Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31987R1448

    Verordening (EEG) nr. 1448/87 van de Raad van 26 mei 1987 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor haring van post 03.01 B I a) 2 van het gemeenschappelijk douanetarief

    PB L 138 van 28.5.1987, p. 1–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 14/02/1988

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1987/1448/oj

    31987R1448

    Verordening (EEG) nr. 1448/87 van de Raad van 26 mei 1987 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor haring van post 03.01 B I a) 2 van het gemeenschappelijk douanetarief

    Publicatieblad Nr. L 138 van 28/05/1987 blz. 0001 - 0003


    *****

    VERORDENING (EEG) Nr. 1448/87 VAN DE RAAD

    van 26 mei 1987

    betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor haring van post 03.01 B I a) 2 van het gemeenschappelijk douanetarief

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

    Gelet op de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende dat de Gemeenschap voor haring, vers, gekoeld of bevroren, in gehele staat, van kop ontdaan of in moten gesneden, van post 03.01 B I a) 2 van het gemeenschappelijk douanetarief, ingevoerd van 16 juni tot en met 14 februari, de verbintenis heeft aangegaan om elk jaar een communautair tariefcontingent te openen binnen de grenzen van een hoeveelheid van 34 000 ton met een nulrecht, mits de referentieprijs wordt nageleefd; dat het aldus wenselijk is, voor de periode van 16 juni 1987 tot en met 14 februari 1988 over te gaan tot de opening van bedoeld tariefcontingent, zulks met inachtneming van de verplichting om de vastgestelde referentieprijs na te leven;

    Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs in gelijke mate en te allen tijde gebruik kunnen maken van genoemd contingent en dat het aan het contingent verbonden recht op alle invoer zonder onderbreking wordt toegepast totdat dit contingent geheel is benut; dat een systeem voor de benutting van het communautaire tariefcontingent, gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten, in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van genoemd contingent, gelet op bovengenoemde beginselen; dat deze verdeling, om zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van het betrokken produkt weer te geven, moet worden toegepast naar verhouding van de behoeften, berekend enerzijds op grond van de statistische gegevens betreffende de invoer uit derde landen gedurende een representatieve referentieperiode en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor het betrokken contingentstijdvak;

    Overwegende dat, gedurende de laatste drie jaren waarover volledige statistische gegevens beschikbaar zijn, de invoer van elk van de Lid-Staten ten opzichte van de totale invoer van het betrokken produkt de volgende percentages opleverde:

    1.2.3.4 // // // // // // 1983 // 1984 // 1985 // // // // // Benelux // 5,99 // 4,06 // 3,70 // Denemarken // 69,61 // 66,39 // 68,88 // Duitsland // 21,94 // 24,44 // 19,30 // Griekenland // - // - // - // Spanje // - // - // - // Frankrijk // 1,48 // 2,35 // 5,47 // Ierland // - // 0,02 // - // Italië // - // 0,02 // - // Portugal // - // - // - // Verenigd Koninkrijk // 0,98 // 2,72 // 2,65 // // // //

    Overwegende dat, gelet op het bovenstaande en de te verwachten ontwikkeling van de markt van deze produkten tijdens het contingentstijdvak, de quota van de aanvankelijke verdeling kunnen worden vastgesteld zoals is aangegeven in de artikelen 2 en 3;

    Overwegende dat, ten einde rekening te houden met de eventuele ontwikkeling van de invoer van genoemd produkt, het contingent in twee gedeelten moet worden gesplitst, waarbij het eerste gedeelte wordt verdeeld en het tweede gedeelte een reserve vormt om de latere behoeften te dekken van de Lid-Staten die hun aanvankelijke quota hebben uitgeput; dat, ten einde de importeurs een zekere waarborg te geven, het eerste gedeelte van het communautaire tariefcontingent zou moeten worden vastgesteld op een hoog niveau, dat in het onderhavige geval 30 000 ton zou kunnen bedragen;

    Overwegende dat de aanvankelijke quota meer of minder spoedig kunnen zijn uitgeput; dat het, ten einde hiermee rekening te houden en elke onderbreking te vermijden, van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijke quotum nagenoeg geheel heeft benut, een extra quotum uit de reserve opneemt; dat deze opneming door iedere Lid-Staat moet worden verricht, wanneer elk van zijn extra quota bijna geheel is benut en wel zo vaak als de reserve dat toelaat; dat het aanvankelijke quotum en de extra quota geldig moeten zijn tot aan het einde van de contingentperiode; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie, die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten hierover moet kunnen inlichten; Overwegende dat, indien er in een Lid-Staat op een bepaald tijdstip van het contingentstijdvak een belangrijk overschot bestaat, dat land daarvan een aanmerkelijk percentage dient terug te storten in de reserve, ten einde te vermijden dat een gedeelte van het communautaire contingent in een Lid-Staat onbenut blijft, terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken;

    Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van het aan de genoemde Economische Unie toegewezen quotum kan worden verricht door een van haar leden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

    VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Van 16 juni 1987 tot en met 14 februari 1988 wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief voor het hierna omschreven produkt geschorst tot het niveau en binnen de grenzen van een communautair tariefcontingent zoals bij dit produkt is aangegeven:

    1.2.3.4.5 // // // // // // Volgnummer // Nr. van het gemeen- schappelijk douanetarief // Omschrijving // Omvang van het contingent (in ton) // Contingent- recht (in %) // // // // // // 09.0005 // 03.01 // Vis, vers (levend of dood), gekoeld of bevroren: // // // // // B. Zeevis: // // // // // I. in gehele staat, ook indien ontdaan van kop of in moten gesneden: // // // // // a) Haring: // 34 000 // 0 // // // 2. van 16 juni tot en met 14 februari: // // // // // aa) vers of gekoeld // // // // // bb) bevroren // // // // // // //

    2. Binnen de grenzen van dit tariefcontingent passen het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek douanerechten toe die berekend worden overeenkomstig de bepalingen ter zake in de Toetredingsakte van 1985.

