EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31987R2241

Verordening (EEG) nr. 2241/87 van de Raad van 23 juli 1987 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de visserijactiviteiten

PB L 207 van 29.7.1987, p. 1–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1999

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1987/2241/oj

31987R2241

Verordening (EEG) nr. 2241/87 van de Raad van 23 juli 1987 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de visserijactiviteiten

Publicatieblad Nr. L 207 van 29/07/1987 blz. 0001 - 0007
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 4 Deel 3 blz. 0032
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 4 Deel 3 blz. 0032


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 2241/87 VAN DE RAAD

van 23 juli 1987

houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de visserijactiviteiten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden (1), inzonderheid op artikel 11,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat het, in verband met belangrijke wijzigingen die zich hebben voorgedaan op het gebied van inspectie en controle van de activiteiten van vissersvaartuigen als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2057/82 (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 4027/86 (3), omwille van de duidelijkheid dienstig is die verordening te codificeren;

Overwegende dat het voor de vangsten door vissersvaartuigen dienstig is controlemaatregelen vast te stellen ten einde te verzekeren dat de elders aan de visserij gestelde beperkingen worden nageleefd;

Overwegende dat deze maatregelen voorschriften moeten behelzen betreffende de inspectie en de controle door de autoriteiten van de Lid-Staten van alle vissersvaartuigen, vaartuigen van derde landen inbegrepen, zowel op zee als in de havens, en van alle activiteiten waarbij inspectie het mogelijk moet maken de uitvoering van deze verordening na te gaan en de inbreuken op de reglementering inzake instandhoudings- en controlemaatregelen te vervolgen;

Overwegende dat de Lid-Staten de Commissie regelmatig verslag dienen uit te brengen over de inspectie en over de naar aanleiding van eventuele overtredingen van de instandhoudings- en controlevoorschriften getroffen maatregelen;

Overwegende dat voor een doeltreffende controle op de aanvoer van soorten waarvoor een maximum toegestane vangst (TAC) per bestand of groep bestanden of een andere vorm van kwantitatieve beperking is vastgesteld, de kapiteins van vissersvaartuigen een register moeten bijhouden van en verklaringen moeten verstrekken over hun activiteiten; dat het evenwel dienstig is kleine vaartuigen met een beperkte actieradius waarvoor de verplichting tot het bijhouden van een logboek een last zou betekenen die buiten verhouding zou staan tot hun potentiële visserijactiviteit, vrij te stellen van die verplichting;

Overwegende dat het echter wenselijk is dat de kapiteins van de vaartuigen met een lengte van meer dan 10 meter of hun gemachtigden na iedere visreis een vangstaangifte invullen, omdat dit, gezien het aantal van de betrokken vaartuigen, het enige middel is om controle op hun activiteiten uit te oefenen en dientengevolge om te beoordelen in hoeverre de geldende instandhoudingsmaatregelen worden nageleefd;

Overwegende dat het met het oog op de controle van de visserijactiviteiten noodzakelijk is dat de Lid-Staten de juistheid van de in de logboeken en in de aanlandings- en overladingsverklaringen vermelde gegevens controleren;

Overwegende dat het dienstig is te voorzien in de verplichting voor de Lid-Staten om de aangelande hoeveelheden van bestanden of groepen van bestanden waarvoor een TAC of een quotum is vastgesteld te registreren en om te voorzien in maatregelen waardoor deze registratie kan worden nagetrokken;

Overwegende dat de controle op de visserijactiviteit zal verbeteren als aan de Commissie, op haar verzoek, meer gedetailleerd of vaker gegevens over de vangsten zouden worden verstrekt;

Overwegende dat de buiten het grondgebied van de Gemeenschap aan wal gebrachte hoeveelheden evenals de overladingen van vis van het ene op het andere vaartuig moeten worden geregistreerd;

Overwegende dat het dienstig is de mogelijkheid te creëren de bepalingen inzake het logboek, de aanvoeraangifte, de gegevens over overlading en de registratie van vangsten uit te breiden tot bestanden waarvoor geen totaal toegestane vangsten of quota gelden;

Overwegende dat, wanneer de vissers van een Lid-Staat een aan die Lid-Staat toegewezen quotum volledig hebben gebruikt, verdere vangsten bij besluit van de Commissie moeten worden verboden;

