Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31988D0148

    88/148/EEG: Beschikking van de Commissie van 11 december 1987 betreffende het door Griekenland overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 ingediende meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot (1987 tot en met 1991) (Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

    PB L 70 van 16.3.1988, p. 23–26 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1991

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1988/148/oj

    31988D0148

    88/148/EEG: Beschikking van de Commissie van 11 december 1987 betreffende het door Griekenland overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 ingediende meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot (1987 tot en met 1991) (Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

    Publicatieblad Nr. L 070 van 16/03/1988 blz. 0023 - 0026


    *****

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 11 december 1987

    betreffende het door Griekenland overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 ingediende meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot (1987 tot en met 1991)

    (Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

    (88/148/EEG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

    GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad van 18 december 1986 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur (1), en met name op artikel 4,

    Overwegende dat de Griekse Regering op 30 april 1987 bij de Commissie een meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot heeft ingediend, hierna te noemen »het programma"; dat zij vervolgens aanvullende inlichtingen over dit programma heeft verstrekt;

    Overwegende dat dient te worden nagegaan of, gelet op de verwachte ontwikkeling van de visbestanden, op de markt voor produkten van de visserij en de aquicultuur, op de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde maatregelen en op de oriëntatie van dit beleid, het programma aan de voorwaarden van artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 4028/86 voldoet en het raam kan vormen voor communautaire en nationale financiering in de betrokken sector;

    Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad (2) een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden is vastgesteld;

    Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 4028/86 erop gericht is binnen het raam van het gemeenschappelijk visserijbeleid de structurele ontwikkeling in de visserijsector te vergemakkelijken; dat deze ontwikkeling kan worden bevorderd door daartoe geëigende acties die door de Gemeenschap financieel worden gesteund;

    Overwegende dat dergelijke acties moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een vissersvloot die aan de op middellange termijn te verwachten vangstmogelijkheden in de wateren van de Gemeenschap en daarbuiten is aangepast; dat bij de uitvoering van deze acties met name naar een evenwichtige exploitatie van de visbestanden in de wateren van de Gemeenschap moet worden gestreefd;

    Overwegende dat de maatregelen die in het raam van de voor de periode van 1987 tot en met 1997 vastgestelde communautaire wetgeving worden uitgevoerd, een vervolg vormen op de structuurverbetering waarmee in de periode van 1983 tot en met 31 december 1986 is begonnen langs de weg van gemeenschappelijke acties voor herstructurering, modernisering en ontwikkeling van de visserij; dat de doelstellingen van het voorgaande, bij Beschikking 85/283/EEG van de Commissie (3) goedgekeurde programma derhalve het referentiekader vormen voor een beoordeling van de ontwikkeling die daadwerkelijk is vastgesteld, enerzijds, en van de nog te verrichten inspanningen om de communautaire doelstellingen te kunnen bereiken, anderzijds;

    Overwegende dat de doelstellingen van het oriëntatieprogramma voor 1986 niet volledig zijn bereikt; dat de huidige en de verwachte omvang van de visbestanden in het licht van de visserijactiviteit van de betrokken vloot niet toelaten de ramingen op grond waarvan die doelstellingen zijn vastgesteld en goedgekeurd, te wijzigen; dat derhalve de aanpassingsinspanningen in dezelfde richting over de periode van 1987 tot en met 1991 moeten worden voortgezet en nog versterkt;

    Overwegende dat deze ramingen kunnen worden herzien op grond van significante ontwikkelingen in de beschikbare visbestanden die uit wetenschappelijke gegevens blijken en op grond van ontwikkelingen in de visserijbetrekkingen van de Gemeenschap met niet tot de Gemeenschap behorende kuststaten;

    Overwegende dat voorts de omvang van de geplande moderniseringsmaatregelen ertoe leidt dat het algehele prestatievermogen van de betrokken vloot aanzienlijk zal verbeteren; dat hiermee rekening moet worden gehouden voor de bepaling van de bij het verstrijken van het programma tot stand te brengen verhouding tussen de vangstcapaciteit en de beschikbare visbestanden;

    Overwegende dat de gewenste structuuraanpassingen geleidelijk moeten worden doorgevoerd, ten einde de eventuele economische en sociale weerslag zo gering mogelijk te doen zijn;

    Overwegende dat de ontwikkelingen periodiek moeten worden gevolgd, zodat de maatregelen voor de beheersing van de visserij-inspanning waarmee de uitvoering van dit programma gepaard gaat, kunnen worden verbeterd of gecorrigeerd;

    Overwegende dat een ontwikkeling die niet in overeenstemming is met de doelstellingen van het programma, strijdig is met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid; dat bijgevolg voor concrete acties in het kader van dit programma van overheidswege geen financiële bijstand kan worden verleend; dat daarom de goedkeuring slechts geldt voor zover de grenzen en voorwaarden waarvan zij afhankelijk is gesteld, in acht worden genomen;

    Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor de visserijstructuur,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    Het door de Griekse Regering op 30 april 1987 ingediende en nadien door haar aangevulde meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot wordt goedgekeurd onder de in deze beschikking vermelde grenzen en voorwaarden en onder voorbehoud van de inachtneming daarvan.

    Artikel 2

    Griekenland verstrekt aan de Commissie jaarlijks, uiterlijk op 15 februari en 31 juli, voor iedere in het programma vermelde categorie vaartuigen, gegevens over het aantal van die vaartuigen met de tonnage en het motorvermogen ervan dat in de zes maanden die op de aan de genoemde tijdstippen voorafgaande data van 31 december, onderscheidenlijk 30 juni, eindigden aan de vloot is toegevoegd, onderscheidenlijk daaraan is onttrokken.

