Rekenkamer, bestuderen;

36. constateert dat de kunstmatige handelsstroom in de sector suikeruitvoer, waarbij geprofiteerd wordt van de uiteenlopende regelingen voor douanecontroles en van de wisselkoersschommelingen, de afgelopen maanden onrustbarend toeneemt; wijst erop dat deze verleggingen van het handelsverkeer niet alleen de concurrentievoorwaarden vervalsen maar ook voor de Gemeenschapsbegroting leiden tot verliezen die door de Rekenkamer, voor de sector suiker, op 10 miljoen ecu worden geraamd; verzoekt de Commissie dan ook doortastend op te treden om een einde te maken aan dit verschijnsel;

37. is zeer verontrust over het feit dat bij de Commissie uitgevoerde controles op de kwaliteit van ter interventie aangeboden olijfolie is gebleken dat in 93 % van de gevallen de kwaliteit beneden het aangegeven niveau lag; verzoekt de Commissie zich ervan te vergewissen dat de controles op de kwaliteit van ter interventie aangeboden olijfolie worden uitgevoerd op het moment dat de olie in de opslagplaatsen wordt binnengebracht;

38. verzoekt de Commissie maatregelen in de sfeer van premies en garantieprijzen te nemen met het oog op het herstel van het evenwicht op de tabaksmarkt, dat verstoord wordt door het te grote aanbod van variëteiten waarvoor geen afzetmogelijkheden bestaan;

39. verzoekt de Commissie een voorstel voor een zodanige wijziging van de GOM voor de sector groenten en fruit in te dienen dat de producentenverenigingen ertoe worden aangemoedigd voor hun produkten afzetmogelijkheden te zoeken op de nationale en internationale markten en ze niet meer uit de markt te laten nemen;

40. verzoekt de Commissie het prijsstelsel in de sector distillatie van wijn te herzien om een einde te maken aan de toeneming van de voorraden;

41. acht de houding van de Commissie ten aanzien van de problemen rond de melk- en zuivelquota en de ernstige inbreuken die in de begrotingsjaren 1984/1985 en 1985/1986 zijn gepleegd, zeer betreurenswaardig; is van oordeel dat de schorsing van de tegen vijf van de zes Lid-Staten ingeleide geschillenprocedure en de vaststelling van verordeningen waarbij de geconstateerde misbruiken met terugwerkende kracht werden gelegaliseerd, hebben geleid tot:

a) een verlies van 520 miljoen ecu, dat is het bedrag van de correcties die de Commissie in het kader van de goedkeuring van de rekeningen van 1986 had willen aanbrengen en het budgettaire effect van de onjuiste toepassing van de quotaregeling,

b) schending van het beginsel van gelijke behandeling van de Lid-Staten en van de betrokken categorieën kopers en producenten;

42. verzoekt de Commissie na de goedkeuring door de Raad van de twee voorstellen betreffende de controle op de bij uitvoer van landbouwprodukten in het algemeen toegekende bedragen en betreffende de vaststelling van de wijze van toekenning van uitvoerrestituties voor rundvlees, de nieuwe, voor de sector rundvlees geplande controles uit te voeren en het Parlement te zijner tijd verslag uit te brengen over de doeltreffendheid daarvan;

43. verzoekt de Commissie de controles op de premies voor ooien te verscherpen en daarover aan hem verslag uit te brengen;

Structuurbeleid: Structuurfondsen, opgenomen en verstrekte leningen, vervoerbeleid, gelijke behandeling mannen en vrouwen

44. is van oordeel dat de Commissie, bij de herziening van de Structuurfondsen, te maken zal krijgen met dezelfde problemen die het structuurbeleid tot in 1988 hebben gekenmerkt, zoals: de versnippering van de steun van de Fondsen en het geringe effect van de financieringen op de economieën van de betrokken regio's; de ontoereikendheid van de selectie van en het toezicht en de controle op de projecten die leidt tot stijging van de uit te voeren vastleggingskredieten, schrapping van kredieten en tot onregelmatigheden; het feit dat de financieringen geen aanvullend karakter en geen wezenlijke invloed op investeringsbesluiten hebben;