Overwegende voorts dat de Gemeenschap krachtens het Verdrag op intern vlak beschikt over de bevoegdheid om alle maatregelen te treffen voor het behoud van de biologische rijkdommen van de zee; dat in dat kader dient te worden voorzien in de mogelijkheid de visserijactiviteiten stop te zetten zodra de TAC, het quotum, de toewijzing of het deel waarover de Gemeenschap beschikt is opgebruikt; dat evenwel het nadeel dat de Lid-Staat ondervindt die zijn quotum, toewijzing of deel van het bestand of van de betrokken groep bestanden niet heeft opgebruikt dient te worden gecompenseerd; dat te dien einde een compensatiemechanisme dient te worden ingesteld dat de eisen van de instandhouding verenigt met de handhaving van de vismogelijkheden per soort en per zone ingevolge de jaarlijkse vaststelling van de TAC's en quota; dat te dien einde de verminderingen en toewijzingen moeten plaatsvinden hetzij in hetzelfde jaar, hetzij in de loop van het volgende jaar of de volgende jaren en dat hierbij bij voorrang rekening moet worden gehouden met de soorten en zones waarvoor jaarlijkse quota, toewijzingen of beschikbare delen zijn vastgesteld;

Overwegende dat regelingen moeten worden getroffen voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van deze verordening;

Overwegende dat, wanneer de Commissie of de door haar gemachtigde ambtenaren bij de uitvoering van hun taak op herhaalde, ongerechtvaardigde moeilijkheden stuiten, de Commissie de betrokken Lid-Staten niet alleen om uitleg kan vragen, maar ook om de middelen om haar actie tot een goed einde te brengen; dat de betrokken Lid-Staat derhalve verplicht is zorg te dragen voor de nakoming van de voor hem uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen, door de uitvoering van de taak van de Commissie te vergemakkelijken;

Overwegende dat de controle verbeterd wordt door de invoering van de verplichting onwettige netten onbruikbaar te maken;

Overwegende dat het dienstig is in uitvoeringsbepalingen voor de inspectie en de controle te voorzien ten einde de activiteiten van de vissersvaartuigen beter te controleren;

Overwegende dat deze verordening de nationale controlemaatregelen op het door haar bestreken gebied, die verder gaan dan haar minimumvoorschriften, onverlet moet laten, voor zover zij in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

TITEL I

Inspectie en controle van vissersvaartuigen en hun activiteiten

Artikel 1

1. Ten einde te waarborgen dat alle geldende regelingen met betrekking tot de instandhoudings- en controlemaatregelen worden nageleefd, draagt iedere Lid-Staat op zijn grondgebied en in de onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallende maritieme wateren zorg voor controle op de uitoefening van de visserij en bijkomende activiteiten. Hij inspecteert de vissersvaartuigen en alle activiteiten ten aanzien waarvan inspectie de mogelijkheid biedt de naleving van deze verordening te verifiëren, met name de aanvoer, de verkoop en de opslag van vis, alsmede de registratie van de aanvoer en de verkoop.

2. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een Lid-Staat bij een krachtens lid 1 uitgevoerde controle of inspectie constateren dat de geldende regelingen met betrekking tot de instandhoudings- en controlemaatregelen niet zijn nageleefd, worden tegen de kapitein van het betrokken vaartuig of tegen elke andere verantwoordelijke persoon strafrechtelijke of administratieve stappen ondernomen.

3. Ten einde te waarborgen dat de inspectie zo doeltreffend mogelijk en met zo laag mogelijke kosten wordt uitgevoerd, cooerdineren de Lid-Staten hun controleactiviteiten en nemen zij maatregelen in het kader waarvan de bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie elkaar regelmatig inlichten over de opgedane ervaring.

Artikel 2

1. De in artikel 1 bedoelde inspectie en controle worden door elke Lid-Staat voor eigen rekening uitgevoerd en verricht door een door deze Lid-Staat daartoe aangewezen inspectiedienst.

