This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31990D0197
90/197/EEC: Commission Decision of 4 October 1989 on an aid granted in France to cereal farmers and producers, financed by the reimbursement of specific fiscal and parafiscal charges (Only the French text is authentic)
90/197/EEG: Beschikking van de Commissie van 4 oktober 1989 betreffende de steun die in Frankrijk aan veehouders-graanproducenten wordt verleend door terugbetaling van specifieke fiscale en parafiscale heffingen (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
90/197/EEG: Beschikking van de Commissie van 4 oktober 1989 betreffende de steun die in Frankrijk aan veehouders-graanproducenten wordt verleend door terugbetaling van specifieke fiscale en parafiscale heffingen (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
PB L 105 van 25.4.1990, p. 15–18
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
In force
90/197/EEG: Beschikking van de Commissie van 4 oktober 1989 betreffende de steun die in Frankrijk aan veehouders-graanproducenten wordt verleend door terugbetaling van specifieke fiscale en parafiscale heffingen (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 105 van 25/04/1990 blz. 0015 - 0018
***** BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 4 oktober 1989 betreffende de steun die in Frankrijk aan veehouders-graanproducenten wordt verleend door terugbetaling van specifieke fiscale en parafiscale heffingen (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek) (90/197/EEG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1249/89 (2), en met name op artikel 21, Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 571/89 (4), en met name op artikel 24, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1235/89 (6), en met name op artikel 23, Na de belanghebbenden overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het Verdrag te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (7); Overwegende hetgeen volgt: I Naar aanleiding van een klacht heeft de Commissie kennis gekregen van een regeling in het kader waarvan aan Franse veehouders-graanproducenten de specifieke fiscale heffingen (solidariteitsheffingen, Bapsa-producentenheffing) die zij hebben betaald bij de levering van graan aan een erkend verwerkend bedrijf (collecteur), kunnen worden terugbetaald (rectificatieve begrotingswet voor 1982 van 30 december 1982). Bij twee decreten van 26 oktober 1983 is deze regeling uitgebreid tot bepaalde parafiscale heffingen (FASC-heffing en FNDA-heffing). Krachtens deze regeling kunnen Franse veehouders-graanproducenten deze heffingen terugbetaald krijgen voor in voeder verwerkt graan dat zij aankopen voor vervoedering, en voor maximaal 300 ton graan per verkoopseizoen. II 1. Bij schrijven van 29 november 1988 heeft de Commissie aan de Franse Regering meegedeeld dat zij had besloten ten aanzien van deze steunmaatregel de in artikel 93, lid 2, van het Verdrag bedoelde procedure in te leiden. 2. In dit schrijven heeft de Commissie de Franse autoriteiten erop gewezen dat zij van oordeel was dat deze steun een vorm van steun voor de bedrijfsvoering is die geen enkel duurzaam effect op de ontwikkeling van de betrokken sector kan hebben, daar het effect van de maatregel verdwijnt zodra de maatregel zelf afloopt. De Commissie is van mening dat dergelijke maatregelen in beginsel onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt. Bovendien is de communautaire wetgeving voor de veehouderijsector een complete en uitputtende regeling, die geen ruimte laat voor aanvullende maatregelen van de Lid-Staten om het inkomen van de producenten te ondersteunen. De betrokken steunmaatregel is derhalve in strijd met de communautaire bepalingen. 3. In het kader van de voornoemde procedure heeft de Commissie de Franse Regering aangemaand haar opmerkingen mee te delen. De Commissie heeft ook de andere Lid-Staten en de overige belanghebbenden aangemaand hun opmerkingen mee te delen. III Bij schrijven van 1 maart 1989 heeft de Franse Regering op het schrijven van de Commissie geantwoord. Volgens de Franse autoriteiten is de betrokken regeling geen steunmaatregel, maar heeft zij alleen tot doel te voorkomen dat veehouders-graanproducenten die niet over de nodige verwerkingsinstallaties beschikken, worden benadeeld ten opzichte van veehouders-graanproducenten die, doordat zij hun oogst zelf kunnen verwerken, de bij het in de handel brengen van graan verschuldigde heffingen niet hoeven te betalen. De regeling zou het derhalve mogelijk maken alle Franse veehouders-graanproducenten weer op voet van gelijkheid te behandelen. De Franse autoriteiten zijn van mening dat dit systeem in overeenstemming is met de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake de inachtneming van het algemeen gelijkheidsbeginsel, dat onder meer in het arrest van 29 juni 1988 in zaak 300/86 (1), Landschoot, is erkend. Zij zijn voorts van mening dat de situatie van veehouders-graanproducenten niet vergelijkbaar is met die van veehouders die geen graan verbouwen. Deze verschillende punten zijn door de Franse autoriteiten uiteengezet en toegelicht tijdens een vergadering met de Commissie op 25 april 1989. IV Ten aanzien van de door de Franse autoriteiten aangevoerde argumenten dient uitdrukkelijk het volgende te worden opgemerkt: - de terugbetaling van de heffingen aan de veehouders-graanproducenten moet worden beschouwd als een met staatsmiddelen bekostigde vorm van steun in de zin van artikel 92 van het Verdrag. