This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31990D0184
90/184/Euratom, EEC: Commission Decision of 23 March 1990 authorizing Denmark not to take into account certain categories of transactions and to use certain approximate estimates for the calculation of the VAT own resources base (Only the Danish text is authentic)
90/184/Euratom, EEG: Beschikking van de Commissie van 23 maart 1990 waarbij Denemarken wordt gemachtigd geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen en gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)
90/184/Euratom, EEG: Beschikking van de Commissie van 23 maart 1990 waarbij Denemarken wordt gemachtigd geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen en gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)
PB L 99 van 19.4.1990, p. 37–38
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 04/12/2018
90/184/Euratom, EEG: Beschikking van de Commissie van 23 maart 1990 waarbij Denemarken wordt gemachtigd geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen en gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 099 van 19/04/1990 blz. 0037 - 0038
***** BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 23 maart 1990 waarbij Denemarken wordt gemachtigd geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen en gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek) (90/184/Euratom, EEG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, Gelet op Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (1), inzonderheid op artikel 13, Overwegende dat Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 2892/77 van de Raad van 19 december 1977 houdende toepassing voor de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde van het besluit van 21 april 1970 betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lid-Staten door eigen middelen van de Gemeenschappen (2) sedert 31 december 1988 niet meer van toepassing is en dat de op grond van artikel 13 van deze verordening vastgestelde machtigingen met ingang van 1 januari 1989 moeten worden vernieuwd op grond van artikel 13 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89; Overwegende dat, op grond van artikel 28, lid 3, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (3), hierna genoemd »Zesde Richtlijn", laatstelijk gewijzigd bij Besluit 84/386/EEG (4), de Lid-Staten bepaalde handelingen kunnen blijven vrijstellen of belasten en dat deze handelingen in aanmerking moeten worden genomen voor de vaststelling van de grondslag van de BTW-middelen; Overwegende dat Denemarken niet in staat is de grondslag van de BTW-middelen voor twee in bijlage F van de Zesde Richtlijn genoemde categorieën handelingen nauwkeurig te berekenen; dat deze berekening zou leiden tot ongerechtvaardigd hoge administratieve lasten in verhouding tot de invloed van deze handelingen op de totale grondslag van de BTW-middelen van deze Lid-Staat, en dat Denemarken derhalve dient te worden gemachtigd hiermee geen rekening te houden bij de berekening van de BTW-grondslag; Overwegende dat Denemarken aan de hand van ramingen een berekening kan uitvoeren voor twee in bijlage F van de Zesde Richtlijn genoemde categorieën handelingen en dat deze Lid-Staat derhalve dient te worden gemachtigd de BTW-grondslag te berekenen aan de hand van ramingen; Overwegende dat het Raadgevend Comité voor de eigen middelen het verslag waarin de adviezen van zijn leden over de onderhavige beschikking zijn neergelegd, heeft goedgekeurd, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 Voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde vanaf 1 januari 1989 wordt Denemarken gemachtigd geen rekening te houden met de volgende, in bijlage F van de Zesde Richtlijn bedoelde categorieën handelingen: 1. diensten van schrijvers, kunstenaars en vertolkers van kunstwerken (bijlage F, ex punt 2); 2. beheer van kredieten en kredietgaranties door een persoon of instelling, andere dan die welke de kredieten heeft verstrekt (bijlage F, punt 13). Artikel 2 Voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde vanaf 1 januari 1989 wordt Denemarken gemachtigd de grondslag betreffende de volgende categorieën handelingen, bedoeld in bijlage F van de Zesde Richtlijn, te berekenen aan de hand van ramingen: 1. diensten verricht door lijkbezorgers en crematoria, met uitzondering van de levering door hen van goederen die met deze diensten in rechtstreeks verband staan (bijlage F, ex punt 6); 2. handelingen betreffende de bewaring en het beheer van aandelen (bijlage F, ex punt 15). Artikel 3 Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken. Gedaan te Brussel, 23 maart 1990. Voor de Commissie Peter SCHMIDHUBER Lid van de Commissie (1) PB nr. L 155 van 7. 6. 1989, blz. 9. (2) PB nr. L 336 van 27. 12. 1977, blz. 8. (3) PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 1. (4) PB nr. L 208 van 3. 9. 1984, blz. 58.