Bij de uitvoering van deze taak moeten de Lid-Staten erop toezien dat de in artikel 1 bedoelde bepalingen en maatregelen worden nageleefd. Bovendien moeten zij daarbij zodanig tewerk gaan dat de normale visserijactiviteit niet nodeloos wordt gehinderd. Zij moeten er tevens voor zorgen dat bij de inspectie niet discriminerend wordt opgetreden ten aanzien van de verschillende sectoren en vaartuigen.

2. De personen die verantwoordelijk zijn voor de vissersvaartuigen die worden geïnspecteerd, verlenen hun medewerking aan inspecties overeenkomstig lid 1.

Artikel 3

Volgens de procedure bedoeld in artikel 14 kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de toepassing van de artikelen 1 en 2, met name inzake:

a) de middelen voor identificatie van officieel aangestelde inspecteurs, van inspectievaartuigen of van andere soortgelijke hulpmiddelen die door een Lid-Staat voor inspectie kunnen worden gebruikt;

b) de door inspecteurs en kapiteins van vissersvaartuigen te volgen procedure wanneer een inspecteur aan boord van een vissersvaartuig wil gaan;

c) de door inspecteurs die aan boord van een vissersvaartuig zijn gegaan bij de inspectie van dat vaartuig, het vistuig of de vangsten te volgen procedure;

d) het door de inspecteurs na elke inspectie aan boord van een vissersvaartuig op te maken verslag, en

e) de merktekens en andere middelen voor identificatie van de vissersvaartuigen en het vistuig; f) de certificering van de kenmerken van vissersvaartuigen die verband houden met de uitoefening van visserijactiviteiten.

Artikel 4

De Lid-Staten verstrekken de Commissie regelmatig informatie over het aantal geïnspecteerde vissersvaartuigen, hun nationaliteit, de aard van de geconstateerde overtredingen en de naar aanleiding van deze overtredingen ondernomen stappen.

TITEL II

Controle op de vangsten

Artikel 5

1. Kapiteins van vissersvaartuigen die de vlag voeren van een Lid-Staat of daar zijn geregistreerd, en waarmee wordt gevist op een bestand of groep bestanden waarvoor een totaal toegestane vangst (TAC) of quotum is vastgesteld, houden een logboek bij waarin zij ten minste de gevangen hoeveelheden, per soort, die aan boord worden gehouden, de datum van de vangsten, de plaats van de vangsten onder verwijzing naar de kleinste zone waarvoor een TAC of quotum is vastgesteld en wordt beheerd, en het gebruikte type vistuig vermelden.

2. Kapiteins van vissersvaartuigen die de vlag voeren van een Lid-Staat of in een Lid-Staat zijn geregistreerd en die een lengte hebben

a) van 10 meter of minder,

b) van meer dan 10 meter maar niet meer dan 17 meter wanneer zij een visreis maken van ten hoogste 24 uur, te rekenen vanaf het uur van vertrek uit de haven tot het uur van terugkomst in de haven, en wanneer zij niet in het Skagerrak of het Kattegat vissen, of

c) van 12 meter of minder wanneer zij in het Skagerrak of het Kattegat vissen,

zijn vrijgesteld van de in lid 1 omschreven verplichtingen.

3. De Lid-Staten treffen de dienstige maatregelen om de juistheid van de uit hoofde van lid 1 genoteerde gegevens te controleren.

Artikel 6

1. Bij de aanvoer na iedere reis verstrekt de kapitein van een vissersvaartuig dat een lengte heeft van meer dan 10 meter en dat de vlag van een Lid-Staat voert of in een Lid-Staat is geregistreerd, of diens gemachtigde, aan de autoriteiten van de Lid-Staat waarvan hij de losplaatsen gebruikt, een verklaring voor de juistheid waarvan in de eerste plaats de kapitein verantwoordelijk is en waarin hij ten minste voor ieder bestand of iedere groep bestanden waarvoor een TAC of quotum geldt, de aangevoerde hoeveelheden vermeldt onder opgave van de vangstplaats met verwijzing naar de kleinste zone waarvoor een TAC of quotum is vastgesteld en wordt beheerd. Ingeval de vangsten hebben plaatsgevonden in wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van een derde land vallen, dient deze informatie afzonderlijk te worden opgenomen met verwijzing naar de wateren van elk van de betrokken derde landen.

2. De Lid-Staten treffen de maatregelen die nodig zijn om de juistheid van de uit hoofde van lid 1 verstrekte verklaringen na te gaan.