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie »verliest een overheidsmaatregel ter begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde produkten niet zijn karakter van voordeel om niet, doordat hij geheel of gedeeltelijk wordt gefinancierd uit van overheidswege verplicht gestelde bijdragen van de betrokken ondernemingen" (2); - het Hof van Justitie heeft in zaak 300/86 weliswaar artikel 1, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 2040/86 van de Commissie (3), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2572/86 (4), ongeldig verklaard »voor zover daarbij de eerste verwerkingen van graan die door een producent op zijn landbouwbedrijf worden uitgevoerd met verwerkingsinstallaties die deel uitmaken van dat bedrijf, zijn vrijgesteld van de medeverantwoordelijkheidsheffing wanneer het verkregen produkt op datzelfde landbouwbedrijf wordt gebruikt, zonder dat is voorzien dat deze vrijstelling ook geldt voor eerste verwerkingen die door een producent buiten zijn landbouwbedrijf worden uitgevoerd of met verwerkingsinstallaties die geen deel uitmaken van de landbouwuitrusting van dat bedrijf, wanneer het verkregen produkt op datzelfde bedrijf wordt gebruikt", maar deze jurisprudentie kan op het onderhavige geval niet worden toegepast. De communautaire regeling inzake de onder bepaalde voorwaarden geldende vrijstelling van een communautaire heffing, die bindend en voor de gehele Gemeenschap gelijk is, kan niet echt worden gelijkgesteld met een unilaterale regeling tot terugbetaling van nationale heffingen in een Lid-Staat. Daarbij komt, dat de communautaire regeling betreffende de medeverantwoordelijkheidsheffing is bedoeld om de structurele graanoverschotten op de markt te beperken, hetgeen niet kan worden gezegd van de Franse maatregel; - de graanproducerende veehouders concurreren als producent van produkten van de veehouderij met veehouders die geen graan verbouwen. Om de hierboven uiteengezette redenen kunnen de door de Franse autoriteiten aangevoerde argumenten niet worden aanvaard. V 1. De artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag zijn volgens de bovengenoemde marktordeningen van toepassing op de produktie van en de handel in produkten waarvoor de betrokken steunmaatregel geldt. De betrokken steun verleent sommige Franse veehouders-graanproducenten een bijzonder voordeel. Dank zij deze steun kunnen de veehouders die voor terugbetaling in aanmerking komen, hun produktiekosten verlagen. In dit verband dient te worden gewezen op de omvang van diervoederkosten als component van de verkoopprijs van vlees (van 50 tot 70 %). De maatregel vervalst bijgevolg de concurrentie tussen deze veehouders en de veehouders die niet voor de terugbetaling in aanmerking komen, zowel in Frankrijk als in de andere Lid-Staten. Deze maatregel kan, gelet op zijn aard, omdat hij de produktiekosten vermindert en geldt voor produkten waarvan grote hoeveelheden worden verhandeld, het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig beïnvloeden. De gegevens over het handelsverkeer van de betrokken produkten tussen Frankrijk en de overige landen van de Gemeenschap kunnen, op grond van de statistische gegevens voor 1987, worden samengevat als volgt: (× 1 000 ton) 1.2.3.4 // // // // // // Invoer uit andere Lid-Staten // Uitvoer naar andere Lid-Staten // Zelfvoorzie- ningsgraad // // // // // Rundvlees // 294 // 209 // 121,24 % // // // // // Varkensvlees // 424 // 97 // 81 % // // // // // Slachtpluimvee // 40 // 138 // 136,57 % // // // // Als gevolg van deze maatregel wordt de uitvoer van handelaren in de andere Lid-Staten bemoeilijkt, doordat er namelijk een groter aanbod zal zijn van Frans vee waarvoor de steun is toegekend, en doordat bovendien als gevolg van de maatregel grotere hoeveelheden voor uitvoer zullen worden aangeboden. De betrokken maatregel voldoet bijgevolg aan de criteria van artikel 92, lid 1, van het Verdrag; volgens die bepaling zijn steunmaatregelen die voldoen aan de daarin vermelde criteria, in beginsel onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. 