45. verzoekt de Commissie gebruik te maken van alle, haar door de nieuwe regelgeving geboden middelen (vaststelling van strategische doelstellingen, selectie, toezicht en controle in het kader van het partnerschap, communautaire bestekken en operationele programma's; samenwerking met de Rekenkamer ter vaststelling van criteria die een evaluatie achteraf mogelijk maken), om het structuurbeleid van de Gemeenschap werkelijk efficiënt te doen zijn ten aanzien van de beoogde samenhang;

46. stelt de Commissie voor om bij de toezicht-, evaluatie- en controleactiviteiten in het kader van de hervorming van de Fondsen uit te gaan van de volgende criteria:

a) er mag niet alleen vooruitgang worden geboekt ten aanzien van de uitvoering van de programma's in hun geheel, maar ook van de regelmatigheid van alle gefinancierde maatregelen in het kader van een programma,

b) de Commissie dient een nadere omschrijving te geven van de controlecriteria die de in titel VII van de cooerdinatieverordening genoemde comités zullen moeten vaststellen en ervoor te zorgen dat deze comités nauw betrokken worden bij het toezicht op de communautaire bestekken,

c) de bepalingen van artikel 1, lid 3 bis, van het Financieel Reglement (uiterste uitvoeringsdatum van juridische verplichtingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken) zouden effectief moeten worden toegepast om te voorkomen dat er in de toekomst nog gelden blijven vastliggen,

d) de Commissie zou maximaal gebruik moeten maken van de door artikel 23 van de cooerdinatieverordening geboden mogelijkheid om zonder voorafgaande waarschuwing ter plaatse controles uit te voeren,

e) zeer bijzondere aandacht moet worden besteed aan de cooerdinatie van de subsidie-instrumenten onderling en met de leningsinstrumenten;

47. verzoekt de Rekenkamer een speciaal verslag in te dienen over de toepassing van het complementariteitsbeginsel bij de Structuurfondsen;

48. zal het beheer van de steunprogramma's voor de ontwikkeling van de Portugese economie (steun voorafgaande aan de toetreding, PEDAP, PEDIP) volgen om te garanderen dat de resultaten aansluiten op de gestelde doelen en de Portugese economie volledig wordt geïntegreerd in de Europese markt; 49. is van oordeel dat uit de schrapping van in 1988 voor het Sociaal Fonds aangegane verplichtingen ten belope van ongeveer 500 miljoen ecu, duidelijk blijkt dat er ten aanzien van het Fonds en met name wat de keuze van en het toezicht op projecten betreft, ernstige beheersproblemen op zowel nationaal als communautair niveau bestaan;

50. verzoekt de Commissie met klem de termijn voor de terugvordering van ten onrechte door het Sociaal Fonds uitgekeerde voorschotten te verkorten en rente wegens laattijdige betaling te berekenen op de niet teruggestorte bedragen, zoals bepaald in artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad (1);

51. constateert dat de programmagewijze aanpak voor de uitvoering van specifieke acties van het Sociaal Fonds mislukt is, en is van oordeel dat op grond hiervan ernstig getwijfeld kan worden aan het vermogen van de Commissie om de nog bredere, in het kader van de hervorming van de Fondsen voorgeschreven aanpak, aan te kunnen;

52. betreurt zeer dat het algemene programma voor het psychiatrische centrum op het eiland Leros is mislukt en verzoekt de Commissie:

a) over zes maanden verslag uit te brengen over de uitvoering van het programma tot hervorming van de gezondheidssector in Griekenland,

b) van de Griekse autoriteiten terugbetaling te verlangen van de gelden die ten onrechte zijn betaald omdat het project op Leros niet is uitgevoerd,

c) alleen nog gelden voor het programma inzake de hervorming van de gezondheidssector over te maken indien de bij Verordening (EEG) nr. 4130/88 van de Raad (2) voorgeschreven comités van toezicht worden opgericht en de maatregelen ter uitvoering van het gewijzigde programma voor de psychiatrie worden toegepast;

53. verzoekt de Commissie begrotingscontrole, in samenwerking met de andere bevoegde commissies, een gelijktijdige controle uit te oefenen op de uitvoering van de hervorming en een evaluatie op te stellen over de eerste fase ervan, zodra het in artikel 16 van de kaderverordening betreffende de Structuurfondsen bedoelde verslag door de Commissie zal zijn toegezonden;