    3. De invoer van deze haring waarvoor reeds vrijstelling van rechten uit hoofde van een andere preferentiële tariefregeling geldt, mag niet worden afgeboekt op dit tariefcontingent.

    4. Van het in lid 1 genoemde contingent kan alleen gebruik worden gemaakt indien de eventueel vastgestelde referentieprijs wordt nageleefd.

    Artikel 2

    1. Het in artikel 1, lid 1, vermelde communautaire tariefcontingent wordt in twee gedeelten gesplitst.

    2. Het eerste gedeelte van 30 000 ton zal over bepaalde Lid-Staten worden verdeeld; de quota die, behoudens artikel 6, geldig zijn van 16 juni 1987 tot en met 14 februari 1988 bedragen de volgende hoeveelheden:

    1.2 // // (in ton) // Benelux // 1 419, // Denemarken // 20 508, // Duitsland // 6 612, // Frankrijk // 858, // Verenigd Koninkrijk // 603.

    3. Het tweede gedeelte, dat de reserve vormt, bedraagt 4 000 ton.

    Artikel 3

    Indien een importeur voornemens is de betrokken produkten in Spanje, Griekenland, Ierland, Italië of Portugal in te voeren en verzoekt om voor het contingent in aanmerking te komen, neemt de betrokken Lid-Staat uit de reserve een quotum op, dat gelijk is aan deze behoeften, voor zover het beschikbare saldo in deze reserve het toelaat.

    Artikel 4

    1. Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat, zoals dit in artikel 2, lid 2, is vastgesteld, dan wel dat quotum, verminderd met het bij toepassing van artikel 6 in de reserve teruggestorte gedeelte, voor 90 % of meer is benut, gaat deze Lid-Staat via kennisgeving aan de Commissie onverwijld over tot opneming, voor zover de reserve zulks toelaat, van een tweede quotum, gelijk aan 10 % van zijn aanvankelijke quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.

    2. Indien, na uitputting van zijn aanvankelijke quotum, ook het tweede door een Lid-Staat opgenomen quotum voor 90 % of meer is benut, gaat deze Lid-Staat onder de in lid 1 genoemde voorwaarden onverwijld over tot opneming van een derde quotum, gelijk aan 5 % van zijn aanvankelijke quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond. 3. Indien, na uitputting van zijn tweede quotum, ook het derde door een Lid-Staat opgenomen quotum voor 90 % of meer is benut, gaat deze Lid-Staat onder de in lid 1 genoemde voorwaarden over tot opneming van een vierde quotum, dat gelijk is aan het derde.

    Deze methode wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput.

    4. In afwijking van de leden 1 tot en met 3 kan elke Lid-Staat overgaan tot opneming van kleinere quota dan in die leden is bepaald, indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze wellicht niet zullen worden uitgeput. Hij deelt aan de Commissie de redenen mee die tot toepassing van dit lid hebben geleid.

    Artikel 5

    De overeenkomstig artikel 4 opgenomen extra quota gelden tot en met 14 februari 1988.

    Artikel 6

    De Lid-Staten storten uiterlijk op 15 november 1987 van het niet benutte gedeelte van hun aanvankelijke quota in de reserve terug het deel dat op 1 november 1987 10 % van het aanvankelijke quotum te boven gaat. Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten, indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze wellicht niet zal worden benut.

    De Lid-Staten doen de Commissie uiterlijk op 15 november 1987 opgave van de totale invoer van het betrokken produkt die tot en met 1 november 1987 heeft plaatsgevonden en op het communautaire tariefcontingent is afgeboekt, alsmede eventueel van de gedeelten van hun aanvankelijke quota die zij in de reserve terugstorten.

    Artikel 7

    De Commissie boekt de hoeveelheden van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 geopende quota en brengt elke Lid-Staat, zodra de opgaven haar bereiken, op de hoogte van de uitputtingsgraad van de reserve.

    Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 20 november 1987 in kennis van de omvang van de reserve na de overeenkomstig artikel 6 verrichte terugstortingen.

    Zij draagt er zorg voor dat de opneming uit de reserve tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht, mede hoeveel dit saldo bedraagt.

    Artikel 8

    1. De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat bij opening van de met toepassing van artikel 4 door hen opgenomen extra quota de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerde aandeel in het communautaire contingent.

    2. De Lid-Staten waarborgen aan de importeurs van het produkt vrije toegang tot de hun toegekende quota.

    3. De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden af op hun quota naargelang het betrokken produkt bij de douane ten invoer in het vrije verkeer wordt aangegeven.

    4. De benuttingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden, die onder de in lid 3 bepaalde voorwaarden worden afgeboekt.

    Artikel 9

    De Lid-Staten stellen de Commissie op haar verzoek op de hoogte van de invoer die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt.

    Artikel 10

    De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bewerkstelligen dat deze verordening wordt nagekomen.

    Artikel 11

    Deze verordening treedt in werking op 16 juni 1987.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 26 mei 1987.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    L. TINDEMANS

    Top