Este documento é um excerto do sítio EUR-Lex
Documento 31987R4136
Commission Regulation (EEC) No 4136/87 of 9 December 1987 determining the conditions of entry of horses intended for slaughter under subheading 0101 19 10 of the combined nomenclature
Verordening (EEG) nr. 4136/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van slachtpaarden onder onderverdeling 0101 19 10 van de gecombineerde nomenclatuur
Verordening (EEG) nr. 4136/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van slachtpaarden onder onderverdeling 0101 19 10 van de gecombineerde nomenclatuur
PB L 387 van 31.12.1987, p. 60—62
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
Já não está em vigor, Data do termo de validade: 01/01/1994; opgeheven door 393R2454
Verordening (EEG) nr. 4136/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van slachtpaarden onder onderverdeling 0101 19 10 van de gecombineerde nomenclatuur
Publicatieblad Nr. L 387 van 31/12/1987 blz. 0060 - 0062
VERORDENING (EEG) Nr. 4136/87 VAN DE COMMISSIE van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van slachtpaarden onder onderverdeling 0101 19 10 van de gecombineerde nomenclatuur DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), inzonderheid op artikel 11, Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad van 28 juni 1968 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3529/87 (3), het gemeenschappelijk douanetarief is vastgesteld op basis van de nomenclatuur van het Verdrag van 15 december 1950 inzake de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven; Overwegende dat op basis van Verordening (EEG) nr. 97/69 van de Raad van 16 januari 1969 betreffende de maatregelen die moeten worden getroffen voor de uniforme toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2055/84 (5), de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van slachtdieren onder post 01.01 A II van het gemeenschappelijk douanetarief bij Verordening (EEG) nr. 485/79 van de Commissie (6) zijn vastgesteld; Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, enerzijds, Verordening (EEG) nr. 950/68 door de vaststelling van de nieuwe, op het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen gebaseerde tarief- en statistieknomenclatuur (gecombineerde nomenclatuur) en, anderzijds, Verordening (EEG) nr. 97/69 zijn ingetrokken en vervangen; dat het derhalve dienstig is voor alle duidelijkheid Verordening (EEG) nr. 485/79 te vervangen door een nieuwe verordening waarin de nieuwe nomenclatuur en de nieuwe rechtsgrondslag zijn opgenomen; Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 2658/87 onderverdeling 0101 19 10 van de gecombineerde nomenclatuur betrekking heeft op slachtpaarden; dat indeling van de genoemde paarden onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen in de op dit gebied vastgestelde communautaire voorschriften; dat, ten einde eenvormige toepassing van de gecombineerde nomenclatuur te waarborgen, voor de vaststelling van deze voorwaarden en bepalingen voorschriften nodig zijn; Overwegende dat, daar aan het slachten van de ingevoerde paarden een groot tariefvoordeel verbonden is, onder meer dient te worden voorgeschreven dat: 1. de importeur verplicht is ervoor zorg te dragen dat de paarden worden geslacht en voorts verplicht is zekerheid te stellen voor het verschil tussen de bedragen die uit de toepassing van de douanerechten van, respectievelijk, de onderverdelingen 0101 19 90 en 0101 19 10 van de gecombineerde nomenclatuur resulteren en dit verschil, in voorkomend geval, te betalen; 2. de paarden zodanig worden geïdentificeerd dat zij vanaf het tijdstip dat zij in het vrije verkeer worden gebracht tot aan dat waarop zij worden geslacht, ononderbroken kunnen worden gevolgd; 3. het vervoer van de paarden tussen de douane en het slachthuis met behoorlijk verzegelde vervoermiddelen geschiedt; 4. het bewijs wordt geleverd dat de paarden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn geslacht; Overwegende dat in afwachting van een harmonisatie op communautair vlak van de sanitaire bepalingen inzake slachtpaarden, deze vrijwel niet van de ene Lid-Staat naar een andere worden overgebracht; dat het onder deze omstandigheden niet nodig is gebleken voor het vervoer van deze paarden van de ene Lid-Staat naar een andere in bijzondere bepalingen te voorzien; Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité nomenclatuur, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Indeling van slachtpaarden onder onderverdeling 0101 19 10 van de gecombineerde nomenclatuur wordt beheerst door de artikelen 2 tot en met 7. Artikel 2 1. Op het tijdstip waarop het paard in het vrije verkeer wordt gebracht, moet het, ten genoegen van de bevoegde autoriteiten, worden geïdentificeerd met een duidelijk leesbaar merkteken door wegneming van haar op de linker schoft, met de schaar of op andere wijze, welk merkteken bestaat uit het teken "X'' dat aangeeft dat het paard voor het slachten bestemd is en een nummer dat het mogelijk maakt het paard te individualiseren vanaf het tijdstip van het in het vrije verkeer brengen tot op dat van het slachten ervan. Deze identificatie mag geschieden hetzij vóór, hetzij op het tijdstip waarop de paarden in het vrije verkeer worden gebracht. 