Artikel 7

1. Onverminderd artikel 6 doet de kapitein van een vissersvaartuig dat de vlag van een Lid-Staat voert of in een Lid-Staat is geregistreerd, en dat

- vangsten uit een bestand of groep bestanden waarvoor een TAC of quotum geldt, overlaadt op een ander vaartuig, hierna ontvangend vaartuig te noemen, ongeacht de losplaats, of

- dergelijke vangsten rechtstreeks buiten het grondgebied van de Gemeenschap aan land brengt,

bij het overladen of het lossen aan de Lid-Staat waarvan zijn vaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd, mededeling van de betrokken soorten en hoeveelheden, alsmede van de datum van overladen of lossen en van de vangstplaats met verwijzing naar de kleinste zone waarvoor een TAC of quotum is vastgesteld en wordt beheerd. Indien de vangst heeft plaatsgevonden in wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van een derde land vallen, dient deze informatie afzonderlijk te worden vermeld met verwijzing naar de wateren van elk van de betrokken derde landen.

2. Vóór het begin en aan het einde van een overlading of reeks overladingen in een haven of in de maritieme wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van een Lid-Staat vallen, doet de kapitein van het ontvangende vaartuig de bevoegde autoriteiten van deze Lid-Staat mededeling van de hoeveelheden aan boord van zijn vaartuig die zijn gevangen uit een bestand of groep bestanden waarvoor een TAC of quotum geldt.

De kapitein van het ontvangende vaartuig noteert de op zijn vaartuig overgeladen hoeveelheden die zijn gevangen uit een bestand of groep bestanden waarvoor een TAC of quotum geldt, de datum waarop deze zijn overgeladen en de gegevens over het vaartuig dat de betrokken vangsten heeft overgeladen op het ontvangende vaartuig. Dit voorschrift wordt geacht te zijn nageleefd door het bewaren van de afschriften van de overladingsverklaringen die zijn afgegeven overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de Lid-Staten. Aan het einde van een overlading of reeks overladingen doet de kapitein van het ontvangende vaartuig deze gegevens uiterlijk binnen 24 uur aan bovengenoemde bevoegde autoriteiten toekomen.

De kapitein van het ontvangende vaartuig noteert tevens de door het ontvangende vaartuig op een derde vaartuig overgeladen hoeveelheden die zijn gevangen uit een bestand of groep bestanden waarvoor een TAC of quotum geldt, en stelt de bovengenoemde bevoegde autoriteiten uiterlijk 24 uur tevoren in kennis van de overlading. Na de overlading stelt de kapitein de bovengenoemde bevoegde autoriteiten in kennis van de overgeladen hoeveelheden. De kapitein van het ontvangende vaartuig en de kapitein van het hiervoor bedoelde derde vaartuig moeten de genoemde bevoegde autoriteiten in staat stellen om de juistheid van de in dit lid voorgeschreven gegevens te controleren.

3. De Lid-Staten treffen alle nodige maatregelen om de juistheid van de krachtens de leden 1 en 2 ontvangen gegevens te controleren en stellen, in voorkomend geval, de Lid-Staat of Lid-Staten waar het ontvangende vaartuig en het vissersvaartuig dat vangsten op het ontvangende vaartuig heeft overgeladen, zijn geregistreerd of waarvan zij de vlag voeren, in kennis van deze gegevens en van de uitslag van de controle.

4. De leden 2 en 3 gelden ook voor een ontvangend vaartuig dat de vlag voert van of geregistreerd is in een derde land.

Artikel 8

Indien de overlading of aanlanding meer dan 15 dagen na de vangst wordt verwacht, worden de in de artikelen 6 en 7 bedoelde gegevens uiterlijk 15 dagen na de vangst gemeld aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waarvan het vaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd.

Artikel 9

1. De Lid-Staten dragen zorg voor de registratie van de aanvoer van alle vangsten uit een aan een TAC of quotum onderworpen bestand of groep bestanden door vissersvaartuigen die de vlag voeren van een Lid-Staat of in een Lid-Staat zijn geregistreerd. Daartoe kunnen de Lid-Staten eisen dat de vangsten de eerste keer via de veiling op de markt worden gebracht.