54. zal de vereenvoudigde nomenclatuur bestuderen die de Commissie thans voor de begrotingslijnen betreffende de Structuurfondsen hanteert, om de doorzichtigheid van de uitvoering van de begroting in het kader van de hervorming te waarborgen;

55. onderstreept dat de cooerdinatie van de leningsinstrumenten en de communautaire steunverlening, bij de uitvoering van de structuurbeleidsmaatregelen, een maximaal synergetisch effect kan waarborgen, maar is van oordeel dat de sector opgenomen en verstrekte leningen te dien einde in zekere mate moet worden gerationaliseerd; constateert met voldoening dat er bepaalde vorderingen zijn gemaakt:

a) een overeenkomst tussen de Rekenkamer en de Europese Investeringsbank (EIB) ten aanzien van de controle op NCI-transacties in de landen waar de leningen worden toegekend,

b) een overeenkomst tussen de Commissie en de EIB opdat de risico's in verband met de debiteuren- en crediteurenkasstromen in het kader van de NCI-operaties niet ten laste van de Gemeenschapsbegroting komen,

c) meer doelmatigheid en doorzichtigheid ten aanzien van het leningenbeheer op een aantal gebieden (interne voorschriften, beheersmethodologie, interne controle, procedures om concurrerende aanbiedingen te verkrijgen, het aangaan van leningen en herfinanciering);

56. zal nauwlettend de uitvoering volgen van de maatregelen van de Commissie ter verbetering van de regelmatigheid en doorzichtigheid van de beheersstructuur voor opgenomen leningen;

57. zal nagaan of de budgettaire structuur van de diverse financiële instrumenten niet aan de hand van criteria van meer politieke aard kan worden verbeterd;

58. wacht de studie af die de Commissie toegezegd heeft te zullen maken over de verwerking van de opgenomen en verstrekte leningen in de begroting alsook de maatregelen die zij zal voorstellen;

59. verzoekt de Commissie stimulansen te geven voor een gemeenschappelijk vervoerbeleid dat berust op de opneming van voldoende kredieten op de begroting, de uitwerking van een rechtsgrondslag welke voorziet in de financiering van de grote vervoerverbindingswegen in Europa en op cooerdinatie met de regionale prioriteiten van het structuurbeleid van de Gemeenschap;

60. verzoekt de Rekenkamer een speciaal verslag op te stellen over de uitgaven van de Europese Gemeenschap op het stuk van gelijke behandeling van mannen en vrouwen en ieder jaar in haar jaarverslag een hoofdstuk daaraan te wijden; verzoekt de Commissie jaarlijks een rapport hierover te publiceren;

Onderzoek, energie, milieu

61. constateert dat de verruiming van het jaarbasisbeginsel voor de begroting geen belemmering heeft gevormd voor de uitvoering van de begroting op het gebied van de vastleggingskredieten voor onderzoek; wijst er echter op dat 59,3 miljoen ecu aan betalingskredieten van het begrotingsjaar werden geannuleerd en verzoekt de Commissie een dynamischer begrotingsbeheer te voeren, zodat aan het einde van het begrotingsjaar zoveel mogelijk beschikbare kredieten zijn gebruikt;

62. is van oordeel dat de volledige uitvoering van de kredieten van hoofdstuk 73 een probleem is gebleven wegens de spanning tussen het budgettaire jaarbasisbeginsel en het meerjarig karakter van het kaderprogramma voor onderzoek; verzoekt derhalve de Commissie hiervoor een oplossing te vinden in het kader van de door artikel 11 van het Interinstitutioneel Akkoord voorgeschreven overdracht van krediettoewijzingen van de financiële vooruitzichten;

63. verzoekt de Commissie maatregelen te treffen om de toenemende omvang van de uit te voeren verplichtingen, die wijst op een gebrekkig toezicht op de gefinancierde projecten, te beperken; wenst met name dat de Commissie alle uitvoeringsfasen van gefinancierde wetenschappelijke programma's volgt, de financiering stopzet van projecten die na verloop van tijd niet meer zinvol blijken en de financieringsvoorwaarden van elk project aanpast aan de wetenschappelijke en operationele ontwikkeling ervan;