2. De gegevens betreffende de merktekens worden in de aangifte voor het vrije verkeer van de desbetreffende paarden opgenomen. Een kopie van deze aangifte vergezelt de paarden en wordt bij de in artikel 4, lid 1, bedoelde autoriteit ingediend. Artikel 3 1. Nadat de douaneformaliteiten voor het in het vrije verkeer brengen zijn vervuld, moeten de paarden rechtstreeks met behulp van door de bevoegde autoriteiten behoorlijk verzegelde vervoermiddelen, onverminderd de nationale bepalingen inzake verbreking of vervanging van de verzegeling, wanneer dat noodzakelijk is, naar een door de bevoegde autoriteiten erkend slachthuis worden overgebracht om aldaar te worden geslacht. 2. Bij aankomst in het slachthuis dient het verbreken van de verzegeling en het lossen van de paarden in aanwezigheid van de bevoegde autoriteit te geschieden. 3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing indien het douanekantoor waar de in lid 1 bedoelde formaliteiten worden vervuld, zich in het slachthuis bevindt en de paarden onmiddellijk onder verantwoordelijkheid van de in artikel 4, lid 1, bedoelde autoriteit worden geplaatst. Indien het douanekantoor waar de in lid 1 bedoelde formaliteiten worden vervuld, zich in de onmiddellijke nabijheid van het slachthuis bevindt, kan de bevoegde autoriteit de verzegeling vervangen door daartoe geëigende maatregelen van toezicht waarmee het rechtstreekse vervoer van de paarden naar het slachthuis en het plaatsen onder verant- woordelijkheid van de in artikel 4, lid 1, bedoelde autoriteit wordt gewaarborgd. Artikel 4 1. Het bewijs dat de paarden zijn geslacht, moet worden geleverd, hetzij door middel van de overlegging van een door de daartoe aangewezen autoriteit afgegeven certificaat, hetzij door middel van een door bedoelde autoriteit op de in artikel 2, lid 2, bedoelde kopie van de aangifte gestelde verklaring, inhoudende dat de identiteit van de geslachte paarden overeenstemt met die van de paarden welke op de aangifte voor het vrije verkeer zijn vermeld. 2. Het bewijs dat de paarden zijn geslacht, dient binnen een termijn van achttien dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de aangifte voor het vrije verkeer werd aanvaard, te worden geleverd aan het douanekantoor waar bedoelde aangifte werd gedaan, hetzij door de in lid 1 vermelde autoriteit, hetzij door tussenkomst van de importeur, zulks ter keuze van de onderscheiden Lid-Staten. Artikel 5 Indien bij aankomst in het slachthuis het paard niet kan worden geïdentificeerd of indien artikel 3 niet in acht is genomen, stelt de bevoegde autoriteit onverwijld de bevoegde douanedienst op de hoogte, die de nodige maatregelen treft. Artikel 6 1. De importeur is verplicht: a) ervoor zorg te dragen dat de paarden worden geslacht overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen van deze verordening; b) een zekerheid te stellen, waarvan de vorm wordt vastgesteld door de bevoegde autoriteiten, welke zekerheid het verschil moet dekken tussen de bedragen die voort- vloeien uit de toepassing van de douanerechten van de onderverdelingen 0101 19 90 en 0101 19 10 op de dag waarop de aangifte voor het vrije verkeer van de paarden door de bevoegde autoriteiten wordt aanvaard; c) het onder b) bedoelde verschil te betalen indien de in deze verordening vastgelegde voorwaarden en bepalingen niet zijn nagekomen, tenzij de bevoegde autoriteiten van mening zijn dat er van frauduleuze handelingen geen sprake is; d) op verzoek van de bevoegde autoriteiten in de boeken en bescheiden alsmede in de boekhouding, die op deze paarden betrekking hebben, inzage te verlenen; e) zich aan elke andere controlemaatregel te onderwerpen die de bevoegde autoriteiten, met het oog op de vaststelling van het feit dat de paarden daadwerkelijk zijn geslacht, wenselijk achten. 2. De zekerheid wordt vrijgegeven onmiddellijk nadat hetzij het bewijs is geleverd dat de slachting overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen van deze verordening is geschied, hetzij het in lid 1, onder b), bedoelde verschil is betaald. Artikel 7 Voor de toepassing van deze verordening worden de landen van de Benelux Economische Unie als één Lid-Staat aangemerkt. Artikel 8 Verordening (EEG) nr. 485/79 wordt ingetrokken. Artikel 9 Elke Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van de maatregelen die hij op het niveau van de centrale overheid voor de toepassing van deze verordening treft. De Commissie geeft deze inlichtingen door aan de overige Lid-Staten. Artikel 10 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1988. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 9 december 1987. Voor de Commissie COCKFIELD Vice-Voorzitter SPA:L888UMBH15.95 FF: 8UH0; SETUP: 01; Hoehe: 1215 mm; 204 Zeilen; 9867 Zeichen; Bediener: MARL Pr.: B; Kunde: ................................ (1) PB nr. L 256 van 7. 9. 1987, blz. 1. (2) PB nr. L 172 van 22. 7. 1968, blz. 1. (3) PB nr. L 336 van 26. 11. 1987, blz. 3. (4) PB nr. L 14 van 21. 1. 1969, blz. 1. (5) PB nr. L 191 van 19. 7. 1984, blz. 1. (6) PB nr. L 64 van 14. 3. 1979, blz. 49.