Indien vangsten uit een bestand of groep bestanden waarvoor een TAC of quotum geldt, de eerste keer niet via de veiling op de markt worden gebracht, zien de Lid-Staten erop toe dat de betrokken hoeveelheden aan de visafslagen of aan de door de Lid-Staten aangewezen instellingen worden medegedeeld.

2. Vóór de 15e van elke maand doet iedere Lid-Staat aan de Commissie mededeling van de in de voorafgaande maand aangevoerde hoeveelheden uit elk bestand of elke groep bestanden waarvoor een TAC of quotum geldt, en van de op grond van de artikelen 7 en 8 ontvangen gegevens.

In de mededelingen aan de Commissie worden de plaats van de vangsten, zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6, alsmede de nationaliteit van de betrokken vissersvaartuigen vermeld.

Onverminderd de andere bepalingen van dit lid verschaffen de Lid-Staten, op verzoek van de Commissie, de krachtens dit lid te verstrekken gegevens gedetailleerder of vaker indien de vangsten uit bestanden of groepen bestanden waarvoor een TAC of quotum geldt, het niveau van de TAC of van het quotum dreigt te bereiken.

3. Binnen een termijn van ten hoogste 10 dagen na ontvangst stelt de Commissie de Lid-Staten in kennis van de mededelingen die zij uit hoofde van dit artikel heeft ontvangen.

4. Elke Lid-Staat bewaart de documenten die uit hoofde van de artikelen 5 en 6 en de nadere regels ter toepassing daarvan aan zijn bevoegde autoriteiten worden voorgelegd of doet deze bewaren, in dier voege dat deze documenten die ten grondslag liggen aan de mededelingen aan de Commissie bedoeld in lid 2 teruggevonden kunnen worden gedurende een periode van drie jaar vanaf het begin van het jaar dat volgt op het jaar waarin de betrokken aanvoer heeft plaatsgevonden.

Artikel 10

Overeenkomstig de procedure van artikel 14 kunnen aanvullende bestanden of groepen bestanden aan de bepalingen van de artikelen 5 tot en met 9 worden onderworpen.

TITEL III

Verbod van visserijactiviteiten

Artikel 11

1. Alle vangsten door vaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren of die in een Lid-Staat zijn geregistreerd, uit een bestand of groep bestanden waarvoor quota gelden, worden, ongeacht de plaats van aanlanding, in mindering gebracht op het betrokken quotum.

2. Iedere Lid-Staat stelt de datum vast waarop, ten gevolge van de vangsten uit een aan quota onderworpen bestand of groep bestanden, verricht door vissersvaartuigen die de vlag van die Lid-Staat voeren of daar zijn geregistreerd, het voor deze Lid-Staat met betrekking tot dat bestand of die groep bestanden geldende quotum wordt geacht volledig te zijn gebruikt. Hij vaardigt met ingang van die datum een voorlopig verbod uit op het vangen van vis uit dat bestand of die groep bestanden door de bedoelde vaartuigen, alsmede op het aan boord houden, overladen en lossen voor zover de vangsten na die datum zijn gedaan en stelt een datum vast tot welke het overladen en het lossen of de laatste kennisgevingen over de vangsten zijn toegestaan. Deze maatregel wordt onverwijld medegedeeld aan de Commissie, die de overige Lid-Staten hiervan in kennis stelt.

3. Na ontvangst van een mededeling uit hoofde van lid 2, of op eigen initiatief, stelt de Commissie op de grondslag van de beschikbare gegevens de datum vast waarop voor een bestand of groep bestanden ten gevolge van de vangsten die zijn onderworpen aan een TAC, een quotum of een andere kwantitatieve beperking en die zijn verricht door vissersvaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren of in een Lid-Staat zijn geregistreerd, het quotum, de toewijzing of het beschikbare deel voor deze Lid-Staat of in voorkomend geval voor de Gemeenschap worden geacht te zijn opgebruikt.