64. is van mening dat de opdrachten die het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) voor rekening van derden uitvoert, een bewijs zullen vormen van de kwaliteit van het werk dat in het centrum wordt gepresteerd, maar vreest dat het nagestreefde bedrag van 130 miljoen ecu aan ontvangsten in de periode 1988-1991 bij lange na niet kan worden bereikt; verzoekt de Commissie het GCO voldoende personeel ter beschikking te stellen om zijn marktstrategie verder te ontwikkelen;

65. zal nauwlettend toezicht houden op de eind 1988 op gang gekomen herstructurering van het GCO en verzoekt de Commissie om de instituten in de nieuwe beleidsstructuur de verantwoordelijkheid te geven voor hun eigen werkzaamheden, door voortdurend te controleren of de behaalde resultaten in overeenstemming zijn met de vooruitzichten en door de kostprijzen rechtstreeks ten laste van elk instituut te brengen; verzoekt derhalve de directie van het GCO zich te bezinnen op de organisatie van het begrotingsbeheer, en daarbij het gebruik van computertechnieken te overwegen;

66. zal zich buigen over de mededeling die de Commissie aan Parlement en Raad zal voorleggen over de maatregelen met het oog op een doelmatiger beheer, en merkt nu reeds op dat een aantal maatregelen zal moeten worden genomen om het hoofd te bieden aan de problemen op het gebied van de onderzoekwerkzaamheden onder contract, de omslachtigheid van de besluitvormingsprocedure, de juridische vaststelling van het eigendomsrecht, de overlapping van de werkzaamheden van de voor onderzoek bevoegde directoraten-generaal, de comitologie, het toezicht op de projecten en de betalingen;

67. is van mening dat fraudes en onregelmatigheden ook in de sector onderzoek mogelijk zijn, met name door het indienen van te hoge kostenramingen, en verzoekt de Commissie derhalve een overzicht van de mogelijke kosten op te stellen zodat de bevoegde diensten bij de contractuele onderhandelingen de reële kosten van een project kunnen inschatten;

68. verzoekt de Commissie de beheerskosten van de milieubegrotingslijnen ten laste van haar huishoudelijke begroting te doen komen;

69. verzoekt de Rekenkamer een speciaal verslag op te stellen over de uitgaven van de Europese Gemeenschap in de sector milieuzorg en, ieder jaar, in haar jaarverslag een hoofdstuk daaraan te wijden; verzoekt de Commissie jaarlijks een rapport hierover te publiceren;

Voorlichtingsbeleid

70. verzoekt de Commissie een operationeel programma op te stellen over alle activiteiten op het gebied van voorlichting, communicatie en cultuur en het te zamen met een document waarin de betrokken begrotingslijnen staan opgesomd, voor te leggen aan het Parlement dat dit in het kader van de begrotings- en kwijtingsprocedures zal bestuderen;

71. acht cooerdinatie tussen de diverse directoraten-generaal van de Commissie welke zich met voorlichtingsactiviteiten bezighouden, alsook tussen de centrale administratie en de voorlichtingsbureaus in de Lid-Staten onontbeerlijk, opdat overlappingen worden voorkomen en de lopende activiteiten beter op elkaar worden afgestemd;

72. verzoekt de Commissie een kosten-batenanalyse op te stellen voor voorlichtingsprogramma's waarvoor gelden worden uitgegeven en het resultaat daarvan te vermelden in het voorontwerp van begroting en in haar operationeel programma;

Ontwikkelingssamenwerking en voedselhulp

73. betreurt dat de uit te voeren verplichtingen van titel 9 van de begroting zo sterk zijn gestegen en verzoekt de Commissie een dynamischer begrotingsbeheer te voeren, met name door de voor maatregelen uit hoofde van hoofdstuk 93 gebruikelijke procedure inzake de automatische afsluiting van stilliggende projecten algemeen toe te passen;

74. constateert dat het beheer van de betrotingskredieten van hoofdstuk 93 betreffende de samenwerking met ontwikkelingslanden in Azië en Latijns-Amerika gekenmerkt wordt door grote achterstanden bij de financiering van projecten, en verzoekt de Commissie daar het volgende aan te doen:

a) de personeelsformatie van de delegaties (nog te klein) en van de centrale diensten (waarvan de werkzaamheden elkaar vaak overlappen) herindelen,

b) de procedures van de comités die aanzienlijke operationele vertragingen opleveren, herzien en overstappen op een systeem van adviescomités,

c) nagaan of het (overdreven hoge) aantal gefinancierde jaarprojecten kan worden verlaagd en of er meerjarenprogramma's kunnen worden uitgewerkt;