2. De in artikel 92, lid 2, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen op deze onverenigbaarheid zijn duidelijk niet van toepassing op de betrokken steunmaatregel, en de Franse autoriteiten hebben zich er trouwens ook niet op beroepen. De in lid 3 van genoemd artikel bedoelde uitzonderingen gelden voor maatregelen waarmee doeleinden worden nagestreefd die in het belang zijn van de Gemeenschap en niet uitsluitend in het belang van bijzondere sectoren van de nationale economie. Deze uitzonderingen moeten bij het onderzoek van steunmaatregelen ten gunste van bepaalde gebieden of bepaalde sectoren en van individuele gevallen van toepassing van algemene steunregelingen strikt worden uitgelegd. Steunverlening mag met name slechts worden geaccepteerd als de Commissie kan vaststellen dat de steun nodig is om een van de in de voornoemde bepalingen genoemde doelstellingen te bereiken. Indien zou worden geaccepteerd dat deze uitzonderingen worden toegestaan voor steunmaatregelen die een dergelijk doel niet helpen bereiken, zou, zonder rechtvaardiging ontleend aan het belang van de Gemeenschap, het handelsverkeer tussen de Lid-Staten worden geschaad en de mededinging worden vervalst, en zouden bijgevolg aan bepaalde Lid-Staten onrechtmatige voordelen worden toegekend. In onderhavig geval kan niet worden geconstateerd dat de steunmaatregel bijdraagt tot het bereiken van een doel dat van communautair belang is. De Franse Regering heeft namelijk geen enkel argument kunnen aanvoeren op grond waarvan zou kunnen worden gesteld dat de betrokken steun in aanmerking komt voor een van de in artikel 92, lid 3, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen, en de Commissie heeft daartoe evenmin een rechtvaardiging kunnen ontdekken. Het gaat niet om een maatregel om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen in de zin van artikel 92, lid 3, onder b), noch om een maatregel om een ernstige verstoring in de economie van de betrokken Lid-Staat op te heffen, als bedoeld in diezelfde bepaling. Met betrekking tot de in artikel 92, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag bedoelde uitzonderingen voor steunmaatregelen ter bevordering of ter vergemakkelijking van de economische ontwikkeling van bepaalde streken, of van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid als bedoeld onder c) van genoemd artikel, dient te worden opgemerkt dat de betrokken steun de situatie in de economische sector waarvoor hij geldt, niet blijvend kan verbeteren. Bovendien kan de maatregel, doordat hij tot gevolg kan hebben dat meer vlees voor interventie wordt aangeboden, tevens leiden tot een stijging van de uitgaven van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw. Op grond van deze overweging dient de maatregel als strijdig met het gemeenschappelijk belang te worden aangemerkt. De steun moet bijgevolg worden beschouwd als een vorm van steun voor de bedrijfsvoering waartegen de Commissie zich in beginsel steeds heeft verzet omdat voor de toekenning ervan niet zodanige voorwaarden worden gesteld dat hij in aanmerking kan komen voor een van de uitzonderingen bedoeld in artikel 92, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag. 3. Bovendien hebben de Lid-Staten nog slechts een beperkte bevoegdheid om rechtstreeks in te grijpen in de werking van een gemeenschappelijke marktordening voor produkten van de veehouderij, die in een stelsel van gemeenschappelijke prijzen voorziet en die nu onder de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschap valt. De verlening van een dergelijke steun is strijdig met het beginsel volgens hetwelk de Lid-Staten in het kader van een gemeenschappelijke marktordening niet meer eenzijdig besluiten mogen nemen die het inkomen van de landbouwers raken. Doordat de steun in strijd is met de betrokken gemeenschappelijke marktordeningen, kan het toestaan van een uitzondering uit hoofde van artikel 92, lid 3, van het Verdrag zelfs niet meer worden overwogen. 4. Uit een en ander volgt dat de betrokken steun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92 van het Verdrag en dat hij niet langer mag worden verleend, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 De Franse Regering mag aan veehouders-producenten van graan geen steun meer verlenen in de vorm van terugbetaling van de bijzondere fiscale en parafiscale heffingen die hen wordt verleend in de mate waarin zij in voeder verwerkte produkten van dezelfde aard aankopen voor vervoedering, en voor maximaal 300 ton graan per verkoopseizoen. Artikel 2 De Franse Regering stelt de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking in kennis van de maatregelen die zij heeft genomen om aan deze beschikking gevolg te geven. Artikel 3 Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek. Gedaan te Brussel, 4 oktober 1989. Voor de Commissie Ray MAC SHARRY Lid van de Commissie (1) PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 1. (2) PB nr. L 129 van 11. 5. 1989, blz. 12. (3) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24. (4) PB nr. L 61 van 4. 3. 1989, blz. 43. (5) PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 77. (6) PB nr. L 128 van 11. 5. 1989, blz. 29. (7) PB nr. C 35 van 11. 2. 1989, blz. 17. (1) Nog niet gepubliceerd. (2) Zaak 78/76, Steinecke, arrest van 22 maart 1977, Jurispr. 1977, blz. 595. (3) PB nr. L 173 van 1. 7. 1986, blz. 65. (4) PB nr. L 229 van 15. 8. 1986, blz. 25.