Bij de beoordeling van de in de eerste alinea bedoelde situatie licht de Commissie de betrokken Lid-Staten in over de vooruitzichten in verband met een eventuele stopzetting van de visserij ingevolge het opgebruiken van de TAC. Vissersvaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren of daar zijn geregistreerd, zetten het vissen op een bestand of groep bestanden waarvoor vangstquota gelden, stop op de datum waarop het aan die Lid-Staat toegewezen quotum voor de soort van het betrokken bestand of groep bestanden wordt geacht volledig te zijn gebruikt; deze vaartuigen zetten het aan boord houden, overladen, lossen of doen lossen van dergelijke vangsten stop voor zover deze na die datum zijn gedaan.

4. Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 3, eerste alinea, de visserijactiviteiten heeft stopgezet, omdat de TAC, het quotum, de toewijzing of het beschikbare deel voor de Gemeenschap is opgebruikt en het haar voorkomt dat een Lid-Staat het quotum, de toewijzing of het deel waarover hij beschikt voor het betrokken bestand of de betrokken groep bestanden, niet heeft opgebruikt, zijn de onderstaande bepalingen van toepassing.

Indien een Lid-Staat nadeel heeft ondervonden doordat er een vangstverbod werd opgelegd voordat het quotum van deze Lid-Staat was opgebruikt en indien dit nadeel niet werd opgeheven door toepassing van de procedure van artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 170/83, wordt de kwestie overeenkomstig artikel 15 van genoemde verordening voorgelegd aan het Comité van beheer voor de visbestanden.

Overeenkomstig de procedure van artikel 14 van die verordening worden er maatregelen getroffen om het geleden nadeel op passende wijze op te heffen. Deze maatregelen kunnen leiden tot verminderingen ten aanzien van de Lid-Staat die zijn quotum, zijn toewijzing of zijn aandeel heeft overschreden; de aldus in mindering gebrachte hoeveelheden worden op passende wijze toegewezen aan de Lid-Staten wier visserijactiviteiten zijn stopgezet voordat hun quota waren opgebruikt.

Bij de verminderingen en de daarop volgende toewijzingen wordt bij voorrang rekening gehouden met de soorten en de zones waarvoor quota, toewijzingen of jaarlijks beschikbare delen zijn vastgesteld. Deze verminderingen en toewijzingen kunnen geschieden in het jaar waarin het nadeel ontstond of in de loop van het daaropvolgende jaar of de daaropvolgende jaren.

De uitvoeringsbepalingen van dit lid en met name de wijze waarop de betrokken hoeveelheden worden bepaald, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 170/83.

TITEL IV

Toepassing van en toezicht op de controle

Artikel 12

1. De Lid-Staten verstrekken de Commissie desgevraagd alle inlichtingen omtrent de toepassing van deze verordening. Wanneer de Commissie om inlichtingen vraagt, stelt zij een termijn vast waarbinnen de inlichtingen moeten worden verstrekt.

2. Indien de Commissie van oordeel is dat bij de toepassing van deze verordening onregelmatigheden zijn voorgekomen, brengt zij dit ter kennis van de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten, waarop door deze een administratief onderzoek wordt ingesteld waaraan ambtenaren van de Commissie kunnen deelnemen. De betrokken Lid-Staat of Lid-Staten houden de Commissie op de hoogte van de voortgang en de resultaten van het onderzoek, en doen de Commissie een afschrift van het onderzoekverslag en de wezenlijke gegevens toekomen die bij de opstelling van dat verslag zijn gebruikt.

3. Ten einde de naleving van deze verordening door de Lid-Staten te garanderen, kan de Commissie de toepassing ervan ter plaatse controleren in samenwerking met de bevoegde nationale instanties.

4. a) Te dien einde kunnen de door de Commissie gemachtigde ambtenaren, voor zover de Commissie zulks nodig acht, de inspecties en controlewerkzaamheden van de nationale instanties bijwonen. De Commissie brengt passende contacten met de Lid-Staten tot stand, ten einde voor zover mogelijk een wederzijds aanvaardbaar inspectie- en controleprogramma op te stellen. De Lid-Staten werken met de Commissie samen om haar de uitvoering van deze taak te vergemakkelijken. Wanneer de Commissie of de door haar gemachtigde ambtenaren bij de uitvoering van hun taak op moeilijkheden stuiten, stelt de betrokken Lid-Staat de Commissie de middelen ter beschikking om haar actie tot een goed einde te brengen en stelt hij de gemachtigde ambtenaren van de Commissie in staat om toezicht te houden over de gevraagde inspectie- of controlewerkzaamheden. Wanneer het inspecties ter zee of vanuit de lucht betreft, behouden de autoriteiten van de Lid-Staat evenwel, in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de bevoegde nationale instanties andere prioritaire taken dienen uit te voeren die met name betrekking hebben op de defensie, de veiligheid of de douanecontrole, het recht de inspectiewerkzaamheden die de Commissie wenst bij te wonen, uit te stellen of anders in te richten; in dergelijke gevallen werkt de betrokken Lid-Staat met de Commissie samen om alternatieve regelingen te treffen.