75. verzoekt de Commissie te streven naar een beter beheer van de kredieten van artikel 936 (vluchtelingenhulp) door voorschriften uit te vaardigen voor de selectie en het beheer van alsook de controle op projecten;

76. verzoekt de Commissie om binnen een termijn van zes maanden na het verlenen van de kwijting met een analyse te komen van de gevolgen van de nieuwe regeling voor de beschikbaarstelling van de voedselhulp;

77. is van oordeel dat de bij het herziene Financieel Reglement gevoegde verklaring van de drie instellingen de aanzet kan zijn voor een duurzame en gewenste oplossing voor het probleem van de »communicerende vaten" tussen de hoofdstukken 29 en 92 van de begroting; 78. betreurt dat de problemen in verband met het beheer en het gebruik van de tegenwaardefondsen nog niet zijn opgelost en dat de opbrengst van de verkoop, die vaak lager ligt dan de reële waarde van de hulp, soms aangewend wordt om tekorten van openbare instanties te dekken; verzoekt dan ook de Commissie om in de overeenkomsten strengere bepalingen op te nemen ten aanzien van de termijnen en de boeking van de handelswaarde van de hulp op bepaalde rekeningen;

Huishoudelijke uitgaven

79. constateert dat een aanzienlijk deel van de kredieten van de begroting van de Rekenkamer en van het Hof van Justitie zijn geschrapt en verzoekt deze Instellingen hun begroting nauwkeuriger te ramen;

80. spoort de Instellingen met een vaste zetel er krachtig toe aan beleidsmatig te streven naar aankoop van de door hen gebruikte gebouwen;

81. constateert dat het Hof van Justitie de procedure voor de bezetting van de nieuwe, in de personeelsformatie 1990 opgenomen post van adjunct financieel controleur heeft ingeleid;

82. acht het onontbeerlijk na te gaan in hoeverrre de financieel controleurs van de Instellingen hun taak onafhankelijk kunnen vervullen en verzoekt de Rekenkamer hem te dien einde een uitgewerkt overzicht voor te leggen over de in ieder der Instellingen in de periode 1984 tot en met 1988 genomen besluiten om over visumweigeringen ten aanzien van uitgaven heen te stappen; wenst tevens om voortaan ieder jaar vóór het begin van de kwijtingsprocedure, een dergelijk overzicht betreffende het voorgaande begrotingsjaar te ontvangen; dringt erop aan dat telkens wanneer het visum van de financieel controleur van een der Instellingen wordt geweigerd en de voorzitter van die Instelling deze weigering terzijde schuift, alle door de financieel controleur verstrekte ter zake dienende documenten, met inbegrip van de redenen voor de weigering, aan zijn Commissie begrotingscontrole worden voorgelegd;

83. verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk een verslag over de hervorming van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering in te dienen; verlangt voorts dat er in Brussel, Luxemburg en Ispra onderhandelingen worden geopend met artsenorganisaties over een regeling inzake tarieven;

84. verzoekt de Rekenkamer mededeling te doen van de maatregelen die zijn genomen om een onafhankelijke controle op de reiskosten van haar leden te verzekeren;

Horizontale problemen

Interne-controleregeling

85. neemt zich voor de voorstellen van de Rekenkamer betreffende de interne controle bij de Instellingen verder te onderzoeken om daaruit conclusies te trekken voor een eventuele herziening van het Financieel Reglement;

Informatieverstrekking aan de kwijtingverlenende autoriteit

86. verzoekt de Rekenkamer in haar jaarverslag:

a) in ieder hoofdstuk, in ten minste één paragraaf, de begrotingsuitvoering op het betrokken beleidsgebied door te lichten,

b) een hoofdstuk te wijden aan elke controlesector zoals vermeld in het jaarlijks werkprogramma van de Kamer, waarbij alle communautaire beleidsvormen binnen een periode die niet langer mag duren dan de uitvoering van een vierjarig werkprogramma aan een controle door de Kamer moeten worden onderworpen;

87. verzoekt de Rekenkamer een speciaal rapport op te stellen over de uitgaven voor het milieubeleid;