    Artikel 3

    De in artikel 1 bedoelde goedkeuring geldt slechts voor zover de ontwikkeling van de vloot in overeenstemming is met de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma die in de bijlage zijn vermeld.

    De Commissie stelt de Lid-Staat aan de hand van de vaststellingen waartoe de in artikel 2 bedoelde, periodiek medegedeelde gegevens leiden of, bij herhaald achterwege blijven van die mededelingen, na een periode van twee opeenvolgende halve jaren, in kennis van de vaststelling dat niet aan de voorwaarden waarop het programma is goedgekeurd, is voldaan.

    Artikel 4

    Deze beschikking loopt niet vooruit op eventuele financiële bijdragen van de Gemeenschap voor afzonderlijke investeringsprojecten.

    Artikel 5

    Deze beschikking is gericht tot de Helleense Republiek.

    Gedaan te Brussel, 11 december 1987.

    Voor de Commissie

    António CARDOSO E CUNHA

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 376 van 31. 12. 1986, blz. 7.

    (2) PB nr. L 24 van 27. 1. 1983, blz. 1.

    (3) PB nr. L 157 van 15. 6. 1985, blz. 6.

    BIJLAGE

    Meerjarig oriëntatieprogramma voor de Griekse vissersvloot (1987 tot en met 1991)

    I. ALGEMEEN

    Het programma betreft de gehele Griekse vissersvloot en geldt voor het gehele grondgebied van deze Lid-Staat.

    II. DOELSTELLINGEN

    1. Het programma moet gericht zijn op:

    a) inkrimping van de Middellandse-Zeevloot ten opzichte van het vorige programma, en wel tot 104 623 brt en 448 000 kW per 31 december 1991;

    b) modernisering van de Middellandse-Zeevloot met het oog op een verbetering van de veiligheid;

    c) heroriëntatie van de visserij-inspanning van de kustgebieden naar verder afgelegen en diepere wateren;

    d) betere begeleiding van en betere controle op de visserijactiviteit en de ontwikkeling van de vloot;

    e) modernisering en inkrimping van de oceaanvloot met als doelstelling een capaciteit van 25 996 brt per 31 december 1991.

    2. De ontwikkeling van de vloot tijdens de looptijd van het programma dient binnen de volgende grenzen te verlopen:

    (Tonnage (brt))

    1.2.3.4 // // // // // // Doelstelling van het programma 2908/83 // Situatie per 1 januari 1987 // Doelstelling voor 31 december 1991 // // // // // Vloot in de Middellandse Zee // 107 859 // 104 718 // 104 623 // Oceaanvloot // 26 800 (1) // 33 043 // 25 996 // // // // // Totaal // 134 659 // 137 761 // 130 619 // // // //

    (Motorvermogen (kW))

    1.2.3.4 // // // // // // Doelstelling van het programma 2908/83 // Situatie per 1 januari 1987 // Doelstelling voor 31 december 1991 // // // // // Vloot in de Middellandse Zee // 457 147 // 511 127 // 448 000 // Oceaanvloot // 45 320 (1) // 57 696 // 44 413 // // // // // Totaal // 502 467 // 568 823 // 492 413 // // // //

    (1) Extrapolatie van de doelstelling voor de gehele oceaanvloot.

    III. GEPLANDE ACTIES

    Om de hierboven aangegeven doelstellingen te bereiken, dienen de volgende acties ten uitvoer te worden gelegd:

    a) vermindering van de capaciteit van de »vloot voor de plaatselijke visserij" (vaartuigen met een lengte van minder dan 9 meter tussen de loodlijnen);

    b) heroriëntatie van de »vloot voor de kustvisserij" door het uit de vaart nemen van verouderde of ongeschikte vaartuigen en door stimulering van het gebruik van selectievere vismethodes;

    c) herstructurering en modernisering van de vloot voor de »middelverre visserij" door ingebruikneming van vaartuigen met meer gebruiksmogelijkheden;

    d) inkrimping van de oceaanvloot door stimulering van sanering en door bouw van kleinere schepen. IV. OPMERKINGEN

    1. De in II, 1, onder a), vermelde algemene doelstelling en de in de bovenstaande overzichten vermelde doelstellingen per categorie van de vissersvloot kunnen slechts worden herzien op grond van nauwkeurige wetenschappelijke evaluaties waaruit het bestaan van thans niet volledig benutte bestanden blijkt.

    2. De in II, 1, onder c), bedoelde heroriëntatie van de visserij-inspanningen zal gepaard moeten gaan met een regelgeving waardoor wordt gewaarborgd dat de visserijactiviteit wordt verminderd in de wateren waar traditioneel door de »vloot voor de plaatselijke visserij" werd gevist.

    3. Betreffende de vloot voor de Middellandse Zee moet elke verhoging van de gemiddelde tonnage per schip gepaard zijn gegaan met het uit de vaart nemen van verouderde of ongeschikte vaartuigen.

    4. De momenteel niet actieve vaartuigen van de oceaanvloot kunnen slechts in aanmerking komen in het kader van dit programma in verband met een desbetreffende vermindering van de thans actieve vloot.

    5. De doelstellingen van het programma moeten eind 1988 voor ten minste 20 % en eind 1990 voor ten minste 80 % zijn bereikt.

    6. De Commissie herinnert eraan dat de financiële bijstand die op structuurgebied door nationale, regionale of plaatselijke autoriteiten voor maatregelen voor de betrokken sector wordt toegekend, voortaan in het raam van dit programma moet worden ingepast.

    Top