b) Ingeval van inspecties ter zee of inspecties vanuit de lucht is alleen de gezagvoerder van het vaartuig of het vliegtuig verantwoordelijk voor de inspectiewerkzaamheden, met inachtneming van de verplichting van zijn autoriteiten om deze verordening toe te passen. De door de Commissie gemachtigde ambtenaren die aan deze inspectiewerkzaamheden deelnemen, voegen zich naar de door de gezagvoerder vastgestelde regels en gebruiken.

c) In geen geval, ongeacht of het inspecties ter zee, vanuit de lucht of te land betreft, hebben de door de Commissie gemachtigde ambtenaren het recht controles op particuliere personen uit te voeren, maar vergezellen zij de nationale inspecteurs, die te allen tijde verantwoordelijk blijven voor de verrichte inspectiewerkzaamheden. TITEL V

Gebruik van vistuig

Artikel 13

Indien wordt gevist op bepaalde soorten, in bepaalde zones of gedurende bepaalde periodes waarvoor het gebruik van netten met maaswijdten kleiner dan bij de geldende bepalingen is vastgesteld niet is toegestaan, moeten deze netten overeenkomstig de hiernavolgende voorschriften zodanig worden opgeborgen dat zij niet direct kunnen worden gebruikt:

a) netten, gewichten en soortgelijk tuig moeten worden losgemaakt van hun borden en van hun trek- of sleepkabels en -touwen;

b) netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan een deel van de bovenbouw.

TITEL VI

Algemene bepalingen

Artikel 14

De uitvoeringsbepalingen van de artikelen 3 tot en met 10 van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 170/83.

Artikel 15

Het bepaalde in deze verordening doet geen afbreuk aan nationale controlevoorschriften die verder gaan dan de minimumeisen van deze verordening, mits ze in overeenstemming zijn met de communautaire bepalingen en met het gemeenschappelijk visserijbeleid.

De in de eerste alinea bedoelde nationale voorschriften worden aan de Commissie medegedeeld overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 101/76 van de Raad van 19 januari 1976 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijk structuurbeleid in de visserijsector (1).

Artikel 16

1. Verordening (EEG) nr. 2057/82 wordt ingetrokken.

2. Verwijzingen naar de krachtens lid 1 ingetrokken verordening worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening.

Aanhalingen en verwijzingen die betrekking hebben op de artikelen van de ingetrokken verordening worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.

Artikel 17

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 23 juli 1987.

Voor de Raad

De Voorzitter

K. E. TYGESEN

(1) PB nr. L 24 van 27. 1. 1983, blz. 1.

(2) PB nr. L 220 van 29. 7. 1982, blz. 1.

(3) PB nr. L 376 van 31. 12. 1986, blz. 4.

(1) PB nr. L 20 van 28. 1. 1976, blz. 19.

BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

1.2 // // // Verordening (EEG) nr. 2057/82 // Onderhavige verordening // // // Artikel 1 // Artikel 1 // Artikel 2 // Artikel 2 // Artikel 3 // Artikel 5 // Artikel 4 // Artikel 3 // Artikel 5 // Artikel 4 // Artikel 6 // Artikel 6 // Artikel 7 // Artikel 7 // Artikel 8 // Artikel 8 // Artikel 9 // Artikel 9 // Artikel 9 bis // Artikel 10 // Artikel 10 // Artikel 11 // Artikel 11 // Artikel 13 // Artikel 12 // Artikel 12 // Artikel 13 // Artikel 14 // Artikel 14 // Artikel 15 // Artikel 15 // Artikel 16 // Artikel 16 // Artikel 17 // Bijlage // Artikel 13, onder a) en b) // //

Top