88. verzoekt de Commissie in deel I van de jaarrekening (financiële analyse) de stand van de uitvoering van de kredieten en de oorzaken van onderbesteding grondig te bespreken;

Betrekkingen met de nationale parlementen

89. acht cooerdinatie met de nationale parlementen onontbeerlijk om de gemeenschappelijke problemen te onderkennen en zowel ten aanzien van het communautaire stelsel en de interne rechts- en bestuursrechtelijke stelsels van de Lid-Staten maatregelen te nemen voor een serie activiteiten van gemeenschappelijk belang als:

a) de omzetting van de Gemeenschapswetgeving in nationale wettelijke maatregelen,

b) het wijden van een hoofdstuk aan elke controlesector zoals vermeld in het jaarlijks werkprogramma van de Kamer, waarbij alle communautaire beleidsvormen binnen een periode die niet langer mag duren dan de uitvoering van een vierjarig werkprogramma aan een controle door de Kamer moeten worden onderworpen;

c) het voorbereidende werk (het selecteren en het doen van voorstellen) van de nationale instanties voor de behandeling van de voor de communautaire financiering voorgestelde projecten en programma's;

Europese Scholen en Europees Universitair Instituut

90. is van mening dat de Commissie begrotingscontrole een vergelijkende studie zou moeten maken van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de Europese Gemeenschappen en de ziektekostenverzekering die van toepassing is op de docenten van de Europese Scholen en van het Europees Universitair Instituut te Florence;

91. verzoekt de Commissie en de Raad van Bestuur bij de Italiaanse autoriteiten met klem aan te dringen op een oplossing om onverwijld de nodige middelen uit te trekken voor het herstel en het onderhoud van de Europese School te Varese.

(1) PB nr. L 79 van 22. 3. 1987, blz. 14.

(1) PB nr. L 155 van 7. 6. 1989, blz. 1.

(2) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 29.

(1) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

(1) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 1.

(2) PB nr. L 362 van 30. 12. 1988, blz. 1.

c ) nagaan of het ( overdreven hoge ) aantal gefinancierde jaarprojecten kan worden verlaagd en of er meerjarenprogramma's kunnen worden uitgewerkt;

75 . verzoekt de Commissie te streven naar een beter beheer van de kredieten van artikel 936 ( vluchtelingenhulp ) door voorschriften uit te vaardigen voor de selectie en het beheer van alsook de controle op projecten;

76 . verzoekt de Commissie om binnen een termijn van zes maanden na het verlenen van de kwijting met een analyse te komen van de gevolgen van de nieuwe regeling voor de beschikbaarstelling van de voedselhulp;

77 . is van oordeel dat de bij het herziene Financieel Reglement gevoegde verklaring van de drie instellingen de aanzet kan zijn voor een duurzame en gewenste oplossing voor het probleem van de "communicerende vaten" tussen de hoofdstukken 29 en 92 van de begroting;

78 . betreurt dat de problemen in verband met het beheer en het gebruik van de tegenwaardefondsen nog niet zijn opgelost en dat de opbrengst van de verkoop, die vaak lager ligt dan de reële waarde van de hulp, soms aangewend wordt om tekorten van openbare instanties te dekken; verzoekt dan ook de Commissie om in de overeenkomsten strengere bepalingen op te nemen ten aanzien van de termijnen en de boeking van de handelswaarde van de hulp op bepaalde rekeningen;

Huishoudelijke uitgaven

79 . constateert dat een aanzienlijk deel van de kredieten van de begroting van de Rekenkamer en van het Hof van Justitie zijn geschrapt en verzoekt deze Instellingen hun begroting nauwkeuriger te ramen;

80 . spoort de Instellingen met een vaste zetel er krachtig toe aan beleidsmatig te streven naar aankoop van de door hen gebruikte gebouwen;

81 . constateert dat het Hof van Justitie de procedure voor de bezetting van de nieuwe, in de personeelsformatie 1990 opgenomen post van adjunct financieel controleur heeft ingeleid;

