EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990D0177

90/177/Euratom, EEG: Beschikking van de Commissie van 23 maart 1990 waarbij België wordt gemachtigd geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen en gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de teksten in de Nederlandse en de Franse taal zijn authentiek)

PB L 99 van 19.4.1990, p. 24–25 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 02/12/2017

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1990/177/oj

31990D0177

90/177/Euratom, EEG: Beschikking van de Commissie van 23 maart 1990 waarbij België wordt gemachtigd geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen en gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de teksten in de Nederlandse en de Franse taal zijn authentiek)

Publicatieblad Nr. L 099 van 19/04/1990 blz. 0024 - 0025


*****

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 maart 1990

waarbij België wordt gemachtigd geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen en gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde

(Slechts de teksten in de Nederlandse en de Franse taal zijn authentiek)

(90/177/Euratom, EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (1), inzonderheid op artikel 13,

Overwegende dat Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 2892/77 van de Raad van 19 december 1977 houdende toepassing voor de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde van het besluit van 21 april 1970 betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lid-Staten door eigen middelen van de Gemeenschappen (2) sedert 31 december 1988 niet meer van toepassing is en dat de op grond van artikel 13 van deze verordening vastgestelde machtigingen met ingang van 1 januari 1989 moeten worden vernieuwd op grond van artikel 13 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89;

Overwegende dat, op grond van artikel 28, lid 3, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (3), hierna genoemd »Zesde Richtlijn", laatstelijk gewijzigd bij Besluit 84/386/EEG (4), de Lid-Staten bepaalde handelingen kunnen blijven vrijstellen of belasten en dat deze handelingen in aanmerking moeten worden genomen voor de vaststelling van de grondslag van de BTW-middelen;

Overwegende dat België niet in staat is de grondslag van de BTW-middelen voor twee in de bijlagen E en F van de Zesde Richtlijn genoemde categorieën handelingen nauwkeurig te berekenen; dat deze berekening zou leiden tot ongerechtvaardigd hoge administratieve lasten in verhouding tot de invloed van deze handelingen op de totale grondslag van de BTW-middelen van deze Lid-Staat, en dat België derhalve dient te worden gemachtigd hiermee geen rekening te houden bij de berekening van de BTW-grondslag;

Overwegende dat België aan de hand van ramingen een berekening kan uitvoeren voor vijf in de bijlagen E en F van de Zesde Richtlijn genoemde categorieën handelingen en dat deze Lid-Staat derhalve dient te worden gemachtigd de BTW-grondslag te berekenen aan de hand van ramingen;

Overwegende dat het Raadgevend Comité voor de eigen middelen het verslag waarin de adviezen van zijn leden over de onderhavige beschikking zijn neergelegd, heeft goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde vanaf 1 januari 1989 wordt België op grond van artikel 6, lid 3, eerste streepje, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 gemachtigd geen rekening te houden met de volgende, in de bijlagen E en F van de Zesde Richtlijn bedoelde categorieën handelingen:

1. handelingen bedoeld in artikel 13, letter A, lid 1, onder f), van de Zesde Richtlijn, andere dan die van groeperingen van medische of paramedische aard (bijlage E, ex punt 3);

2. diensten van schrijvers, kunstenaars en vertolkers van kunstwerken, voor zover het niet gaat om de diensten bedoeld in bijlage B van de Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad (5), te weten:

- diensten verleend aan de organisatoren van lezingen door conférenciers,

- diensten verleend aan de organisatoren van schouwspelen en concerten, aan de uitgevers van grammofoonplaten en andere geluidsdragers en aan de producenten van films en andere beelddragers door acteurs, dirigenten, musici en andere kunstenaars voor de uitvoering van toneel-, choreografische, cinematografische of muzikale werken of die van circusschouwspelen, muziekvariétés of voorstellingen van artistiek cabaret, en

- diensten verleend aan de organisatoren van wedstrijden of sportmanifestaties door personen die aan deze wedstrijden of manifestaties deelnemen (bijlage F, ex punt 2).

Artikel 2

Voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde vanaf 1 januari 1989 wordt België gemachtigd de grondslag betreffende de volgende categorieën handelingen, bedoeld in de bijlagen E en F van de Zesde Richtlijn, te berekenen aan de hand van ramingen:

1. diensten van reisbureaus als bedoeld in artikel 26 van de Zesde Richtlijn alsmede van reisbureaus die in naam en voor rekening van de reiziger handelen, voor reizen buiten de Gemeenschap (bijlage E, punt 15);

2. diensten van advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders (voor al hun handelingen), voor zover het niet gaat om de in bijlage B van de Tweede Richtlijn 67/228/EEG bedoelde diensten (bijlage F, ex punt 2);

3. diensten van dierenartsen in verband met de verzorging van dieren (bijlage F, punt 9);

4. leveringen van de in artikel 4, lid 3, van de Zesde Richtlijn bedoelde terreinen (bijlage F, ex punt 16).

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 23 maart 1990.

Voor de Commissie

Peter SCHMIDHUBER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 155 van 7. 6. 1989, blz. 9.

(2) PB nr. L 336 van 27. 12. 1977, blz. 8.

(3) PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 1.

(4) PB nr. L 208 van 3. 9. 1984, blz. 58.

(5) PB nr. 71 van 14. 4. 1967, blz. 1303/67.

Top