31987R3371

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3371/87 VAN DE COMMISSIE

van 9 november 1987

houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2681/84 tot aanvaarding van een verbintenis in verband met de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van pentaërythritol van oorsprong uit Zweden

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2176/84 van de Raad van 23 juli 1984 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1761/87 (2), inzonderheid op de artikelen 10 en 11,

Na overleg in het kader van het Raadgevend Comité overeenkomstig genoemde verordening,

Overwegende hetgeen volgt:

In maart 1984 begon de Commissie een anti-dumpingprocedure betreffende pentaërythritol van oorsprong uit Zweden (3). In september 1984 werd door de Zweedse exporteur een prijsverbintenis aangeboden die door de Commissie werd aanvaard bij Verordening (EEG) nr. 2681/84 (4). Eind 1986 verzocht Perstorp Zweden om een nieuw onderzoek naar de lopende prijsverbintenis met betrekking tot de uitvoer van pentaërythritol naar de Gemeenschap in verband met gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 14, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2176/84.

Perstorp Zweden stelde dat de kosten van vervaardiging van dit produkt sedert de aanvaarding van de prijsverbintenis aanzienlijk waren gedaald. Aangezien deze prijsverbintenis de marktprijs weergaf die voor de EG-producenten nodig was om alle kosten alsmede de winst te omvatten, voerde Perstorp aan dat deze naar beneden zou moeten worden aangepast om met de huidige kostensituatie overeen te komen.

Perstorp Zweden verzocht niet om een nieuw onderzoek naar de in de eerdere procedure vastgestelde dumpingmarge, die niet in twijfel werd getrokken. Het verzoek om een nieuw onderzoek had uitsluitend betrekking op het schadeaspect.

De Commissie is vervolgens overgegaan tot een nieuw onderzoek van de schadedrempel die de grondslag vormde van de prijsverbintenis voor de betrokken exporteur, zonder een heropening van het onderzoek overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2176/84.

Terwijl als referentieperiode de tweede helft van 1986 werd genomen, werd vastgesteld dat als gevolg van ontwikkelingen in de kosten een aanpassing naar beneden van de schadedrempel en daaruit voortvloeiend van de verbintenis gewettigd is. Na afronding van het onderzoek werd de Zweedse exporteur in kennis gesteld van de voornaamste bevindingen en heeft hij daarop zijn commentaar gegeven. In augustus 1987 bood Perstorp een nieuwe prijsverbintenis voor zijn uitvoer van pentaërythritol naar de Gemeenschap aan.

De aangeboden verbintenis wordt onder deze omstandigheden door de Commissie aanvaardbaar geacht, aangezien deze de nieuwe produktiekosten voor de EG-producenten, vermeerderd met een redelijke winstmarge, weergeeft zodat deze voldoende is om de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap op te heffen.

In het Raadgevend Comité werd hiertegen geen bezwaar gemaakt.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

De verbintenis die wordt aangeboden door Perstorp AB, Perstorp, Zweden, in verband met de herziene anti-dumpingprocedure betreffende pentaërythritol van oorsprong uit Zweden, vallende onder post ex 29.04 C I van het gemeenschappelijk douanetarief en overeenkomende met NIMEXE-code 29.04-66, wordt hierbij aanvaard.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 9 november 1987.

Voor de Commissie

Willy DE CLERCQ

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 201 van 30. 7. 1984, blz. 1.

(2) PB nr. L 167 van 26. 6. 1987, blz. 9.

(3) PB nr. C 72 van 13. 3. 1984, blz. 2.

(4) PB nr. L 254 van 22. 9. 1984, blz. 5.