82 . acht het onontbeerlijk na te gaan in hoeverrre de financieel controleurs van de Instellingen hun taak onafhankelijk kunnen vervullen en verzoekt de Rekenkamer hem te dien einde een uitgewerkt overzicht voor te leggen over de in ieder der Instellingen in de periode 1984 tot en met 1988 genomen besluiten om over visumweigeringen ten aanzien van uitgaven heen te stappen; wenst tevens om voortaan ieder jaar voor het begin van de kwijtingsprocedure, een dergelijk overzicht betreffende het voorgaande begrotingsjaar te ontvangen; dringt erop aan dat telkens wanneer het visum van de financieel controleur van een der Instellingen wordt geweigerd en de voorzitter van die Instelling deze weigering terzijde schuift, alle door de financieel controleur verstrekte ter zake dienende documenten, met inbegrip van de redenen voor de weigering, aan zijn Commissie begrotingscontrole worden voorgelegd;

83 . verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk een verslag over de hervorming van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering in te dienen; verlangt voorts dat er in Brussel, Luxemburg en Ispra onderhandelingen worden geopend met artsenorganisaties over een regeling inzake tarieven;

84 . verzoekt de Rekenkamer mededeling te doen van de maatregelen die zijn genomen om een onafhankelijke controle op de reiskosten van haar leden te verzekeren;

Horizontale problemen

Interne-controleregeling

85 . neemt zich voor de voorstellen van de Rekenkamer betreffende de interne controle bij de Instellingen verder te onderzoeken om daaruit conclusies te trekken voor een eventuele herziening van het Financieel Reglement;

Informatieverstrekking aan de kwijtingverlenende autoriteit

86 . verzoekt de Rekenkamer in haar jaarverslag :

a ) in ieder hoofdstuk, in ten minste één paragraaf, de begrotingsuitvoering op het betrokken beleidsgebied door te lichten,

b ) een hoofdstuk te wijden aan elke controlesector zoals vermeld in het jaarlijks werkprogramma van de Kamer, waarbij alle communautaire beleidsvormen binnen een periode die niet langer mag duren dan de uitvoering van een vierjarig werkprogramma aan een controle door de Kamer moeten worden onderworpen;

87 . verzoekt de Rekenkamer een speciaal rapport op te stellen over de uitgaven voor het milieubeleid;

88 . verzoekt de Commissie in deel I van de jaarrekening ( financiële analyse ) de stand van de uitvoering van de kredieten en de oorzaken van onderbesteding grondig te bespreken;

Betrekkingen met de nationale parlementen

89 . acht coordinatie met de nationale parlementen onontbeerlijk om de gemeenschappelijke problemen te onderkennen en zowel ten aanzien van het communautaire stelsel en de interne rechts - en bestuursrechtelijke stelsels van

de Lid-Staten maatregelen te nemen voor een serie activiteiten van gemeenschappelijk belang als :

a ) de omzetting van de Gemeenschapswetgeving in nationale wettelijke maatregelen,

b ) het wijden van een hoofdstuk aan elke controlesector zoals vermeld in het jaarlijks werkprogramma van de Kamer, waarbij alle communautaire beleidsvormen binnen een periode die niet langer mag duren dan de uitvoering van een vierjarig werkprogramma aan een controle door de Kamer moeten worden onderworpen;

c ) het voorbereidende werk ( het selecteren en het doen van voorstellen ) van de nationale instanties voor de behandeling van de voor de communautaire financiering voorgestelde projecten en programma's;

Europese Scholen en Europees Universitair Instituut

90 . is van mening dat de Commissie begrotingscontrole een vergelijkende studie zou moeten maken van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de Europese Gemeenschappen en de ziektekostenverzekering die van toepassing is op de docenten van de Europese Scholen en van het Europees Universitair Instituut te Florence;

91 . verzoekt de Commissie en de Raad van Bestuur bij de Italiaanse autoriteiten met klem aan te dringen op een oplossing om onverwijld de nodige middelen uit te trekken voor het herstel en het onderhoud van de Europese School te Varese .

( 1 ) PB nr . L 79 van 22 . 3 . 1987, blz . 14 .

( 1 ) PB nr . L 155 van 7 . 6 . 1989, blz . 1 .

( 2 ) PB nr . L 185 van 15 . 7 . 1988, blz . 29 .

( 1 ) PB nr . L 94 van 28 . 4 . 1970, blz . 13 .

( 1 ) PB nr . L 374 van 31 . 12 . 1988, blz . 1 .

( 2 ) PB nr . L 362 van 30 . 12 . 1988, blz . 1 .

Top